EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R1216

Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (gecodificeerde versie)

OJ L 328, 15.12.2009, p. 10–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 02 Volume 016 P. 132 - 148

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/06/2014; opgeheven door 32014R0510

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1216/oj

15.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/10


VERORDENING (EG) Nr. 1216/2009 VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen

(gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 37 en 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Het Verdrag voorziet in de instelling van een gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten.

(3)

Bepaalde landbouwproducten zijn een bestanddeel van talrijke, niet in bijlage I bij het Verdrag genoemde goederen

(4)

Maatregelen, in samenhang met het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de gemeenschappelijke handelspolitiek, zijn noodzakelijk om, gelet op de verschillen tussen de voorzieningskosten van landbouwproducten in en buiten de Gemeenschap en de verschillen tussen de prijzen van landbouwproducten, rekening te houden met het effect van het handelsverkeer van deze goederen op de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag enerzijds en van de krachtens artikel 37 van het Verdrag vastgestelde maatregelen op de economische positie van deze goederen anderzijds.

(5)

Het Verdrag bepaalt dat het landbouwbeleid en de handelspolitiek communautaire beleidssectoren zijn. Voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen moeten volledige, in de gehele Gemeenschap toepasselijke algemene regels betreffende het handelsverkeer van deze goederen worden vastgesteld, om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken.

(6)

Er dient rekening te worden gehouden met de eisen van de overeenkomst inzake de landbouw die is gesloten in het kader van het multilaterale handelsoverleg in de Uruguayronde (4).

(7)

Bepaalde goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen en die in bijlage II bij deze verordening zijn vermeld, worden verkregen door verwerking van landbouwproducten die onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid vallen. De bij invoer geheven belasting moet bijgevolg het verschil tussen de prijzen van deze landbouwproducten op de wereldmarkt en op de communautaire markt dekken, en moet de industrie die deze landbouwproducten verwerkt, beschermen.

(8)

De Gemeenschap voorziet in het kader van overeenkomsten in de handhaving van een belasting die niet meer dan de prijsverschillen voor de gebruikte landbouwproducten of een gedeelte van die verschillen compenseert. Voor de betrokken goederen moet bijgevolg worden bepaald welk deel van de totale belasting de prijsverschillen voor de in aanmerking genomen landbouwproducten compenseert.

(9)

Voorts moet er tussen de berekening van het agrarisch element van de op de goederen toe te passen belasting en de belasting op de basisproducten die als zodanig worden ingevoerd, een nauwe band blijven bestaan.

(10)

Om de administratieve formaliteiten niet te verzwaren, is het dienstig te bepalen dat geringe bedragen niet in aanmerking behoeven te worden genomen, en dat de lidstaten bedragen die op een zelfde transactie betrekking hebben, niet hoeven te rectificeren als het saldo van die bedragen zelf ook een gering bedrag is.

(11)

De toepassing van preferentiële overeenkomsten mag de procedures voor het handelsverkeer met derde landen niet verzwaren. Het is in dit verband dienstig zodanige uitvoeringsbepalingen vast te stellen dat wordt voorkomen dat goederen die volgens de uitvoeraangifte in het kader van een preferentiële regeling worden geëxporteerd, in werkelijkheid op grond van de algemene regeling worden uitgevoerd, en omgekeerd.

(12)

In het kader van sommige preferentiële overeenkomsten worden verlagingen van de agrarische elementen toegekend in het kader van het handelsbeleid van de Gemeenschap. Deze verlagingen worden vastgesteld ten opzichte van de agrarische elementen die gelden voor het niet-preferentiële handelsverkeer. Derhalve dient voor de omrekening van deze verlaagde bedragen in nationale valuta dezelfde wisselkoers te worden gebruikt als voor de omrekening van niet-verlaagde bedragen.

(13)

In het kader van sommige preferentiële overeenkomsten worden concessies verleend binnen de grenzen van contingenten die zowel betrekking hebben op de bescherming op landbouwgebied als op de niet-agrarische bescherming, waarbij voor de niet-agrarische bescherming eventueel verlagingen gelden ingevolge deze overeenkomsten. Voor het niet-agrarische gedeelte van de bescherming dienen dezelfde beheersregels te worden toegepast als voor het landbouwgedeelte.

(14)

Voor bepaalde landbouwproducten die voor de vervaardiging van niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen worden gebruikt, dient te worden voorzien in een uitvoerrestitutieregeling om te voorkomen dat de fabrikanten van de genoemde goederen worden benadeeld door de prijzen die zij, als gevolg van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voor de landbouwproducten moeten betalen. Deze restituties mogen niet hoger zijn dan het verschil tussen de geconstateerde prijs van een landbouwproduct op de communautaire markt en die op de wereldmarkt. Het is bijgevolg dienstig deze regeling in te stellen in het kader van elke betrokken gemeenschappelijke marktordening.

(15)

In de artikelen 162, 163 en 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (5) is voorzien in de toekenning van dergelijke restituties. De uitvoeringsbepalingen dienen te worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Enerzijds moeten de restitutiebedragen volgens dezelfde procedure worden vastgesteld als de restituties voor als zodanig uitgevoerde landbouwproducten. Anderzijds moet bij de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de genoemde regeling vooral rekening worden gehouden met de procédés voor de vervaardiging van de betrokken goederen. Deze bepalingen moeten dan ook op een zelfde grondslag worden vastgesteld.

(16)

Met name moet ervoor worden gezorgd dat de op grond van de verplichtingen gedane uitgaven door middel van de uitgifte van certificaten worden gecontroleerd. Uitgaven die niet door het verkrijgen van één of meer certificaten worden gedekt, worden echter nog steeds geboekt op basis van de restitutiebetalingen, in voorkomend geval in de vorm van een voorschot.

(17)

De Commissie houdt rekening met alle ondernemingen die landbouwproducten verwerken, en in het bijzonder met de situatie van het midden- en kleinbedrijf, met inachtneming van de weerslag van de gerichte maatregelen op de besparingen inzake uitvoerrestituties. Om de specifieke belangen van kleine exporteurs te waarborgen, moeten deze worden vrijgesteld van het overleggen van certificaten in het kader van de regeling voor de toekenning van de uitvoerrestituties.

(18)

Het landbouwbeschermingsmechanisme van deze verordening kan in uitzonderlijke omstandigheden in gebreke blijven. Dit risico bestaat ook bij preferentiële overeenkomsten. Om de gemeenschappelijke markt in dergelijke gevallen niet onbeschermd bloot te stellen aan de verstoringen die daaruit kunnen voortvloeien, moet worden voorzien in de mogelijkheid snel de nodige maatregelen te nemen.

(19)

Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6) moet van toepassing worden op het handelsverkeer waarop onderhavige verordening betrekking heeft.

(20)

Het onderscheid tussen onder bijlage I en niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende landbouwproducten, is een specifiek communautair criterium dat is gebaseerd op de situatie van de landbouw en de levensmiddelenindustrie in de Gemeenschap. De situatie in bepaalde derde landen waarmee de Gemeenschap overeenkomsten sluit, kan aanmerkelijk verschillen. Derhalve dient te worden bepaald dat in het kader van dergelijke overeenkomsten de algemene regels voor niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende verwerkte landbouwproducten van overeenkomstige toepassing worden verklaard op bepaalde onder bijlage I bij het Verdrag vallende landbouwproducten.

(21)

Op grond van overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten akkoorden is het mogelijk dat de behoeften van de verwerkende industrie aan agrarische grondstoffen niet volledig onder concurrerende voorwaarden kunnen worden gedekt door agrarische grondstoffen uit de Gemeenschap. Verordening (EEG) nr. 2913/92 voorziet in artikel 117, onder c), in de mogelijkheid om goederen onder de regeling actieve veredeling toe te laten mits economische voorwaarden in acht worden genomen, en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7). Gezien bovenbedoelde akkoorden dient tevens te worden bepaald dat de economische voorwaarden om bepaalde hoeveelheden van bepaalde landbouwproducten onder de regeling veredeling toe te laten, worden geacht te zijn vervuld.

(22)

Om de belangen van de producenten van landbouwgrondstoffen te waarborgen, dient in de opeenvolgende begrotingsjaren te worden voorzien in de nodige kredieten om ervoor te zorgen dat goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen ten volle kunnen profiteren van het maximale gebruik van het geldende WTO-plafond. Er moet ook voor worden gezorgd dat er, via een soepele procedure en op basis van een regelmatig herziene geraamde balans, een globale controle plaatsvindt van de onder de regeling actieve veredeling toegelaten hoeveelheden die niet zijn onderworpen aan een voorafgaande afzonderlijke controle van de economische voorwaarden (uitgezonderd agrarische grondstoffen die worden gebruikt in het kader van loonwerk, de gebruikelijke behandelingen of de fabricage van goederen die niet voor restitutie in aanmerking komen); hierbij moet aan de andere algemene voorwaarden van de regeling actieve veredeling worden voldaan. Ten slotte dient rekening te worden gehouden met de situatie van de communautaire markt van de betrokken basisproducten en dienen voornoemde hoeveelheden zorgvuldig te worden beheerd.

(23)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Bij deze verordening wordt de handelsregeling vastgesteld die van toepassing is op bepaalde, in bijlage II genoemde goederen.

Artikel 2

1.   In deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „landbouwproducten”: producten die onder bijlage I bij het Verdrag vallen;

b)   „goederen”: de in bijlage II bij deze verordening genoemde producten die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen.

De term „goederen”, gebruikt in hoofdstuk III, en in artikel 12 heeft evenwel betrekking op producten die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen en zijn opgenomen in bijlage II van de Integrale-GMO-verordening.

2.   Voor de toepassing van bepaalde preferentiële overeenkomsten wordt verstaan onder:

a)   „agrarisch element”: het gedeelte van de belasting dat overeenkomt met de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de in bijlage I vermelde landbouwproducten of, in voorkomend geval, met de rechten die van toepassing zijn op landbouwproducten van oorsprong uit het betrokken land, voor de hoeveelheden van de betrokken landbouwproducten die geacht worden te zijn gebruikt, als bedoeld in artikel 14;

b)   „niet-agrarisch element”: het gedeelte van de belasting dat overeenkomt met het recht van het gemeenschappelijk douanetarief, verminderd met het onder a) omschreven agrarisch element;

c)   „basisproducten”: sommige landbouwproducten die onder bijlage I van deze verordening vallen of met die producten gelijkgesteld zijn, dan wel zijn verkregen door verwerking ervan, en waarvoor de desbetreffende in het gemeenschappelijk douanetarief gepubliceerde rechten worden gebruikt voor de vaststelling van het agrarisch element van de op de goederen geheven belasting.

Artikel 3

Deze verordening kan, wat betreft het preferentiële handelsverkeer, ook op sommige landbouwproducten worden toegepast.

In dit geval wordt de lijst van die aan de voorschriften inzake het goederenverkeer onderworpen landbouwproducten vastgesteld bij de betrokken preferentiële overeenkomst.

HOOFDSTUK II

INVOER

AFDELING I

Handelsverkeer met derde Landen

Artikel 4

1.   Tenzij anders bepaald in deze verordening worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief toegepast op de in bijlage II bedoelde goederen.

Voor de in tabel 1 van bijlage II bedoelde goederen bestaat de belasting uit een ad valorem-recht, „vast element” genaamd, en een in euro vastgesteld specifiek bedrag, „agrarisch element” genaamd.

Voor de in tabel 2 van bijlage II bedoelde goederen is het agrarisch element van de belasting een gedeelte van de belasting die van toepassing is bij invoer van die goederen.

2.   Behoudens het bepaalde in artikel 10 en artikel 11 is het verboden andere douanerechten of heffingen van gelijke werking op te leggen dan de in lid 1 bedoelde belasting.

3.   De algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de specifieke regels voor de toepassing daarvan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende producten; de uit de toepassing van deze verordening resulterende tariefnomenclatuur staat in het gemeenschappelijk douanetarief.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 5

1.   Wanneer in het gemeenschappelijk douanetarief in een maximumheffing is voorzien, mag de in artikel 4 bedoelde belasting dit maximum niet overschrijden.

Wanneer voor de toepassing van het in de eerste alinea bedoelde maximum moet worden voldaan aan bijzondere voorwaarden, worden deze vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (9) bedoelde procedure.

2.   Wanneer de maximumheffing bestaat uit een ad valorem-recht, verhoogd met een aanvullend recht op suiker, ongeacht de soort, berekend als sacharose (AD-S/Z) of op meel (AD-F/M), is dit aanvullende recht dat van het gemeenschappelijk douanetarief.

AFDELING II

Preferentiële overeenkomsten

Artikel 6

1.   Het in het kader van het preferentiële handelsverkeer geldende agrarisch element is het specifieke bedrag dat is vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief.

Wanneer echter het betrokken land of landen de voor de verwerkte producten geldende communautaire wetgeving in acht nemen en dezelfde basisproducten als de Gemeenschap aanhouden, en hun regelgeving dezelfde goederen bestrijkt en in dezelfde coëfficiënten voorziet, is het mogelijk:

a)

dit agrarisch element te bepalen aan de hand van de hoeveelheden basisproducten die werkelijk zijn gebruikt, indien de Gemeenschap een overeenkomst voor douanesamenwerking heeft gesloten voor het constateren van deze hoeveelheden;

b)

het bij invoer van een basisproduct geldende recht te vervangen door een bedrag dat is vastgesteld op basis van het verschil tussen het niveau van de in de Gemeenschap en het niveau van de in het betrokken land of gebied toegepaste landbouwprijzen, of door een compensatie ten opzichte van een gemeenschappelijk vastgesteld prijspeil voor het betrokken gebied;

c)

wanneer toepassing van het bepaalde onder b) voor de betrokken goederen in geringe bedragen resulteert, deze regeling te vervangen door een regeling met forfaitaire bedragen of percentages.

2.   De eventueel verlaagde agrarische elementen die van toepassing zijn op de in het kader van een preferentieel akkoord plaatsvindende invoer worden in nationale valuta omgerekend aan de hand van dezelfde wisselkoers als die welke geldt voor het niet-preferentiële handelsverkeer.

3.   De ad valorem-rechten die overeenkomen met het agrarisch element van de belasting op de in tabel 2 van bijlage II bedoelde goederen kunnen in het kader van een preferentiële overeenkomst worden vervangen door een ander agrarisch element.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Deze bepalingen betreffen indien nodig met name:

a)

het opstellen en verspreiden van de documenten die nodig zijn voor de toekenning van het recht op de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde preferentiële regelingen;

b)

de maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer;

c)

de lijst van de basisproducten.

5.   Wanneer methoden voor de analyse van de gebruikte landbouwproducten moeten worden toegepast, worden de methoden gevolgd die zijn voorgeschreven voor de restituties bij uitvoer van dezelfde landbouwproducten naar derde landen.

6.   De Commissie publiceert de uit de toepassing van de in de leden 2 en 3 bedoelde preferentiële overeenkomsten resulterende belastingen.

Artikel 7

1.   Wanneer een preferentiële overeenkomst voorziet in verlaging of geleidelijke afschaffing van het niet-agrarisch element van de belasting, is dat element voor de in tabel 1 van bijlage II bedoelde goederen het vaste element.

2.   Wanneer een preferentiële overeenkomst voorziet in de toepassing van een verlaagd agrarisch element, al dan niet binnen de grenzen van een tariefcontingent, worden de uitvoeringsbepalingen voor de bepaling en het beheer van deze verlaagde agrarische elementen vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure, voor zover in de overeenkomst wordt bepaald:

a)

voor welke producten deze verlagingen gelden,

b)

voor welke hoeveelheden goederen of voor welke waarde aan contingenten deze verlagingen gelden of hoe deze hoeveelheden of waarden worden bepaald,

c)

welke elementen bepalend zijn voor een verlaging van het agrarisch element.

3.   De uitvoeringsbepalingen die nodig zijn voor de invoering en het beheer van verlagingen van de niet-agrarische elementen van de belasting worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

4.   De Commissie publiceert de uit de toepassing van de in de leden 1 en 2 bedoelde preferentiële overeenkomsten resulterende belastingen.

HOOFDSTUK III

UITVOER

Artikel 8

1.   Bij uitvoer van goederen kunnen voor de gebruikte landbouwproducten die voldoen aan het bepaalde van artikel 23, lid 2, van het Verdrag, restituties worden verleend die zijn vastgesteld overeenkomstig de Integrale-GMO-verordening.

Voor de uitvoer van in goederen verwerkte landbouwproducten die niet vallen onder een gemeenschappelijke marktordening die voorziet in de toekenning van een restitutie bij uitvoer in de vorm van deze goederen, kunnen geen restituties worden verleend.

2.   Bij de vaststelling van de lijst van goederen waarvoor restituties gelden, wordt rekening gehouden met:

a)

de invloed van het verschil tussen de prijzen van de gebruikte landbouwproducten op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt en

b)

de noodzaak dit verschil, geheel of gedeeltelijk, te dekken om de uitvoer van de in de betrokken goederen verwerkte landbouwproducten mogelijk te maken.

Deze lijst wordt vastgesteld overeenkomstig de Integrale-GMO-verordening.

3.   De gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de in dit artikel bedoelde restitutieregeling worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

De restitutiebedragen worden vastgesteld volgens dezelfde procedure als die welke wordt toegepast voor de toekenning van de restituties voor de betrokken landbouwproducten wanneer deze als zodanig worden uitgevoerd.

4.   Wanneer in het kader van een preferentiële overeenkomst de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde regeling voor rechtstreekse compensatie wordt ingevoerd, worden de bedragen die moeten worden toegepast bij uitvoer naar het land of de landen waarvoor de overeenkomst geldt, met inachtneming van de bepalingen van de overeenkomst gezamenlijk en op dezelfde grondslag als het agrarisch element van de belasting vastgesteld.

Deze bedragen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure. De voor de toepassing van dit lid noodzakelijke uitvoeringsbepalingen en met name de maatregelen om te waarborgen dat goederen die worden aangegeven voor uitvoer in het kader van een preferentiële regeling niet in werkelijkheid op basis van een niet-preferentiële regeling worden uitgevoerd, of omgekeerd, worden vastgesteld volgens dezelfde procedure.

Wanneer methoden voor de analyse van de gebruikte landbouwproducten moeten worden toegepast, worden de methoden gevolgd die zijn voorgeschreven voor de restituties bij uitvoer van dezelfde landbouwgoederen naar derde landen.

5.   De naleving van de beperkingen die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten akkoorden, wordt gewaarborgd door middel van certificaten die voor de vastgestelde referentieperiodes worden verstrekt, aangevuld met het voor kleine exporteurs vastgestelde bedrag.

6.   Het bedrag waaronder kleine exporteurs kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om certificaten van de uitvoer restitutieregeling over te leggen, wordt vastgesteld op 50 000 EUR per jaar. Het bedrag kan worden aangepast volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 9

Wanneer krachtens de Integrale-WTO-verordening wordt besloten heffingen, belastingen of andere maatregelen toe te passen bij uitvoer van een in bijlage I bedoeld landbouwproduct, kunnen volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure geëigende maatregelen worden vastgesteld ten aanzien van bepaalde goederen waarvan de uitvoer wegens het hoge gehalte aan dit landbouwproduct en het gebruik dat van die goederen kan worden gemaakt, nadelig kan zijn voor het bereiken van het in de betrokken landbouwsector nagestreefde doel. Hierbij moet terdege rekening worden gehouden met het specifieke belang van de verwerkende industrie.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 10

Wanneer het gevaar bestaat dat een verlaging van het agrarisch element dat geldt bij invoer van goederen in het kader van een preferentiële overeenkomst, de landbouwmarkten of de markten van de betrokken goederen zal verstoren, zijn de vrijwaringsclausules die van toepassing zijn op de invoer van de betrokken landbouwproducten eveneens van toepassing op de in bijlage II bedoelde goederen.

Voor de evaluatie van de betrokken verstoringen worden de kenmerken van de in het kader van de preferentiële regeling daadwerkelijk ingevoerde goederen vergeleken met de kenmerken van de goederen die vóór de invoering van die regeling traditioneel werden ingevoerd.

Artikel 11

1.   Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde goederen die zijn verkregen door verwerking van in bijlage III genoemde landbouwproducten te voorkomen of te beperken, wordt bij invoer van een of meer van deze goederen tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 van de overeenkomst inzake de landbouw behalve wanneer deze invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

2.   De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of dreigen zich voor te doen.

3.   De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Deze bepalingen betreffen met name:

a)

de goederen waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de overeenkomst inzake de landbouw;

b)

de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst inzake de landbouw.

Artikel 12

1.   Alvorens landbouwproducten onder de regeling actieve veredeling worden toegelaten, dient te worden gecontroleerd of aan de in artikel 117, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde economische voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden worden krachtens artikel 552 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 geacht te zijn vervuld.

Bovendien worden de in artikel 117, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde economische voorwaarden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 ook geacht te zijn vervuld voor bepaalde hoeveelheden basisproducten die voor de vervaardiging van goederen worden gebruikt. Deze hoeveelheden worden bepaald aan de hand van een door de Commissie opgestelde balans die gebaseerd is op een vergelijking van de vereiste beschikbare middelen en de verwachte behoefte aan restitutiemiddelen en waarin met name rekening is gehouden met het te verwachten uitvoervolume van betrokken goederen, alsmede met de interne en externe marktsituatie van de betrokken basisproducten. Deze balans, en bijgevolg deze hoeveelheden, worden regelmatig herzien om rekening te houden met de ontwikkeling van de economische factoren en de regelgeving.

De uitvoeringsmaatregelen in verband met de tweede alinea, welke het mogelijk maken te bepalen welke basisproducten onder de regeling actieve veredeling worden toegelaten en de hoeveelheden daarvan te controleren en te plannen, staan tegelijkertijd garant voor een grotere transparantie voor de ondernemers door vooraf de in te voeren indicatieve hoeveelheden voor elke gemeenschappelijke marktordening te publiceren. Deze publicatie vindt op gezette tijden plaats, met name afhankelijk van het gebruik van deze hoeveelheden. De uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

De in dit artikel gebruikte term „basisproducten” heeft betrekking op de in de tabel van bijlage I met GN-code genoemde producten, met inbegrip van uitsluitend noot 1 inzake granen.

2.   De hoeveelheid goederen die tot een andere dan de in lid 1, tweede alinea, bedoelde regeling actieve veredeling wordt toegelaten en waarop bijgevolg niet de in artikel 4 bedoelde belasting wordt geheven met het oog op of als gevolg van de uitvoer van andere goederen, is de werkelijk voor de vervaardiging van laatstbedoelde goederen gebruikte hoeveelheid.

Artikel 13

1.   Tabel 2, bijlage II, kan volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure worden gewijzigd om deze aan de door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten aan te passen.

2.   De Commissie brengt in deze verordening of in de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen de aanpassingen aan die voortvloeien uit wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur.

Artikel 14

Dit artikel is van toepassing op alle preferentiële handelstransacties waarbij de vaststelling van het agrarisch element van de belasting, eventueel verlaagd overeenkomstig artikel 7, niet gebaseerd is op de werkelijk gebruikte hoeveelheden landbouwproducten als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), en/of waarbij de basisbedragen niet gebaseerd zijn op de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde prijsverschillen.

De hoedanigheden van de basisproducten en de in aanmerking te nemen hoeveelheden basisproducten zijn die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1460/96 van de Commissie van 25 juli 1996 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de preferentiële handelsregelingen voor bepaalde, door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen, bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad (10).

De eventueel in deze verordening aan te brengen wijzigingen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 15

1.   Volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure kunnen drempels worden bepaald beneden welke de overeenkomstig artikel 6 of artikel 7 bepaalde agrarische elementen op nul worden vastgesteld. Volgens dezelfde procedure kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd voor het niet toepassen van deze agrarische elementen teneinde te voorkomen dat kunstmatige handelsstromen ontstaan.

2.   Volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure kan een drempel worden vastgesteld beneden welke de lidstaten de uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende bedragen met betrekking tot een zelfde economische transactie niet hoeven toe te kennen of te innen wanneer het saldo van die bedragen kleiner is dan dat drempelbedrag.

Artikel 16

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een Comité horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer van verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I vallen (hierna „het comité” genoemd).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3.   Het comité kan iedere door zijn voorzitter, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een lidstaat, aan de orde gestelde kwestie bespreken.

Artikel 17

De maatregelen die nodig zijn om deze verordening aan te passen aan de wijzigingen die worden aangebracht in de Integrale-GMO-verordening om de huidige regeling in stand te houden, worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 18

De methoden voor kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de goederen en de overige technische voorschriften die nodig zijn voor het identificeren van de goederen of voor het bepalen van de samenstelling ervan, worden vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 bedoelde procedure.

Artikel 19

De lidstaten verstrekken de Commissie de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, en die betrekking hebben op de invoer, de uitvoer, en eventueel de productie van de goederen enerzijds en de administratieve uitvoeringsmaatregelen anderzijds. De wijze waarop deze gegevens dienen te worden meegedeeld, wordt vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 20

Verordening (EG) nr. 3448/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage V.

Artikel 21

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De toepassing van deze verordening op caseïnes van GN-code 3501 10, alsmede op caseïnaten en andere derivaten van caseïne van GN-code 3501 90 90, wordt uitgesteld in afwachting van een nader besluit van de Raad.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

S. O. LITTORIN


(1)  Advies van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18.

(3)  Zie bijlage IV.

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

(5)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(10)  PB L 187 van 26.7.1996, blz. 18.


BIJLAGE I

Lijst van de landbouwproducten waarvoor het verschil tussen de op de wereldmarkt en op de markt van de Gemeenschap geconstateerde prijzen bij invoer gecompenseerd kan worden  (1)

GN-code

Omschrijving

0401

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

0402

Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

ex 0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao

0404

Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

ex 0405

Boter en ander van melk afkomstige vetstoffen

0709 90 60

Suikermaïs, vers of gekoeld

0712 90 19

Suikermaïs, gedroogd, ook indien gesneden, fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, andere dan hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden

Hoofdstuk 10

Granen (2)

1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose in vaste vorm

1703

Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker


(1)  Deze landbouwproducten worden in aanmerking genomen als zij als zodanig of na verwerking worden gebruikt of geacht worden te zijn gebruikt voor de vervaardiging van de in tabel 1 van bijlage II bedoelde goederen.

(2)  Met uitzondering van spelt bestemd voor zaaidoeleinden (GN-code 1001 90 10), zachte tarwe en mengkoren, zaaigoed (GN-code 1001 90 91), gerst, zaaigoed (GN-code 1003 00 10), maïs, zaaigoed (GN-codes 1005 10 11 tot en met 1005 10 90), rijst, bestemd voor zaaidoeleinden (GN-code 1006 10 10) en graansorghohybriden bestemd voor zaaidoeleinden (GN-code 1007 00 10).


BIJLAGE II

Tabel 1

GN-code

Omschrijving

ex 0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten, noten of cacao:

0403 10 51 t/m 0403 10 99

– yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten, noten of cacao

0403 90 71 t/m 0403 90 99

– andere, gearomatiseerde of met toegevoegde vruchten, noten of cacao

0405 20 10 t/m 0405 20 30

Zuivelpasta's met een vetgehalte van 39 of meer gewichtspercenten doch niet meer dan 75 gewichtspercenten

0710 40 00

Suikermaïs, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

0711 90 30

Suikermaïs, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex 1517

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën en van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan bedoeld bij post 1516:

1517 10 10

– margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1517 90 10

– andere, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1702 50 00

Chemisch zuivere fructose

ex 1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), ander dan zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen, van GN-code 1704 90 10

1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

1901

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen

ex 1902

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni, couscous, ook indien bereid, met uitzondering van gevulde deegwaren van de GN-codes 1902 20 10 en 1902 20 30

1903 00 00

Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke

1904

Graanpreparaten verkregen door poffen of roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen, andere dan maïs, in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel en gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen

1905

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel

2001 90 30

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

2001 90 40

Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur

2004 10 91

Aardappelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken

2004 90 10

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

2005 20 10

Aardappelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken

2005 80 00

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

2008 99 85

Maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toevoeging van suiker noch alcohol

2008 99 91

Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toevoeging van suiker noch alcohol

2101 12 98

Preparaten op basis van koffie

2101 20 98

Preparaten op basis van thee of maté

2101 30 19

Gebrande koffiesurrogaten, andere dan gebrande cichorei

2101 30 99

Extracten, essences en concentraties van gebrande koffiesurrogaten, andere dan van gebrande cichorei

2102 10 31 en 2102 10 39

Bakkersgist, ook indien gedroogd

2105 00

Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend

ex 2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, andere dan die genoemd bij de GN-codes 2106 10 20, 2106 90 20 en 2106 90 92, en andere dan suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

2202 90 91 en 2202 90 95 en 2202 90 99

Andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009, bevattende producten van de posten 0401 tot en met 0404 of vetstoffen afkomstig van producten van de posten 0401 tot en met 0404

2905 43 00

Mannitol

2905 44

D-glucitol (sorbitol)

ex 3302

Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken:

3302 10 29

Andere, van de soort gebruikt in de drankenindustrie, alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevattende, andere dan met een effectief alcoholgehalte van meer dan 0,5 volumepercent, andere dan van GN-code 3302 10 21

ex 3501

Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne

ex 3505 10

Dextrine en ander gewijzigd zetmeel, met uitzondering van door ethervorming of door verestering gewijzigd zetmeel van GN-code 3505 10 50

3505 20

Lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel

3809 10

Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industrieën, op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

3824 60

Sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44


Tabel 2

GN-code

Omschrijving

ex 0505

Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren:

0505 10 90

– veren van de soorten die als opvulmateriaal worden gebruikt; dons, andere dan ruw

0505 90

– andere

0511 99 39

Echte sponzen van dierlijke oorsprong, andere dan ruw

1212 20 00

Zeewier en andere algen, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm, met uitzondering van die welke in de geneeskunde worden gebruikt of voor menselijke consumptie zijn bestemd

ex 1302

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agaragar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd:

1302 12 00

Plantensappen en plantenextracten van zoethout

1302 13 00

Plantensappen en plantenextracten van hop

1302 19 80

Plantensappen en plantenextracten, andere dan plantensappen en plantenextracten van zoethout, hop, vanille-oleohars en opium

ex 1302 20

Pectaten

1302 31 00

Agar-agar, ook indien gewijzigd

1302 32 10

Plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd, uit sint-jansbrood of uit sint-jansbroodpitten

1505

Wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen

1506

Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

ex 1515 90 11

Jojobaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1516 20 10

Gehydrogeneerd ricinusolie, zogenaamde „opalwax”

1517 90 93

Mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie van de soorten gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen

ex 1518

Standolie en andere dierlijke of plantaardige oliën, alsmede fracties daarvan, gekookt, geoxideerd, gedehydreerd, gezwaveld, geblazen, gepolymeriseerd door verhitting in vacuüm of onder inert gas of op andere wijze chemisch gewijzigd, andere dan die bedoeld bij post 1516; mengsels en bereidingen van dierlijke of plantaardige vetten en oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, niet geschikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen (andere dan de oliën van de GN-codes 1518 00 31 en 1518 00 39)

1520 00 00

Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen

1521

Plantaardige was (andere dan triglyceriden), bijenwas, was van andere insecten, alsmede walschot (spermaceti), ook indien geraffineerd of gekleurd

1522 00 10

Degras

1702 90 10

Chemisch zuivere maltose

1704 90 10

Zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen

1803

Cacaopasta, ook indien ontvet

1804 00 00

Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie

1805 00 00

Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

2001 90 60

Palmharten, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

ex 2008

Vruchten, noten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:

2008 11 10

– pindakaas

2008 91 00

– palmharten

ex 2101

Extracten, essences en concentraten van koffie, thee of maté en preparaten op basis van deze producten; gebrande cichorei alsmede extracten, essences en concentraten daarvan, andere dan de preparaten van de GN-codes 2101 12 98, 2101 20 98, 2101 30 19 en 2101 30 99

2102 10

Levende gist:

2102 10 10

– reinculturen van gist

2102 10 90

– andere (met uitsluiting van bakkersgist)

2102 20

Inactieve gist; andere eencellige micro-organismen: dood

2102 30 00

Samengesteld bakpoeder

2103

Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd

2104

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie

ex 2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

2106 10

– proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen:

2106 10 20

– – bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel

2106 90

– andere:

2106 90 20

– – samengestelde alcoholhoudende preparaten, andere dan op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken

2106 90 92

– – andere preparaten bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel

2201 10

Water, natuurlijk of kunstmatig mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, noch gearomatiseerd

2202 10 00

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd

2202 90 10

Andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009, geen producten van de posten 0401 tot en met 0404 of vetstoffen afkomstig van producten van de posten 0401 tot en met 0404 bevattend

2203 00

Bier van mout

2205

Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen

ex 2207

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholgehalte van 80 volumepercenten of meer; ethylalcohol en gedistilleerd dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte, andere dan verkregen uit landbouwproducten die zijn opgenomen in bijlage I van het Verdrag

ex 2208

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholgehalte van minder dan 80 volumepercenten, andere dan verkregen uit landbouwproducten die zijn opgenomen in bijlage I van het Verdrag; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

2402

Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten

2403

Andere tabak en tabakssurrogaten, tot verbruik bereid: „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak; tabaksextracten en tabakssausen

3301 90 21

Door extractie verkregen oleoharsen van zoethout en van hop

3301 90 30

Door extractie verkregen oleoharsen, andere dan van zoethout en van hop

ex 3302

Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken:

3302 10 10

– van de soort gebruikt in de drankenindustrie, alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevattende, met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol

3302 10 21

– van de soort gebruikt in de drankenindustrie, alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevattende, met een alcoholgehalte van niet meer dan 0,5 volumepercenten, geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel bevattend of minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose en minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel bevattend

3823

Industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils; industriële vetalcoholen


BIJLAGE III

GN-code

Omschrijving

0403 10 51 t/m 0403 10 99

Yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

0403 90 71 t/m 0403 90 99

Karnemelk, gestremde melk en room, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

0710 40 00

Suikermaïs, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

0711 90 30

Suikermaïs, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

1517 10 10

Margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1517 90 10

Andere mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1702 50 00

Chemisch zuivere fructose

2005 80 00

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

2905 43 00

Mannitol

2905 44

D-glucitol (sorbitol):

 

– in waterige oplossing:

2905 44 11

– – met een gehalte aan D-mannitol van niet meer dan 2 gewichtspercenten, berekend op het D-glucitolgehalte

2905 44 19

– – andere

 

– andere:

2905 44 91

– – met een gehalte aan D-mannitol van niet meer dan 2 gewichtspercenten, berekend op het D-glucitolgehalte

2905 44 99

– – andere

3505 10 10

Dextrine

3505 10 90

Ander gewijzigd zetmeel dan dextrine, ander dan door ethervorming of door verestering gewijzigd zetmeel

 

Lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel:

3505 20 10

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van minder dan 25 gewichtspercenten

3505 20 30

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van 25 of meer doch minder dan 55 gewichtspercenten

3505 20 50

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van 55 of meer doch minder dan 80 gewichtspercenten

3505 20 90

– met een gehalte aan zetmeel, aan dextrine of aan ander gewijzigd zetmeel van 80 of meer gewichtspercenten

3809 10

Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen, op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen:

3824 60

Sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44:


BIJLAGE IV

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad

(PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18)

Verordening (EG) nr. 1097/98 van de Raad

(PB L 157 van 30.5.1998, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 2491/98 van de Commissie

(PB L 309 van 19.11.1998, blz. 28)

Verordening (EG) nr. 2580/2000 van de Raad

(PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5)


BIJLAGE V

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 3448/93

De onderhavige verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 1, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 1, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 1, tweede alinea

Artikel 1, lid 2 bis

Artikel 2, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6, leden 1, 2 en 3

Artikel 6, leden 1, 2 en 3

Artikel 6, lid 4, eerste alinea

Artikel 6, lid 4, eerste alinea

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, aanhef

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, aanhef

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, onder a), b) en c)

Artikel 6, leden 5 en 6

Artikel 6, leden 5 en 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2, aanhef

Artikel 7, lid 2, aanhef

Artikel 7, lid 2, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 7, lid 2, onder a), b) en c)

Artikel 7, leden 3 en 4

Artikel 7, leden 3 en 4

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, leden 3 tot en met 6

Artikel8, leden 3 tot en met 6

Artikelen 9 en 10

Artikelen 9 en 10

Artikel 10 bis

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 2

Artikel 13, lid 1

Artikel 14, eerste alinea

Artikel 13, lid 2

Artikel 14, tweede en derde alinea

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16, leden 1 en 2

Artikel 16, leden 1 en 2

Artikel 16, lid 3

Artikel 17

Artikel 16, lid 3

Artikel 18

Artikel 17

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 19

Artikel 21

Artikel 20

Artikel 22

Artikel 21

Bijlage A

Bijlage I

Bijlage B

Bijlage II

Bijlage C

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage V


Top