EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0544

2009/544/EG: Beschikking van de Commissie van 13 augustus 2008 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan verven en vernissen voor gebruik binnenshuis (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4453) (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 181, 14.7.2009, p. 39–48 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 15 Volume 014 P. 118 - 127

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/06/2014; opgeheven door 32014D0312

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/544/oj

14.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/39


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2008

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan verven en vernissen voor gebruik binnenshuis

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4453)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/544/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de communautaire milieukeur worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen werkelijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 moeten per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur worden vastgesteld op basis van door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie opgestelde criteria.

(3)

Ook moet krachtens die verordening de herziening van de criteria voor de milieukeur en van de eisen inzake beoordeling en controle op de naleving van die criteria tijdig vóór het eind van de geldigheidsperiode van de criteria voor de desbetreffende productengroep plaatsvinden.

(4)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000 heeft een tijdige herziening plaatsgevonden van de milieucriteria en van de desbetreffende eisen inzake beoordeling en controle die zijn vastgesteld bij Beschikking 2002/739/EG van de Commissie van 3 september 2002 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor verven en vernissen voor gebruik binnenshuis en tot wijziging van Beschikking 1999/10/EG (2). Die milieucriteria en de desbetreffende eisen inzake beoordeling en controle zijn geldig tot en met 28 februari 2009.

(5)

In het licht van deze herziening en teneinde rekening te houden met de wetenschappelijke ontwikkelingen en de ontwikkelingen op de markt dient de definitie van de productengroep te worden gewijzigd en dienen nieuwe milieucriteria te worden vastgesteld.

(6)

Beschikking 2002/739/EG moet daarom worden vervangen.

(7)

De milieucriteria en de desbetreffende eisen inzake beoordeling en controle dienen geldig te zijn tot en met vier jaar vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking.

(8)

Er moet een overgangsperiode worden toegestaan voor producten waaraan de milieukeur voor verven en vernissen voor gebruik binnenshuis is toegekend vóór 18.8.2008 of waarvoor die milieukeur is aangevraagd vóór 18.8.2008, zodat de producenten de tijd hebben om hun producten aan de herziene criteria en eisen aan te passen. Omwille van de rechtszekerheid dienen producenten tot en met 28.2.2009 aanvragen te kunnen indienen op basis van de criteria van Beschikking 2002/739/EG dan wel op basis van de criteria van deze beschikking. Na die datum gelden alleen de criteria van deze beschikking.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De productengroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis” omvat decoratieve verven en vernissen, houtbeitsen en verwante producten voor gebruik binnenshuis, als omschreven in lid 2, bestemd voor gebruik door doe-het-zelvers en professionele gebruikers, die in eerste instantie worden ontwikkeld voor gebruik binnenshuis en als zodanig op de markt worden gebracht.

Hieronder vallen, onder andere, vloercoatings en vloerverven, producten die door distributeurs op verzoek van doe-het-zelvers of beroepsschilders worden gekleurd, kleursystemen, en decoratieve verven in de vorm van vloeibare of pasteuze mengsels die eventueel zijn voorbehandeld, gekleurd of voorbereid door de fabrikant om aan de behoeften van de consument te voldoen, met inbegrip van primers en grondverven van dergelijke productsystemen.

2.   Onder „verf” wordt een gepigmenteerd dekmateriaal verstaan, in vloeibare of pasteuze vorm of in poedervorm, dat bij aanbrenging op een ondergrond een dekkende laag vormt met beschermende, decoratieve of specifieke technische eigenschappen.

Onder „vernis” wordt een helder dekmateriaal verstaan dat bij aanbrenging op een ondergrond een harde transparante laag vormt met beschermende, decoratieve of specifieke technische eigenschappen.

Onder „decoratieve verven en vernissen” worden verven en vernissen verstaan die worden aangebracht op gebouwen, het houtwerk en toebehoren ervan, voor decoratieve en beschermende doeleinden. Zij worden ter plaatse aangebracht. Hoewel voornamelijk als decoratie bedoeld, hebben zij ook een beschermende functie.

Onder „houtbeitsen” (lazuren) worden coatings verstaan die een transparante of semitransparante laag produceren voor decoratie en voor bescherming van hout tegen verwering, waardoor er eenvoudig onderhoud kan worden verricht.

Onder „kleursysteem” wordt een methode verstaan om gekleurde verven aan te maken door een basisverf te mengen met kleurmiddelen.

3.   De volgende producten vallen niet onder deze productengroep.

a)

anticorrosieve coatings;

b)

aangroeiwerende coatings;

c)

houtconserveringsmiddelen;

d)

coatings voor bepaalde industriële en professionele toepassingen, met inbegrip van coatings voor zwaar gebruik;

e)

gevelcoatings;

f)

ieder product dat in eerste instantie is ontwikkeld voor gebruik buitenshuis en als zodanig in de handel wordt gebracht.

Artikel 2

1.   Voor de toekenning van de communautaire milieukeur in het kader van Verordening (EG) nr. 1980/2000 dienen verven en vernissen, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en 3, te vallen onder de productengroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis” zoals gedefinieerd in artikel 1, en dienen ze te voldoen aan de in de bijlage bij deze beschikking beschreven milieucriteria.

2.   Tweecomponentencoatings met bijzondere eigenschappen, bestemd voor specifieke toepassingen, dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

a)

elk van beide componenten afzonderlijk dient te voldoen aan de in de bijlage beschreven milieucriteria (met uitzondering van het criterium voor vluchtige organische stoffen (VOS));

b)

zij dienen vergezeld te gaan van informatie waarin wordt verduidelijkt dat de beide componenten noch afzonderlijk mogen worden gebruikt, noch met andere producten mogen worden gemengd;

c)

het gebruiksklare eindproduct dient eveneens aan de milieucriteria, inclusief het criterium voor VOS, te voldoen.

3.   Coatings die zowel voor gebruik binnenshuis als voor gebruik buitenshuis in de handel worden gebracht, dienen zowel aan de criteria van deze beschikking inzake verven en vernissen voor gebruik binnenshuis als aan de criteria van Beschikking 2009/543/EG van de Commissie (3) inzake verven en vernissen voor gebruik buitenshuis te voldoen.

Artikel 3

De milieucriteria voor de productengroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis” en de desbetreffende eisen inzake beoordeling en controle zijn geldig vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze beschikking.

Artikel 4

Het voor administratieve doeleinden aan de productengroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis” toegewezen codenummer is „07”.

Artikel 5

Beschikking 2002/739/EG wordt ingetrokken.

Artikel 6

1.   Milieukeuren die vóór 18.8.2008 aan producten van de productengroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis” zijn toegekend, mogen worden gebruikt tot 28.2.2009.

2.   Voor producten van de productengroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis” waarvoor een milieukeur is aangevraagd vóór 18.8.2008, wordt de milieukeur toegekend overeenkomstig de in Beschikking 2002/739/EG vastgestelde voorwaarden. De milieukeur mag dan worden gebruikt tot 28.2.2009.

3.   Aanvragen voor toekenning van de milieukeur aan producten van de productengroep „verven en vernissen voor gebruik binnenshuis” die worden ingediend na 18.8.2008 maar vóór 1.3.2009, mogen hetzij op de criteria van Beschikking 2002/739/EG, hetzij op de criteria van deze beschikking worden gebaseerd.

Als de aanvraag wordt gebaseerd op de criteria van Beschikking 2002/739/EG, mag de milieukeur worden gebruikt tot 28.2.2009.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2008.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 236 van 4.9.2002, blz. 4.

(3)  Zie bladzijde 27 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

A.   KADER

Doelstellingen van de criteria

Deze criteria zijn hoofdzakelijk gericht op:

een efficiënt gebruik van het product en de beperking van afval tot een minimum;

vermindering van milieurisico’s en overige risico’s (zoals troposferisch ozon) door verlaging van de uitstoot van oplosmiddelen;

de beperking van de lozing van toxische of anderszins verontreinigende stoffen in wateren. De criteria worden op een zodanig niveau vastgesteld dat wordt bevorderd dat verven en vernissen voor gebruik binnenshuis met geringere milieueffecten de milieukeur krijgen.

Eisen inzake beoordeling en controle

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analyses, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze, zoals aangewezen, afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s) enz.

Eventueel mogen andere testmethoden worden gebruikt dan voor elk criterium worden vermeld, indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt als gelijkwaardig worden geaccepteerd.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

De bevoegde instanties wordt aangeraden bij de beoordeling van aanvragen en het toezicht op de inachtneming van de criteria rekening te houden met de toepassing van erkende milieubeheersystemen, zoals EMAS of EN ISO14001 (NB: toepassing van dergelijke milieubeheersystemen is niet verplicht).

Wanneer in de criteria het begrip „ingrediënten” wordt gebruikt, omvat dit zowel stoffen als preparaten. De definities van „stoffen” en „preparaten” zijn opgenomen in de REACH-verordening (Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1)).

De precieze formulering van het product dient aan de bevoegde instantie te worden meegedeeld voor alle door de aanvrager gebruikte (bestanddelen van) ingrediënten. Alle stoffen, met inbegrip van onzuiverheden, die aanwezig zijn in concentraties groter dan 0,01 massaprocent moeten worden aangemeld, tenzij elders in de criteria een lagere concentratie wordt gespecificeerd.

B.   MILIEUCRITERIA

Alle criteria met uitzondering van criterium 3 inzake grenswaarden voor VOS gelden voor de verf of het vernis in de verpakking. Overeenkomstig Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) hebben de VOS-grenswaarden betrekking op het gebruiksklare product; bijgevolg moet het maximale VOS-gehalte worden berekend rekening houdend met de eventueel aanbevolen toevoeging van, bijvoorbeeld, kleurstoffen en/of verdunners. Voor die berekening zijn gegevens over het vastestof- en het VOS-gehalte en de dichtheid van het product vereist die door de leveranciers van grondstoffen moeten worden verstrekt.

De criteria 1 en 2 gelden alleen voor witte en lichtgekleurde verven (met inbegrip van aflakken, primers, grondverven en/of tussencoatings).

Voor kleursystemen zijn de criteria 1 en 2 alleen van toepassing op de witte basisverf, die de grootste hoeveelheid TiO2 bevat. Ingeval de witte basisverf niet het vereiste spreidend vermogen heeft van ten minste 8 m2 per liter bij een dekvermogen van 98 % overeenkomstig criterium 7, onder a), moet aan de criteria worden voldaan na een kleuring die resulteert in standaardkleur RAL 9010.

De criteria 1 en 2 zijn niet van toepassing op transparante coatings.

1.   Witte pigmenten

Gehalte aan witte pigmenten (witte anorganische pigmenten met een brekingsindex die hoger is dan 1,8): Verven dienen een gehalte aan witte pigmenten te hebben van ten hoogste 36 g per m2 droge film, met een dekvermogen van 98 %. Deze eis geldt niet voor vernissen en houtbeitsen.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring indienen waarin staat dat er geen witte pigmenten worden gebruikt of moet documentatie overleggen waarin het gehalte aan witte pigmenten en het spreidend vermogen worden vermeld, tezamen met de gedetailleerde berekening waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan.

2.   Titaandioxide

Titaandioxide: De emissies en lozingen van afvalstoffen afkomstig van de productie van de gebruikte titaandioxidepigmenten mogen de volgende waarden (ontleend aan het referentiedocument (BREF) over de beste beschikbare technologie voor de fabricage van anorganische bulkchemicaliën (augustus 2007)) niet overschrijden:

SOx-uitstoot (uitgedrukt als SO2): 252 mg per m2 droge film (98 % dekvermogen);

sulfaatafval: 18 g per m2 droge film (98 % dekvermogen);

chlorideafval: 3,7, 6,4 en 11,9 g per m2 droge film (98 % dekvermogen) voor respectievelijk natuurlijk rutiel, synthetisch rutiel en ertsen waarbij slakken achterblijven.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring indienen waarin staat dat deze stoffen niet worden gebruikt, of moet ter staving documentatie verstrekken waarin de respectieve niveaus van uitstoot en lozing van afval voor deze parameters, het titaandioxidegehalte van het product en het spreidend vermogen worden aangegeven, tezamen met de gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan.

3.   Vluchtige organische stoffen (VOS)

Het gehalte aan vluchtige organische stoffen (VOS) mag niet hoger zijn dan:

Productindeling (Richtlijn 2004/42/EG)

VOS-grenswaarde (in g/l, inclusief water)

Matte coatings voor gebruik binnenshuis (wanden/plafonds) (glansgraad < 25@60 °)

15

Glanzende coatings voor gebruik binnenshuis (wanden/plafonds) (glansgraad > 25@60 °)

60

Hout- en metaalverven voor binnendecoratie inclusief grondverven

90

Vernissen en beitsen voor binnenhoutwerk, inclusief dekkende beitsen

75

Houtbeitsen met minimale laagdikte voor gebruik binnenshuis

75

Primers

15

Hechtprimers

15

Eencomponentcoatings met bijzondere eigenschappen

100

Tweecomponentencoatings met bijzondere eigenschappen, bestemd voor specifieke toepassingen zoals vloeren

100

Coatings met decoratief effect

90

Binnen deze context is een vluchtige organische stof (VOS) een organische stof met een beginkookpunt van 250 °C of lager, gemeten bij een standaarddruk van 101,3 kPa als omschreven in Richtlijn 2004/42/EG. De in de richtlijn gedefinieerde subcategorieën voor verven en vernissen worden gebruikt ter vaststelling van de VOS-grenswaarde. Hier worden alleen de categorieën opgevoerd die in aanmerking komen als coatings voor gebruik binnenshuis.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan. Voor alle producten moet de aanvrager het VOS-gehalte aangeven.

4.   Vluchtige aromatische koolwaterstoffen (VAK)

Vluchtige aromatische koolwaterstoffen mogen niet rechtstreeks aan het product worden toegevoegd vóór of (in voorkomend geval) tijdens het kleuren; wel mogen ingrediënten die VAK bevatten in zodanige hoeveelheden worden toegevoegd dat het VAK-gehalte in het eindproduct niet meer bedraagt dan 0,1 massaprocent.

Binnen deze context is een vluchtige aromatische koolwaterstof (VAK) een organische stof met een beginkookpunt van 250 °C of lager, gemeten bij een standaarddruk van 101,3 kPa, als omschreven in Richtlijn 2004/42/EG, met ten minste één aromatische ring in de structuurformule.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan en dat geen VAK zijn toegevoegd in enige andere vorm dan als geprefabriceerde ingrediënten, alsook, in voorkomend geval, verklaringen van de leveranciers van de ingrediënten met betrekking tot het VAK-gehalte daarvan.

5.   Zware metalen

De volgende zware metalen of hun verbindingen mogen niet worden gebruikt als ingrediënt van het product of (in voorkomend geval) het kleurmiddel (als stof of als bestanddeel van enig preparaat dat wordt gebruikt): cadmium, lood, chroom (VI), kwik, arseen, barium (uitgezonderd bariumsulfaat), seleen, antimoon.

Ook kobalt mag niet als ingrediënt worden toegevoegd, met uitzondering van kobaltzouten die als droogmiddel in alkydverven worden toegepast. Daarvan mag een zodanige hoeveelheid worden gebruikt dat de concentratie in het eindproduct, gemeten als zuiver kobalt, ten hoogste 0,05 massaprocent bedraagt. Kobalt in pigmenten valt evenmin onder deze verbodsbepaling.

Er wordt geaccepteerd dat ingrediënten sporen van deze metalen (tot 0,01 massaprocent) bevatten als gevolg van onzuiverheden in de grondstoffen.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, alsook (in voorkomend geval) verklaringen van de leveranciers van de ingrediënten.

6.   Gevaarlijke stoffen

a)

Het product: Het product mag noch vóór, noch (in voorkomend geval) na de kleuring als zeer vergiftig, vergiftig, gevaarlijk voor het milieu, kankerverwekkend, vergiftig voor de voortplanting, schadelijk, bijtend, mutageen of irriterend (uitsluitend als dit het gevolg is van de aanwezigheid van ingrediënten waarvoor risicozin R43 geldt) ingedeeld zijn overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, tezamen met een veiligheidsinformatieblad over het productmateriaal dat voldoet aan de eisen van bijlage II bij de REACH-verordening.

b)

Ingrediënten (zeer vergiftig, vergiftig, kankerverwekkend, mutageen, vergiftig voor de voortplanting): Er mag noch in het product, noch (in voorkomend geval) bij de kleuring enig ingrediënt worden gebruikt dat op het tijdstip van indiening van de aanvraag beantwoordt aan de indelingscriteria van enige hierna genoemde risicozin (of combinatie van deze zinnen):

R23 (vergiftig bij inademing),

R24 (vergiftig bij aanraking met de huid),

R25 (vergiftig bij opname door de mond),

R26 (zeer vergiftig bij inademing),

R27 (zeer vergiftig bij aanraking met de huid),

R28 (zeer vergiftig bij opname door de mond),

R33 (gevaar voor cumulatieve effecten),

R39 (gevaar voor ernstige onherstelbare effecten),

R40 (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

R42 (kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing),

R45 (kan kanker veroorzaken),

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

R48 (gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling),

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing),

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden),

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

R62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

R63 (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind)

R68 (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

zoals vastgelegd in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (4) of in Richtlijn 1999/45/EG. Actieve ingrediënten die in de formulering worden gebruikt als conserveermiddel en waarvoor een van de risicozinnen R23, R24, R25, R26, R27, R28, R39, R40 of R48 (of een combinatie daarvan) geldt, mogen toch worden gebruikt tot een grenswaarde van 0,1 massaprocent van de totale hoeveelheid product.

Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (GHS) (5). In dat geval mogen ingrediënten, in voorkomend geval met inbegrip van ingrediënten bestemd voor de kleuring, die in een van de volgende categorieën (of combinaties daarvan) worden ingedeeld, niet worden gebruikt:

acute orale toxiciteit — categorie I, II, III,

acute dermale toxiciteit — categorie I, II, III,

acute toxiciteit bij inademing — categorie I, II, III,

sensibilisatie van de luchtwegen — categorie I,

mutageniteit — categorie I, II,

kankerverwekkendheid — categorie I, II,

voortplantingstoxiciteit — categorie I, II

specifieke doelorgaantoxiciteit bij eenmalige blootstelling — categorie I, II,

specifieke doelorgaantoxiciteit bij herhaalde blootstelling — categorie I, II,

zoals vastgesteld in ST/SG/AC.10/30 (6) en herzien in ST/SG/AC.10/34/Add.3 betreffende het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen. Actieve ingrediënten die als conserveermiddel in de formulering worden gebruikt en die in een van de volgende GHS-categorieën zijn ingedeeld, mogen toch worden gebruikt tot een grenswaarde van 0,1 massaprocent van de totale hoeveelheid product:

acute toxiciteit (orale, dermale en bij inademing) — categorie I, II, II (alleen orale en dermale toxiciteit),

specifieke doelorgaantoxiciteit (bij eenmalige en/of herhaalde blootstelling) — categorie I, II (of combinaties daarvan), en

kankerverwekkendheid — categorie II.

Methylethylketoxim mag in alkydverven worden gebruikt tot een grenswaarde van 0,3 massaprocent.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, tezamen met een veiligheidsinformatieblad over het productmateriaal dat voldoet aan de eisen van bijlage II bij de REACH-verordening.

c)

Ingrediënten (gevaarlijk voor het milieu): Geen enkel in het product of (in voorkomend geval) bij de kleuring gebruikt ingrediënt mag meer dan 2 massaprocent vertegenwoordigen indien dat ingrediënt op het tijdstip van indiening van de aanvraag beantwoordt aan de indelingscriteria van enige hierna genoemde risicozin (of combinatie van deze zinnen):

N R50 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen),

N R50/53 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

N R51/53 (vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

N R52/53 (schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

R51 (vergiftig voor in het water levende organismen),

R52 (schadelijk voor in het water levende organismen),

R53 (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

zoals vastgelegd in Richtlijn 67/548/EEG of in Richtlijn 1999/45/EG.

Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (7). In dit geval mag geen enkel in het product of (in voorkomend geval) bij de kleuring gebruikt ingrediënt meer dan 2 massaprocent vertegenwoordigen indien dat ingrediënt op het tijdstip van indiening van de aanvraag wordt of kan worden ingedeeld in een van de hierna genoemde categorieën:

Toxiciteit voor het aquatisch milieu (de vermelde categorieën en combinaties daarvan):

acute toxiciteit — categorieën I, II, III,

chronische toxiciteit — categorieën I, II, III, IV,

zoals vastgesteld in ST/SG/AC.10/30 en herzien in ST/SG/AC.10/34/Add.3 betreffende het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen.

In ieder geval mag de totale hoeveelheid van alle ingrediënten waarvoor op het tijdstip van indiening van de aanvraag één van deze risicozinnen (of combinaties ervan) of GHS-categorieën geldt of kan gelden, de grenswaarde van 4 massaprocent niet overschrijden.

Deze vereiste geldt niet voor ammoniak of alkylammoniak.

Deze vereiste doet geen afbreuk aan de verplichting om te voldoen aan de in criterium 6, onder a), omschreven vereiste.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, tezamen met een lijst van ingrediënten alsook voor elk ingrediënt een veiligheidsinformatieblad dat voldoet aan de eisen van bijlage II bij de REACH-verordening.

d)

Alkylfenolethoxylaten (APEO’s): Er mogen in het product geen APEO’s worden gebruikt vóór of (in voorkomend geval) tijdens het kleuren.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan.

e)

Isothiazolinonverbindingen: Het gehalte aan isothiazolinonverbindingen in het product mag vóór of (in voorkomend geval) na het kleuren niet meer bedragen dan 0,05 massaprocent. Evenzo mag het gehalte van het mengsel van 5-chloor-2-methyl-2H-isothiazool-3-on (EG-nr. 247-500-7) en 2-methyl-2H-isothiazool-3-on (EG-nr. 220-239-6) (3:1) in het product niet meer bedragen dan 0,0015 massaprocent.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, waarbij de hoeveelheden (indien gebruikt) worden aangegeven.

f)

Perfluoralkylsulfonaten (PFAS), perfluorcarbonzuren (PFCA) met inbegrip van perfluoroctaanzuur (PFOA) en aanverwante stoffen die zijn opgenomen in de „Preliminary lists of PFOS, PFAS, PFOA, PFCA, related compounds and chemicals that may degrade to PFCA” van de OESO (herziene versie 2007) zijn in het product niet toegestaan. De OESO-lijst is als bijlage aan dit document gehecht.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan.

g)

Formaldehyd: Er mag geen vrij formaldehyd worden toegevoegd. Stoffen die formaldehyd afgeven, mogen alleen in zodanige hoeveelheden worden toegevoegd dat gegarandeerd wordt dat het uiteindelijke totale gehalte aan vrij formaldehyd (in voorkomend geval na kleuring) niet meer bedraagt dan 0,001 massaprocent.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan. Daarnaast moet de aanvrager testresultaten van de grondstoffenleveranciers overleggen, gebaseerd op de „VdL-RL 03”-methode „In-blik formaldehydgehalte vastgesteld aan de hand van de acetyl-aceton-methode” (VdL-richtsnoer 03), alsmede berekeningen waarbij de gegevens van deze tests worden gerelateerd aan het eindproduct om aan te tonen dat de hoogst mogelijke eindconcentratie van het formaldehyd dat vrijkomt uit formaldehydafgevende stoffen in het product niet hoger is dan 0,001 massaprocent. Als alternatief mag het van formaldehydafgevende stoffen afkomstige formaldehyd in het eindproduct worden bepaald met behulp van een standaard op basis van hogedrukvloeistofchromatografie.

h)

Gehalogeneerde organische oplosmiddelen: Onverminderd het bepaalde in criterium 6, onder a), b) en c), mogen in het product vóór of (in voorkomend geval) tijdens het kleuren alleen gehalogeneerde verbindingen worden gebruikt die op het tijdstip van indiening van de aanvraag reeds aan een risicobeoordeling zijn onderworpen en waaraan niet overeenkomstig de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG een van de volgende risicozinnen (of een combinatie daarvan) is toegekend: R26/27, R45, R48/20/22, R50, R51, R52, R53, R50/53, R51/53, R52/53 en R59.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan.

i)

Ftalaten: Onverminderd het bepaalde in criterium 6, onder a), b) en c), mogen in het product vóór of (in voorkomend geval) tijdens het kleuren alleen ftalaten worden gebruikt die op het tijdstip van indiening van de aanvraag reeds aan een risicobeoordeling zijn onderworpen en waaraan niet overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, als gewijzigd, een van de volgende risicozinnen (of een combinatie daarvan) is toegekend: R60, R61, R62, R50, R51, R52, R53, R50/53, R51/53 en R52/53. Bovendien zijn DNOP (di-n-octylftalaat), DINP (diisononylftalaat) en DIDP (diisodecylftalaat) niet toegestaan in het product.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan.

7.   Gebruiksgeschiktheid

a)

Spreidend vermogen: Witte en lichtgekleurde verven (met inbegrip van aflakken, primers, grondverven en/of tussencoatings) moeten een spreidend vermogen hebben (bij een dekvermogen van 98 %) van ten minste 8 m2 per liter product.

Voor kleursystemen is dit criterium alleen van toepassing op de witte basisverf, die de grootste hoeveelheid TiO2 bevat. Ingeval de witte basisverf niet het vereiste spreidend vermogen van ten minste 8 m2 per liter heeft bij een dekvermogen van 98 %, moet aan het criterium worden voldaan na een kleuring van de witte basisverf die resulteert in standaardkleur RAL 9010. Op alle andere basisverven die voor de vervaardiging van gekleurde producten worden gebruikt — dit zijn basisverven die in de regel minder TiO2 bevatten en die niet het vereiste spreidend vermogen van ten minste 8 m2 per liter product hebben bij een dekvermogen van 98 % — is het criterium niet van toepassing. Voor verven die deel uitmaken van een kleursysteem moet de aanvrager de eindgebruiker op het verkooppunt en/of via een mededeling op de verpakking informeren welke kleur of welke primer/grondverf (zo mogelijk voorzien van de communautaire milieukeur) als basiscoating moet worden gebruikt alvorens de donkerdere tint wordt aangebracht.

Primers met specifieke afschermende/afdichtende c.q. doordringende/bindende eigenschappen en primers met bijzondere hechtingseigenschappen voor aluminium- en gegalvaniseerde oppervlakken dienen een spreidend vermogen (bij een dekvermogen van 98 %) van ten minste 6 m2 per liter product te hebben.

Dikke decoratieve coatings (verven die speciaal zijn ontworpen om een driedimensionaal decoratief effect te verkrijgen en zodoende worden gekenmerkt door een zeer dikke laag) moeten daarentegen een spreidend vermogen hebben van 1 m2 per kg product.

Deze vereiste geldt niet voor vernissen, houtbeitsen, vloercoatings, vloerverven, grondverven, zelfhechtende primers of andere transparante coatings.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een testverslag indienen waarbij gebruik wordt gemaakt van de methode ISO6504/1 (Verven en vernissen — Bepaling van de dekkracht — deel 1: Methode volgens Kubelka-Munk voor witte en lichtgekleurde verven) of 6504/3 (deel 3: Bepaling van de contrastverhouding van lichtgekleurde verven bij een gegeven verspreiding), of, voor verven die speciaal zijn ontwikkeld om een driedimensionaal decoratief effect te verkrijgen en gekenmerkt worden door een zeer dikke laag, de methode NF T 30073 (of gelijkwaardig). Voor basisverven die voor de vervaardiging van gekleurde producten worden gebruikt en niet aan de hand van bovenvermelde eisen worden beoordeeld, moet de aanvrager aan de hand van bewijsmateriaal aantonen hoe de eindgebruiker advies wordt verstrekt over het gebruik van een primer en/of een grijze (of eventueel anders gekleurde) grondverf alvorens het product in kwestie wordt aangebracht.

b)

Natte schrobweerstand: Muurverven (overeenkomstig EN 13300) waarvan wordt beweerd (op het product of in daarop betrekking hebbend marketingmateriaal) dat ze kunnen worden gewassen, gereinigd of afgeborsteld, moeten over een natte schrobweerstand beschikken zoals gemeten door EN 13300 en EN ISO 11998 van klasse 2 of beter (niet meer dan 20 micron na 200 cycli).

Wegens het brede scala van mogelijke kleuren is dit criterium uitsluitend toepasselijk bij de beproeving van de basisverven van kleursystemen.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een testverslag indienen overeenkomstig EN 13300 met gebruikmaking van testmethode EN ISO 11998 (test inzake reinigbaarheid en schrobweerstand) en in het geval van plafondverven het bewijs leveren (in de vorm van productverpakkingen of op het product betrekking hebbend marketingmateriaal) dat de eindgebruiker wordt geïnformeerd dat het product niet op natte schrobweerstand is getest.

c)

Waterbestendigheid: Vernissen, vloercoatings en vloerverven moeten waterbestendig zijn, zoals vastgesteld overeenkomstig de ISO 2812-3-norm, zodat na 24 uur blootstelling en 16 uur herstel er geen verandering is in glans of in kleur.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een testverslag indienen gebaseerd op het gebruik van de ISO 2812-3-methode (Verven en vernissen — Bepaling van de weerstand tegen vloeistoffen — deel 3: Methode met absorberend medium).

d)

Hechting: Vloercoatings, vloerverven en vloergrondverven alsmede metaal- en houtgrondverven moeten ten minste 2 scoren in de EN 2409-test met betrekking tot hechting. Gepigmenteerde primers voor metselwerk dienen een voldoende te scoren in de EN 24624-lostrekproef (ISO 4624) indien de cohesiekracht van de ondergrond geringer is dan de adhesiekracht van de verf; in de andere gevallen dient de adhesie van de verf meer te bedragen dan de met een voldoende overeenstemmende waarde van 1,5 MPa.

Voor transparante primers geldt deze eis niet.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een testverslag indienen gebaseerd op het gebruik van de EN ISO 2409-methode c.q. de EN 24624-methode (ISO 4624).

e)

Schuren: Vloercoatings en vloerverven dienen een zodanige slijtvastheid te hebben dat het massaverlies niet meer bedraagt dan 70 mg na 1 000 testcycli met een belasting van 1 000 g en een CS10-schuurwiel overeenkomstig EN ISO 7784-2:2006.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een op de EN ISO 7784-2:2006-methode gebaseerd testverslag indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan.

8.   Consumenteninformatie

De volgende informatie moet op de verpakking staan of aan de verpakking zijn bevestigd:

het gebruik, de ondergrond en de gebruiksomstandigheden waarvoor het product is bestemd. Hieronder valt ook advies over voorbereidende werkzaamheden enz., zoals de juiste voorbereiding van de ondergrond, advies over gebruik binnenshuis (waar van toepassing), of temperatuur;

aanbevelingen voor het reinigen van gereedschappen en adequaat afvalbeheer (teneinde waterverontreiniging zoveel mogelijk te beperken). Deze aanbevelingen moeten zijn aangepast aan het desbetreffende soort product en het desbetreffende toepassingsgebied en kunnen zo nodig gebruikmaken van pictogrammen;

aanbevelingen met betrekking tot productopslag na het openen (teneinde vast afval zoveel mogelijk te beperken), met inbegrip van advies inzake veiligheid, indien van toepassing;

voor donkere coatings waarop criterium 7, onder a), niet van toepassing is: advies over het gebruik van de juiste primer of grondverf (zo mogelijk voorzien van de communautaire milieukeur);

voor dikke decoratieve coatings: de vermelding dat deze verven speciaal zijn ontworpen om een driedimensionaal decoratief effect te verkrijgen;

de vermelding dat ongebruikte verf een specifieke behandeling vereist met het oog op milieuvriendelijke verwijdering, en daarom niet samen met het huishoudelijk afval mag worden weggegooid. Advies over verwijdering en inzameling is verkrijgbaar bij de plaatselijke overheid;

aanbevelingen met betrekking tot preventieve beschermingsmaatregelen voor de schilder. De volgende tekst (of een vergelijkbare tekst) dient op de verpakking te worden vermeld of aan de verpakking te worden bevestigd:

„Meer informatie over de vraag waarom dit product de milieukeur van de Europese Unie heeft gekregen, is te vinden op de website: http://ec.europa.eu/environment/ecolabel.”

Beoordeling en controle: Bij de indiening van de aanvraag dient een monster van de verpakking van het product te worden verstrekt, tezamen met een passende verklaring dat aan dit criterium is voldaan.

9.   Informatie op de milieukeur

Kader 2 van de milieukeur moet de volgende tekst bevatten:

goede resultaten bij gebruik binnenshuis,

gevaarlijke stoffen beperkt,

laag gehalte aan oplosmiddelen.

Beoordeling en controle: De aanvrager dient een monster van de verpakking van het product met het etiket te verstrekken, alsmede een verklaring dat aan dit criterium is voldaan.


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 87.

(3)  PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

(4)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(5)  Op 27 juni 2007 heeft de Commissie het voorstel aangenomen „voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad en Verordening (EG) nr. 1907/2006” (COM(2007) 355 definitief). Voor meer informatie over de overlappingen tussen het bestaande systeem en GHS, zie bijlage VII in volume III van het voorstel dat is aangenomen: http://ec.europa.eu/enterprise/reach/docs/ghs/ghs_prop_vol_iii_en.pdf

(6)  Deskundigencomité van de Verenigde Naties voor het vervoer van gevaarlijke goederen en het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen: http://www.unece.org/trans/main/dgdb/dgcomm/ac10rep.html

(7)  Zie voetnoot 5.


Top