EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R1060

Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 302, 17.11.2009, p. 1–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 06 Volume 004 P. 176 - 206

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 09/01/2024

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1060/oj

17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/1


VERORDENING (EG) Nr. 1060/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

inzake ratingbureaus

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van de Centrale Bank (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ratingbureaus spelen een belangrijke rol op de mondiale bancaire en effectenmarkten omdat hun ratings door beleggers, leningnemers, uitgevende instellingen en overheden worden gebruikt als een van de middelen om met kennis van zaken beleggings- en financieringsbeslissingen te kunnen nemen. Kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen kunnen deze ratings gebruiken als referentiepunt voor de berekening van hun kapitaalvereisten voor solvabiliteitsdoeleinden of voor de berekening van de risico’s op hun beleggingsactiviteiten. Bijgevolg hebben ratings aanmerkelijke gevolgen voor de werking van de markten en het vertrouwen van beleggers en consumenten. Daarom is het van essentieel belang dat bij ratingactiviteiten de beginselen van integriteit, transparantie, verantwoordelijkheid en goed bestuur in acht worden genomen, zodat de ratings die in de Gemeenschap worden gebruikt onafhankelijk, objectief en van toereikende kwaliteit zijn.

(2)

Momenteel hebben de meeste ratingbureaus hun hoofdkantoor buiten de Gemeenschap. De meeste lidstaten reglementeren de activiteiten van ratingbureaus of de voorwaarden voor de afgifte van ratings niet. Ook al zijn ratingbureaus voor de werking van de financiële markten van wezenlijk belang, toch zijn ze slechts op bepaalde terreinen onderworpen aan Gemeenschapswetgeving, en dan met name aan Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (4). Voorts wordt in Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (5) en in Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (6) verwezen naar ratingbureaus. Daarom is het van belang om regels vast te stellen die ervoor zorgen dat alle ratings die door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven van toereikende kwaliteit zijn en afgegeven zijn door ratingbureaus die aan strenge vereisten zijn onderworpen. De Commissie zal blijven samenwerken met haar internationale partners om te zorgen voor convergentie van de regels voor ratingbureaus. Het moet mogelijk zijn dat bepaalde centrale banken die ratings afgeven, worden vrijgesteld van naleving van deze verordening, mits zij voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden die de onafhankelijkheid en integriteit van hun ratingactiviteiten waarborgen en die even streng zijn als de vereisten van deze verordening.

(3)

Deze verordening mag geen algemene verplichting in het leven roepen om financiële instrumenten of financiële verplichtingen krachtens deze verordening te beoordelen. In het bijzonder mag de verordening instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) als omschreven in Richtlijn 85/611/EG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (7) of instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (8) niet verplichten om uitsluitend te investeren in krachtens deze verordening beoordeelde financiële instrumenten.

(4)

Deze verordening mag niet leiden tot een algemene verplichting voor financiële instellingen of beleggers om alleen te beleggen in effecten waarvoor een prospectus is gepubliceerd overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten (9) en Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (10) en die overeenkomstig deze verordening zijn beoordeeld. Bovendien mag deze verordening de uitgevende instellingen of de aanbieders of personen die verzoeken om tot de handel op een gereglementeerde markt te worden toegelaten, evenmin verplichten ratings te verkrijgen voor effecten die krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 zijn onderworpen aan de verplichte publicatie van een prospectus.

(5)

Een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerde prospectus moet duidelijke en opvallende informatie bevatten over de vraag of de rating voor de betroffen effecten al dan niet is afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd en overeenkomstig deze verordening geregistreerd ratingbureau. Niets in deze verordening mag echter de personen die verantwoordelijk zijn voor het publiceren van een prospectus krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 ervan weerhouden om in het prospectus enige relevante informatie op te nemen, met inbegrip van informatie over in derde landen afgegeven ratings en daarop betrekking hebbende gegevens.

(6)

Naast het afgeven van ratings en uitoefenen van ratingactiviteiten moeten ratingbureaus ook nevenactiviteiten kunnen verrichten op professionele basis. Het verrichten van nevenactiviteiten mag de onafhankelijkheid of integriteit van ratingactiviteiten van ratingbureaus niet in gevaar brengen.

(7)

Deze verordening moet van toepassing zijn op ratings die worden afgegeven door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus. Het hoofddoel van de verordening is de stabiliteit van de financiële markten en de investeerders te beschermen. Kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen vallen niet onder de toepassingssfeer van deze verordening.

(8)

Ratingbureaus mogen op vrijwillige basis de door de International Organisation of Securities Commissions uitgebrachte gedragscode, de Code of Conduct Fundamentals for credit rating agencies (11) (IOSCO-code), toepassen. In 2006 werd het bij Besluit 2009/77/EG opgerichte Comité van Europese effectenregelgevers (12) („CESR”) in de mededeling van de Commissie over kredietbeoordelaars verzocht te controleren of de IOSCO-code in acht wordt genomen, en jaarlijks daarover verslag uit te brengen aan de Commissie.

(9)

De Europese Raad van 13 en 14 maart 2008 is het eens geworden over een reeks conclusies over de voornaamste zwakke punten in het financiële stelsel. Een van de doelstellingen was verbetering van de marktwerking en stimulerende maatregelen, onder meer ten aanzien van de rol van ratingbureaus.

(10)

Over ratingbureaus wordt geoordeeld dat zij ten eerste de verslechtering van de marktomstandigheden niet vroeg genoeg tot uiting hebben laten komen in hun ratings, en ten tweede hun ratings niet op tijd hebben aangepast toen de marktcrisis erger werd. Dit falen kan het best worden gecorrigeerd met maatregelen op het gebied van belangenconflicten, de kwaliteit van ratings, de transparantie en interne governance van de ratingbureaus en het toezicht op de activiteiten van de ratingbureaus. De gebruikers van ratings mogen niet blindelings op ratings vertrouwen maar moeten bij het gebruik van dergelijke ratings hun eigen analyse verrichten en te allen tijde voldoende „due-diligence”-onderzoek uitvoeren.

(11)

Er moet een gemeenschappelijk regelgevingkader worden vastgesteld voor de verbetering van de kwaliteit van ratings, dat met name moet zien op de kwaliteit van ratings die moeten worden gebruikt door financiële instellingen en personen waarvoor in de Gemeenschap geharmoniseerde voorschriften gelden. Bij afwezigheid van een dergelijk gemeenschappelijk kader bestaat het gevaar dat de lidstaten op nationaal niveau uiteenlopende maatregelen treffen, wat een rechtstreekse negatieve weerslag zou hebben op en belemmeringen zou opwerpen voor een goede werking van de interne markt. Dit aangezien de ratingbureaus die ratings afgeven waarvan financiële instellingen in de Gemeenschap gebruikmaken, dan zouden worden onderworpen aan regels die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Voorts kunnen met betrekking tot ratings uiteenlopende kwaliteitseisen worden gesteld en uiteenlopende niveaus van beleggers- en consumentenbescherming ontstaan. Bovendien moeten gebruikers de in de Gemeenschap afgegeven ratings kunnen vergelijken met internationaal afgegeven ratings.

(12)

Deze verordening mag geen gevolgen hebben voor het gebruik van ratings door andere personen dan die op welke deze verordening betrekking heeft.

(13)

Het is wenselijk te bepalen dat in derde landen afgegeven ratings kunnen worden gebruikt voor regelgevingsdoeleinden in de Gemeenschap, mits deze voldoen aan even strenge vereisten als die van deze verordening. Bij deze verordening wordt een bekrachtigingsregeling ingevoerd waarmee in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig haar bepalingen zijn geregistreerd, in derde landen afgegeven ratings kunnen bekrachtigen. Wanneer een ratingbureau een in een derde land afgegeven rating bekrachtigt, moet het doorlopend vaststellen en controleren of ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van die rating in een derde land, voldoen aan de vereisten inzake de afgifte van ratings die even streng zijn als die van deze verordening en in de praktijk hetzelfde regelgevende doel en dezelfde regelgevende effecten verwezenlijken.

(14)

Om te voorkomen dat het feit dat een ratingbureau niet in de Gemeenschap gevestigd is een serieuze belemmering zal vormen voor effectief toezicht in het belang van de financiële markten in de Gemeenschap, moet zo’n bekrachtigingsregeling worden ingevoerd voor ratingbureaus die geaffilieerd zijn of nauw samenwerken met in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus. Niettemin kan het noodzakelijk zijn het vereiste van fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap in bepaalde gevallen bij te stellen, met name wanneer het gaat om kleine ratingbureaus uit derde landen die geen aanwezigheid of affiliatie in de Gemeenschap hebben. Daarom moet voor dergelijke ratingbureaus een specifiek certificatiestelsel worden opgezet, voor zover zij niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten.

(15)

Certificatie moet mogelijk zijn nadat de Commissie heeft vastgesteld dat het juridische en toezichtkader van een derde land gelijkwaardig is aan de vereisten van deze verordening. Het beoogde equivalentiemechanisme moet niet automatisch toegang verlenen tot de Gemeenschap, maar moet de mogelijkheid bieden om ratingbureaus uit derde landen van geval tot geval te beoordelen en een ontheffing te verlenen van bepaalde organisatorische vereisten welke gelden voor ratingbureaus die in de Gemeenschap werkzaam zijn, waaronder de vereiste fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap.

(16)

Deze verordening moet tevens voorschrijven dat ratingbureaus van derde landen voldoen aan criteria die algemene vereisten vormen voor de integriteit van hun ratingactiviteiten, teneinde te voorkomen dat de bevoegde autoriteiten of andere overheden van dat derde land zich bemoeien met de inhoud van de kredietratings, alsook dat zij een goed beleid voeren ten aanzien van belangenconflicten, het rouleren van analisten en periodieke en doorlopende informatievoorziening.

(17)

Een belangrijk vereiste voor een goed bekrachtigingsmechanisme en een equivalentiestelsel is ook het bestaan van goede samenwerkingsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en de betrokken bevoegde autoriteiten van de ratingbureaus van derde landen.

(18)

Ratingbureaus die in een derde land afgegeven ratings bekrachtigen, moeten volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk zijn voor de bekrachtigde ratings en voor de naleving van de desbetreffende voorwaarden van deze verordening.

(19)

Deze verordening moet niet van toepassing zijn op ratings die een ratingbureau opstelt naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen afgeeft aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement.

(20)

Onderzoek op beleggingsgebied, investeringsaanbevelingen en andere opinies over een waarde of een prijs voor een financieel instrument of een financiële verplichting dienen niet als ratings te worden beschouwd.

(21)

Een ongevraagde rating, dat wil zeggen een rating die niet op verzoek van de uitgevende instelling of de beoordeelde entiteit is geïnitieerd, moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn en op passende wijze worden onderscheiden van gevraagde ratings.

(22)

Om mogelijke belangenconflicten te vermijden, moeten ratingbureaus zich in hun beroepsactiviteit concentreren op de afgifte van ratings. Het mag een ratingbureau niet worden toegestaan zich bezig te houden met consultancy of adviesverlening. Met name mag een ratingbureau geen voorstellen of aanbevelingen doen voor de constructie van een gestructureerd financieringsinstrument. Wel zou een ratingbureau in de gelegenheid moeten zijn nevendiensten te verrichten mits daardoor geen mogelijke belangenconflicten met de afgifte van ratings ontstaan.

(23)

Ratingbureaus moeten ratingmethodologieën hanteren die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van passende historische ervaring en door back-testing worden gevalideerd. Deze eis mag echter voor de bevoegde autoriteiten en de lidstaten geen reden zijn om zich te bemoeien met de inhoud van ratings en de methodologieën. Evenmin mag de eis dat ratings minstens eenmaal per jaar door ratingbureaus worden getoetst, afdoen aan de verplichting voor ratingbureaus om ratings doorlopend te bewaken en zo nodig bij te stellen. Deze eisen moeten niet zodanig worden gehanteerd dat nieuwe ratingbureaus ervan worden weerhouden de markt te betreden.

(24)

De ratings moeten goed onderbouwd en gemotiveerd zijn, ten einde gecompromitteerde ratings te vermijden.

(25)

De ratingbureaus moeten informatie openbaar maken over de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die zij bij hun ratingactiviteiten gebruiken. De openbaar gemaakte informatie over modellen moet voldoende gedetailleerd zijn om de gebruikers van ratings in staat te stellen hun eigen „due-diligence”-onderzoek te verrichten bij de beoordeling of zij al dan niet op deze ratings zullen vertrouwen. Bij de openbaarmaking van informatie over modellen mag echter geen gevoelige bedrijfsinformatie worden vrijgegeven of innovatie ernstig worden belemmerd.

(26)

Ratingbureaus moeten deugdelijke interne gedragslijnen en procedures vaststellen voor werknemers en andere personen die bij het rating- en toetsingsproces zijn betrokken, teneinde belangenconflicten te voorkomen, te identificeren, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken en de kwaliteit, integriteit en degelijkheid van het rating- en toetsingsproces te allen tijde te waarborgen. Die gedragslijnen en procedures moeten in het bijzonder de interne controlemechanismen en de compliancefunctie omvatten.

(27)

Om hun onafhankelijkheid te waarborgen, moeten ratingbureaus belangenconflictsituaties vermijden en deze conflicten adequaat beheren als ze niet te vermijden zijn. Zij moeten belangenconflicten tijdig openbaar maken. Ook moeten zij gegevens bewaren over alle wezenlijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid van het ratingbureau en zijn werknemers en andere personen die bij het ratingproces zijn betrokken, en over de veiligheidsmaatregelen om deze bedreigingen te ondervangen.

(28)

Ratingbureaus of groepen ratingbureaus dienen regelingen voor een goede corporate governance te hebben. Bij het vaststellen van zijn regelingen voor een goed ondernemingsbestuur houdt het ratingbureau of de groep ratingbureaus zich aan de noodzaak voor ratings te zorgen die onafhankelijk, objectief en van voldoende kwaliteit zijn.

(29)

Om te waarborgen dat het ratingproces onafhankelijk blijft van het bedrijfsbelang van het ratingbureau als onderneming, moeten ratingbureaus ervoor zorgen dat ten minste een derde van de leden en in geen geval minder dan twee leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan onafhankelijk is/zijn in overeenstemming met afdeling III, punt 13, van Aanbeveling 2005/162/EG van 15 februari 2005 van de Commissie betreffende de taak van niet bij het dagelijkse bestuur betrokken bestuurders of commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen en betreffende de comités van de raad van bestuur of van de raad van commissarissen (13). Voorts moet de hoogste leiding, met inbegrip van alle onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan, over voldoende deskundigheid op ter zake doende terreinen van financiële diensten beschikken. De compliance officer moet op gezette tijden verslag uitbrengen over de uitoefening van zijn of haar taken aan de hoogste leiding en aan de onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan.

(30)

Om belangenconflicten te vermijden, mag de vergoeding van onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan niet afhangen van de bedrijfsresultaten van het ratingbureau.

(31)

Een ratingbureau moet voldoende werknemers met een passende kennis en ervaring inzetten voor zijn ratingactiviteiten. Met name moet het bureau ervoor zorgen dat er voldoende personele en financiële middelen worden uitgetrokken voor de afgifte, monitoring en herziening van ratings.

(32)

Om rekening te kunnen houden met de specifieke omstandigheden van ratingbureaus met minder dan 50 werknemers moeten de bevoegde autoriteiten zulke ratingbureaus kunnen ontheffen van een aantal van de verplichtingen in deze verordening met betrekking tot de rol van de onafhankelijke leden van het bestuur, de compliance functie en het rouleringssysteem, voor zover deze ratingbureaus kunnen aantonen dat ze voldoen aan specifieke voorwaarden. De bevoegde autoriteiten moeten met name onderzoeken of de omvang van een ratingbureau niet opzettelijk zodanig is berekend dat het ratingbureau of een groep ratingbureaus niet aan de eisen van deze verordening hoeft te voldoen. De ontheffing moet door de bevoegde autoriteiten van lidstaten zodanig worden toegepast dat het gevaar van fragmentatie van de interne markt wordt voorkomen en dat de eenduidige toepassing van het Gemeenschapsrecht wordt gewaarborgd.

(33)

Langdurige relaties met dezelfde beoordeelde entiteiten of met aan deze entiteiten gelieerde derden kunnen de onafhankelijkheid van analisten en personen die ratings goedkeuren, in gevaar brengen. Daarom moeten deze analisten en personen aan een passend rouleringssysteem worden onderworpen dat ervoor moet zorgen dat analyseteams en ratingcomités geleidelijk van samenstelling veranderen.

(34)

Ratingbureaus moeten ervoor zorgen dat de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen, die gebruikt worden om ratings vast te stellen, goed worden bijgehouden, actueel zijn en periodiek uitgebreid worden getoetst en dat beschrijvingen ervan op zodanige wijze worden gepubliceerd dat uitgebreide toetsing mogelijk is. Wanneer door een gebrek aan betrouwbare gegevens of door de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument, met name een gestructureerd financieringsinstrument, ernstige twijfel ontstaat of het ratingbureau wel een geloofwaardige rating kan opstellen, moet het ratingbureau geen rating afgeven of een bestaande rating intrekken. Veranderingen in de kwaliteit van de informatie die beschikbaar is om een bestaande rating te toetsen, moeten samen met die toetsing openbaar worden gemaakt en de rating moet zo nodig worden herzien.

(35)

Om de kwaliteit van ratings te waarborgen, moet het ratingbureau maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het bij de toekenning van een rating gebruikmaakt van betrouwbare informatie. Daartoe moet een bureau er onder meer voor zorgen dat men zich kan baseren op van onafhankelijke zijde gecontroleerde jaarrekeningen en openbaargemaakte informatie, op verificaties door een gerenommeerde derde en op aselecte steekproeven van de ontvangen informatie, dan wel gebruikmaken van contractuele bepalingen die ondubbelzinnig bepalen dat de beoordeelde entiteit of de aan haar verbonden derden aansprakelijk zijn indien in het kader van het contract welbewust wezenlijk onjuiste of misleidende informatie wordt verstrekt of indien de beoordeelde entiteit of aan haar verbonden derden niet de nodige zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de nauwkeurigheid van de in de contractuele voorwaarden gespecificeerde informatie.

(36)

Deze verordening doet niet af aan de verplichting van de ratingbureaus om het recht op privacy van natuurlijke personen te beschermen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (14).

(37)

Ratingbureaus moeten goede procedures vaststellen voor de periodieke toetsing van de gebruikte methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen opdat veranderingen in de omstandigheden op de onderliggende markten voor activa daarin tot uiting kunnen komen. Omwille van de transparantie moeten wezenlijke wijzigingen in de methodologieën en werkwijzen, procedures en processen van ratingbureaus openbaar worden gemaakt voordat deze van kracht worden, tenzij extreme marktomstandigheden een onmiddellijke wijziging van de rating noodzakelijk maken.

(38)

Ratingbureaus moeten een passende risicowaarschuwing geven die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aannamen omvat. In deze analyse moet worden uitgelegd op welke wijze diverse marktontwikkelingen die de in het model ingebouwde parameters (bv. de volatiliteit) in beweging brengen, wijzigingen in de ratings kunnen beïnvloeden. Het ratingbureau moet ervoor zorgen dat de informatie over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën verifieerbaar en kwantificeerbaar is en voor belanghebbende partijen een toereikende basis vormt om inzicht te krijgen in de historische resultaten van elke ratingcategorie en in de vraag of en hoe deze ratingcategorieën zijn gewijzigd. Indien een historische wanbetalingsgraad vanwege de aard van de rating of vanwege andere omstandigheden niet adequaat is, statistisch niet-valide is of anderszins misleidend kan zijn voor de gebruikers van de rating, moet het ratingbureau een passende toelichting geven. Deze informatie moet zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met bestaande, in de sector gangbare patronen zodat beleggers de prestaties van de verschillende ratingbureaus met elkaar kunnen vergelijken.

(39)

Met het oog op meer transparantie van ratings en om bij te dragen tot de bescherming van beleggers moet het CESR een centrale databank bijhouden waarin informatie over de historische prestatiegegevens van ratingbureaus en informatie over in het verleden afgegeven ratings wordt bewaard. De ratingbureaus moeten informatie in gestandaardiseerde vorm aan dit depot verstrekken. Het CESR moet deze informatie beschikbaar maken voor het publiek en jaarlijks beknopte informatie publiceren over de belangrijkste waargenomen ontwikkelingen.

(40)

Onder bepaalde omstandigheden kunnen gestructureerde financieringsinstrumenten andere gevolgen teweegbrengen dan het geval is bij het traditionele schuldpapier van bedrijven. Beleggers kunnen een verkeerd beeld krijgen indien voor beide soorten instrumenten zonder verdere uitleg dezelfde ratingcategorieën worden gehanteerd. Ratingbureaus moeten er in belangrijke mate toe bijdragen dat de gebruikers van ratings zich bewust worden van de bijzondere kenmerken van de gestructureerde financieringsproducten. Daarom moeten de ratingbureaus duidelijk onderscheid maken tussen enerzijds ratingcategorieën die zij gebruiken voor de beoordeling van gestructureerde financieringsinstrumenten en anderzijds ratingcategorieën die zij gebruiken voor andere financiële instrumenten of financiële verplichtingen, door de ratingcategorie van een passend symbool te voorzien.

(41)

Ratingbureaus moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat uitgevende instellingen bij verschillende ratingbureaus een aanvraag indienen voor een voorlopige beoordeling van het betrokken gestructureerde financieringsinstrument om na te gaan welk bureau de beste rating voor de voorgestelde structuur biedt. Uitgevende instellingen moeten zelf ook dergelijke handelswijzen vermijden.

(42)

Een ratingbureau moet gegevens bewaren over de ratingmethodologieën en deze bij wijzigingen regelmatig bijwerken, alsook gegevens bewaren over de wezenlijke onderdelen van de dialoog tussen de analist en de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden.

(43)

Om een hoge mate van beleggers- en consumentenvertrouwen op de interne markt te waarborgen, is registratie wenselijk van ratingbureaus die ratings afgeven die door financiële instellingen in de Gemeenschap worden gebruikt. Een dergelijke registratie is de voornaamste voorwaarde waaraan ratingbureaus moeten voldoen om ratings te mogen afgeven die bedoeld zijn om in de Gemeenschap voor regelgevingsdoeleinden te worden gebruikt. Daarom moeten geharmoniseerde voorwaarden en een procedure voor het verlenen, opschorten en intrekken van een dergelijke registratie worden vastgesteld.

(44)

Deze verordening komt niet in de plaats van de vastgestelde procedure voor de erkenning van externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI’s) overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG. De reeds in de Gemeenschap erkende EKBI’s moeten een registratie overeenkomstig deze verordening aanvragen.

(45)

Het moet een ratingbureau dat door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat is geregistreerd, worden toegestaan in de gehele Gemeenschap ratings af te geven. Daarom moet worden voorzien in één registratieprocedure voor elk ratingbureau die voor de gehele Gemeenschap geldt. De registratie van een ratingbureau moet effectief worden zodra het registratiebesluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst krachtens het nationale recht van kracht is geworden.

(46)

Er moet één centraal punt voor de indiening van registratieaanvragen worden vastgesteld. Het CESR moet registratieaanvragen in ontvangst nemen en de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten in kennis stellen van de aanvragen. Het CESR moet ook advies uitbrengen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over de volledigheid van een aanvraag. De registratieaanvragen moeten op nationaal niveau worden beoordeeld door de desbetreffende bevoegde autoriteit. Voor een efficiënte behandeling van ratingbureaus is het nodig dat de bevoegde autoriteiten operationeel netwerken („colleges”) met een efficiënte informatietechnologie opzetten. Het CESR moet een subcomité oprichten dat gespecialiseerd is in ratings van alle door ratingbureaus beoordeelde activaklassen.

(47)

Sommige ratingbureaus bestaan uit diverse rechtspersonen die samen een groep ratingbureaus vormen. Bij de registratie van elk van de ratingbureaus die van een dergelijke groep deel uitmaken, moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de beoordeling van de aanvragen van tot dezelfde groep behorende ratingbureaus, en de besluitvorming over het verlenen van de registratie, coördineren. Het moet evenwel mogelijk zijn om de registratie van één van de ratingbureaus in een groep ratingbureaus te weigeren indien dat ratingbureau niet voldoet aan de voorwaarden voor registratie terwijl andere leden van de groep wel voldoen aan alle voorwaarden voor registratie overeenkomstig deze verordening. Aangezien het college niet de bevoegdheid moet worden verleend om juridisch bindende besluiten te nemen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van de leden van de groep ratingbureaus elk een afzonderlijk besluit nemen over het ratingbureau dat gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat in kwestie.

(48)

Het college moet het daadwerkelijke platform vormen waar bevoegde autoriteiten informatie over toezicht uitwisselen, hun activiteiten op elkaar afstemmen en toezichtmaatregelen nemen die nodig zijn voor daadwerkelijk toezicht op ratingbureaus. Meer specifiek moet het college de gelegenheid bieden te controleren of de voorwaarden voor bekrachtiging van in derde landen afgegeven ratings en de certificatie, de uitbestedingsovereenkomst en de ontheffing van een ratingbureau als voorzien in deze verordening, zijn vervuld. De activiteiten van de colleges van bevoegde autoriteiten moeten bijdragen aan een geharmoniseerde toepassing van de regels volgens deze verordening en aan de convergentie van de toezichtpraktijken.

(49)

Om de praktische coördinatie van de activiteiten van het college te verbeteren moeten de leden van het college uit hun midden een facilitator kiezen. De facilitator moet de vergadering van het college voorzitten, zijn schriftelijke coördinatieregelingen opstellen en zijn optreden van het college coördineren. Tijdens het registratieproces moet de facilitator beoordelen of de periode voor de behandeling van aanvragen moet worden verlengd, het onderzoek van aanvragen coördineren en contact houden met het CESR.

(50)

De Commissie heeft in november 2008 een high level groep opgericht met als taak de toekomstige Europese toezichtarchitectuur te onderzoeken op het gebied van financiële diensten, met inbegrip van de rol van het CESR.

(51)

De huidige toezichtarchitectuur moet niet worden gezien als de langetermijnoplossing voor het toezicht op ratingbureaus. Colleges van bevoegde autoriteiten, die geacht worden de samenwerking op het gebied van het toezicht op dit terrein in de Gemeenschap in goede banen te leiden, zijn een belangrijke stap vooruit, maar bieden wellicht niet alle voordelen die een meer geconsolideerd toezicht op de ratingindustrie oplevert. De crisis in de internationale financiële markten heeft duidelijk aangetoond dat de behoefte aan grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector nader moet worden onderzocht. Om het noodzakelijke niveau van communautaire convergentie van en samenwerking bij het toezicht te verwezenlijken en de stabiliteit van het financiële stelsel te ondersteunen, zijn verdere grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector hoogst noodzakelijk, en moet de Commissie daar met spoed voor zorgen, daarbij naar behoren rekening houdend met de conclusies van 25 februari 2009 van de door Jacques de Larosière voorgezeten groep van deskundigen. De Commissie moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 juli 2010 aan het Europees Parlement, de Raad en andere betrokken instellingen verslag uitbrengen van alle bevindingen ter zake en de nodige wetgevingsvoorstellen indienen om de geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot de coördinatie van het toezicht en de samenwerkingsregelingen te verhelpen.

(52)

Als belangrijke wijzigingen in de voorwaarden voor de initiële registratie van een ratingbureau moeten onder meer worden beschouwd significante wijzigingen in de bekrachtigingsregeling, de uitbestedingsovereenkomsten en het openen of sluiten van bijkantoren.

(53)

Het toezicht op een ratingbureau moet worden uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten waarbij het betrokken college wordt ingeschakeld en het CESR steeds volledig wordt betrokken.

(54)

Het vermogen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en andere leden van het betrokken college om te beoordelen en te controleren of een ratingbureau voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen moet niet worden beperkt door uitbestedingsovereenkomsten waarbij het ratingbureau partij is. Wanneer een ratingbureau gebruikmaakt van uitbestedingsovereenkomsten, moet het verantwoordelijk blijven voor alle verplichtingen die krachtens deze verordening op hem rusten.

(55)

Om het beleggers- en consumentenvertrouwen op een hoog niveau te houden en een doorlopend toezicht op in de Gemeenschap afgegeven ratings mogelijk te maken, moeten ratingbureaus met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap verplicht worden om een dochteronderneming in de Gemeenschap op te richten, zodat een efficiënt toezicht op hun activiteiten in de Gemeenschap en een daadwerkelijk gebruik van het bekrachtigingsstelsel mogelijk worden. Ook moet het verschijnen van nieuwe actoren op de markt van de ratingbureaus gestimuleerd worden.

(56)

De bevoegde autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben in deze verordening omschreven bevoegdheden ten aanzien van ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en aan die entiteiten gelieerde derden, derden waaraan de ratingbureaus bepaalde functies of activiteiten hebben uitbesteed en andere personen die op een andere wijze te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten, aan te wenden. Dergelijke personen zijn aandeelhouders of leden van de toezichthoudende of bestuursorganen van de ratingbureaus en de beoordeelde entiteiten.

(57)

De bepalingen van deze verordening over heffingen voor toezicht mogen niet afdoen aan de toepasselijke bepalingen van het nationale recht betreffende heffingen voor toezicht of andere vergoedingen.

(58)

Er moet een mechanisme worden opgezet om deze verordening effectief te kunnen handhaven. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten over de nodige middelen beschikken om ervoor te zorgen dat de ratings in de Gemeenschap worden afgegeven overeenkomstig deze verordening. Het gebruik van deze toezichtmaatregelen moet altijd binnen het betrokken college worden gecoördineerd. Maatregelen als intrekking van een registratie of opschorting van het gebruik van ratings voor regelgevingsdoeleinden moeten worden opgelegd wanneer zij evenredig worden geacht aan de ernst van de inbreuk op de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen. Bij de uitoefening van toezichtbevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten naar behoren rekening houden met de belangen van beleggers en met de marktstabiliteit. Aangezien een ratingbureau bij de opstelling van zijn ratings onafhankelijk moet blijven, mogen de bevoegde autoriteiten noch de lidstaten zich bemoeien met de inhoud van ratings en met de methodologieën waarmee een bureau ratings vaststelt, ten einde te voorkomen dat ratings gecompromitteerd zijn. Ingeval er druk wordt uitgeoefend op een ratingbureau, moet dit bureau de Commissie en het CESR daarvan in kennis stellen. De Commissie moet van geval tot geval beoordelen of er verdere maatregelen moeten worden genomen tegen de betrokken lidstaat wegens niet-naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

(59)

Het is wenselijk ervoor te zorgen dat de in deze verordening bedoelde besluitvorming stoelt op nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en daarom zouden de registratiebesluiten op basis van onderlinge overeenstemming worden genomen. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed verloop van de registratie en van het toezicht. De besluitvorming moet doeltreffend zijn, vlot verlopen en op consensus berusten.

(60)

Omwille van de efficiëntie van het toezicht en om dubbel werk te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten samenwerken.

(61)

Ook moet worden gezorgd voor uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening belast zijn met het toezicht op ratingbureaus en de bevoegde autoriteiten die toezien op financiële instellingen, in het bijzonder die welke verantwoordelijk zijn voor het bedrijfseconomische toezicht of voor de financiële stabiliteit in de lidstaten.

(62)

Bevoegde autoriteiten van de lidstaten die niet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst zijn, moeten kunnen ingrijpen en passende toezichtmaatregelen kunnen treffen nadat ze de CESR en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op de hoogte hebben gebracht en het betrokken college hebben geraadpleegd in geval ze hebben vastgesteld dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op hun grondgebied worden gebruikt, niet voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen.

(63)

Tenzij deze verordening voorziet in een specifieke procedure inzake registratie of certificatie of intrekking daarvan, het nemen van toezichtmaatregelen en de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden, moet het nationale recht gelden dat de procedures in kwestie beheerst, met inbegrip van taalregelingen, beroepsgeheim en wettelijk privilege, en mogen de rechten van de onder dat recht ressorterende ratingbureaus en personen niet worden geschonden.

(64)

De convergentie van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten moet in de hand worden gewerkt om ervoor te zorgen dat overal op de interne markt even intensief toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorschriften.

(65)

Het CESR moet zorgen voor samenhang in de toepassing van deze verordening. Het moet de samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten bij het toezicht versterken en vergemakkelijken en waar nodig sturend optreden. Om de samenhang in de aanpak van de bevoegde autoriteiten te bevorderen, moet het CESR daarom een mediation mechanisme en peer review instellen.

(66)

De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en moeten ten minste betrekking hebben op gevallen waarin ernstige fouten zijn begaan bij de beroepsuitoefening en waarin niet de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. De lidstaten moeten de mogelijkheid bieden bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties op te leggen. Het CESR moet richtsnoeren opstellen voor de convergentie van praktijken in verband met die sancties.

(67)

Het uitwisselen of doorgeven van informatie tussen bevoegde autoriteiten, andere autoriteiten, instanties of personen moet in overeenstemming zijn met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Richtlijn 95/46/EG.

(68)

De verordening moet ook regels geven met betrekking tot de uitwisseling van informatie met bevoegde autoriteiten in derde landen, in het bijzonder met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de ratingbureaus die betrokken zijn bij de bekrachtiging en de certificatie.

(69)

Onverminderd de toepassing van Gemeenschapsrecht moeten vorderingen tegen ratingbureaus in verband met inbreuken op de bepalingen van deze verordening worden gesteld overeenkomstig het toepasselijke nationale recht inzake wettelijke aansprakelijkheid.

(70)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (15).

(71)

Met name moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, rekening houdend met internationale ontwikkelingen, de bijlagen I en II, waarin de concrete criteria zijn opgenomen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of een ratingbureau zijn verplichtingen op het gebied van interne organisatie, operationele regelingen, werknemersvoorschriften, de presentatie van ratings en de openbaarmaking nakomt, te wijzigen en de criteria voor het vaststellen van gelijkwaardigheid van het regelgevings- en toezichtkader van derde landen met de bepalingen van deze verordening, te specificeren of te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(72)

Om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op de financiële markten, moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de toepassing van deze verordening beoordeelt, en met name in welke mate voor regelgevingsdoeleinden op ratings is vertrouwd en of de beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit passend is. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen.

(73)

De Commissie moet ook een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij een oordeel geeft over maatregelen om uitgevende instellingen aan te sporen om voor een deel van hun ratings gebruik te maken van in de Gemeenschap opgerichte ratingbureaus, over mogelijke alternatieven voor het „de uitgevende instelling betaalt”-model, met inbegrip van het opzetten van een openbaar communautair ratingbureau, en over de convergentie van nationale voorschriften met betrekking tot inbreuken op de bepalingen van deze verordening. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen.

(74)

Ook moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de ontwikkelingen in het regelgevings- en toezichtkader voor ratingbureaus in derde landen evalueert, alsook de gevolgen van deze ontwikkelingen en van overgangsbepalingen van deze verordening voor de stabiliteit van de financiële markten in de Gemeenschap.

(75)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk waarborging van een goede bescherming van consument en belegger door vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de kwaliteit van ratings die op de interne markt worden afgegeven, verder gaat dan hetgeen de lidstaten kunnen verwezenlijken, omdat er thans op dit gebied een gebrek aan nationale regelgeving is en een meerderheid van de bestaande ratingbureaus buiten de Gemeenschap is gevestigd, en derhalve beter op Gemeenschapsniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen goedkeuren overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader dat moet zorgen voor verbetering van de integriteit, de transparantie, de verantwoordelijkheid, de governance en de betrouwbaarheid van ratingactiviteiten en draagt aldus bij tot de kwaliteit van in de Gemeenschap afgegeven ratings en daarmee tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus om hun onafhankelijkheid te bevorderen en belangenconflicten te vermijden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op ratings die door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven en die openbaar worden gemaakt of op basis van abonnement worden verspreid.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

niet-openbare ratings die worden opgesteld naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen worden afgegeven aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement;

b)

kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen;

c)

kredietratings die worden opgesteld door exportkredietagentschappen overeenkomstig punt 1.3 van deel 1 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG, of

d)

ratings die door de centrale banken worden opgesteld en die:

i)

niet door de beoordeelde entiteit worden betaald;

ii)

niet openbaar worden gemaakt;

iii)

worden afgegeven overeenkomstig de beginselen, normen en procedures die zorgen voor voldoende integriteit en onafhankelijkheid van ratingactiviteiten overeenkomstig deze verordening, en

iv)

geen betrekking hebben op door de respectieve centrale banken van de lidstaten uitgegeven financiële instrumenten.

3.   Een ratingbureau vraagt registratie aan volgens deze verordening, hetgeen een voorwaarde is voor erkenning als externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) overeenkomstig deel 2 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG, tenzij het bureau alleen de in lid 2 bedoelde ratings afgeeft.

4.   Om te eenduidige toepassing van lid 2, onder d), te waarborgen, kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig de in artikel 38, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure en overeenkomstig lid 2, onder d), van dit artikel, een besluit vaststellen waarin wordt verklaard dat een centrale bank binnen de werkingssfeer daarvan valt en derhalve is ontheven van de toepassing van deze verordening.

De Commissie publiceert op haar website de lijst van centrale banken die binnen de werkingssfeer van lid 2, onder d), van dit artikel vallen.

Artikel 3

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a)

„rating”: een oordeel over de kredietwaardigheid van een entiteit, een schuldinstrument of financiële verplichting, obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, dan wel van een uitgevende instelling van een schuldinstrument of financiële verplichting, van obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, voor het afgeven waarvan wordt gebruikgemaakt van een vast en welomschreven rangordesysteem van ratingcategorieën;

b)

„ratingbureau”: een rechtspersoon tot wiens activiteit de afgifte van ratings op professionele basis behoort;

c)

„lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar het ratingbureau zijn statutaire zetel heeft;

d)

„ratinganalist”: een persoon die analyserende taken verricht die noodzakelijk zijn voor de afgifte van een rating;

e)

„hoofdratinganalist”: een persoon die hoofdverantwoordelijk is voor het opstellen van een rating of voor de communicatie met de uitgevende instelling in verband met een bepaalde rating of in het algemeen in verband met de kredietwaardigheidsbeoordeling van instrumenten die afkomstig zijn van die uitgevende instelling, alsook, indien toepasselijk, voor het opstellen van aanbevelingen voor het ratingcomité in verband daarmee;

f)

„beoordeelde entiteit”: een rechtspersoon wiens kredietwaardigheid expliciet of impliciet wordt beoordeeld in de rating, ongeacht of hij om die rating heeft gevraagd of informatie heeft verstrekt voor de opstelling ervan;

g)

„regelgevingsdoeleinden”: het gebruik van ratings specifiek met het oog op de naleving van het Gemeenschapsrecht, zoals dat ten uitvoer wordt gelegd door de nationale wetgeving van de lidstaten;

h)

„ratingcategorie”: ratingsymbool, zoals een letter of een nummersymbool dat vergezeld kan gaan van identificerende lettertekens, dat in een rating wordt gebruikt als relatieve risicomaatstaf ter onderscheiding van de verschillende risicokenmerken van de soorten beoordeelde entiteiten, uitgevende instellingen of andere activa;

i)

„gelieerde derde”: de originator, bemiddelaar, sponsor, beheerder of enigerlei andere partij die namens een beoordeelde entiteit contacten heeft met een ratingbureau, met inbegrip van een persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband;

j)

„zeggenschap”: de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, als bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (16), of een nauwe band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

k)

„financiële instrumenten”: de instrumenten bedoeld in afdeling C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (17);

l)

„gestructureerd financieringsinstrument”: een financieel instrument of andere activa, resulterend uit een securitisatietransactie of -regeling als bedoeld in artikel 4, punt 36), van Richtlijn 2006/48/EG;

m)

„groep ratingbureaus”: een in de Gemeenschap gevestigde groep ondernemingen bestaande uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG en tot wier activiteit de afgifte van ratings behoort. Voor de toepassing van artikel 4, lid 3, onder a), behelst een groep ratingbureaus ook in derde landen gevestigde ratingbureaus;

n)

„senior management”: de persoon of de personen die de daadwerkelijke leiding hebben over het ratingbureau en het lid of de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan ervan;

o)

„ratingactiviteiten”: analyse van gegevens en informatie, evaluatie, goedkeuring, afgifte en toetsing van ratings.

2.   Voor de toepassing van sub a) van lid 1, worden niet als ratings beschouwd:

a)

aanbevelingen in de zin van artikel 1, punt 3, van Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie (18);

b)

onderzoek op beleggingsgebied zoals omschreven in artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2006/73/EG (19) en andere vormen van algemene aanbevelingen zoals „kopen”, „verkopen” of „aanhouden” in verband met transacties in financiële instrumenten of financiële verplichtingen, of

c)

opinies over de waarde van een financieel instrument of financiële verplichting.

Artikel 4

Gebruikmaking van ratings

1.   Kredietinstellingen als gedefinieerd in Richtlijn 2006/48/EG, beleggingsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2004/39/EG, verzekeringsondernemingen die onder de Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan vallen (20), verzekeringsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (21), herverzekeringsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering (22), instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) als gedefinieerd in Richtlijn 85/611/EG en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in Richtlijn 2003/41/EG mogen voor regelgevingsdoeleinden alleen gebruikmaken van ratings indien zijn afgegeven door in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.

Wanneer in een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerd prospectus wordt verwezen naar een of meer ratings, draagt de uitgevende instelling, de aanbieder of de persoon die om toelating tot de handel op een gereglementeerde markt verzoekt, er zorg voor dat het prospectus ook duidelijke en opvallende informatie bevat over de vraag of die ratings zijn afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.

2.   Een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd, wordt geacht een rating te hebben afgegeven wanneer de rating op de website van het ratingbureau of anderszins is bekendgemaakt of per abonnement is verspreid en overeenkomstig artikel 10 is gepresenteerd en openbaar gemaakt, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat de rating overeenkomstig lid 3 van dit artikel is bekrachtigd.

3.   In de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd, kunnen een in een derde land afgegeven rating alleen bekrachtigen wanneer ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van een dergelijke rating, voldoen aan onderstaande voorwaarden:

a)

de ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de te bekrachtigen rating worden geheel of gedeeltelijk uitgevoerd door het bekrachtigend ratingbureau of door ratingbureaus die tot dezelfde groep behoren;

b)

het ratingbureau heeft geverifieerd en kan te allen tijde tegenover de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aantonen dat de door het ratingbureau van het derde land uitgevoerde ratingactiviteiten die tot de afgifte van de te bekrachtigen rating hebben geleid, voldoen aan vereisten die minstens even streng zijn als de vereisten van de artikelen 6 tot en met 12;

c)

het vermogen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau, of van het in artikel 29 bedoelde college van bevoegde autoriteiten („college”), om te controleren of het in het derde land gevestigde ratingbureau voldoet aan de vereisten van onder b) is niet beperkt;

d)

het ratingbureau verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op verzoek alle informatie die deze autoriteit nodig heeft om doorlopend te kunnen toezien op de naleving van de vereisten van deze verordening;

e)

er is een objectieve reden waarom de rating in een derde land is opgesteld;

f)

het in het derde land gevestigde ratingbureau is toegelaten of geregistreerd en staat onder toezicht in dat derde land;

g)

de regelgeving in dat derde land sluit bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat derde land met de inhoud van ratings en de methodologieën uit, en

h)

er bestaat een passende samenwerkingsafspraak tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau en de bevoegde autoriteit van het in een derde land gevestigde ratingbureau. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zorgt ervoor dat deze samenwerkingsafspraken in elk geval onderstaande elementen expliciet vermelden:

i)

het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in kwestie, en

ii)

de procedures voor het coördineren van toezichtactiviteiten, zodat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau doorlopend controle kan uitoefenen op ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de bekrachtigde rating.

4.   Een krachtens lid 3 bekrachtigde rating wordt geacht een rating te zijn die is afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.

Een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd gebruikt deze bekrachtiging niet met de bedoeling de voorschriften van deze verordening te ontlopen.

5.   Het ratingbureau dat een in een derde land afgegeven rating heeft bekrachtigd overeenkomstig lid 3 blijft volledig verantwoordelijk voor die rating en voor de naleving van de voorwaarden van dat lid.

6.   Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 6, het juridisch en toezichtkader van een derde land heeft erkend als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening en indien de in artikel 5, lid 7, bedoelde samenwerkingsafspraken operationeel zijn, wordt van een ratingbureau dat in dat derde land afgegeven ratings bekrachtigt niet langer geëist dat het verifieert of aantoont dat aan de voorwaarde van lid 3, onder g), is voldaan.

Artikel 5

Gelijkwaardigheid en certificatie op basis van gelijkwaardigheid

1.   Ratings van entiteiten die gevestigd zijn of financiële instrumenten die uitgegeven zijn in derde landen door een in een derde land gevestigd ratingbureau, kunnen in de Gemeenschap worden gebruikt overeenkomstig artikel 4, lid 1, zonder overeenkomstig artikel 4, lid 3, te zijn bekrachtigd, op voorwaarde dat:

a)

het ratingbureau in dat derde land toegelaten of geregistreerd is en daar onder toezicht staat;

b)

de Commissie een gelijkwaardigheidbesluit heeft genomen overeenkomstig lid 6 van dit artikel, waarin zij het juridische en toezichtkader van dat derde land erkent als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening;

c)

de in lid 7 van dit artikel bedoelde samenwerkingsafspraken operationeel zijn;

d)

de door het ratingbureau afgegeven ratings en zijn ratingactiviteiten niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten, en

e)

het ratingbureau overeenkomstig lid 2 van dit artikel is gecertificeerd.

2.   Het in lid 1 bedoelde ratingbureau kan een certificatieaanvraag indienen. De aanvraag wordt bij het Comité van Europese effectenregelgevers („CESR”) ingediend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel 15. Uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag zendt het CESR de aanvraag door naar de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten en verzoekt hen te overwegen lid te worden van het betrokken college overeenkomstig artikel 29, lid 3, onder b). De bevoegde autoriteiten die besloten hebben lid te worden van het college, stellen het CESR uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de uitnodiging van het CESR daarvan in kennis. De bevoegde autoriteiten die het CESR overeenkomstig dit lid in kennis stellen, zijn leden van het college. Uiterlijk twintig werkdagen na ontvangst van de certificatieaanvraag stelt het CESR een lijst op van de bevoegde autoriteiten die lid zijn van het college, en publiceert het deze lijst op zijn website. Uiterlijk tien werkdagen na publicatie van de lijst, kiezen de leden van het college overeenkomstig de criteria van artikel 29, lid 5, uit hun midden een facilitator. Na de instelling van het college worden de samenstelling en werking ervan beheerst door artikel 29.

3.   De aanvraag voor certificatie wordt behandeld overeenkomstig de procedure van artikel 16. Het besluit inzake de certificatie is gebaseerd op de criteria van lid 1, onder a) tot en met d), van dit artikel.

Voor de kennisgeving en publicatie van het besluit inzake de certificatie geldt het bepaalde in artikel 18.

4.   Het ratingbureau kan ook een afzonderlijke aanvraag indienen tot ontheffing:

a)

van de naleving van sommige of alle vereisten van bijlage I, afdeling A en artikel 7, lid 4, op ad-hocbasis, indien het kan aantonen dat de vereisten gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de door hem af te geven ratings niet evenredig zijn;

b)

van de verplichting tot fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap, indien een dergelijk vereiste een te zware last zou betekenen en niet evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de door hem af te geven ratings.

Bij de beoordeling van de aanvraag houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten rekening met de omvang van het desbetreffende ratingbureau, in het licht van de aard, de schaal en de complexiteit van zijn bedrijf, de aard en het gamma van de af te geven ratings en de impact van de door het ratingbureau afgegeven ratings op de financiële stabiliteit en de integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten. Op grond van die overwegingen kunnen de bevoegde autoriteiten aan het ratingbureau een dergelijke ontheffing verlenen.

5.   Besluiten inzake de ontheffingen uit hoofde van lid 4 van dit artikel zijn onderworpen aan de desbetreffende bepalingen en procedures van artikel 16, met uitzondering van de tweede alinea van lid 7 van dat artikel. Indien overeenstemming onder de leden van het betrokken college over het al dan niet verlenen van een ontheffing aan het ratingbureau uitblijft, neemt de facilitator een volledig met redenen omkleed besluit.

Voor de doeleinden van certificatie, met inbegrip van het verlenen van ontheffingen, en toezicht, vervult de facilitator in voorkomende gevallen de taken van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst.

6.   De Commissie kan overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 38, lid 3, een gelijkwaardigheidbesluit nemen waarin zij verklaart dat het juridische en toezichtkader van een derde land waarborgt dat in dat derde land toegelaten of geregistreerde ratingbureaus voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de uit deze verordening voortvloeiende vereisten en dat zij onderworpen zijn aan feitelijk toezicht en effectieve handhaving in dat derde land.

Het juridische en toezichtkader van een derde land kan als gelijkwaardig aan deze verordening worden beschouwd indien dat kader ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan toelating of registratie en zijn doorlopend onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving;

b)

ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I bij deze verordening, en

c)

de regelgeving sluit bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat derde land met de inhoud van ratings en de methodologieën uit.

De Commissie specificeert nader of wijzigt de criteria van de tweede alinea, onder a) tot en met c), teneinde rekening te houden met ontwikkelingen op de financiële markten. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 38, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

7.   De facilitator sluit samenwerkingsovereenkomsten met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het juridische en toezichtkader overeenkomstig lid 6 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening. In deze overeenkomsten wordt ten minste het volgende gespecificeerd:

a)

het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in kwestie, en

b)

de procedures in verband met de coördinatie van toezichtactiviteiten.

Het CESR coördineert de totstandbrenging van samenwerkingsovereenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten van lidstaten en de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het juridische en toezichtkader overeenkomstig lid 6 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening.

8.   De artikelen 20, 24 en 25 zijn mutatis mutandis van toepassing op gecertificeerde ratingbureaus en op de door deze bureaus afgegeven ratings.

TITEL II

AFGIFTE VAN RATINGS

Artikel 6

Onafhankelijkheid en vermijden van belangenconflicten

1.   Een ratingbureau neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afgifte van een rating niet wordt beïnvloed door een bestaand of mogelijk belangenconflict, dan wel een bestaande of mogelijke zakelijke relatie waarbij het ratingbureau dat de rating afgeeft, zijn bestuurders, zijn ratinganalisten, zijn werknemers, elke andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking of onder toezicht van het ratingbureau worden gesteld of enig persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband, betrokken is.

2.   Om zich te voegen naar lid 1 nemen ratingbureaus de vereisten van bijlage I, afdelingen A en B, in acht.

3.   Op verzoek van een ratingbureau kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een ratingbureau ontheffen van naleving van de vereisten van bijlage I, afdeling A, punten 2, 5 en 6 en artikel 7, lid 4, indien het ratingbureau kan aantonen dat deze vereisten, gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de af te geven ratings, niet evenredig zijn en dat:

a)

het minder dan 50 werknemers heeft;

b)

het maatregelen en procedures heeft ingevoerd, in het bijzonder een interne-controlemechanisme, rapportageregelingen en maatregelen om ervoor te zorgen dat de analisten en personen die de ratings goedkeuren onafhankelijk zijn en te waarborgen dat de doeleinden van deze verordening effectief worden nageleefd, en

c)

de omvang van het ratingbureau niet op zodanige wijze is vastgesteld dat de naleving van de voorwaarden van deze verordening door een ratingbureau of een groep van ratingbureaus, wordt vermeden.

In het geval van een groep ratingbureaus zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat ten minste één van de ratingbureaus in de groep geen ontheffing krijgt van de naleving van de vereisten van bijlage I, afdeling A, punten 2, 5 en 6 en artikel 7, lid 4.

Artikel 7

Ratinganalisten, werknemers en andere personen die bij de afgifte van ratings betrokken zijn

1.   Een ratingbureau draagt er zorg voor dat ratinganalisten, zijn werknemers, alsmede andere natuurlijke personen wier diensten tot zijn beschikking of onder zijn controle staan en die rechtstreeks bij ratingactiviteiten zijn betrokken, over passende kennis en ervaring beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken.

2.   Een ratingbureau zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde personen niet overgaan tot de opening van noch deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een aan haar gelieerde derde of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband.

3.   Een ratingbureau zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde personen voldoen aan de vereisten vervat in bijlage I, afdeling C.

4.   Een ratingbureau zet een passend systeem van geleidelijke roulatie op voor de ratinganalisten en de personen die ratings goedkeuren, zoals omschreven in bijlage I. Dit roulatiemechanisme wordt in fasen uitgevoerd op basis van individuele personen en niet van een compleet team.

5.   De beloning en prestatiebeoordeling van ratinganalisten en personen die ratings goedkeuren, worden niet afhankelijk gesteld van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau ontvangt van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden.

Artikel 8

Methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen

1.   De methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waarvan het ratingbureau bij zijn ratingactiviteiten zoals omschreven in bijlage I, afdeling E, punt 5, gebruikmaakt, worden door het ratingbureau openbaar gemaakt.

2.   Een ratingbureau treft, implementeert en handhaaft passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de ratings die het afgeeft, gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie die beschikbaar is en die relevant is voor zijn analyse volgens de bij de ratingactiviteiten gebruikte methodologieën. Het treft alle nodige maatregelen opdat de informatie waarvan het voor de toekenning van een rating gebruikmaakt, van voldoende kwaliteit is en uit betrouwbare bron afkomstig is.

3.   Ratingbureaus hanteren methodologieën die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van historische ervaring kunnen worden gevalideerd, onder meer door back-testing.

4.   Indien een ratingbureau gebruikmaakt van een bestaande rating die door een ander ratingbureau is opgesteld met betrekking tot onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten, weigert het niet een rating voor een entiteit of een financieel instrument af te geven omdat een ander ratingbureau reeds eerder een rating aan een deel van de entiteit of het financiële instrument heeft toegekend.

Een ratingbureau bewaart gegevens over alle gevallen waarin het in het kader van zijn ratingproces afwijkt van bestaande ratings die door een ander ratingbureau voor onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten zijn opgesteld, en motiveert deze afwijkende beoordeling.

5.   Een ratingbureau bewaakt de ratings en stelt zijn ratings en ratingmethodologieën, in het bijzonder wanneer er zich materiële veranderingen voordoen die een impact zouden kunnen hebben op een rating doorlopend, doch ten minste eenmaal per jaar bij. Een ratingbureau treft interne regelingen om de gevolgen voor ratings van veranderingen in het macro-economische klimaat of de omstandigheden op de financiële markten te monitoren.

6.   Bij een wijziging van de methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt, gaat een ratingbureau over tot:

a)

onmiddellijke openbaarmaking van het gamma aan ratings waarop die wijzigingen van invloed kunnen zijn, met gebruikmaking van dezelfde communicatiemiddelen als bij de verspreiding van de betrokken ratings werden gebruikt;

b)

toetsing van de betrokken ratings, en dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de wijziging, waarbij het deze ratings in de tussentijd observeert, en

c)

een aanpassing van alle ratings die op deze methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waren gebaseerd indien, in aansluiting op de toetsing, het totale, gecombineerde effect van de wijzigingen van invloed op deze ratings blijkt te zijn.

Artikel 9

Uitbesteding

Uitbesteding van belangrijke operationele taken mag niet wezenlijk afbreuk doen aan de kwaliteit van de interne controle van het ratingbureau en aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om te controleren of het ratingbureau de verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomt.

Artikel 10

Openbaarmaking en presentatie van ratings

1.   Een ratingbureau maakt alle ratings, alsook alle besluiten om een rating niet langer op te stellen op niet-selectieve basis en tijdig openbaar. Indien een ratingbureau besluit een rating niet langer op te stellen, omvat de openbaargemaakte informatie de volledige redenen voor dit besluit.

De eerste alinea is eveneens van toepassing op ratings die op basis van abonnement worden verspreid.

2.   Ratingbureaus zorgen ervoor dat ratings worden gepresenteerd en behandeld overeenkomstig de vereisten van bijlage I, afdeling D.

3.   Wanneer een ratingbureau ratings voor gestructureerde financieringsinstrumenten afgeeft, draagt het er zorg voor dat ratingcategorieën die aan gestructureerde financieringsinstrumenten worden toegekend, duidelijk worden gedifferentieerd door een extra symbool te gebruiken dat deze categorieën onderscheidt van de ratingcategorieën die voor andere entiteiten, financiële instrumenten of financiële verplichtingen worden gebruikt.

4.   Een ratingbureau maakt zijn gedragslijnen en procedures ten aanzien van ongevraagde ratings openbaar.

5.   Wanneer een ratingbureau een ongevraagde rating afgeeft, deelt het in de rating op duidelijke wijze mee of de beoordeelde entiteit of gelieerde derde al dan niet aan het ratingproces heeft deelgenomen en of het ratingbureau toegang had tot de rekeningen en andere relevante interne documenten van de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde.

Ongevraagde ratings zijn als zodanig herkenbaar.

6.   Een ratingbureau gebruikt de naam van geen enkele bevoegde autoriteit op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat die autoriteit de ratings of ratingactiviteiten van het ratingbureau bekrachtigt of goedkeurt.

Artikel 11

Algemene en periodieke openbaarmaking van informatie

1.   Ratingbureaus maken de gegevens met betrekking tot de in bijlage I, afdeling E, deel I, genoemde onderwerpen volledig openbaar en actualiseren deze onmiddellijk.

2.   Een ratingbureau stelt informatie over zijn historische prestatiegegevens, met inbegrip van de frequentie van ratingwijzigingen, en over in het verleden afgegeven ratings en de wijzigingen daarvan, ter beschikking in een centrale databank die door het CESR is opgezet. Een ratingbureau verstrekt informatie aan deze databank op een door het CESR voorgeschreven gestandaardiseerd formulier. Het CESR maakt deze informatie beschikbaar voor het publiek en publiceert beknopte informatie over de belangrijkste op jaarbasis waargenomen ontwikkelingen.

3.   Een ratingbureau verstrekt de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst en het CESR jaarlijks alle gegevens met betrekking tot in bijlage I, afdeling E, deel II, punt 2, vermelde onderwerpen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst maken deze gegevens bekend aan de leden van het betrokken college.

Artikel 12

Transparantieverslag

Een ratingbureau publiceert jaarlijks een transparantieverslag dat de gegevens met betrekking tot de in bijlage I, afdeling E, deel III, vermelde onderwerpen bevat. Het ratingbureau publiceert zijn transparantieverslag uiterlijk drie maanden na het einde van elk boekjaar en draagt er zorg voor dat dit verslag gedurende ten minste vijf jaar op zijn website beschikbaar blijft.

Artikel 13

Openbaarmakingsvergoedingen

Een ratingbureau rekent geen vergoeding voor de informatie die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 12 wordt verstrekt.

TITEL III

TOEZICHT OP DE RATINGACTIVITEITEN

HOOFDSTUK I

registratieprocedure

Artikel 14

Registratievereiste

1.   Een ratingbureau dient een registratieaanvraag in voor de toepassing van artikel 2, lid 1, mits het een in de Gemeenschap gevestigde rechtspersoon betreft.

2.   De registratie geldt effectief voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap zodra het registratiebesluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, bedoeld in artikel 16, lid 7, of in artikel 17, lid 7, krachtens het toepasselijke nationale recht van kracht is.

3.   Een geregistreerd ratingbureau voldoet doorlopend aan de voorwaarden voor de initiële registratie.

Ratingbureaus stellen het CESR, de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst en de facilitator onverwijld in kennis van alle wijzigingen van betekenis in de voorwaarden voor de initiële registratie, met inbegrip van enige opening of sluiting van een bijkantoor in de Gemeenschap.

4.   Onverminderd de artikelen 16 en 17 registreert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst het ratingbureau indien zij na de behandeling van de aanvraag tot het oordeel komt dat het ratingbureau voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor de afgifte van ratings, met inachtneming van de artikelen 4 en 6.

5.   De bevoegde autoriteiten mogen voor registratie geen eisen opleggen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 15

Registratieaanvraag

1.   Het ratingbureau dient een registratieaanvraag in bij het CESR. De aanvraag bevat de in bijlage II vermelde gegevens.

2.   Indien een groep ratingbureaus een registratieaanvraag indient, machtigen de leden van de groep een van hen om de aanvraag namens de groep bij het CESR in te dienen. Het aldus gemachtigde ratingbureau verstrekt voor elk groepslid de in bijlage II vermelde gegevens.

3.   Een ratingbureau dient zijn registratieaanvraag in in de taal die is vereist overeenkomstig het recht van zijn lidstaat van herkomst, alsook in een taal die gangbaar is in de internationale financiële kringen.

Een registratieaanvraag die het CESR naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zendt, wordt beschouwd als een door het betrokken ratingbureau ingediende aanvraag.

4.   Uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag zendt het CESR afschriften van de aanvraag door naar de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten.

Uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag verstrekt het CESR advies aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over de volledigheid van de aanvraag.

5.   Uiterlijk 25 werkdagen na ontvangst van de aanvraag verifiëren de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de leden van het betrokken college of de aanvraag volledig is, daarbij rekening houdend met het in lid 4 bedoelde advies van het CESR. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een termijn vast waarbinnen het ratingbureau aanvullende informatie aan haar en het CESR moet verstrekken en stelt ze de leden van het college en het CESR daarvan in kennis.

Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een aanvraag volledig heeft geacht, stelt zij het ratingbureau, de leden van het college en het CESR daarvan in kennis.

6.   Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de in lid 5 bedoelde aanvullende informatie, stuurt het CESR de aanvullende informatie toe aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten.

Artikel 16

Behandeling van de registratieaanvraag van een ratingbureau door de bevoegde autoriteiten

1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten die lid zijn van het betrokken college gaan binnen 60 werkdagen na de kennisgeving, bedoeld in artikel 15, lid 5, tweede alinea over tot:

a)

het gezamenlijk behandelen van de registratieaanvraag, en

b)

alle redelijke inspanningen om overeenstemming te bereiken over het verlenen of weigeren van de registratie van het ratingbureau op basis van de vraag of het voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden.

2.   De facilitator kan de duur van de behandeling met 30 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien het ratingbureau:

a)

voornemens is ratings als bedoeld in artikel 4, lid 3, te bekrachtigen;

b)

voornemens is tot uitbesteding over te gaan, of

c)

ontheffing van naleving vraagt overeenkomstig artikel 6, lid 3.

3.   De facilitator coördineert de behandeling van de door het ratingbureau ingediende aanvraag en ziet erop toe dat alle voor de behandeling van de aanvraag benodigde informatie wordt gedeeld door de leden van het betrokken college.

4.   Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde overeenstemming is bereikt, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een volledig met redenen omkleed ontwerpbesluit op dat zij aan de facilitator voorlegt.

Indien de leden van het betrokken college geen overeenstemming bereiken, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, aan de hand van de schriftelijke adviezen van de leden van het college die zich tegen registratie verzetten, een volledig met redenen omkleed concept weigeringsbesluit op en legt zij dit voor aan de facilitator. De leden van het college die voor registratie zijn, stellen een uitvoerige toelichting op hun adviezen op en leggen die aan de facilitator voor.

5.   Binnen 60 werkdagen na de in artikel 15, lid 5, tweede alinea, bedoelde kennisgeving en in elk geval binnen 90 werkdagen daarna wanneer lid 2 van toepassing is, stelt de facilitator het CESR in kennis van het volledig met redenen omklede ontwerp van registratiebesluit of weigeringsbesluit, vergezeld van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde uitvoerige toelichting.

6.   Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de in lid 5 bedoelde mededeling stelt het CESR de leden van het betrokken college in kennis van zijn advies inzake de naleving van de eisen voor registratie door het ratingbureau. Na ontvangst van het advies van het CESR bezien de leden van het college het ontwerpbesluit nogmaals.

7.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst neemt binnen 15 werkdagen na ontvangst van het advies van het CESR een volledig met redenen omkleed registratie- dan wel weigeringsbesluit. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst afwijkt van het advies van het CESR, omkleedt zij die afwijking volledig met redenen. Indien het CESR geen advies uitbrengt, nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst hun besluiten binnen 30 werkdagen na de in lid 5 bedoelde kennisgeving van het ontwerpbesluit aan het CESR.

Indien overeenstemming onder de leden van het betrokken college uitblijft, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een volledig met redenen omkleed weigeringsbesluit waarin wordt vermeld welke bevoegde autoriteiten een afwijkend standpunt innamen en wat hun adviezen waren.

Artikel 17

Behandeling van de registratieaanvraag van een groep ratingbureaus door de bevoegde autoriteiten

1.   De facilitator en de bevoegde autoriteiten die lid zijn van het betrokken college gaan binnen 60 werkdagen na de kennisgeving, bedoeld in artikel 15, lid 5, tweede alinea, bedoelde kennisgeving over tot:

a)

het gezamenlijk behandelen van de registratieaanvraag, en

b)

alle redelijke inspanningen om overeenstemming te bereiken over het verlenen of weigeren van de registratie van de leden van de groep ratingbureaus op basis van de vraag of deze ratingbureaus de in deze verordening gestelde voorwaarden naleven.

2.   De facilitator kan de duur van de behandeling met 30 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien een van de ratingbureaus in de groep:

a)

voornemens is ratings als bedoeld in artikel 4, lid 3, te bekrachtigen;

b)

voornemens is tot uitbesteding over te gaan, of

c)

ontheffing van naleving vraagt overeenkomstig artikel 6, lid 3.

3.   De facilitator coördineert de behandeling van de door de groep ratingbureaus ingediende aanvraag en ziet erop toe dat alle voor de behandeling van de aanvraag benodigde informatie door de leden van het betrokken college wordt gedeeld.

4.   Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde overeenstemming is bereikt, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst voor elk ratingbureau van de groep afzonderlijke, volledig met redenen omklede ontwerpbesluiten op die zij aan de facilitator voorleggen.

Indien de leden van het betrokken college geen overeenstemming bereiken, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst op basis van de schriftelijke adviezen van de leden van het college die zich tegen registratie verzetten, volledig met redenen omklede ontwerpen van weigeringsbesluiten op en leggen die aan de facilitator voor. De leden van het college die voor registratie zijn, stellen een uitvoerige toelichting op bij hun adviezen en leggen die aan de facilitator voor.

5.   Binnen 60 werkdagen na de in artikel 15, lid 5, tweede alinea, bedoelde kennisgeving en in elk geval binnen 90 werkdagen daarna wanneer lid 2 van toepassing is, stelt de facilitator het CESR in kennis van het volledig met redenen omklede ontwerp van registratiebesluit of weigeringsbesluit, vergezeld van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde uitvoerige toelichting.

6.   Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de in lid 5 bedoelde mededeling geeft het CESR de leden van het betrokken college zijn advies inzake de naleving van de eisen voor registratie door de ratingbureaus van de groep. Na ontvangst van het advies van het CESR bezien de leden van het college de ontwerpbesluiten nogmaals.

7.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst nemen binnen 15 werkdagen nadat zij in kennis zijn gesteld van het advies van het CESR een volledig met redenen omkleed registratie- of weigeringsbesluit. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst afwijkt van het advies van het CESR, omkleedt zij die afwijking volledig met redenen. Indien het CESR geen advies uitbrengt, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst haar besluiten binnen 30 werkdagen na de in lid 5 bedoelde kennisgeving van het ontwerpbesluit aan het CESR.

Indien overeenstemming onder de leden van het betrokken college over het al dan niet registreren van een of meer van de ratingbureaus van de groep uitblijft, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een dergelijk ratingbureau een volledig met redenen omkleed weigeringsbesluit waarin wordt vermeld welke bevoegde autoriteiten een afwijkend standpunt innamen en wat hun adviezen waren.

Artikel 18

Kennisgeving van het besluit tot registratie, tot weigering van registratie of tot intrekking van de registratie van een ratingbureau

1.   Uiterlijk vijf werkdagen na het nemen van een in artikel 16 of 17 bedoelde besluit worden de betrokken ratingbureaus er door de bevoegde autoriteit van de lidstaten van herkomst van in kennis gesteld of zij geregistreerd zijn. Ingeval de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert het ratingbureau te registreren, omkleedt zij haar besluit volledig met redenen.

2.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de Commissie, het CESR en de overige bevoegde autoriteiten in kennis van enig besluit uit hoofde van artikel 16, 17 of 20.

3.   De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website een lijst bekend van alle ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd. Die lijst wordt binnen 30 dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving bijgewerkt.

Artikel 19

Registratierecht en vergoeding voor toezicht

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan het ratingbureau een registratierecht en/of een vergoeding voor toezicht in rekening brengen. Het registratierecht en/of de vergoeding voor toezicht staan in verhouding tot de kosten die de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst heeft gemaakt.

Artikel 20

Intrekking van een registratie

1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst trekt de registratie van een ratingbureau in wanneer het ratingbureau:

a)

uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de registratie te zullen maken of de voorgaande zes maanden geen ratings heeft afgegeven;

b)

de registratie heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c)

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop het is geregistreerd, of

d)

de bepalingen van deze verordening betreffende de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening door ratingbureaus in ernstige mate of herhaaldelijk heeft overtreden.

2.   Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van oordeel is dat de voorwaarden van lid 1 vervuld zijn, stelt zij de facilitator in kennis en werkt zij nauw samen met de leden van het betrokken college teneinde te besluiten of de registratie van het ratingbureau wordt ingetrokken.

De leden van het college voeren een gezamenlijke beoordeling uit en doen alle redelijke inspanningen om tot overeenstemming te komen over de vraag of de registratie van het ratingbureau moet worden ingetrokken.

Bij gebreke van overeenstemming verzoekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, op verzoek van een van de overige leden van het college of op eigen initiatief, het CESR advies te geven. Het CESR maakt zijn advies binnen 15 werkdagen na ontvangst van dit verzoek kenbaar.

De bevoegde autoriteit van elke lidstaat van herkomst neemt een afzonderlijk besluit tot intrekking op basis van de in het college bereikte overeenstemming.

Indien de leden van het college niet binnen 30 werkdagen nadat de facilitator in kennis is gesteld als bedoeld in de eerste alinea, overeenstemming hebben bereikt, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een afzonderlijk besluit tot intrekking nemen. Ieder punt waarop haar besluit afwijkt van de adviezen van de overige leden van het college en, in voorkomend geval, van het advies van het CESR, wordt volledig met redenen omkleed.

3.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar door het betrokken ratingbureau afgegeven ratings worden gebruikt, en die van oordeel is dat de voorwaarden van lid 1 vervuld zijn, kan het betrokken college verzoeken na te gaan of de voorwaarden voor intrekking van de registratie vervuld zijn. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst besluit de registratie van het betrokken ratingbureau niet in te trekken, geeft zij de volledige redenen.

4.   Het besluit tot intrekking van de registratie wordt onmiddellijk in de gehele Gemeenschap van kracht, onverminderd de in artikel 24, lid 2, bedoelde overgangsperiode voor het gebruik van een rating.

HOOFDSTUK II

Het cesr en de bevoegde autoriteiten

Artikel 21

Comité van Europese effectenregelgevers

1.   In de gevallen waarin deze verordening zulks voorschrijft, verstrekt het CESR advies aan de bevoegde autoriteiten. De bevoegde autoriteiten nemen dit advies in aanmerking voordat zij een definitief besluit uit hoofde van deze verordening nemen.

2.   Uiterlijk op 7 juni 2010 verstrekt het CESR richtsnoeren betreffende:

a)

het registratieproces en de coördinatieafspraken tussen de bevoegde autoriteiten onderling en met het CESR, onder meer over de in bijlage II vermelde gegevens en de voorschriften inzake de taal of talen waarin aanvragen bij het CESR moeten worden ingediend;

b)

de operationele werking van het college, onder meer over de wijze waarop wordt bepaald wie de leden van het college zijn, de toepassing van de in artikel 29, lid 5, onder a) tot en met d), bedoelde criteria voor het kiezen van de facilitator, de schriftelijke regelingen voor het functioneren van de colleges en de coördinatieregelingen tussen de colleges;

c)

de toepassing van de bekrachtigingsregeling overeenkomstig artikel 4, lid 3, door de bevoegde autoriteiten, en

d)

gemeenschappelijke normen voor de presentatie van de gegevens, waaronder de structuur, het formaat, de methodologie en de rapportageperiode, die ratingbureaus openbaar maken overeenkomstig artikel 11, lid 2, en bijlage I, afdeling E, deel II, punt 1.

3.   Het CESR verstrekt voor 7 september 2010 richtsnoeren voor:

a)

handhavingspraktijken en -activiteiten die de bevoegde autoriteiten krachtens deze verordening moeten uitvoeren;

b)

gemeenschappelijke normen waarmee kan worden beoordeeld of ratingmethodologieën stroken met de vereisten van artikel 8, lid 3;

c)

de soorten in artikel 24, lid 1, onder d), bedoelde maatregelen die moeten bewerkstelligen dat ratingbureaus de wettelijke voorschriften blijven naleven, en

d)

gegevens die het ratingbureau moet verstrekken voor de certificatieaanvraag en voor de beoordeling van de vraag of het van systemisch belang is voor de financiële stabiliteit of integriteit van financiële markten als bedoeld in artikel 5.

4.   Het CESR publiceert jaarlijks, en voor de eerste maal uiterlijk op 7 december 2010 een verslag over de toepassing van deze verordening. Dat verslag bevat in het bijzonder een evaluatie van de uitvoering van bijlage I door de overeenkomstig deze verordening geregistreerde ratingbureaus.

5.   Het CESR werkt samen met het bij Besluit 2009/78/EG van de Commissie (23) ingestelde Comité van Europese bankentoezichthouders en met het bij Besluit 2009/79/EG van de Commissie (24) ingestelde Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen en raadpleegt deze comités alvorens richtsnoeren als bedoeld in de leden 2 en 3 bekend te maken.

Artikel 22

Bevoegde autoriteiten

1.   Uiterlijk op 7 juni 2010 wijst elke lidstaat een bevoegde autoriteit aan voor de toepassing van deze verordening.

2.   Bevoegde autoriteiten beschikken over voldoende personeel wat betreft capaciteit en deskundigheid om deze verordening te kunnen toepassen.

Artikel 23

Bevoegdheden van bevoegde autoriteiten

1.   Bij de vervulling van hun taken in het kader van deze verordening bemoeien de bevoegde autoriteiten noch enige andere overheid van de lidstaten zich met de inhoud van ratings of methodologieën.

2.   De bevoegde autoriteiten hebben, overeenkomstig het nationale recht, alle toezicht- en onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken als bedoeld in deze verordening. Zij oefenen hun bevoegdheden als volgt uit:

a)

rechtstreeks;

b)

in samenwerking met andere autoriteiten, of

c)

middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

3.   Teneinde hun taken als bedoeld in deze verordening uit te voeren, hebben de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationale recht, de bevoegdheid om in het kader van hun toezichtsbevoegdheden:

a)

toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift hiervan te ontvangen;

b)

inlichtingen te verlangen van iedere persoon en zo nodig een persoon op te roepen en te ondervragen om inlichtingen te verkrijgen;

c)

aangekondigde en onaangekondigde inspecties ter plaatse te verrichten, en

d)

overzichten van telefoon- en dataverkeer te verlangen.

De bevoegde autoriteiten kunnen de in de eerste alinea bedoelde bevoegdheden alleen gebruiken ten aanzien van ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en aan die entiteiten gelieerde derden, derden waaraan ratingbureaus bepaalde functies of activiteiten hebben uitbesteed en personen die op een andere wijze gelieerd zijn aan of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten.

Artikel 24

Toezichtmaatregelen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst

1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan, indien zij heeft geconstateerd dat een geregistreerd ratingbureau de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen niet naleeft, de volgende maatregelen nemen:

a)

de registratie van het ratingbureau overeenkomstig artikel 20 intrekken;

b)

het ratingbureau tijdelijk verbieden om in de Gemeenschap ratings af te geven;

c)

in de gehele Gemeenschap het gebruik van de door het ratingbureau afgegeven ratings voor regelgevingsdoeleinden opschorten;

d)

passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ratingbureaus de wettelijke voorschriften blijven naleven;

e)

berichten publiceren;

f)

strafrechtelijke vervolgingsprocedures inleiden bij de relevante nationale autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

2.   Ratings mogen voor regelgevingsdoeleinden gebruikt blijven worden nadat de in lid 1, onder a) en c), bedoelde maatregelen zijn genomen, gedurende een periode van ten hoogste:

a)

tien werkdagen indien er ratings bestaan van hetzelfde instrument of dezelfde entiteit, afgegeven door andere krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus, of

b)

drie maanden indien er geen ratings bestaan van hetzelfde financiële instrument of dezelfde entiteit, afgegeven door andere krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus.

In uitzonderlijk omstandigheden die verband houden met potentiële marktverstoring of financiële instabiliteit mag een bevoegde autoriteit de in de eerste alinea, onder b), bedoelde termijn met nog eens drie maanden verlengen.

3.   Alvorens de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst maatregelen neemt als bedoeld in lid 1, stelt zij de facilitator in kennis en raadpleegt zij de leden van het betrokken college. De leden van het college doen alle redelijke inspanningen om overeenstemming te bereiken over de noodzaak tot het nemen van maatregelen als bedoeld in lid 1.

Bij gebreke van overeenstemming tussen de leden van het college raadpleegt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, op verzoek van een van de leden van het college of op eigen initiatief, het CESR. Het CESR brengt binnen tien werkdagen na ontvangst van dit verzoek advies uit.

Indien de leden van het college niet binnen 15 werkdagen nadat de facilitator overeenkomstig de eerste alinea van de kwestie in kennis is gesteld, overeenstemming bereiken over de vraag of er maatregelen als bedoeld in lid 1 moeten worden genomen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een besluit nemen. Ieder punt waarop haar besluit afwijkt van het advies van de overige leden van het college en, in voorkomend geval, van het advies van het CESR, wordt volledig met redenen omkleed. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de facilitator en het CESR onverwijld in kennis van haar besluit.

Dit lid geldt onverminderd het bepaalde in artikel 20.

Artikel 25

Toezichtsmaatregelen van bevoegde autoriteiten die niet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zijn

1.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, indien zij heeft vastgesteld dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op haar grondgebied worden gebruikt, de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, de volgende maatregelen nemen:

a)

alle in artikel 24, lid 1, onder e) en f), bedoelde toezichtmaatregelen;

b)

in haar rechtsgebied de in artikel 24, lid 1, onder d), bedoelde maatregelen nemen; en daarbij de reeds door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst genomen of voorgenomen maatregelen naar behoren in aanmerking nemen;

c)

het gebruik van ratings van het in gebreke zijnde bureau voor regelgevingsdoeleinden door in artikel 4, lid 1, bedoelde instellingen met statutaire zetel in haar rechtsgebied opschorten, met inachtneming van de in artikel 24, lid 2, bedoelde overgangsperiode:

d)

het betrokken college verzoeken na te gaan of de in artikel 24, lid 1, onder b), c) of d), bedoelde maatregelen noodzakelijk zijn.

2.   Alvorens de bevoegde autoriteit de in lid 1, onder a), b) of c), bedoelde maatregelen neemt, stelt zij de facilitator in kennis en raadpleegt zij de leden van het betrokken college. De leden van het college doen alle redelijke inspanningen om overeenstemming te bereiken over de noodzaak tot het nemen van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde maatregelen. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, verzoekt de facilitator, op verzoek van een van de leden van het college of op eigen initiatief, het CESR om advies. Het CESR verstrekt zijn advies binnen tien werkdagen na ontvangst van dit verzoek.

3.   Indien de leden van het betrokken college niet binnen 15 werkdagen nadat de facilitator overeenkomstig de tweede alinea van de kwestie in kennis is gesteld, overeenstemming bereiken, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een besluit nemen. Ieder punt waarop haar besluit afwijkt van de adviezen van de overige leden van het college en, in voorkomend geval, van het advies van het CESR, wordt volledig met redenen omkleed. De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat stelt de facilitator en het CESR onverwijld in kennis van haar besluit.

4.   Dit artikel geldt onverminderd het bepaalde in artikel 20.

HOOFDSTUK III

samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

Artikel 26

Verplichting tot samenwerking

1.   De bevoegde autoriteiten werken samen wanneer zulks voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk is, ook in gevallen waarin de onderzochte gedraging niet strijdig is met enige in de betrokken lidstaat van kracht zijnde wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling.

2.   De bevoegde autoriteiten werken ook nauw samen met de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in artikel 4, lid 1, bedoelde ondernemingen.

Artikel 27

Informatie-uitwisseling

1.   De bevoegde autoriteiten voorzien elkaar onverwijld van de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze verordening.

2.   De bevoegde autoriteiten kunnen de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de in artikel 4, lid 1, vermelde ondernemingen, de centrale banken, het Europees Stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, alsook, in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn, voor de uitoefening van hun taak dienstige vertrouwelijke gegevens meedelen. Evenzo wordt het die autoriteiten of organen niet belet om aan de bevoegde autoriteiten informatie te doen toekomen die de bevoegde autoriteiten voor het vervullen van de hun bij deze verordening opgelegde taken nodig kunnen hebben.

Artikel 28

Samenwerking in het geval van een verzoek met betrekking tot inspecties of onderzoeken ter plaatse

1.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat om bijstand verzoeken met betrekking tot inspecties of onderzoeken ter plaatse.

De bevoegde autoriteit die dit verzoek doet stelt het CESR in kennis van elk in de eerste alinea bedoelde verzoek. In het geval van een onderzoek of inspectie met grensoverschrijdende draagwijdte kunnen de bevoegde autoriteiten het CESR verzoeken de coördinatie van de behandeling of de inspectie op zich te nemen.

2.   Indien een bevoegde autoriteit een verzoek van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ontvangt om een inspectie of een onderzoek ter plaatse te verrichten:

a)

verrichten zij de inspectie of de behandeling ter plaatse zelf;

b)

staat zij de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toe om aan de inspectie of de behandeling ter plaatse deel te nemen;

c)

staat zij de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toe om de inspectie of de behandeling ter plaatse zelf te verrichten;

d)

wijst zij de auditors of deskundigen aan om de inspectie of de behandeling ter plaatse te verrichten, of

e)

deelt zij specifieke taken die met toezichtactiviteiten verband houden, met de andere bevoegde autoriteiten.

Artikel 29

Colleges van bevoegde autoriteiten

1.   Binnen tien werkdagen na ontvangst van een registratieaanvraag uit hoofde van artikel 15, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of, in het geval van een groep ratingbureaus, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het ratingbureau dat krachtens artikel 15, lid 2, gemachtigd is, een college van bevoegde autoriteiten samen teneinde de uitoefening van de in de artikelen 4, 5, 6, 16, 17, 20, 24, 25 en 28 bedoelde taken te faciliteren.

2.   Het college bestaat uit de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteiten in geval van een enkel bureau, of uit de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en de in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteiten in geval van een groep ratingbureaus.

3.   Een bevoegde autoriteit die niet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is, kan te allen tijde besluiten lid van het college te worden, op voorwaarde dat

a)

een bijkantoor dat onderdeel is van het ratingbureau of één van de ondernemingen in de groep ratingbureaus, in haar rechtsgebied is gevestigd, of

b)

het gebruik voor regelgevingsdoeleinden van ratings, afgegeven door het ratingbureau of de groep ratingbureaus in kwestie, in haar rechtsgebied wijdverbreid is of een aanzienlijke impact heeft of kan hebben.

4.   De bevoegde autoriteiten die geen lid zijn van het in lid 3 bedoelde college, in wier rechtsgebieden de door het ratingbureau of de groep ratingbureaus in kwestie afgegeven ratings worden gebruikt, kunnen aan een vergadering of een activiteit van het college deelnemen.

5.   Binnen 15 werkdagen na de samenstelling van het college kiezen zijn leden een facilitator; bij gebreke van overeenstemming wordt daartoe het CESR geraadpleegd. Hiertoe worden ten minste de volgende criteria in aanmerking genomen:

a)

de relatie tussen de bevoegde autoriteit en het ratingbureau of de groep ratingbureaus;

b)

de mate waarin de ratings op een bepaald grondgebied of op bepaalde grondgebieden voor regelgevingsdoeleinden zullen worden gebruikt;

c)

de plaats in de Gemeenschap waar het ratingbureau of de groep ratingbureaus het merendeel van zijn activiteiten uitoefent of voornemens is uit te oefenen, en

d)

administratief gemak, optimale spreiding van de lasten en een passende verdeling van de werkdruk.

De leden van het college toetsen de keuze van de facilitator ten minste eens in de vijf jaar om na te gaan of de gekozen facilitator nog steeds de meest geschikte is volgens de criteria van de eerste alinea.

6.   De facilitator zit de vergaderingen van het college voor, coördineert de acties van het college en zorgt voor een doeltreffende uitwisseling van informatie onder de leden van het college.

7.   Met het oog op nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten binnen het college stelt de facilitator binnen tien werkdagen nadat hij of zij gekozen is, schriftelijke regelingen op voor de coördinatie binnen het kader van het college, met betrekking tot onderstaande onderwerpen:

a)

de informatie die tussen bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld;

b)

het proces van besluitvorming tussen de bevoegde autoriteiten, onverminderd de artikelen 16, 17 en 20;

c)

de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten met elkaar moeten overleggen;

d)

de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten het bemiddelingsmechanisme van artikel 31 moeten inschakelen, en

e)

de gevallen waarin bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 30 toezichthoudende taken delegeren.

8.   Bij gebreke van overeenstemming over de in lid 7 bedoelde schriftelijke coördinatieregelingen kan elk lid van het college de zaak doorverwijzen naar het CESR. De facilitator neemt een advies van het CESR over de schriftelijke coördinatieregelingen naar behoren in aanmerking alvorens tot overeenstemming te komen over de definitieve tekst. De schriftelijke coördinatieregelingen worden opgenomen in één enkel document dat de volledige redenen voor iedere beduidende afwijking van het advies van het CESR bevat. De facilitator doet de schriftelijke coördinatieregelingen toekomen aan de leden van het college en aan het CESR.

Artikel 30

Mandateren van taken tussen bevoegde autoriteiten

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan eender welke taak aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat mandateren, mits deze bevoegde autoriteit daarmee instemt. Het mandateren van taken laat de verantwoordelijkheid van de delegerende bevoegde autoriteit onverlet.

Artikel 31

Mediation

1.   Het CESR stelt een mediationmechanisme in dat bijdraagt tot het ontstaan van een gemeenschappelijke visie onder de betrokken bevoegde autoriteiten.

2.   Bij verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten over een beoordeling of actie uit hoofde van deze verordening verwijzen zij de zaak naar het CESR voor mediation. De betrokken bevoegde autoriteiten nemen het advies van het CESR naar behoren in aanmerking en geven de volledige redenen voor elke afwijking daarvan.

Artikel 32

Beroepsgeheim

1.   Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij het CESR, de bevoegde autoriteit of bij iedere autoriteit of persoon aan wie de bevoegde autoriteit taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van de door de bevoegde autoriteit aangetrokken auditors en deskundigen. Onder het beroepsgeheim vallende informatie wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit verstrekt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijk procedures noodzakelijk is.

2.   Alle informatie die uit hoofde van deze verordening tussen het CESR en de bevoegde autoriteiten en tussen de bevoegde autoriteiten onderling wordt uitgewisseld, wordt als vertrouwelijk beschouwd, behalve wanneer het CESR of de betrokken bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop de mededeling plaatsvindt, verklaren dat deze informatie openbaar mag worden gemaakt, dan wel wanneer openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.

Artikel 33

Openbaarmaking van informatie uit een andere lidstaat

De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag de informatie die zij heeft ontvangen van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, alleen openbaar maken indien zij daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven. Dergelijke informatie mag, in voorkomend geval, alleen openbaar worden gemaakt voor de doeleinden waarmee de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven, heeft ingestemd, of wanneer deze openbaarmaking noodzakelijk is in het kader van gerechtelijke procedures.

HOOFDSTUK IV

samenwerking met derde landen

Artikel 34

Overeenkomst over uitwisseling van informatie

De bevoegde autoriteiten mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie sluiten als met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 32 bedoelde.

Een dergelijke uitwisseling van gegevens moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van die bevoegde autoriteiten.

Met betrekking tot de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land passen de lidstaten Richtlijn 95/46/EG toe.

Artikel 35

Openbaarmaking van informatie uit derde landen

De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag de van een bevoegde autoriteit van een derde land ontvangen informatie alleen openbaar maken indien zij daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en mits, indien van toepassing, de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee deze bevoegde autoriteit heeft ingestemd, of wanneer deze openbaarmaking noodzakelijk is in het kader van gerechtelijke procedures.

TITEL IV

SANCTIES, COMITÉPROCEDURE, VERSLAG EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I

sancties, comitéprocedure en verslag

Artikel 36

Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit iedere sanctie die is opgelegd voor schending van deze verordening openbaar maakt, tenzij deze openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.

Uiterlijk op 7 december 2010 stellen de lidstaten de Commissie van de in de eerste alinea bedoelde bepalingen in kennis. Zij delen haar alle latere wijzigingen daarvan onverwijld mee.

Artikel 37

Wijzigingen in de bijlagen

De Commissie kan de bijlagen wijzigen om rekening te houden met ontwikkelingen, ook internationaal, op de financiële markten, met name in verband met nieuwe financiële instrumenten en ten aanzien van de convergentie van toezichtpraktijken.

Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 38, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 38

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie (25) ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 39

Verslagen

1.   Uiterlijk op 7 december 2012 beoordeelt de Commissie de toepassing van deze verordening, inclusief een beoordeling van de mate waarin in de Gemeenschap op ratings wordt vertrouwd, de impact op de mate van concentratie op de ratingmarkt en de kosten en baten als gevolg van de verordening; ook gaat zij na of beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit passend is (het „issuer-pays-model”) en dient zij verslag daarover in bij het Europees Parlement en de Raad.

2.   Uiterlijk op 7 december 2010 beoordeelt de Commissie, in het licht van de discussies met de bevoegde autoriteiten, de toepassing van Titel III van deze verordening, in het bijzonder op het gebied van de samenwerking van bevoegde autoriteiten, de rechtspositie van het CESR en de toezichtpraktijken krachtens deze verordening. De Commissie dient daarover een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, indien nodig vergezeld van voorstellen voor herziening van die titel.

In dit verslag wordt een verwijzing opgenomen naar het voorstel van de Commissie van 12 november 2008 voor een verordening inzake ratingbureaus en naar het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken van 23 maart 2009 over dat voorstel.

3.   Uiterlijk op 7 december 2010 dient de Commissie, in het licht van de ontwikkelingen in het regelgevings- en toezichtkader voor ratingbureaus in derde landen, een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van deze ontwikkelingen en van de overgangsbepalingen van artikel 40 inzake stabiliteit van financiële markten in de Gemeenschap.

HOOFDSTUK II

overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40

Overgangsbepaling

Ratingbureaus die vóór 7 juni 2010 in de Gemeenschap werkzaam zijn (bestaande ratingbureaus) en die voornemens zijn in het kader van deze verordening een registratieaanvraag in te dienen, nemen alle nodige maatregelen om uiterlijk op 7 september 2010 aan de bepalingen ervan te voldoen.

Ratingbureaus dienen hun registratieaanvraag niet vóór 7 juni 2010 in. Bestaande ratingbureaus dienen hun registratieaanvraag vóór 7 september 2010 in.

Bestaande ratingbureaus kunnen ratings blijven afgeven die voor regelgevingsdoeleinden kunnen worden gebruikt door de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële instellingen, tenzij de registratie wordt geweigerd Indien registratie wordt geweigerd, is artikel 24, lid 2, van toepassing.

Artikel 41

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding. Echter:

artikel 4, lid 1, van toepassing is vanaf 7 december 2010, en

artikel 4, lid 3, onder f), g) en h), van toepassing is vanaf 7 juni 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  Advies van 13 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 115 van 20.5.2009, blz. 1.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 23 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.

(4)  PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.

(5)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(6)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

(7)  PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn vervangen, met ingang van 1 juli 2011, door Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (Zie bladzijde 32 van dit Publicatieblad).

(8)  PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10.

(9)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

(10)  PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1.

(11)  PB C 59 van 11.3.2006, blz. 2.

(12)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 18.

(13)  PB L 52 van 25.2.2005, blz. 51.

(14)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(15)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(16)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(17)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(18)  PB L 339 van 24.12.2003, blz. 73.

(19)  Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 241 van 2.9.2006, blz. 26).

(20)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.

(21)  PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1.

(22)  PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1.

(23)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 23.

(24)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 28.

(25)  PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45.


BIJLAGE I

ONAFHANKELIJKHEID EN VERMIJDING VAN BELANGENCONFLICTEN

Afdeling A

Organisatorische vereisten

1.   Het ratingbureau heeft een bestuurs- of toezichthoudend orgaan. De hoogste leiding ervan zorgt ervoor: dat

a)

de ratingactiviteiten onafhankelijk worden uitgeoefend en onder meer gevrijwaard zijn van alle politieke beïnvloeding of dwang en van economische druk;

b)

belangenconflicten naar behoren worden geïdentificeerd, beheerd en openbaar gemaakt;

c)

het ratingbureau de overige vereisten van deze verordening naleeft.

2.   Een ratingbureau is zodanig georganiseerd dat zijn bedrijfsbelang geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid of nauwkeurigheid van de ratingactiviteiten.

Het senior management van een ratingbureau staat als betrouwbaar bekend en beschikt over voldoende beroepskwalificaties en -ervaring; zij draagt zorg voor een gezonde en zorgvuldige bedrijfsvoering van het ratingbureau.

Ten minste een derde, doch in geen geval minder dan twee van de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan van een ratingbureau zijn onafhankelijke leden, die niet betrokken zijn bij de ratingactiviteiten.

De vergoeding van de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan is niet gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau en is zodanig geregeld dat de onafhankelijkheid van hun oordeel is gewaarborgd. Het mandaat van de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan heeft een tevoren overeengekomen vaste duur van ten hoogste vijf jaar en is niet hernieuwbaar. Onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan worden alleen in geval van ernstige fouten of ondermaats functioneren bij hun beroepsuitoefening uit hun functie ontheven.

De meerderheid van de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan, met inbegrip van zijn onafhankelijke leden, beschikt over voldoende deskundigheid op het gebied van financiële diensten. Indien het ratingbureau ratings afgeeft met betrekking tot gestructureerde financieringsinstrumenten, heeft ten minste één onafhankelijk lid en één ander lid van het toezichthoudende of het bestuursorgaan een grondige kennis van en ervaring op het hoogste niveau met markten voor gestructureerde financieringsinstrumenten.

Naast hun algemene verantwoordelijkheid als lid van het orgaan, hebben de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan als specifieke taak het bewaken van:

a)

de ontwikkeling van het ratingbeleid en van de methodologieën die ratingbureaus bij hun ratingactiviteiten gebruiken;

b)

de doeltreffendheid van het interne systeem van het ratingbureau voor de beheersing van de kwaliteit met betrekking tot ratingactiviteiten;

c)

de doeltreffendheid van de maatregelen en procedures die zijn ingevoerd om elk belangenconflict te onderkennen, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken, en

d)

de compliance- en governanceprocessen, met inbegrip van de efficiëntie van de in punt 9 van deze afdeling bedoelde toetsingsfunctie.

De adviezen die de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan over de onder a) tot en met d) bedoelde aangelegenheden hebben uitgebracht, worden periodiek gepresenteerd aan het orgaan en op verzoek ter beschikking gesteld aan de bevoegde autoriteit.

3.   Een ratingbureau stelt adequate gedragsregels en procedures vast om te garanderen dat zijn uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen.

4.   Een ratingbureau beschikt over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, adequate interne controleprocedures, effectieve risicobeoordelingsprocedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen.

Deze interne controleprocedures worden zo opgezet dat zij garanderen dat besluiten en procedures op alle niveaus van het ratingbureau in acht worden genomen.

Een ratingbureau volgt en handhaaft besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur die op duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapportagelijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden toewijzen.

5.   Een ratingbureau zorgt voor de instelling en het behoud van een permanente en effectieve complianceafdeling (compliancefunctie) die onafhankelijk werkt. De compliancefunctie bewaakt de naleving door het ratingbureau en zijn medewerkers van de verplichtingen die krachtens deze verordening op het ratingbureau rusten, en brengt daarover verslag uit. De compliancefunctie:

a)

bewaakt en beoordeelt periodiek de deugdelijkheid en effectiviteit van de overeenkomstig punt 3 ingevoerde maatregelen en procedures, alsook de actie die is ondernomen om eventuele onvolkomenheden bij het nakomen door het ratingbureau van zijn verplichtingen te verhelpen;

b)

adviseert managers, ratinganalisten, werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan alsook rechtstreeks of onrechtstreeks door een zeggenschapsband met het ratingbureau verbonden personen die belast zijn met het uitvoeren van ratingactiviteiten, en staat deze bij, teneinde de verplichtingen van het ratingbureau uit hoofde van deze verordening na te komen.

6.   Om de compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgt een ratingbureau ervoor dat de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)

de compliancefunctie beschikt over de nodige autoriteit, middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle dienstige informatie;

b)

er wordt een compliance officer aangesteld die belast is met de compliancefunctie alsmede met de verslaglegging inzake de in punt 3 voorgeschreven compliance;

c)

de managers, ratinganalisten, werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan alsook de rechtstreeks of onrechtstreeks door een zeggenschapsband met het ratingbureau verbonden personen die belast zijn met het uitvoeren van ratingactiviteiten, worden niet betrokken bij de uitoefening van door hen bewaakte ratingactiviteiten;

d)

de vergoeding van de compliance officer is niet gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau en is zodanig geregeld dat de onafhankelijkheid van zijn of haar oordeel is gewaarborgd.

De compliance officer zorgt ervoor dat belangenconflicten van de personen die ter beschikking van de compliancefunctie zijn gesteld, naar behoren worden geïdentificeerd en weggenomen.

De compliance officer brengt op gezette tijden over de uitoefening van zijn taken verslag uit aan de hoogste leiding en aan de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan.

7.   Een ratingbureau treft passende en doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen om de in Afdeling B, punt 1, bedoelde belangenconflicten te voorkomen, te identificeren, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken. Ook zorgt het ratingbureau ervoor dat gegevens worden bijgehouden over alle wezenlijke bedreigingen van de onafhankelijkheid van de ratingactiviteiten, ook met betrekking tot de in Afdeling C bedoelde voorschriften voor ratinganalisten, alsmede over de veiligheidsmaatregelen die worden genomen om deze bedreigingen te ondervangen.

8.   Een ratingbureau maakt gebruik van passende systemen, middelen en procedures om de continuïteit en regelmatigheid bij het uitoefenen van zijn ratingactiviteiten te waarborgen.

9.   Een ratingbureau zorgt voor instelling van een toetsingsfunctie die belast is met de periodieke toetsing van methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen of van aanzienlijke wijzigingen daarin, alsook met de toetsing van de geschiktheid van deze methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen wanneer deze gebruikt worden of zullen worden voor het beoordelen van nieuwe financiële instrumenten.

Deze toetsingsfunctie moet onafhankelijk zijn van de met de ratingactiviteiten belaste bedrijfslijnen en verslag uitbrengen aan de leden van het in punt 2 van deze afdeling bedoelde toezichthoudende of bestuursorgaan.

10.   Een ratingbureau bewaakt en beoordeelt de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de systemen, interne controleprocedures en regelingen die overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld en neemt passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.

Afdeling B

Operationele vereisten

1.   Een ratingbureau zorgt voor het identificeren, wegnemen of beheren en op duidelijke en opvallende wijze openbaarmaken van feitelijke of potentiële belangenconflicten die van invloed kunnen zijn op de analyses en oordelen van zijn ratinganalisten, zijn werknemers of natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks bij de afgifte van ratings betrokken zijn en personen die ratings goedkeuren.

2.   Een ratingbureau maakt de namen openbaar van de beoordeelde entiteiten of aan die entiteiten gelieerde derden waaraan het meer dan 5 % van zijn jaarlijkse inkomsten ontleent.

3.   Een ratingbureau geeft geen rating af in één van de volgende omstandigheden of laat, in het geval van een bestaande rating, in de volgende gevallen onmiddellijk weten of de rating mogelijkerwijs is beïnvloed doordat:

a)

het ratingbureau of de in punt 1 bedoelde personen direct of indirect eigenaar is/zijn van financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde of in deze entiteit of gelieerde derde een ander direct of indirect eigendomsbelang heeft/hebben, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, waaronder beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen;

b)

de rating wordt afgegeven met betrekking tot een beoordeelde entiteit of een gelieerde derde die direct of indirect met het ratingbureau verbonden is door een zeggenschapsband;

c)

een in punt 1 genoemde persoon is lid van het bestuurs- of toezichthoudende orgaan van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde, of

d)

een ratinganalist die aan de bepaling van de rating heeft meegewerkt of een persoon die de rating heeft goedgekeurd, een relatie heeft gehad met de beoordeelde entiteit of een daaraan gelieerde derde, die de oorzaak van een belangenconflict kan vormen.

Een ratingbureau beoordeelt ook onmiddellijk of er redenen zijn tot herziening of intrekking van de bestaande rating.

4.   Een ratingbureau verleent geen consultancy- of adviesdiensten aan de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde met betrekking tot de juridische of bedrijfsstructuur, de activa, de verplichtingen of de activiteiten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde.

Een ratingbureau mag andere diensten dan de afgifte van ratings verlenen („nevendiensten”). Nevendiensten houdt andere werkzaamheden dan ratingactiviteiten in en omvat het opstellen van marktvooruitzichten, inschattingen van economische trends, prijsanalyses en andere algemene gegevensanalyses alsook gerelateerde verspreidingsdiensten.

Een ratingbureau draagt er zorg voor dat er geen belangenconflicten ontstaan tussen de verlening van nevendiensten en zijn ratingactiviteiten en maakt in het eindrapport van een rating bekend welke nevendiensten aan de beoordeelde entiteit of een daarmee gelieerde derde zijn verleend.

5.   Een ratingbureau ziet erop toe dat ratinganalisten of personen die ratings goedkeuren geen formele noch informele voorstellen of aanbevelingen doen met betrekking tot de opzet van gestructureerde financieringsinstrumenten waarvoor het ratingbureau geacht wordt een rating af te geven.

6.   Een ratingbureau richt zijn rapportage- en communicatiekanalen zodanig in dat is gewaarborgd dat de in punt 1 bedoelde personen onafhankelijk zijn ten opzichte van de andere activiteiten van het ratingbureau die op commerciële basis worden uitgeoefend.

7.   Een ratingbureau draagt zorg voor adequate bewaring van gegevens en, in voorkomend geval, van audittrajecten van al zijn ratingactiviteiten. De bewaarde gegevens omvatten:

a)

voor elk ratingbesluit, de namen van de ratinganalisten die aan de bepaling van de rating hebben meegewerkt, de namen van de personen die de rating hebben goedgekeurd, vermelding of de rating al dan niet was aangevraagd en de datum waarop de rating heeft plaatsgevonden;

b)

de boekhoudkundige bescheiden in verband met vergoedingen die zijn ontvangen van beoordeelde entiteiten of gelieerde derden of andere gebruikers van ratings;

c)

de boekhoudkundige bescheiden voor iedere abonnee van ratings of gerelateerde diensten;

d)

de documentatie van de gevestigde procedures en methodologieën die door het ratingbureau voor de bepaling van de ratings worden gebruikt;

e)

de interne documenten en dossiers, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten, die gebruikt zijn als grondslag voor elk genomen ratingbesluit;

f)

kredietanalyseverslagen, kredietbeoordelingsverslagen en interne documenten, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten die gebruikt zijn als grondslag voor de opinies die in die verslagen zijn verwoord;

g)

gegevens over de procedures en maatregelen die het ratingbureau heeft uitgevoerd om aan deze verordening te voldoen, en

h)

afschriften van interne en externe communicaties, met inbegrip van elektronische communicaties, die het ratingbureau en zijn medewerkers hebben verstuurd of ontvangen en die betrekking hebben op ratingactiviteiten.

8.   De in punt 7 bedoelde gegevens en audittrajecten worden gedurende ten minste vijf jaar in het kantoor van het geregistreerde ratingbureau bewaard en aan bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten ter beschikking gesteld indien deze daarom verzoeken.

Wanneer de registratie van een ratingbureau wordt ingetrokken, worden de gegevens ten minste nog eens drie jaar bewaard.

9.   Gegevens over de respectieve rechten en plichten van het ratingbureau en de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden in het kader van een ratingdienstverleningscontract worden voor ten minste de duur van de relatie met de betrokken beoordeelde entiteit of met de aan haar gelieerde derden bewaard.

Afdeling C

Voorschriften voor ratinganalisten en andere rechtstreeks bij ratingactiviteiten betrokken personen

1.   Ratinganalisten en werknemers van het ratingbureau en alle andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks betrokken zijn bij ratingactiviteiten, en de in artikel 1, punt 2, van Richtlijn 2004/72/EG (1) bedoelde personen die nauw met hen gelieerd zijn, verrichten geen aan- of verkopen van en sluiten geen transacties in financiële instrumenten welke worden uitgegeven, gegarandeerd of anderszins ondersteund door een beoordeelde entiteit die actief is op het analyseterrein dat tot de primaire verantwoordelijkheid van de personen in kwestie behoort, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging waaronder beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen.

2.   Een in punt 1 genoemde persoon mag niet meewerken aan noch anderszins invloed uitoefenen op de bepaling van een rating van een specifieke beoordeelde entiteit indien die persoon:

a)

eigenaar is van andere financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit, dan rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

b)

eigenaar is van financiële instrumenten van een aan een beoordeelde entiteit gelieerde entiteit, waarvan de eigendom de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

c)

een recente arbeidsverhouding of andere zakelijke relatie, dan wel enigerlei andere relatie met de beoordeelde entiteit heeft gehad die de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd.

3.   Ratingbureaus dragen er zorg voor dat in punt 1 bedoelde personen:

a)

alle redelijke maatregelen nemen om eigendommen en gegevens in het bezit van het ratingbureau tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen, gelet op de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de ratingactiviteiten;

b)

geen informatie over ratings of mogelijke toekomstige ratings van het ratingbureau openbaar maken, behalve aan de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde;

c)

geen vertrouwelijke informatie die aan het ratingbureau is toevertrouwd, meedelen aan ratinganalisten en werknemers van personen die er direct of indirect mee verbonden zijn door een zeggenschapsband, noch aan andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle staan van een persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband en die rechtstreeks betrokken is bij de ratingactiviteiten, en

d)

geen vertrouwelijke informatie gebruiken of bekendmaken met het oog op het verhandelen van financiële instrumenten of voor enigerlei andere doeleinden, behalve in het kader van ratingactiviteiten.

4.   In punt 1 genoemde personen mogen van niemand met wie het ratingbureau zaken doet geld, geschenken of gunsten vragen of aannemen.

5.   Indien een in lid 1 bedoelde persoon van oordeel is dat iemand anders zich gedraagt op een wijze die hij of zij illegaal acht, meldt hij of zij dat onmiddellijk aan de compliance officer, zonder dat die melding voor hem of haar nadelige gevolgen heeft.

6.   Wanneer een ratinganalist zijn arbeidsverhouding beëindigt en gaat werken voor een beoordeelde entiteit waarvoor hij de rating heeft helpen opstellen, of voor een financiële instelling waarmee hij in het kader van de uitoefening van zijn taken bij het ratingbureau contacten heeft gehad, toetst het ratingbureau de desbetreffende werkzaamheden die de ratinganalist gedurende twee jaar voor zijn of haar vertrek heeft verricht.

7.   Een in lid 1 bedoelde persoon mag pas een essentiële leidinggevende functie bij de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde aanvaarden nadat zes maanden zijn verstreken sinds de rating is afgegeven.

8.   Voor de toepassing van artikel 7, lid 4, zorgen ratingbureaus ervoor dat:

a)

de hoofdratinganalisten minstens vier jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden;

b)

de ratinganalisten minstens vijf jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden;

c)

de personen die ratings goedkeuren minstens zeven jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden.

De onder a), b) en c) van de eerste alinea bedoelde personen mogen twee jaar na het einde van de daar vermelde periode niet worden betrokken bij ratingactiviteiten met betrekking tot de onder a), b) en c) bedoelde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden.

Afdeling D

Regels voor de presentatie van ratings

I.   Algemene verplichtingen

1.   Een ratingbureau draagt er zorg voor dat in iedere rating duidelijk en opvallend melding wordt gemaakt van de naam en functie van de hoofdratinganalist in een bepaalde ratingactiviteit, evenals de naam en positie van de persoon die de primaire verantwoordelijkheid voor het goedkeuren van de rating draagt.

2.   Een ratingbureau zorgt ten minste voor het volgende:

a)

alle wezenlijke inhoudelijke bronnen die voor de opstelling van de rating zijn gebruikt, worden vermeld, met inbegrip van de beoordeelde entiteit of, in voorkomend geval, de aan haar gelieerde derde; ook wordt vermeld of de rating, alvorens te worden verspreid, aan de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde is bekendgemaakt en naar aanleiding daarvan is gewijzigd;

b)

de voornaamste methodologie of versie van de methodologie waarvan bij de bepaling van de rating is gebruikgemaakt, duidelijk wordt vermeld, met een verwijzing naar de volledige beschrijving ervan; wanneer de rating op meer dan één methodologie is gebaseerd, of wanneer een verwijzing naar de voornaamste methodologie alleen ertoe zou kunnen leiden dat beleggers andere belangrijke aspecten van de rating, zoals onder meer belangrijke aanpassingen en afwijkingen, over het hoofd zien, licht het ratingbureau dit in de rating toe en geeft het tevens aan hoe met de verschillende methodologieën of deze andere aspecten in de rating rekening is gehouden;

c)

de betekenis van elke ratingcategorie en de definitie van de begrippen wanbetaling en herstel en elke passende risicowaarschuwing, die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen, omvat en vergezeld gaat van zowel ratings volgens het ongunstigste scenario als ratings volgens het gunstigste scenario, worden uitgelegd;

d)

de datum waarop de rating voor het eerst voor verspreiding werd vrijgegeven en de datum waarop deze voor het laatst is bijgesteld, worden duidelijk en opvallend vermeld, en

e)

er wordt informatie gegeven over de vraag of de rating betrekking heeft op recentelijk uitgegeven financiële instrumenten en of het ratingbureau het financiële instrument voor het eerst beoordeelt.

3.   Het ratingbureau stelt de entiteit onder beoordeling 12 uur vóór de openbaarmaking van de rating in kennis van het resultaat van de beoordeling, alsook van de hoofdoverwegingen die aan de rating ten grondslag liggen, om de betrokken entiteit de mogelijkheid te geven de aandacht van het ratingbureau te vestigen op eventuele feitelijke onjuistheden.

4.   Een ratingbureau vermeldt bij de openbaarmaking van ratings duidelijk en opvallend alle kenmerken en beperkingen van de rating. Meer in het bijzonder vermeldt een ratingbureau bij de openbaarmaking van een rating opvallend of het de over de beoordeelde entiteit beschikbare informatie van bevredigende kwaliteit acht en tot op welke hoogte het de informatie die het van de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde heeft ontvangen, heeft geverifieerd. Indien een rating betrekking heeft op een type entiteit of financieel instrument waarover weinig historische gegevens bestaan, maakt het ratingbureau op een opvallende plaats duidelijk melding van de beperkingen van de rating.

Indien het gebrek aan betrouwbare gegevens, de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument of de onbevredigende kwaliteit van de beschikbare informatie ernstige vragen doen rijzen omtrent het vermogen van het ratingbureau om een geloofwaardige rating op te stellen, ziet het ratingbureau af van de afgifte van een rating of trekt het een bestaande rating in.

5.   Wanneer een ratingbureau een rating bekendmaakt, zet het in zijn perscommuniqués of persberichten de hoofdelementen uiteen die aan de rating ten grondslag liggen.

Indien de in de punten 1, 2 en 4 neergelegde informatievereisten onevenredig zijn in verhouding tot de lengte van het verspreide rapport, kan ermee worden volstaan in het rapport zelf een duidelijke en opvallende verwijzing op te nemen naar de plaats waar de vereiste informatie direct en gemakkelijk toegankelijk is, zoals een directe weblink naar deze informatie op een passende website van het ratingbureau.

II.   Aanvullende verplichtingen met betrekking tot ratings van gestructureerde financieringsinstrumenten

1.   Wanneer een ratingbureau een rating aan een gestructureerd financieringsinstrument toekent, verstrekt het in de rating alle informatie over de verlies- en kasstroomanalyse die het heeft verricht of waarop het zich baseert, alsook elke verwachte verandering van de rating.

2.   Een ratingbureau vermeldt in hoeverre het de „due diligence”-processen heeft doorgelicht die op het niveau van de onderliggende financiële instrumenten of andere activa van gestructureerde financieringsinstrumenten hebben plaatsgevonden. Het ratingbureau deelt mee of het deze „due diligence”-processen zelf heeft doorgelicht, dan wel op de doorlichting van een derde partij is afgegaan, en vermeldt hoe de uitkomst van deze doorlichting de rating heeft beïnvloed.

3.   Indien een ratingbureau ratings afgeeft van gestructureerde financiële instrumenten, voegt het bij de gepubliceerde informatie over de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen richtsnoeren waarin de aannamen, parameters, beperkingen en onzekerheden van de in die ratings gebruikte modellen en methodologieën worden toegelicht, met inbegrip van simulaties van stressscenario’s die het ratingbureau bij het opstellen van de ratings heeft verricht. Die richtsnoeren moeten duidelijk zijn en eenvoudig te begrijpen.

4.   Een ratingbureau maakt doorlopend informatie openbaar over alle gestructureerde financiële producten die hem met het oog op een initiële toetsing of een voorlopige rating worden voorgelegd. Deze informatie wordt openbaargemaakt ongeacht of de uitgevende instellingen al dan niet een overeenkomst sluiten met het ratingbureau voor een definitieve rating.

Afdeling E

Openbaarmaking van informatie

I.   Algemene openbaarmaking van informatie

Een ratingbureau maakt het feit dat het overeenkomstig deze verordening is geregistreerd en de volgende informatie algemeen openbaar:

1.   alle in afdeling B, punt 1, bedoelde feitelijke en mogelijke belangenconflicten;

2.   een lijst van zijn nevendiensten;

3.   het beleid van het ratingbureau ten aanzien van de bekendmaking van ratings en andere daarmee verband houdende communicatie;

4.   het algemene karakter van zijn beloningsregelingen;

5.   de methodologieën en de beschrijving van modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige en correlatieve aannamen die voor zijn ratingactiviteiten worden gebruikt, alsook alle wijzigingen van betekenis daarin;

6.   alle wijzigingen van betekenis in zijn systemen, middelen of procedures, en

7.   indien van toepassing, zijn gedragscode.

II.   Periodieke openbaarmaking van informatie

Een ratingbureau maakt periodiek de volgende informatie openbaar:

1.   om de zes maanden, gegevens over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de belangrijkste geografische gebieden van de uitgevende instellingen, en of de wanbetalingsgraden van deze categorieën veranderingen in de tijd hebben ondergaan;

2.   jaarlijks, de volgende informatie:

a)

een lijst van de grootste 20 cliënten van het ratingbureau op basis van de uit hen gegenereerde inkomsten, en

b)

een lijst van de cliënten van het ratingbureau wier bijdrage tot het stijgingstempo van de generering van inkomsten van het ratingbureau in het voorgaande boekjaar meer dan anderhalve keer groter was dan het stijgingstempo van de totale inkomsten van het ratingbureau in dat jaar. Een dergelijke cliënt wordt pas in deze lijst opgenomen indien in het desbetreffende jaar meer dan 0,25 % van de wereldwijde totale inkomsten van het ratingbureau op mondiaal niveau voor zijn rekening kwam.

Voor de toepassing van dit punt wordt onder „cliënt” verstaan een entiteit, haar dochterondernemingen en de met haar verbonden entiteiten waarin de entiteit een deelneming van meer dan 20 % heeft, alsook alle andere entiteiten ten aanzien waarvan het ratingbureau namens een cliënt als onderhandelaar is opgetreden bij de structurering van een schuldemissie en waarbij, direct of indirect, een vergoeding aan het ratingbureau is betaald voor het afgeven van een rating voor deze schuldemissie.

III.   Transparantieverslag

Een ratingbureau stelt jaarlijks de volgende informatie beschikbaar:

1.   gedetailleerde informatie over de juridische en de eigendomsstructuur van het ratingbureau, met inbegrip van informatie over deelnemingen in de zin van de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (2);

2.   een beschrijving van de interne controlemechanismen die de kwaliteit van zijn ratingactiviteiten waarborgt;

3.   statistieken over de toewijzing van zijn personeel voor de opstelling van nieuwe ratings, de herziening van ratings, de evaluatie van methodologieën en modellen, en de hoogste leiding;

4.   een beschrijving van zijn beleid op het gebied van de bewaring van gegevens;

5.   de uitkomst van de jaarlijkse interne toetsing van zijn onafhankelijke compliancefunctie;

6.   een beschrijving van zijn roulatiebeleid voor het management en de ratinganalisten;

7.   financiële informatie over de inkomsten van het ratingbureau, uitgesplitst naar vergoedingen voor rating- en niet-ratingactiviteiten met een uitvoerige beschrijving van elke categorie, en

8.   een verklaring inzake corporate governance in de zin van artikel 46 bis, lid 1, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (3). In het kader van deze verklaring wordt de in artikel 46 bis, lid 1, onder d), van genoemde richtlijn bedoelde informatie door het ratingbureau verstrekt, ongeacht of het bureau al dan niet onder Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (4) valt.


(1)  Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 70).

(2)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

(3)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(4)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12.


BIJLAGE II

IN DE REGISTRATIEAANVRAAG TE VERSTREKKEN INFORMATIE

1.   volledige naam van het ratingbureau en het adres van zijn statutaire zetel in de Gemeenschap;

2.   naam en contactgegevens van een contactpersoon en van de compliance officer;

3.   rechtspositie;

4.   ratingklassen waarvoor het ratingbureau een registratieaanvraag heeft ingediend;

5.   eigendomsstructuur;

6.   organisatiestructuur en corporate governance;

7.   financiële middelen voor het uitoefenen van ratingactiviteiten;

8.   personeel van het ratingbureau en de deskundigheid van dat personeel;

9.   informatie over de dochterondernemingen van het ratingbureau;

10.   beschrijving van de procedures en methodologieën om ratings af te geven en te toetsen;

11.   gedragslijnen en procedures om belangenconflicten te identificeren, te beheren en openbaar te maken;

12.   informatie over ratinganalisten;

13.   regelingen voor vergoedingen en prestatiebeoordelingen;

14.   andere diensten dan ratingactiviteiten die het ratingbureau voornemens is te verrichten;

15.   programma van werkzaamheden, waarin onder meer wordt aangegeven waar de belangrijkste bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen worden verricht, welke bijkantoren zullen worden opgericht en van welke aard de voorgenomen bedrijfsactiviteiten zijn;

16.   documenten en uitvoerige informatie over het verwachte gebruik van bekrachtigingen;

17.   documenten en uitvoerige informatie in verband met de verwachte uitbestedingsovereenkomsten, met informatie over de entiteiten die uitbestedingstaken vervullen.


Top