EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R1092

Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s

OJ L 331, 15.12.2010, p. 1–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 10 Volume 003 P. 202 - 212

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 30/12/2019

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1092/oj

15.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/1


VERORDENING (EU) Nr. 1092/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2010

betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het bieden van banen, krediet en groei door de reële economie kan alleen plaatsvinden indien er sprake is van financiële stabiliteit. De financiële crisis heeft grote tekortkomingen aan het licht gebracht in het financiële toezicht, dat er niet in is geslaagd op de ongunstige macroprudentiële ontwikkelingen te anticiperen en de accumulatie van buitensporige risico’s binnen het financiële stelsel te voorkomen.

(2)

Het Europees Parlement heeft er herhaaldelijk toe opgeroepen om nog beter te zorgen voor een echt gelijk speelveld voor alle actoren op Unieniveau. Tegelijkertijd heeft het niet nagelaten te wijzen op belangrijke omissies in het toezicht van de Unie op de steeds sterker geïntegreerde financiële markten (in zijn resoluties van 13 april 2000 over de mededeling van de Commissie — Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan (4), van 21 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie (5), van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) — Witboek (6), van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity (7) en van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur (8), en in zijn standpunten van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (9) en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus (10)).

(3)

In november 2008 heeft de Commissie een groep op hoog niveau onder voorzitterschap van de heer Jacques de Larosière opdracht gegeven aanbevelingen te doen over de wijze waarop de Europese toezichtregelingen kunnen worden versterkt teneinde de burgers beter te beschermen en het vertrouwen in het financiële stelsel te herstellen.

(4)

In zijn op 25 februari 2009 gepresenteerde eindrapport (het verslag-de Larosière) heeft de groep op hoog niveau onder meer aanbevolen een orgaan op Unieniveau op te richten dat belast is met het toezicht op het risico in het financiële stelsel als geheel.

(5)

In haar mededeling van 4 maart 2009 met als titel „Op weg naar Europees herstel” heeft de Commissie zich verheugd getoond over deze aanbevelingen van de het verslag-de Larosière en de strekking ervan grotendeels onderschreven. Op zijn bijeenkomst van 19 en 20 maart 2009 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over de noodzaak de regulering van en het toezicht op financiële instellingen binnen de Unie te verbeteren en het verslag-de Larosière als uitgangspunt voor te nemen maatregelen te hanteren.

(6)

In haar mededeling van 27 mei 2009 met als titel „Europees financieel toezicht” stelde de Commissie een reeks hervormingen van de huidige regelingen voor voor het waarborgen van de financiële stabiliteit op Unieniveau, met name de oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board — ESRB) dat verantwoordelijk is voor het macroprudentiële toezicht. De Raad van 9 juni 2009 en de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009 hebben de voorstellen van de Commissie onderschreven en hebben zich verheugd getoond over het voornemen van de Commissie om met wetsvoorstellen te komen zodat het nieuwe kader in de loop van 2010 in werking kan treden. In overeenstemming met het standpunt van de Commissie concludeerde de Raad onder meer dat de Europese Centrale Bank (ECB) „het ESRB analytische, statistische, administratieve en logistieke ondersteuning dient te verlenen en daarbij ook dient te putten uit technisch advies van de nationale centrale banken en toezichthouders”. De ondersteuning van het ESRB door de ECB, alsook de aan het ESRB toegewezen taken moeten het beginsel van onafhankelijkheid van de ECB bij de uitoefening van haar taken uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) onverlet laten.

(7)

Gelet op de integratie van de internationale financiële markten en het besmettingsrisico van financiële crises dient de Unie zich op wereldwijd niveau sterk te laten gelden. Het ESRB moet gebruikmaken van de expertise van een wetenschappelijk comité op hoog niveau en moet de mondiale verantwoordelijkheden op zich nemen die nodig zijn om te waarborgen dat de stem van de Unie wordt gehoord op het vlak van financiële stabiliteit, met name door nauw samen te werken met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Raad voor financiële stabiliteit (Financial Stability Board — FSB), die geacht worden vroegtijdige waarschuwingen af te geven voor macroprudentiële risico’s op mondiaal niveau, alsmede de partners van de Groep van 20 (G-20).

(8)

Het ESRB moet onder meer meewerken aan de opname van de aanbevelingen van het IMF, de FSB en de Bank voor internationale betalingen (Bank for International Settlements — BIS) aan de G-20.

(9)

In het aan de ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken van de G-20 aangeboden rapport van het IMF, de BIS en de FSB van 28 oktober 2009 getiteld „Guidance to Assess the Systemic Importance of Financial Institutions, Markets and Instruments: Initial Considerations” wordt eveneens gesteld dat de beoordeling van systeemrisico’s waarschijnlijk varieert afhankelijk van de economische context. Daarbij wordt tevens een rol gespeeld door de financiële infrastructuur en de regelingen voor crisisbeheer, alsmede door de mate waarin gebreken kunnen worden opgevangen wanneer die zich voordoen. Financiële instellingen kunnen systematisch belangrijk zijn voor lokale, nationale of internationale financiële stelsels en economieën. De belangrijkste criteria die het mogelijk maken het systematisch belang van markten en instellingen te bepalen zijn omvang (het volume van de verleende financiële diensten door de afzonderlijke component van het financiële stelsel), substitueerbaarheid (de mate waarin andere componenten van het stelsel dezelfde diensten kunnen aanbieden in het geval van falen) en onderlinge vervlechting (verbanden met andere componenten van het stelsel). Een beoordeling aan de hand van deze drie criteria moet worden aangevuld met onderzoek naar de financiële kwetsbaarheid en de mate waarin het institutionele kader in staat is financiële klappen op te vangen, en vergt dat een scala aan bijkomende factoren in overweging wordt genomen, zoals de complexiteit van specifieke structuren en bedrijfsmodellen, de mate van financiële autonomie, intensiteit en bereik van het toezicht, de transparantie van de financiële regelingen en de verbanden die het algehele risico van instellingen kunnen beïnvloeden.

(10)

Het is de taak van het ESRB om de systeemrisico’s in normale omstandigheden te controleren en te beoordelen met het oog op enerzijds het beperken van de blootstelling van het systeem aan het risico dat de systeemcomponenten falen, en anderzijds het verbeteren van de veerkracht van het systeem in geval van economische schokken. In dit opzicht moet het ESRB ertoe bijdragen de financiële stabiliteit te waarborgen en de negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie te beperken. Om deze doelstellingen te bereiken, dient het ESRB alle relevante informatie te analyseren.

(11)

In de huidige regelingen van de Unie wordt te weinig aandacht besteed aan macroprudentieel toezicht en aan de kruisverbanden tussen ontwikkelingen in de bredere macro-economische context en het financiële stelsel. De verantwoordelijkheid voor macroprudentiële analyse blijft versnipperd en berust bij diverse instanties op verschillende niveaus, zonder dat er een mechanisme bestaat dat ervoor zorgt dat macroprudentiële risico’s op afdoende wijze worden gedetecteerd en dat duidelijke waarschuwingen en/of aanbevelingen worden afgegeven, niet zonder gevolg blijven en in maatregelen worden omgezet. Voor een goede werking van de financiële stelsels van de Unie en wereldwijd en de beperking van bedreigingen daarvan is een verbeterde samenhang tussen macro- en microprudentieel toezicht onontbeerlijk.

(12)

Dit nieuw ontworpen stelsel van macroprudentieel toezicht vereist een geloofwaardige en duidelijk zichtbare leiding. Om die reden, en met het oog op de essentiële rol en de internationale en interne geloofwaardigheid van het ESRB, en tevens in de geest van de aanbevelingen van het verslag-de Larosière, moet het voorzitterschap van het ESRB gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening bekleed worden door de president van de ECB. Bovendien moeten de verantwoordingseisen worden uitgebreid en moeten de ECSR-organen kunnen putten uit een brede waaier aan ervaringen, achtergronden en meningen.

(13)

In het verslag-de Larosière wordt tevens gesteld dat macroprudentieel toezicht zinloos is als dit niet van invloed is op toezicht op microniveau, terwijl microprudentieel toezicht alleen doeltreffend kan zijn voor het waarborgen van financiële stabiliteit indien daarbij in afdoende mate rekening wordt gehouden met ontwikkelingen op macroniveau.

(14)

Er moet een Europees systeem voor financieel toezicht (European System of Financial Supervision — ESFS) worden ingevoerd waarbij actoren op het gebied van financieel toezicht op zowel nationaal als Unieniveau bijeen worden gebracht om als netwerk op te treden. Krachtens het beginsel van loyale samenwerking overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie dienen de partijen bij het ESFS samen te werken en elkaar te vertrouwen en te respecteren, in het bijzonder waar het gaat om de uitwisseling van passende en betrouwbare informatie. Op Unieniveau omvat het netwerk het ESRB en drie microtoezichthoudende autoriteiten: de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. 10932010 van het Europees Parlement en de Raad (11), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (12), en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (13) (hierna collectief „ESA's” genoemd).

(15)

De Unie heeft behoefte aan een specifiek orgaan dat verantwoordelijk is voor het macroprudentiële toezicht op zijn financiële stelsel in de Unie als geheel, dat de risico’s voor de financiële stabiliteit detecteert en dat, indien nodig, risicowaarschuwingen uitbrengt en maatregelen voor de aanpak van gedetecteerde risico’s aanbeveelt. Daarom moet het ESRB worden opgericht als een nieuw, onafhankelijk orgaan dat alle financiële sectoren alsook de garantiestelsels bestrijkt. Het ESRB dient verantwoordelijk te zijn voor macroprudentieel toezicht op Unieniveau, en dient geen rechtspersoonlijkheid te bezitten.

(16)

Het ESRB dient uit een algemeen comité, een stuurcomité, een secretariaat, een wetenschappelijk adviescomité en een technisch adviescomité te bestaan. Bij de samenstelling van het wetenschappelijk adviescomité dient rekening te worden gehouden met de relevante voorschriften betreffende belangenconflicten die de algemene raad heeft vastgesteld. Bij de oprichting van het technisch adviescomité dient rekening te worden gehouden met de bestaande structuren, teneinde doublures te vermijden.

(17)

Het ESRB moet waarschuwingen en, waar het zulks nodig acht, aanbevelingen doen uitgaan, die van algemene of specifieke aard zijn en in het bijzonder gericht zijn tot de Unie als geheel of tot een of meer lidstaten, dan wel tot een of meer ESA’s, of een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten, met een welbepaalde termijn voor de beleidsreactie op de waarschuwingen en aanbevelingen.

(18)

Het ESRB moet een kleurencode ontwikkelen om belanghebbenden beter in staat te stellen de aard van het risico te beoordelen.

(19)

Om de invloed en de legitimiteit ervan te vergroten, moeten dergelijke waarschuwingen en aanbevelingen met inachtneming van strikte geheimhoudingsvoorschriften ook worden toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, alsook, indien ze aan een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten worden toegezonden, aan de ESA’s. De beraadslagingen van de Raad moeten worden voorbereid door het Economisch en Financieel Comité (EFC), overeenkomstig diens in het VWEU omschreven rol. Om de besprekingen van de Raad voor te bereiden en tijdig beleidsadvies aan de Raad te verstrekken, moet het ESRB het EFC regelmatig en in een vroeg stadium informeren, en moet het ESRB de teksten van waarschuwingen en aanbevelingen versturen zodra die zijn vastgesteld.

(20)

Om ervoor te zorgen dat zijn waarschuwingen en aanbevelingen daadwerkelijk worden opgevolgd, moet het ESRB ook toezicht houden op de naleving van zijn waarschuwingen en aanbevelingen op basis van verslagen van degenen tot wie zij zijn gericht. Laatstgenoemden moeten daaraan gevolg geven, en een passende motivering verstrekken indien geen actie wordt ondernomen (het „pas toe of leg uit”-mechanisme). Indien het ESRB de reactie ontoereikend acht, dient het, volgens strikte geheimhoudingsregels, degenen tot wie de aanbevelingen zijn gericht, de Raad en, in voorkomend geval, de betrokken Europese toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis te stellen.

(21)

Het ESRB moet per geval, en na de Raad lang genoeg van tevoren te hebben geïnformeerd opdat deze kan reageren, uitmaken of een aanbeveling vertrouwelijk moet blijven dan wel openbaar moet worden gemaakt, rekening houdende met het feit dat openbaarmaking in bepaalde omstandigheden kan bijdragen tot het opvolgen van de aanbevelingen.

(22)

Indien het ESRB een risico ontwaart dat de goede werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie ernstig kan bedreigen, dient het ESRB de Raad onverwijld van de situatie op de hoogte te stellen. Indien het ESRB bepaalt dat mogelijk een noodsituatie op komst is, dient het contact op te nemen met de Raad en deze een situatiebeoordeling voor te leggen. De Raad dient vervolgens te beoordelen of het nodig is een aan de ESA’s gericht besluit goed te keuren waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie. Tijdens dit proces is eerbiediging van de geheimhouding van het grootste belang.

(23)

Het ESRB brengt ten minste om het jaar verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad, en vaker in geval van wijdverspreide financiële onrust. In voorkomend geval moeten het Europees Parlement en de Raad het ESRB kunnen verzoeken specifieke kwesties betreffende financiële stabiliteit te onderzoeken.

(24)

Vanwege hun expertise en hun bestaande verantwoordelijkheden op het gebied van financiële stabiliteit moeten de ECB en de nationale centrale banken een hoofdrol spelen in het macroprudentiële toezicht. Nationale toezichthouders moeten hun specifieke deskundigheid inbrengen. Het is van essentieel belang dat de microprudentiële toezichthouders deelnemen aan de werkzaamheden van het ESRB om ervoor te zorgen dat de beoordeling van het macroprudentiële risico gebaseerd is op volledige en accurate informatie over ontwikkelingen in het financiële stelsel. Daarom moeten de voorzitters van de ESA’s stemgerechtigde leden zijn. Eén vertegenwoordiger van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten van elke lidstaat moet de vergaderingen van de algemene raad bijwonen als niet-stemgerechtigd lid. In een geest van openheid moeten 15 onafhankelijke personen het ESRB via het wetenschappelijk adviescomité van externe expertise voorzien.

(25)

De deelname van een lid van de Commissie in het ESRB zal helpen een verband te leggen met het macro-economische en het financiële toezicht van de Unie, terwijl de aanwezigheid van de voorzitter van het EFC de rol zal weerspiegelen die de ministeries van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor financiën en de Raad spelen in het handhaven van de financiële stabiliteit en het uitoefenen van economisch en financieel toezicht.

(26)

Het is van essentieel belang dat de leden van het ESRB hun taken op onpartijdige wijze vervullen en alleen de financiële stabiliteit van de Unie als geheel voor ogen hebben. Indien geen consensus wordt bereikt, mag het stemmen over waarschuwingen en aanbevelingen binnen het ESRB niet worden gewogen en moeten besluiten als regel bij gewone meerderheid worden genomen.

(27)

De onderlinge vervlechting van financiële instellingen en markten houdt in dat bij het opsporen en beoordelen van mogelijke systeemrisico’s moet worden uitgegaan van een uitgebreide reeks relevante macro-economische en microfinanciële gegevens en indicatoren. Deze systeemrisico’s omvatten het risico op een verstoring van de financiële diensten veroorzaakt door een significante beschadiging van het financiële stelsel (of delen daarvan) van de Unie, met potentiële ernstige negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie. Alle soorten instellingen, intermedia irs, markten, infrastructuren en instrumenten op financieel gebied kunnen van significante invloed op dat stelsel zijn. Het ESRB moet daarom toegang hebben tot alle nodige informatie voor het vervullen van zijn taken, waarbij de verplichte vertrouwelijkheid van die informatie in acht wordt genomen.

(28)

De in deze verordening vervatte maatregelen voor het vergaren van informatie zijn nodig voor het vervullen van de taken van het ESRB en dienen het wettelijk kader van het Europees statistisch systeem op het gebied van statistieken onverlet te laten. Deze verordening laat derhalve Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (14) en Verordening (EG) nr. 2533/1998 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (15) onverlet.

(29)

Marktdeelnemers kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan het inzicht in de ontwikkelingen die van invloed zijn op het financiële stelsel. In voorkomend geval moet het ESRB daarom belanghebbenden uit de particuliere sector raadplegen, onder wie vertegenwoordigers van de financiële sector, consumentenorganisaties en door de Commissie of door Uniewetgeving opgerichte gebruikersgroepen op het gebied van financiële diensten, en hun een eerlijke kans geven om opmerkingen te maken.

(30)

De oprichting van het ESRB moet rechtstreeks bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de interne markt. Het macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel in de Unie vormt een integrerend deel van de overwegend nieuwe toezichtsregelingen in de Unie, aangezien het macroprudentiële aspect nauw verbonden is met de aan de ESA’s toegewezen microprudentiële toezichtstaken. Alleen regelingen die recht doen aan de onderlinge samenhang tussen micro- en macroprudentiële risico’s kunnen ervoor zorgen dat alle belanghebbenden voldoende vertrouwen hebben om grensoverschrijdende financiële activiteiten te ontplooien. Het ESRB wordt belast met de opsporing en beoordeling van risico’s voor de financiële stabiliteit die voortvloeien uit ontwikkelingen waarvan effecten kunnen uitgaan op het niveau van de sector of op het niveau van het financiële stelsel als geheel. Door dergelijke risico’s aan te pakken moet het ESRB rechtstreeks bijdragen aan een geïntegreerde toezichtstructuur in de Unie, die noodzakelijk is om tijdige en consistente beleidsreacties van de lidstaten in de hand te werken en op die manier uiteenlopende benaderingen te voorkomen en aldus de werking van de interne markt te verbeteren.

(31)

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 2 mei 2006 in zaak C-217/04 (Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Europees Parlement en Raad van de Europese Unie) geoordeeld dat „uit de bewoordingen van artikel 95 Europese Gemeenschap [nu artikel 114 VWEU] niet kan worden afgeleid dat de door de communautaire wetgever op basis van deze bepaling vastgestelde maatregelen zich, wat de adressaat ervan betreft, tot de lidstaten moeten beperken. Naar het oordeel van deze wetgever kan de oprichting van een communautair orgaan namelijk nodig zijn om bij te dragen aan de verwezenlijking van een harmonisatieproces in situaties waarin, ter eenvormige uitvoering en toepassing van op deze bepaling gebaseerde handelingen, de vaststelling van niet-bindende begeleidende en ondersteunende maatregelen gepast lijkt” (16). Het ESRB moet bijdragen tot de financiële stabiliteit die nodig is voor de verdere financiële integratie op de interne markt door zicht te houden op systeemrisico’s en, waar passend, waarschuwingen en aanbevelingen te geven. Deze taken hangen nauw samen met de doelstellingen van de wetgeving van de Unie betreffende de interne markt voor financiële diensten. Het ESRB dient derhalve te worden opgericht op basis van artikel 114 van het VWEU.

(32)

Zoals aanbevolen in het verslag-de Larosière is een stapsgewijze aanpak noodzakelijk en moeten het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 17 december 2013 een grondige evaluatie uitvoeren van het ESFS, het ESRB en de ESA’s.

(33)

Aangezien vanwege de integratie van de financiële markten in de Unie de doelstelling van deze verordening, namelijk een effectief macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel van de Unie niet op toereikende wijze door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en dus beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Oprichting

1.   Er wordt een Europees Comité voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board — ESRB) opgericht. Het ESRB heeft zijn zetel in Frankfurt am Main.

2.   Het ESRB vormt een onderdeel van het Europees systeem voor financieel toezicht (ESFS), dat tot doel heeft te zorgen voor het toezicht op het financiële stelsel van de Unie.

3.   Het ESFS bestaat uit:

a)

het ESRB;

b)

de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010;

c)

de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010;

d)

de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010;

e)

het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten (Gemengd Comité), als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010;

f)

de bevoegde of toezichthoudende autoriteiten in de lidstaten als bedoeld in de handelingen van de Unie genoemd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.   Krachtens het beginsel van loyale samenwerking overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie werken de partijen bij het ESFS samen en vertrouwen en respecteren zij elkaar, in het bijzonder waar het gaat om de uitwisseling van passende en betrouwbare informatie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„financiële instelling”: een onderneming vallend onder het toepassingsgebied van de wetgeving als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010, alsook elke andere onderneming of entiteit in de Unie met een soortgelijke hoofdactiviteit;

b)

„financieel stelsel”: alle financiële instellingen, markten, producten en de marktinfrastructuren;

c)

„systeemrisico”: een risico op verstoring van het financiële stelstel met mogelijk ernstige negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie. Alle soorten financiële intermedia irs, markten en infrastructuur kunnen tot op zekere hoogte potentieel systeemrelevant zijn.

Artikel 3

Opdracht, doelstellingen en taken

1.   Het ESRB is verantwoordelijk voor het macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel in de Unie teneinde bij te dragen tot het voorkomen of beperken van systeemrisico’s voor de financiële stabiliteit in de Unie, die voortvloeien uit ontwikkelingen binnen het financiële stelsel, waarbij rekening moet worden gehouden met macro-economische ontwikkelingen, zodat perioden van wijdverbreide financiële onrust worden voorkomen. Het draagt bij tot een soepele werking van de interne markt en zorgt zo voor een duurzame bijdrage van de financiële sector aan de economische groei.

2.   Voor de toepassing van lid 1 vervult het ESRB de volgende taken:

a)

het bepalen en/of vergaren, en analyseren van alle informatie die van belang en nodig is om de in lid 1 beschreven doelstellingen te vervullen;

b)

het signaleren en prioriteren van systeemrisico’s;

c)

het uitbrengen van waarschuwingen ingeval dergelijke systeemrisico’s significant lijken te zijn en, in voorkomend geval, het openbaar maken van dergelijke waarschuwingen;

d)

het doen van aanbevelingen inzake corrigerende maatregelen in reactie op de onderkende risico’s en, indien nodig, het openbaar maken van dergelijke aanbevelingen;

e)

indien het ESRB vaststelt dat een noodsituatie als omschreven in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 zou kunnen ontstaan, het uitbrengen van een vertrouwelijke waarschuwing aan de Raad, het voorleggen van een beoordeling van de situatie van de Raad, zodat de Raad kan beoordelen of er een tot de ESA’s gericht besluit moet worden genomen waarin wordt vastgesteld dat er sprake is van een noodsituatie;

f)

het volgen van de follow-up van waarschuwingen en aanbevelingen;

g)

nauw samenwerken met alle andere partijen in het ESFS; indien nodig, de ESA’s voorzien van de informatie over systeemrisico’s die zij nodig hebben voor het uitvoeren van hun taken; en in het bijzonder het in samenwerking met de ESA’s ontwikkelen van een gemeenschappelijk stel kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren („risicodashboard”) voor het vaststellen en meten van systeemrisico’s;

h)

indien nodig, deelnemen aan het Gemengd Comité;

i)

het zorgen voor de coördinatie van zijn optreden met internationale financiële organisaties, in het bijzonder het IMF en de FSB, alsook met de bevoegde organen in derde landen, in aan het macroprudentiële toezicht gerelateerde aangelegenheden;

j)

andere daarmee verband houdende taken uitvoeren, zoals bepaald in de Uniewetgeving.

HOOFDSTUK II

ORGANISATIE

Artikel 4

Structuur

1.   Het ESRB heeft een algemene raad, een stuurcomité, een secretariaat, een wetenschappelijk adviescomité en een technisch adviescomité.

2.   De algemene raad neemt de besluiten die nodig zijn om te garanderen dat de overeenkomstig artikel 3, lid 2, aan het ESRB toevertrouwde taken worden vervuld.

3.   Het stuurcomité ondersteunt het besluitvormingsproces van het ESRB door de vergaderingen van de algemene raad voor te bereiden, de te bespreken documenten door te nemen en de voortgang van de lopende werkzaamheden van het ESRB te volgen.

4.   Het secretariaat is verantwoordelijk voor de dagelijkse werkzaamheden van het ESRB. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1096/2010 van de Raad (17) verleent het analytische, statistische, administratieve en logistieke ondersteuning van hoge kwaliteit aan het ESRB onder leiding van de voorzitter en het stuurcomité. Tevens doet het een beroep op technisch advies van de ESA’s, nationale centrale banken en nationale toezichthouders.

5.   Het in artikel 12 bedoelde wetenschappelijk adviescomité en het in artikel 13 bedoelde technisch adviescomité verlenen advies en bijstand over aangelegenheden die van belang zijn voor de werkzaamheden van het ESRB.

Artikel 5

Voorzitter en vicevoorzitters van het ESRB

1.   Het ESRB wordt voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening voorgezeten door de president van de ECB. Daarna wordt de voorzitter van het ESRB aangewezen volgens de nadere bepalingen die op basis van de in artikel 20 bedoelde evaluatie worden vastgesteld.

2.   De eerste vicevoorzitter wordt door de leden van de algemene raad van de ECB uit hun midden gekozen voor een termijn van vijf jaar, rekening houdend met de noodzaak van evenwichtige vertegenwoordiging van lidstaten in het algemeen en tussen lidstaten die de euro als munt hebben en lidstaten die de euro niet als munt hebben. De eerste vicevoorzitter kan éénmaal worden herkozen.

3.   De tweede vicevoorzitter is de voorzitter van het Gemengd Comité, zoals benoemd overeenkomstig artikel 55, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.   De voorzitter en de vicevoorzitters lichten op een openbare hoorzitting van het Europees Parlement toe hoe zij voornemens zijn hun taken uit hoofde van deze verordening uit te oefenen.

5.   De voorzitter zit de vergaderingen van de algemene raad en van het stuurcomité voor.

6.   Als de voorzitter een vergadering niet kan bijwonen, zitten de vicevoorzitters, in volgorde van rangorde, de vergaderingen van de algemene raad en/of van het stuurcomité voor.

7.   Als de ambtstermijn van een lid van de algemene raad van de ECB dat als eerste vicevoorzitter is verkozen, verstrijkt vóór het einde van de termijn van vijf jaar, of als de eerste vicevoorzitter om welke reden ook zijn taken niet kan vervullen, wordt overeenkomstig lid 2 een nieuwe eerste vicevoorzitter verkozen.

8.   De voorzitter vertegenwoordigt het ESRB naar buiten toe.

Artikel 6

Algemene raad

1.   De stemgerechtigde leden van de algemene raad zijn:

a)

de president en de vicepresident van de ECB;

b)

de presidenten van de nationale centrale banken;

c)

een lid van de Commissie;

d)

de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit);

e)

de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen);

f)

de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit effecten en markten);

g)

de voorzitter en de twee vicevoorzitters van het wetenschappelijk adviescomité;

h)

de voorzitter van het technisch adviescomité.

2.   De niet-stemgerechtigde leden van de algemene raad zijn:

a)

per lidstaat één vertegenwoordiger op hoog niveau van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten, overeenkomstig lid 3;

b)

de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité (EFC).

3.   Met betrekking tot de vertegenwoordiging van de nationale toezichthoudende autoriteiten uit hoofde van lid 2, onder a), rouleren de desbetreffende vertegenwoordigers op hoog niveau, afhankelijk van de te bespreken onderwerpen, tenzij de nationale toezichthoudende autoriteiten van een bepaalde lidstaat besloten hebben om een gezamenlijke vertegenwoordiger aan te wijzen.

4.   De algemene raad stelt het reglement van orde van het ESRB vast.

Artikel 7

Onpartijdigheid

1.   Bij hun deelname aan de activiteiten van de algemene raad en van het stuurcomité of bij het verrichten van andere met het ESRB verband houdende werkzaamheden vervullen de leden van het ESRB hun taken op onpartijdige wijze en uitsluitend in het belang van de Unie in haar geheel. Zij vragen noch aanvaarden instructies van lidstaten, instellingen van de Unie of andere publiek- of privaatrechtelijke organen.

2.   Noch de stemgerechtigde, noch de niet-stemgerechtigde leden van de algemene raad mogen een functie in de financiële sector hebben.

3.   Lidstaten, instellingen van de Unie noch andere publiek- of privaatrechtelijke organen doen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van het ESRB bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, vastgelegde taken.

Artikel 8

Beroepsgeheim

1.   Leden van de algemene raad en welke andere personen ook die voor of in verband met het ESRB werkzaamheden verrichten of hebben verricht (onder meer het desbetreffende personeel van centrale banken, het wetenschappelijk adviescomité, het technisch adviescomité, de ESA’s en de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten), maken informatie die onder het beroepsgeheim valt niet openbaar, zelfs niet na afloop van hun functie.

2.   Door leden van het ESRB verkregen informatie mag alleen in de loop van en in het kader van het vervullen van hun in artikel 3, lid 2, vastgestelde taken worden gebruikt.

3.   Onverminderd artikel 16 en de toepassing van het strafrecht mogen vertrouwelijke gegevens waarvan de in lid 1 bedoelde personen beroepshalve kennis krijgen, aan geen enkele persoon of autoriteit bekend worden gemaakt, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm zodat individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.

4.   Het ESRB stelt samen met de ESA’s specifieke vertrouwelijkheidsprocedures vast en voert deze in, ter beveiliging van informatie over individuele financiële instellingen en informatie waarmee individuele financiële instellingen kunnen worden geïdentificeerd.

Artikel 9

Vergaderingen van de algemene raad

1.   Gewone plenaire vergaderingen van de algemene raad worden door de voorzitter van het ESRB bijeengeroepen en hebben ten minste vier maal per jaar plaats. Buitengewone vergaderingen kunnen worden bijeengeroepen op initiatief van de voorzitter van de het ESRB of op verzoek van ten minste een derde van de stemgerechtigde leden van de algemene raad.

2.   Elk lid is persoonlijk op de vergaderingen van de algemene raad aanwezig en mag niet worden vertegenwoordigd.

3.   In afwijking van lid 2 mag een lid dat gedurende een periode van ten minste drie maanden de vergaderingen niet kan bijwonen, een vervanger aanwijzen. Dat lid mag ook worden vervangen door een persoon die formeel is aangesteld overeenkomstig de voor de desbetreffende instelling geldende regels aangaande het tijdelijk vervangen van vertegenwoordigers.

4.   In voorkomend geval kunnen vertegenwoordigers op hoog niveau van internationale financiële organisaties die activiteiten uitoefenen welke direct verband houden met de in artikel 3, lid 2, vastgelegde taken van het ESRB, uitgenodigd worden om de vergaderingen van de algemene raad bij te wonen.

5.   Vertegenwoordigers op hoog niveau van de bevoegde autoriteiten van derde landen, in het bijzonder EER-landen, mogen, zij het strikt beperkt tot aangelegenheden die voor deze landen van bijzonder belang zijn, aan de werkzaamheden van het ESRB deelnemen. Het ESRB kan regelingen treffen over met name de aard, de omvang en de procedurele aspecten van de betrokkenheid van die derde landen bij de werkzaamheden van het ESRB. Deze regelingen kunnen voorzien in vertegenwoordiging, op ad-hocbasis en als waarnemer, bij de algemene raad en kunnen uitsluitend betrekking hebben op aangelegenheden die voor deze landen van belang zijn, met uitsluiting van alle gevallen waarin de situatie van afzonderlijke financiële instellingen of afzonderlijke lidstaten aan de orde kan komen.

6.   De besprekingen van de vergaderingen zijn vertrouwelijk.

Artikel 10

Stemregelingen voor de algemene raad

1.   De stemgerechtigde leden van de algemene raad hebben elk één stem.

2.   Zonder afbreuk te doen aan de stemprocedures van artikel 18, lid 1, neemt de algemene raad zijn besluiten met een gewone meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van het ESRB beslissend.

3.   In afwijking van lid 2 is een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen nodig om een aanbeveling aan te nemen of een waarschuwing of aanbeveling openbaar te maken.

4.   Voor elke stemming in de algemene raad is een quorum van tweederde van de stemgerechtigde leden vereist. Indien het quorum niet bereikt is, kan de voorzitter van het ESRB een buitengewone vergadering bijeenroepen waarin besluiten kunnen worden genomen met een quorum van een derde van de stemgerechtigde leden. Het in artikel 6, lid 4, bedoelde reglement van orde voorziet in een passende kennisgevingstermijn voor het bijeenroepen van een buitengewone vergadering.

Artikel 11

Stuurcomité

1.   Het stuurcomité bestaat uit:

a)

de voorzitter en eerste vicevoorzitter van het ESRB;

b)

de vicepresident van de ECB;

c)

vier andere leden van de algemene raad die ook lid zijn van de algemene raad van de ECB, rekening houdend met de noodzaak van evenwichtige vertegenwoordiging van lidstaten in het algemeen en tussen lidstaten die de euro als munt hebben en lidstaten die niet de euro als munt hebben. Zij worden voor een termijn van drie jaar verkozen door en onder de leden van de algemene raad die ook lid zijn van de algemene raad van de ECB;

d)

een lid van de Commissie;

e)

de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit);

f)

de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen);

g)

de voorzitter van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit effecten en markten);

h)

de voorzitter van het EFC;

i)

de voorzitter van het wetenschappelijk adviescomité; en

j)

de voorzitter van het technisch adviescomité.

Elke vacature voor een verkozen lid van het stuurcomité wordt vervuld via verkiezing van een nieuw lid door de algemene raad.

2.   De vergaderingen van het stuurcomité worden door de voorzitter van het ESRB ten minste één keer per kwartaal bijeengeroepen, vóór elke vergadering van de algemene raad. De voorzitter van het ESRB kan ook ad-hocvergaderingen bijeenroepen.

Artikel 12

Wetenschappelijk adviescomité

1.   Het wetenschappelijk adviescomité bestaat uit de voorzitter van het technisch adviescomité en 15 deskundigen die beschikken over brede ervaring en vaardigheden, die worden voorgesteld door het stuurcomité en goedgekeurd door de algemene raad voor een ambtstermijn van vier jaar, die kan worden verlengd. De kandidaten zijn geen lid van de ESA’s en worden gekozen op basis van hun algemene deskundigheid, alsmede op basis van hun diverse ervaring op academisch gebied of in andere sectoren, met name in kleine en middelgrote ondernemingen of vakbonden, of als aanbieders of afnemers van financiële diensten.

2.   De voorzitter en de twee vicevoorzitters van het wetenschappelijk adviescomité worden op voorstel van de voorzitter van het ESRB door de algemene raad aangesteld. Ieder van hen beschikt over relevante kennis en ervaring, op hoog niveau, bijvoorbeeld via een academische achtergrond, op het gebied van het bankwezen, de effectenmarkten of verzekeringen en bedrijfspensioenen. Het voorzitterschap van het wetenschappelijk adviescomité wordt afwisselend door deze drie personen bekleed.

3.   Het wetenschappelijk adviescomité verleent overeenkomstig artikel 4, lid 5, advies en bijstand aan het ESRB, op verzoek van de voorzitter van het ESRB.

4.   Het secretariaat van het ESRB ondersteunt de werkzaamheden van het wetenschappelijk adviescomité en het hoofd van het secretariaat neemt aan de vergaderingen deel.

5.   In voorkomend geval pleegt het wetenschappelijk adviescomité in een vroeg stadium overleg met belanghebbenden zoals marktdeelnemers, consumentenorganisaties en academische experts, waarbij openheid en transparantie wordt nagestreefd, tegelijkertijd rekening houdend met het vereiste van vertrouwelijkheid.

6.   Het wetenschappelijk adviescomité krijgt de beschikking over de nodige middelen om zijn taken succesvol af te ronden.

Artikel 13

Technisch adviescomité

1.   Het technisch adviescomité bestaat uit:

a)

een vertegenwoordiger van elke nationale centrale bank en een vertegenwoordiger van de ECB;

b)

één vertegenwoordiger per lidstaat van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten, overeenkomstig de tweede alinea;

c)

een vertegenwoordiger van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit);

d)

een vertegenwoordiger van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit verzekeringen en bedrijfspensioenen);

e)

een vertegenwoordiger van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit effecten en markten);

f)

twee vertegenwoordigers van de Commissie;

g)

een vertegenwoordiger van het EFC; en

h)

een vertegenwoordiger van het wetenschappelijk adviescomité.

De toezichthoudende autoriteiten van elke lidstaat kiezen één vertegenwoordiger in het wetenschappelijk adviescomité. Met betrekking tot de vertegenwoordiging van nationale toezichthoudende autoriteiten uit hoofde van punt b) van de eerste alinea, rouleren de desbetreffende vertegenwoordigers, afhankelijk van de te bespreken onderwerpen, tenzij de nationale toezichthoudende autoriteiten van een bepaalde lidstaat besloten hebben om een gezamenlijke vertegenwoordiger aan te wijzen.

2.   De voorzitter van het technisch adviescomité wordt op voorstel van de voorzitter van het ESRB door de algemene raad aangesteld.

3.   Het technisch adviescomité verleent overeenkomstig artikel 4, lid 5, advies en bijstand aan het ESRB, op verzoek van de voorzitter van het ESRB.

4.   Het secretariaat van het ESRB ondersteunt de werkzaamheden van het technisch adviescomité en het hoofd van het secretariaat neemt aan de vergaderingen deel.

5.   Het technisch adviescomité krijgt de beschikking over de nodige middelen om zijn taken succesvol te vervullen.

Artikel 14

Andere bronnen van advies

Bij het vervullen van de in artikel 3, lid 2, vastgelegde taken informeert het ESRB indien nodig ook naar de mening van belanghebbenden uit de particuliere sector.

HOOFDSTUK III

TAKEN

Artikel 15

Vergaring en uitwisseling van informatie

1.   Het ESRB voorziet de ESA’s van de informatie over risico’s die zij nodig hebben voor het vervullen van hun taken.

2.   Overeenkomstig de wetgeving van de Unie werken de ESA’s, het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), de Commissie, de nationale toezichthoudende autoriteiten en de nationale statistische autoriteiten nauw met het ESRB samen en verstrekken dit alle nodige informatie voor het vervullen van zijn taken.

3.   Onverminderd artikel 36, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 mag het ESRB de ESA’s om informatie vragen, in de regel in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd.

4.   Alvorens overeenkomstig dit artikel om informatie te verzoeken, gaat het ESRB eerst na welke bestaande statistieken reeds door het Europees statistisch systeem en door het ESCB zijn opgesteld, verspreid en ontwikkeld.

5.   Als de gevraagde informatie niet beschikbaar is of als deze niet tijdig beschikbaar wordt gesteld, mag het ESRB de informatie opvragen bij het ESCB, de nationale toezichthoudende autoriteiten of de nationale statistische autoriteiten. Als die informatie niet beschikbaar blijft, kan het ESRB de betrokken lidstaat daarom verzoeken, onverminderd de bevoegdheden van respectievelijk de Raad, de Commissie (Eurostat), de ECB, het Eurostelsel en het ESCB op het gebied van statistiek en gegevensvergaring.

6.   Als het ESRB verzoekt om informatie in niet-samengevatte of niet-geaggregeerde vorm, moet in het met redenen omklede verzoek worden uitgelegd waarom gegevens over de desbetreffende individuele financiële instelling systeemrelevant en noodzakelijk worden geacht in het licht van de bestaande marktsituatie.

7.   Alvorens in te gaan op een verzoek om informatie in niet-samengevatte of niet-geaggregeerde vorm, raadpleegt het ESRB de betrokken Europese toezichthoudende autoriteit om zeker te zijn dat het verzoek gerechtvaardigd en evenredig is. Indien de betrokken Europese toezichthoudende autoriteit het verzoek niet gerechtvaardigd en evenredig acht, zal zij het verzoek onverwijld aan het ESRB retourneren en om een aanvullende motivering vragen. Nadat het ESRB de aanvullende motivering heeft verstrekt aan de betrokken Europese toezichthoudende autoriteit, wordt de gevraagde informatie aan het ESRB toegezonden door degenen tot wie het verzoek is gericht, mits zij rechtmatige toegang hebben tot de betreffende informatie.

Artikel 16

Waarschuwingen en aanbevelingen

1.   Indien er significante risico’s voor de verwezenlijking van het in artikel 3, lid 1, genoemde doel zijn gedetecteerd, geeft het ESRB vroegtijdige waarschuwingen en doet het indien nodig aanbevelingen voor het nemen van corrigerende maatregelen, inclusief, waar van toepassing, aanbevelingen voor wetgevingsinitiatieven.

2.   De waarschuwingen en aanbevelingen die het ESRB overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder c) en d), afgeeft, kunnen van algemene of van specifieke aard zijn en worden met name gericht tot de Unie als geheel of aan een of meer lidstaten of aan een of meer ESA’s, of aan een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten. Indien een waarschuwing of aanbeveling tot een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten is gericht, wordt/worden de desbetreffende lidsta(a)t(en) daarvan op de hoogte gebracht. Bij aanbevelingen wordt een welbepaalde termijn voor beleidsreactie vermeld. Aanbevelingen kunnen ook tot de Commissie worden gericht met betrekking tot de desbetreffende wetgeving van de Unie.

3.   De waarschuwingen en aanbevelingen worden, op hetzelfde tijdstip als waarop zij overeenkomstig lid 2 worden toegezonden aan degenen tot wie ze gericht zijn, met inachtneming van strikte geheimhoudingsregels ook toegezonden aan de Raad en de Commissie en, wanneer zij tot een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten zijn gericht, ook aan de ESA’s.

4.   Teneinde de alertheid op risico’s in de economie van de Unie te vergroten en dergelijke risico’s prioriteit te verlenen, stelt het ESRB in nauwe samenwerking met de andere bij het ESFS betrokken partijen een kleurensysteem op dat de verschillende risiconiveaus kan weergeven.

Na het opstellen van criteria voor een dergelijke classificatie wordt met de waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB van geval tot geval en waar passend aangegeven tot welke categorie een risico behoort.

Artikel 17

Follow-up van de aanbevelingen van het ESRB

1.   Indien een in artikel 3, lid 2, onder d), bedoelde aanbeveling is gericht tot de Commissie, tot een of meer lidstaten, tot een of meer ESA’s of tot een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten, delen degenen tot wie de aanbeveling is gericht, het ESRB en de Raad mee welke maatregelen zij in respons op de aanbevelingen hebben genomen en verstrekken een passende motivering ingeval geen actie wordt ondernomen. In voorkomend geval stelt het ESRB strikte geheimhoudingsregels de ESA’s onverwijld in kennis van de ontvangen antwoorden.

2.   Als het ESRB besluit dat zijn aanbeveling niet is opgevolgd of dat degenen tot wie de aanbeveling is gericht, niet op afdoende wijze hebben uitgelegd waarom zij geen maatregelen hebben genomen, stelt het met inachtneming van strikte geheimhoudingsregels degenen tot wie de aanbeveling is gericht, de Raad, en, indien van toepassing, de betrokken Europese toezichthoudende autoriteit hiervan in kennis.

3.   Na het nemen door het ESRB van een besluit als bedoeld in lid 2, naar aanleiding van een aanbeveling die openbaar gemaakt is volgens de procedure van artikel 18, lid 1, kan het Europees Parlement de voorzitter van het ESRB uitnodigen om dat besluit toe te lichten en kan/kunnen degene(n) tot wie de aanbeveling is gericht, verzoeken deel te mogen nemen aan een gedachtewisseling.

Artikel 18

Openbare waarschuwingen en aanbevelingen

1.   De algemene raad maakt, na de Raad voldoende lang van tevoren geïnformeerd te hebben opdat deze kan reageren, per afzonderlijk geval uit of een waarschuwing of aanbeveling openbaar moet worden gemaakt. In afwijking van artikel 10, lid 3, is steeds een quorum van twee derde vereist voor beslissingen die overeenkomstig dit lid door de algemene raad worden genomen.

2.   Als de algemene raad besluit een waarschuwing of aanbeveling openbaar te maken, moet hij degenen tot wie deze is gericht hiervan vooraf in kennis stellen.

3.   Degenen tot wie een aanbeveling of waarschuwing is gericht die door het ESRB openbaar is gemaakt, hebben ook het recht hun standpunten en argumentatie in reactie daarop openbaar te maken.

4.   Als de algemene raad besluit een waarschuwing of aanbeveling niet openbaar te maken, nemen degenen tot wie de waarschuwing of aanbeveling is gericht en, indien van toepassing, de Raad en de ESA’s alle nodige maatregelen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter ervan.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Verantwoordings- en rapportageverplichtingen

1.   Ten minste elk jaar, en vaker in geval van wijdverspreide financiële onrust, wordt de voorzitter van het ESRB uitgenodigd voor een jaarlijkse hoorzitting van het Europees Parlement ter gelegenheid van de presentatie van het jaarverslag van het ESRB aan het Europees Parlement en de Raad. Deze hoorzitting vindt plaats buiten het kader van de monetaire dialoog tussen het Europees Parlement en de president van de ECB.

2.   Het in lid 1 bedoelde jaarverslagen bevat de informatie die overeenkomstig artikel 18 op besluit van de algemene raad openbaar wordt gemaakt. Het jaarverslag wordt toegankelijk gemaakt voor het publiek.

3.   Het ESRB onderzoekt ook specifieke kwesties op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie.

4.   Het Europees Parlement kan de voorzitter van het ESRB verzoeken te worden gehoord door de bevoegde commissies van het Europees Parlement.

5.   De voorzitter van het ESRB houdt ten minste tweemaal per jaar, en vaker indien zulks passend wordt geacht, met de voorzitter en de ondervoorzitters van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement achter gesloten deuren mondeling en vertrouwelijk overleg over de lopende activiteiten van het ESRB. Tussen het Europees Parlement en het ESRB wordt een overeenkomst gesloten waarin de organisatie van deze vergaderingen gedetailleerd wordt vastgelegd teneinde de in artikel 8 voorgeschreven volledige vertrouwelijkheid te realiseren. Het ESRB verstrekt de Raad een afschrift van deze overeenkomst.

Artikel 20

Evaluatie

Uiterlijk op 17 december 2013 onderzoeken het Europees Parlement en de Raad deze verordening op basis van een verslag van de Commissie. Na het advies van de ECB en van de ESA’s te hebben ingewonnen, bepalen zij of de taken en de organisatie van het ESRB moeten worden herzien.

Zij evalueren met name de nadere bepalingen op grond waarvan de voorzitter van het ESRB wordt aangewezen of verkozen.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 24 november 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O. CHASTEL


(1)  PB C 270 van 11.11.2009, blz. 1.

(2)  Advies van 22 januari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 22 september 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 november 2010.

(4)  PB C 40 van 7.2.2001, blz. 453.

(5)  PB C 25 E van 29.1.2004, blz. 394.

(6)  PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 392.

(7)  PB C 8 E van 14.1.2010, blz. 26.

(8)  PB C 9 E van 15.1.2010, blz. 48.

(9)  PB C 184 E van 8.7.2010, blz. 214.

(10)  PB C 184 E van 8.7.2010, blz. 292.

(11)  Zie bladzijde 12 van dit Publicatieblad.

(12)  Zie bladzijde 48 van dit Publicatieblad.

(13)  Zie bladzijde 84 van dit Publicatieblad.

(14)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(15)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(16)  Jurisprudentie 2006, blz. I-03771, punt 44.

(17)  Zie bladzijde 162 van dit Publicatieblad.


Top