EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007R1182

Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96

OJ L 273, 17.10.2007, p. 1–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2008; opgeheven door 32008R0361

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/1182/oj

17.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/1


VERORDENING (EG) Nr. 1182/2007 VAN DE RAAD

van 26 september 2007

tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De huidige regeling voor de sector groenten en fruit is vastgesteld bij de Verordeningen (EG) nr. 2200/96 van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (2), (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (3) en (EG) nr. 2202/96 van de Raad van 28 oktober 1996 tot invoering van een steunregeling voor telers van bepaalde citrussoorten (4).

(2)

In het licht van de ervaring dient de regeling voor groenten en fruit te worden gewijzigd om de volgende doelstellingen te bereiken: verbetering van het concurrentievermogen en de marktgerichtheid van de sector teneinde bij te dragen tot het bereiken van een duurzame productie die zowel op binnenlandse als buitenlandse markten concurrerend is, beperking van schommelingen in de inkomens van telers als gevolg van crises op de markt, verhoging van de consumptie van groenten en fruit in de Gemeenschap en voortzetting van de door de sector geleverde inspanningen om het milieu te handhaven en te beschermen.

(3)

Daar die doelstellingen gezien de gemeenschappelijke aard van de markt voor groenten en fruit niet in voldoende mate door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, gezien de noodzaak van verder gezamenlijk optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(4)

De Commissie heeft een afzonderlijk voorstel ingediend voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten die aanvankelijk een aantal bepalingen van horizontale aard betreffende de sector groenten en fruit zou kunnen bevatten die van toepassing zijn op een aantal andere landbouwproducten, zoals met name bepalingen betreffende een comité van beheer. Het is verstandig deze bepalingen in de Verordeningen (EG) nr. 2200/96 en (EG) nr. 2201/96 te behouden. Zij moeten evenwel worden bijgewerkt, vereenvoudigd en gestroomlijnd, zodat ze gemakkelijk in de verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten kunnen worden opgenomen.

(5)

Ter wille van de duidelijkheid moeten de andere bepalingen die specifiek zijn voor de sector groenten en fruit, gezien de reikwijdte van de wijzigingen in de huidige regeling, in een aparte verordening worden opgenomen. Wanneer deze bepalingen echter in zekere mate ook van horizontale aard zijn en ook van toepassing zijn op een aantal andere landbouwproducten, zoals bepalingen inzake handelsnormen en handel met derde landen, zouden ze ook moeten worden bijgewerkt en vereenvoudigd, zodat ze later gemakkelijk kunnen worden opgenomen in bovengenoemde verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Deze verordening zou derhalve geen bestaande instrumenten van horizontale aard moeten intrekken of wijzigen, tenzij deze achterhaald zijn, overbodig zijn geworden of gezien hun aard beter niet op het niveau van de Raad kunnen worden behandeld.

(6)

Het toepassingsgebied van deze verordening moet producten omvatten die onder de gemeenschappelijke marktordeningen voor groenten en fruit en voor verwerkte groenten en fruit vallen. De bepalingen betreffende telersverenigingen, brancheorganisaties en overeenkomsten zijn evenwel uitsluitend van toepassing op producten die onder de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit vallen en dit onderscheid dient te worden gehandhaafd. Het toepassingsgebied van de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit zou ook moeten worden uitgebreid tot een aantal keukenkruiden zodat die van die regeling kunnen profiteren. Tijm en saffraan vallen momenteel onder Verordening (EEG) nr. 827/68 van de Raad van 28 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor bepaalde in bijlage II bij het Verdrag vermelde producten (5), en zouden daar derhalve uit moeten worden geschrapt.

(7)

Voor bepaalde producten moeten handelsnormen gelden, met name inzake definitie, kwaliteit, indeling in klassen, grootte, onmiddellijke of eindverpakking, opslag, vervoer, aanbiedingsvorm, afzet en etikettering, zodat de markt kan worden bevoorraad met producten van uniforme en bevredigende kwaliteit. Bovendien moeten wellicht bijzondere maatregelen, met name recente analysemethoden en andere maatregelen voor de vaststelling van de kenmerken van de betrokken normen, worden vastgesteld teneinde misbruik ten aanzien van de kwaliteit en de authenticiteit van de aan de consument aangeboden producten en mogelijke ernstige daaruit voortvloeiende verstoringen van de markten te voorkomen.

(8)

Richtlijn 2001/112/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten (6) en Richtlijn 2001/113/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (7), bevatten nu specifieke voorschriften voor de productie, de samenstelling en de etikettering van deze producten. Deze voorschriften zijn echter niet volledig aangepast aan de ontwikkelingen in ter zake doende internationale normen en moeten daarom worden gewijzigd zodat ze kunnen worden aangepast.

(9)

Bij de productie en de afzet van groenten en fruit moet rekening worden gehouden met de milieu-eisen, zowel bij de teelt als bij het beheer van allerlei afval en bij de afzet van uit de markt genomen producten, vooral wat betreft de bescherming van de kwaliteit van het water, de instandhouding van de biodiversiteit en de landschapsverzorging.

(10)

De telersverenigingen zijn de eerste spelers in de regeling voor groenten en fruit en zorgen op hun niveau voor de gedecentraliseerde werking van de marktordening. Gezien de steeds sterkere concentratie van de vraag is het uit economisch oogpunt nog steeds noodzakelijk het aanbod via deze verenigingen te bundelen om de positie van de telers op de markt te verbeteren. Deze bundeling moet op vrijwillige basis en op efficiënte wijze gebeuren en moet zijn nut bewijzen door middel van de omvangrijke en efficiënte diensten die de telersverenigingen hun leden bieden. Aangezien telersverenigingen uitsluitend in het belang van hun leden optreden, moeten zij worden geacht in economische aangelegenheden op te treden in naam van, en namens, hun leden.

(11)

Gebleken is dat telersverenigingen het passende instrument zijn om het aanbod te bundelen. De telersverenigingen zijn echter ongelijk verspreid in de verschillende lidstaten. Om de telersverenigingen aantrekkelijker te maken, moeten zij waar mogelijk flexibeler kunnen functioneren. Een dergelijke flexibiliteit moet met name betrekking hebben op het productenassortiment van een telersvereniging, op de mate waarin rechtstreekse verkoop is toegestaan en op de uitbreiding van de voorschriften tot niet-leden, alsook groeperingen van telersverenigingen in staat stellen alle activiteiten van hun leden uit te oefenen en de uitbesteding van activiteiten mogelijk te maken, ook aan filialen, in beide gevallen onder de nodige voorwaarden.

(12)

De lidstaten mogen een telersvereniging slechts als instrument voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening erkennen indien zij aan een aantal voorwaarden voldoet waartoe zij zichzelf verbindt, en die zij via haar statuten aan haar leden oplegt. Met het oog op de totstandbrenging en de goede werking van actiefondsen moeten telersverenigingen de volledige betrokken groente- en fruitproductie van hun leden geleverd krijgen.

(13)

Producentengroeperingen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie, en die op grond van deze verordening de status van telersvereniging willen verwerven, moeten in aanmerking kunnen komen voor een overgangsperiode waarin hun door de lidstaten en de Gemeenschap financiële steun kan worden verleend in ruil voor bepaalde toezeggingen van de producentengroeperingen.

(14)

Om de telersverenigingen meer verantwoordelijkheid te geven, met name ten aanzien van hun financiële beslissingen, en ervoor te zorgen dat de hun toegewezen overheidsgelden toekomstgericht worden besteed, moeten voorwaarden worden vastgesteld voor het gebruik ervan. Gezamenlijke financiering van door telersverenigingen ingestelde actiefondsen is een adequate oplossing. In bepaalde gevallen dient aanvullende financiering te worden toegestaan. Met het oog op de beheersing van de communautaire uitgaven moet de steun aan telersverenigingen die een actiefonds instellen, worden begrensd.

(15)

In regio’s waar de productie zwak is georganiseerd, is het wenselijk extra nationale financiële bijdragen toe te staan. In lidstaten die op structureel gebied sterk benadeeld zijn, moeten die bijdragen door de Gemeenschap kunnen worden vergoed.

(16)

Teneinde de regeling te vereenvoudigen en de kosten ervan te verminderen, zou het nuttig kunnen zijn de procedures en voorschriften voor de subsidiabiliteit van uitgaven uit hoofde van de actiefondsen zo veel mogelijk af te stemmen op die van plattelandsontwikkelingsprogramma’s door van de lidstaten te verlangen dat zij een nationale strategie op het gebied van de actiefondsen vaststellen.

(17)

Om de werking van de telersverenigingen of groeperingen van telersverenigingen nog meer te versterken en de markt de gewenste stabiliteit te geven, moet de lidstaten worden toegestaan de voorschriften die de telersvereniging of de groepering van telersverenigingen van een bepaald gebied voor haar leden heeft vastgesteld met betrekking tot met name de productie, het in de handel brengen van producten en de bescherming van het milieu, onder bepaalde voorwaarden van toepassing te verklaren voor alle telers in dat gebied die niet bij een telersvereniging zijn aangesloten. Bepaalde daaraan verbonden kosten moeten op de betrokken telers kunnen worden verhaald, aangezien zij van de regeling profiteren. Voor biologische producenten geldt deze uitbreiding van de voorschriften alleen als een aanzienlijk deel van dergelijke producenten hiermee instemt. Een snelle uitbreiding van dergelijke voorschriften voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen is noodzakelijk om crises snel het hoofd te kunnen bieden.

(18)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 2202/96 is een aantal heterogene steunregelingen voor bepaalde groenten en fruit vastgesteld. Door het grote aantal en de diversiteit van deze regelingen is het beheer ervan complex geworden. Aangezien ze op een aantal specifieke soorten groenten en fruit waren gericht, kon niet ten volle rekening worden gehouden met regionale productieomstandigheden en werden niet alle soorten groenten en fruit bestreken. Het is derhalve dienstig een ander instrument voor steun aan groenten- en fruittelers in overweging te nemen.

(19)

Voorts waren de steunregelingen voor groenten en fruit niet volledig opgenomen in Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (8). Dit heeft geleid tot een zekere complexiteit en rigiditeit in het beheer van die regeling.

(20)

In het belang van een gerichtere, doch flexibele steunregeling voor de sector groenten en fruit en ter wille van de vereenvoudiging is het derhalve dienstig de bestaande steunregelingen af te schaffen en groenten en fruit volledig op te nemen in de bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde regeling. Hiertoe dient te worden bepaald dat landbouwers die in de referentieperiode groenten en fruit hebben geproduceerd, in aanmerking moeten komen voor de bedrijfstoeslagregeling. Voorts dient te worden bepaald dat lidstaten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling referentiebedragen en subsidiabele hectaren kunnen vaststellen op basis van een voor elke groente- en fruitsoort representatieve periode en van objectieve en niet-discriminerende criteria. Arealen die zijn beteeld met groenten en fruit, inclusief blijvende groente- en fruitgewassen, alsmede kwekerijen, moeten in aanmerking komen voor de bedrijfstoeslagregeling. De nationale maxima moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. Om de betrokken sectoren de tijd te geven zich aan te passen aan hun integratie in de bedrijfstoeslagregeling, moeten overgangsperiodes worden vastgesteld. Met name moet worden voorzien in ontkoppelde betalingen voor groenten en fruit, en in tijdelijke gekoppelde areaalsteun voor bepaalde voor bewerking bestemde producten die onder de bestaande regelingen voor steun in aanmerking kwamen, alsmede voor aardbeien en frambozen. Voor de laatste producten kan ook nationale aanvullende steun worden verleend, bovenop de communautaire steun. Voorts dient te worden bepaald dat de Commissie de uitvoeringsbepalingen en de nodige overgangsmaatregelen ten aanzien van bovenstaande vaststelt.

(21)

De productie van groenten en fruit is onvoorspelbaar en de producten zijn bederfelijk. Marktoverschotten kunnen, hoe gering ook, de markt ernstig verstoren. Er zijn meerdere regelingen voor het uit de markt nemen van producten ten uitvoer gelegd, maar het beheer ervan is vrij moeilijk gebleken. Er zouden verdere, gemakkelijk toe te passen maatregelen voor crisisbeheer moeten worden ingevoerd. De opneming van al deze maatregelen in de operationele programma’s van telersverenigingen lijkt de beste aanpak in deze omstandigheden, en zou telersverenigingen tevens aantrekkelijker moeten maken voor telers. Teneinde crisisbeheersingsmaatregelen te kunnen uitbreiden tot telers die geen lid zijn van een telersvereniging, moeten lidstaten tijdens een overgangsperiode in dergelijke gevallen staatssteun kunnen verlenen. Deze steun zou echter lager moeten zijn dan de steun die de leden van de telersvereniging krijgen, teneinde lidmaatschap aantrekkelijk te maken. De werking van deze staatssteun moet aan het eind van de overgangsperiode worden geëvalueerd.

(22)

De opneming van consumptieaardappelen in de bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde regeling impliceert dat, teneinde de goede werking van de interne markt op basis van gemeenschappelijke prijzen te garanderen, de bepalingen van het Verdrag inzake staatssteun ook voor consumptieaardappelen moeten gelden, onverminderd een overgangsperiode om de sector in staat te stellen zich aan te passen.

(23)

Verordening (EG) nr. 2826/2000 van de Raad van 19 december 2000 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt (9) voorziet in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor bepaalde afzetbevorderingsacties van maximaal 50 %. Teneinde de consumptie van groenten en fruit bij kinderen in onderwijsinstellingen te promoten, zou dit percentage voor op die kinderen gerichte afzetbevorderingsacties moeten worden verhoogd.

(24)

Op initiatief van individuele marktdeelnemers of groeperingen opgerichte brancheorganisaties die een aanzienlijk gedeelte van de verschillende beroepsgroepen in de sector groenten en fruit vertegenwoordigen, kunnen ertoe bijdragen dat marktgerichter wordt gehandeld en dat het bedrijfsleven zich gemakkelijker aanpast, zodat verbeteringen tot stand komen wat betreft de informatie over de productie, in het bijzonder wat betreft de organisatie van de productie, alsmede de aanbiedingsvorm en de afzet van de producten. Aangezien de actie van deze organisaties over het algemeen kan bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag, en in het bijzonder van de doelstellingen van de onderhavige verordening, moet door de lidstaten een specifieke erkenning kunnen worden verleend aan organisaties die hebben aangetoond dat zij representatief zijn en op die doelstellingen gerichte acties voeren, waarbij vooraf moet worden bepaald welke acties in aanmerking komen. De bepalingen met betrekking tot de uitbreiding van de werkingssfeer van de door de telersverenigingen en groeperingen daarvan vastgestelde voorschriften en de verdeling van de daaraan verbonden kosten, moeten ook gelden voor brancheorganisaties, aangezien deze een analoog doel nastreven.

(25)

Als gevolg van de eenmaking van de communautaire markt is aan de buitengrenzen van de Gemeenschap een regeling van het handelsverkeer nodig. In beginsel kan de communautaire markt worden gestabiliseerd door een regeling van het handelsverkeer die invoerrechten omvat. Deze regeling dient te zijn gebaseerd op de verbintenissen die zijn aangegaan bij de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde.

(26)

De toepassing van het invoerprijssysteem voor groenten en fruit vereist de vaststelling van specifieke bepalingen die stroken met de internationale toezeggingen van de Gemeenschap.

(27)

Controle op het volume van de handel in landbouwproducten met derde landen kan, voor bepaalde producten, vereisen dat er stelsels van in- en uitvoercertificaten worden ingevoerd, alsook het stellen van een zekerheid om te garanderen dat de transacties waarvoor deze vergunningen worden afgegeven, daadwerkelijk worden verricht. De Commissie dient derhalve te worden gemachtigd certificatenstelsels voor deze producten in te voeren.

(28)

Om eventuele nadelen voor de communautaire markt als gevolg van de invoer van bepaalde landbouwproducten te voorkomen of te beperken, moet in bepaalde situaties bij invoer van die producten een aanvullend recht worden geheven.

(29)

Onder bepaalde voorwaarden dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend om tariefcontingenten te openen en te beheren die voortvloeien uit overeenkomstig het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere handelingen van de Raad.

(30)

Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk af te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de voor de interne markt en de douanerechten geldende regelingen echter tekortschieten. Om te voorkomen dat de communautaire markt in dergelijke gevallen niet beschermd is tegen eventuele daaruit voortvloeiende verstoringen, moet de Gemeenschap in staat worden gesteld onverwijld alle vereiste maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de internationale toezeggingen van de Gemeenschap.

(31)

Om ervoor te zorgen dat de voornoemde regeling van het handelsverkeer naar behoren kan functioneren, moet de mogelijkheid worden geboden het gebruik van de regelingen voor actieve of passieve veredeling te reglementeren of, wanneer de marktsituatie zulks vereist, te verbieden.

(32)

Om ervoor te zorgen dat er een rechtsgrondslag blijft voor uitvoerrestituties voor suiker die verwerkt is in bepaalde verwerkte groenten- en fruitproducten, zoals het geval is in artikel 16, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96, die moet worden ingetrokken, moet de lijst van producten in kwestie worden toegevoegd aan die in bijlage VII van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (10).

(33)

De Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(34)

Omdat de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten voortdurend in beweging is, dienen de lidstaten en de Commissie elkaar op de hoogte te houden van de relevante ontwikkelingen.

(35)

Het behoorlijk functioneren van de op gemeenschappelijke prijzen gebaseerde eengemaakte markt zou door de toekenning van nationale steun in gevaar worden gebracht. Daarom moeten de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in de regel worden toegepast op de producten die onder deze verordening vallen. Er moet echter worden voorzien in eenmalige staatssteun voor de tomatenverwerkende sector in Italië en Spanje om die sector te helpen zich aan te passen aan deze verordening.

(36)

De uitgaven die de lidstaten verrichten in het kader van de verplichtingen die de toepassing van deze verordening met zich brengt, moeten door de Gemeenschap worden gefinancierd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (11).

(37)

De groenten- en fruitregeling voorziet in een aantal verplichtingen die moeten worden nagekomen. Met het oog op de nakoming van deze verplichtingen dienen controles te worden verricht en sancties te worden toegepast in geval van niet-nakoming van de verplichtingen. Derhalve moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend om de corresponderende voorschriften vast te stellen, inclusief die betreffende de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en de rapportageverplichtingen voor de lidstaten. Het korps van specifieke controleurs in de sector groenten en fruit zal in het kader van de nieuwe regeling niet langer nodig zijn en dient derhalve te worden opgeheven.

(38)

De bij Verordening (EG) nr. 2202/96 ingestelde regeling moet worden afgeschaft. Die verordening wordt bijgevolg zinloos en moet derhalve worden ingetrokken.

(39)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (12).

(40)

Ter wille van de vereenvoudiging dienen de afzonderlijke comités voor verse en verwerkte groenten en fruit te worden afgeschaft en te worden vervangen door één enkel bij Verordening (EG) nr. 2200/96 in te stellen comité voor groenten en fruit.

(41)

De overgang van de bestaande regelingen naar die van de onderhavige verordening zou moeilijkheden kunnen opleveren waaraan in deze verordening geen aandacht is besteed. Om dergelijke moeilijkheden te kunnen aanpakken, moet de Commissie overgangsmaatregelen kunnen vaststellen. Ook moet worden geregeld dat de erkenning van telersverenigingen en groeperingen van telersverenigingen, erkend uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96, blijvend wordt, en dat uit hoofde van die verordening goedgekeurde operationele programma’s kunnen worden voortgezet, en iets dergelijks moet worden geregeld voor groeperingen van telers die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96 zijn erkend en voor de programma’s die zij met het oog op erkenning indienen.

(42)

De onderhavige verordening dient normaliter met ingang van 1 januari 2008 van toepassing te zijn. Teneinde echter te vermijden dat de steunregelingen voor verwerkte groenten- en fruitproducten en citrusvruchten midden in een verkoopseizoen aflopen, moeten deze steunregelingen tot het einde van het verkoopseizoen 2007/2008 blijven gelden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

De onderhavige verordening voorziet in specifieke voorschriften voor de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten.

De titels III en IV van de onderhavige verordening zijn evenwel uitsluitend van toepassing op de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vermelde producten en/of op dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde, producten.

Artikel 43 is ook van toepassing op aardappelen, vers of gekoeld, van GN-code 0701.

TITEL II

INDELING VAN DE PRODUCTEN

Artikel 2

Handelsnormen

1.   De producten in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 die vers aan de consument worden verkocht, mogen alleen in de handel worden gebracht als ze van een deugdelijke handelskwaliteit zijn en als het land van herkomst is vermeld.

2.   De Commissie kan handelsnormen vaststellen voor één of meer van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten.

3.   Daarbij zal rekening worden gehouden met de aanbevelingen inzake normen die de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) heeft aangenomen.

4.   De in lid 1 en lid 2 bedoelde handelsnormen:

a)

gelden voor alle afzetstadia, inclusief in- en uitvoer, tenzij de Commissie anders besluit;

b)

worden vastgesteld rekening houdend met, in het bijzonder, de specifieke kenmerken van de betrokken producten, de nodige voorwaarden voor een vlotte afzet van deze producten op de markt en het belang van adequate en transparante productinformatie voor de consument, in het bijzonder het land van oorsprong, de klasse en, indien van toepassing, de variëteit (of de handelssoort) van het product;

c)

kunnen met name betrekking hebben op kwaliteit, indeling in klassen, grootte, onmiddellijke of eindverpakking, opslag, vervoer, aanbiedingsvorm, afzet en etikettering.

5.   De houder van producten waarvoor handelsnormen zijn vastgesteld, mag die producten binnen de Gemeenschap alleen uitstallen, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen indien zij aan die normen voldoen. De houder van de producten is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepaling.

6.   Onverminderd de specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 42 kan vaststellen, gaan de lidstaten op selectieve wijze, volgens een risico-analyse, na of deze producten aan deze handelsnormen voldoen. Dit gebeurt voordat het product het productiegebied verlaat, tijdens het verpakken of bij het laden ervan. Voor producten uit derde landen gebeurt dit voordat de producten worden vrijgegeven voor het vrije verkeer.

7.   Totdat nieuwe handelsnormen zijn vastgesteld, blijven de op grond van Verordening (EG) nr. 2200/96 en Verordening (EEG) nr. 2201/96 vastgestelde handelsnormen van toepassing.

TITEL III

TELERSVERENIGINGEN

HOOFDSTUK I

Eisen en erkenning

Artikel 3

Eisen

1.   Voor de toepassing van deze verordening is een telersvereniging een rechtspersoon of een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon die/dat voldoet aan de volgende eisen:

a)

zij/het is opgericht op initiatief van landbouwers in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003, die één of meer van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vermelde producten en/of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde, producten telen;

b)

zij/het streeft naar milieuvriendelijke teeltmethoden, productietechnieken en afvalbeheerspraktijken, om met name de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen;

c)

zij/het heeft een of meer van de volgende doelen:

i)

verzekeren dat de productie wordt gepland en op de vraag wordt afgestemd, met name wat omvang en kwaliteit betreft;

ii)

het aanbod en het op de markt brengen van de producten van haar leden concentreren;

iii)

de productiekosten optimaliseren en de producentenprijzen stabiliseren;

d)

haar/zijn statuten voorzien in de specifieke verplichtingen als bedoeld in lid 2, en

e)

zij/het is door de betrokken lidstaat op grond van artikel 4 erkend.

2.   Op grond van de statuten van een telersvereniging zijn de aangesloten telers met name verplicht:

a)

de door de telersvereniging vastgestelde voorschriften inzake de verstrekking van productiegegevens, productie, afzet en milieubescherming toe te passen;

b)

met betrekking tot de productie van een bepaald bedrijf van een in lid 1, onder a), bedoeld product bij niet meer dan één telersvereniging te zijn aangesloten;

c)

hun volledige productie via de telersvereniging te verkopen;

d)

de door de telersvereniging voor statistische doeleinden gevraagde inlichtingen te verstrekken, met name met betrekking tot het areaal, de geoogste hoeveelheden, de opbrengst en de rechtstreekse verkoop;

e)

de in de statuten vastgestelde financiële bijdragen voor de oprichting en de financiering van het in artikel 8 bedoelde actiefonds te betalen.

3.   Onverminderd het bepaalde in lid 2, onder c), mogen de aangesloten telers met toestemming van de telersvereniging en in overeenstemming met de door de telersvereniging vastgestelde voorwaarden:

a)

hun productie en/of producten op hun bedrijf en/of buiten hun bedrijf rechtstreeks aan consumenten verkopen voor persoonlijk gebruik, binnen de grenzen van een percentage dat door de lidstaten op ten minste 10 wordt gesteld;

b)

zelf of via een andere, door hun eigen vereniging aan te wijzen telersvereniging, hoeveelheden producten verkopen die slechts een marginaal deel vertegenwoordigen van het volume van de verhandelbare productie van hun telersvereniging;

c)

zelf of via een andere, door hun eigen vereniging aan te wijzen telersvereniging, producten afzetten die, gezien de kenmerken ervan, normaliter niet onder de handelsactiviteiten van de eigen telersvereniging vallen.

4.   De statuten van de telersvereniging voorzien ook in:

a)

procedures voor de vaststelling, de goedkeuring en de wijziging van de in lid 2 bedoelde regels;

b)

het opleggen aan de leden van financiële bijdragen voor de financiering van de telersvereniging;

c)

voorschriften op grond waarvan de aangesloten telers op democratische wijze toezicht kunnen uitoefenen op hun vereniging en haar besluiten;

d)

sancties bij overtreding van de statutaire verplichtingen, met name bij niet-betaling van de financiële bijdragen, of van de door de telersvereniging vastgestelde voorschriften;

e)

voorschriften inzake de toelating van nieuwe leden, met name met betrekking tot de minimumduur van het lidmaatschap;

f)

de voor de werking van de vereniging vereiste boekhoudkundige en budgettaire voorschriften.

5.   Telersverenigingen worden geacht in economische aangelegenheden op te treden in naam van, en namens, hun leden.

Artikel 4

Erkenning

1.   De lidstaten erkennen als telersverenigingen in de zin van artikel 3, lid 1, die een verzoek om erkenning indienen, op voorwaarde dat:

a)

zij voldoen aan de in artikel 3 vastgestelde eisen en daarvan het bewijs leveren;

b)

zij een minimumaantal leden hebben en over een door de lidstaten vast te stellen minimale hoeveelheid van of waarde aan afzetbare producten beschikken en daarvan het bewijs leveren;

c)

voldoende bewijs voorhanden is dat zij in staat zijn hun werk naar behoren te verrichten, vanuit het oogpunt van duur, efficiëntie en concentratie van het aanbod, en de lidstaten mogen besluiten welke producten, of groepen van producten, bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), door de telersvereniging moeten worden bestreken;

d)

zij hun leden in staat stellen daadwerkelijk technische bijstand te verkrijgen om milieuvriendelijk te produceren;

e)

zij zo nodig daadwerkelijk technische hulpmiddelen voor de verzameling, de opslag, de verpakking en de afzet van de producten ter beschikking van hun leden stellen;

f)

zij zorgen voor een met hun werkzaamheden corresponderend commercieel en boekhoudkundig beheer, en

g)

zij op een bepaalde markt geen machtspositie innemen, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag.

2.   De lidstaten:

a)

nemen, binnen drie maanden na de indiening van een met alle relevante bewijsstukken vergezeld erkenningsverzoek, een besluit inzake de erkenning van een telersvereniging;

b)

verrichten op gezette tijden controles om zich ervan te verzekeren dat de telersverenigingen het bepaalde in deze titel naleven, leggen sancties op aan verenigingen bij niet-naleving van of onregelmatigheden betreffende het bepaalde in deze verordening en besluiten zo nodig hun erkenning in te trekken;

c)

delen elk besluit inzake de verlening, weigering of intrekking van een erkenning eenmaal per jaar aan de Commissie mee.

Artikel 5

Groeperingen van telersverenigingen

Een groepering van telersverenigingen wordt opgericht op initiatief van erkende telersverenigingen en mag de werkzaamheden van een telersvereniging verrichten. lidstaten mogen daartoe op verzoek een groepering van telersverenigingen erkennen indien:

a)

de lidstaat de groepering in staat acht deze werkzaamheden daadwerkelijk te verrichten; en tevens

b)

de groepering op een bepaalde markt geen machtspositie inneemt, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag.

Artikel 3, lid 5, geldt mutatis mutandis voor acties van groeperingen van telersverenigingen.

Artikel 6

Uitbesteding

De lidstaten mogen een erkende telersvereniging of een erkende groepering van telersverenigingen toestaan haar werkzaamheden uit te besteden, ook aan filialen, indien de lidstaat voldoende bewijs krijgt dat dit een juiste manier is om de doelstellingen van de telersvereniging of de groepering van telersverenigingen te bereiken.

Artikel 7

Producentengroeperingen

1.   In deze verordening is een producentengroepering een rechtspersoon of een duidelijk omschreven deel ervan, gevormd op initiatief van landbouwers in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003, die één of meer van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vermelde producten en/of dergelijke, voor verwerking bestemde, producten telen, met de bedoeling dat de producentengroepering wordt erkend als telersvereniging;

Producentengroeperingen in lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, of in de ultraperifere gebieden van de Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 299, lid 2, van het Verdrag of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (13), kunnen gedurende een overgangsperiode de tijd krijgen om aan de in artikel 4 vastgestelde eisen voor erkenning te voldoen.

Hiertoe dienen deze producentengroeperingen bij de betrokken lidstaat een trapsgewijs programma met het oog op erkenning in, bij de goedkeuring waarvan de in de tweede alinea bedoelde overgangsperiode begint te lopen en de betrokken groepering voorlopig wordt erkend. De overgangsperiode duurt ten hoogste vijf jaar.

2.   Voordat zij het voor erkenning ingediende plan aanvaarden, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van hun voornemen, alsmede van de te verwachten financiële consequenties daarvan.

3.   De lidstaten kunnen de producentengroeperingen gedurende de overgangsperiode het volgende toekennen:

a)

aanloopsteun en steun voor de administratieve werking;

b)

rechtstreeks of via een kredietinstelling verleende steun ter financiering van een gedeelte van de investeringen die met het oog op erkenning noodzakelijk zijn en in het in lid 1, derde alinea, bedoelde programma zijn opgenomen.

4.   De in lid 3 bedoelde steun wordt overeenkomstig de volgens artikel 42, onder b), punt ii), aangenomen bepalingen door de Gemeenschap vergoed.

5.   De in lid 3, onder a), bedoelde steun wordt voor iedere producentengroepering bepaald op grond van haar afgezette productie en bedraagt voor het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar:

a)

respectievelijk 10 %, 10 %, 8 %, 6 % en 4 % van de waarde van de afgezette productie in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden en

b)

respectievelijk 5 %, 5 %, 4 %, 3 % en 2 % van de waarde van de afgezette productie in de ultraperifere gebieden van de Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 299, lid 2, van het Verdrag of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006.

Deze percentages kunnen worden verlaagd in verhouding tot de waarde van afgezette productie die een drempel overstijgt. Er mag een maximum worden gesteld aan de in een bepaald jaar aan een producentengroepering te betalen steun.

HOOFDSTUK II

Actiefondsen en operationele programma’s

Artikel 8

Actiefondsen

1.   Telersverenigingen kunnen een actiefonds oprichten. Dit fonds wordt gefinancierd met:

a)

financiële bijdragen van de leden of van de telersvereniging zelf;

b)

communautaire financiële steun die aan telersverenigingen kan worden verleend.

2.   Actiefondsen worden uitsluitend gebruikt voor de financiering van door de lidstaten overeenkomstig artikel 13 goedgekeurde operationele programma’s.

Artikel 9

Operationele programma’s

1.   Operationele programma’s moeten twee of meer van de in artikel 3, lid 1, onder c), genoemde doelen bevatten, dan wel de volgende doelen:

a)

productieplanning,

b)

verbetering van de productkwaliteit,

c)

verhoging van de handelswaarde van de producten,

d)

verkoopbevordering van de verse of verwerkte producten,

e)

milieumaatregelen en milieuvriendelijke productiemethoden, zoals biologische landbouw,

f)

crisispreventie en -beheer.

2.   Crisispreventie en -beheer bestaan erin crises op de groenten- en fruitmarkten te vermijden en op te vangen, en omvatten in dit verband:

a)

het uit de markt nemen van producten,

b)

het groen oogsten of niet oogsten van groenten en fruit,

c)

afzetbevordering en communicatie,

d)

opleidingsmaatregelen,

e)

oogstverzekering,

f)

steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen.

Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, met inbegrip van de terugbetaling van kapitaal en de rentebetaling als bedoeld in de derde alinea, mogen niet meer dan één derde van de uitgaven uit hoofde van het operationeel programma vormen.

Telersverenigingen mogen commerciële leningen aangaan om crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen te financieren. De terugbetaling van kapitaal en de betaling van rente in verband met deze leningen mogen dan onderdeel zijn van dat programma, en komen zo in aanmerking voor communautaire financiële steun uit hoofde van artikel 10. Een specifieke actie in het kader van crisispreventie en -beheer wordt gefinancierd door zulke leningen, of rechtstreeks, maar niet beide.

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat:

a)

de operationele programma’s twee of meer milieuacties omvatten of

b)

ten minste 10 % van de uitgaven in het kader van operationele programma’s milieuacties betreft.

Milieuacties voldoen aan de eisen voor agromilieubetalingen zoals bedoeld in de eerste alinea van artikel 39, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (14).

Wanneer ten minste 80 % van de bij een telersvereniging aangesloten telers een of meer identieke in die bepaling bedoelde agromilieuverbintenissen is aangegaan, telt elk van die verbintenissen als een milieuactie zoals bedoeld in punt a) van de eerste alinea.

Steun voor de in de eerste alinea bedoelde milieuacties betreft bijkomende kosten en inkomen dat ten gevolge van de actie wordt gederfd.

4.   Lid 3 is in Bulgarije en Roemenië pas per 1 januari 2011 van toepassing.

5.   Investeringen die de druk op het milieu verhogen, zijn slechts toegestaan indien voorzien is in doeltreffende maatregelen ter bescherming van het milieu tegen deze druk.

Artikel 10

Communautaire financiële steun

1.   De communautaire financiële steun is gelijk aan het bedrag van de daadwerkelijk betaalde financiële bijdragen bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), doch bedraagt niet meer dan 50 % van de daadwerkelijke uitgaven.

2.   De communautaire financiële steun mag niet meer bedragen dan 4,1 % van de waarde van de door elke telersvereniging afgezette productie.

Dat percentage mag echter worden verhoogd tot 4,6 % van de waarde van de afgezette productie, als het percentage boven de 4,1 % van de waarde van de afgezette productie uitsluitend wordt gebruikt voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen.

3.   Op verzoek van een telersvereniging wordt het in lid 1 genoemde percentage verhoogd tot 60 % voor een operationeel programma of een gedeelte daarvan wanneer het voldoet aan ten minste één van de volgende voorwaarden:

a)

het wordt ingediend door meerdere telersverenigingen van de Gemeenschap die in verschillende lidstaten werkzaam zijn op het gebied van transnationale maatregelen;

b)

het wordt ingediend door één of meer telersverenigingen voor maatregelen die door samenwerkende branches in een bedrijfskolom worden uitgevoerd;

c)

het heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor de productie van onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (15) vallende biologische producten;

d)

het wordt ingediend door een telersvereniging in één van de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden en betreft maatregelen die tot uiterlijk eind 2013 lopen;

e)

het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende telersvereniging die is gefuseerd met een andere erkende telersvereniging;

f)

het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende groepering van telersverenigingen;

g)

het wordt ingediend door telersverenigingen in lidstaten waar minder dan 20 % van de groente- en fruitproductie door telersverenigingen wordt afgezet;

h)

het wordt ingediend door een telersvereniging in één van de ultraperifere regio’s van de Gemeenschap;

i)

het gaat alleen over specifieke steunacties ter bevordering van de consumptie van groenten en fruit, gericht op kinderen in onderwijsinstellingen.

4.   Het in lid 1 genoemde percentage is 100 wanneer de hoeveelheden uit de markt genomen groenten en fruit niet meer dan 5 % van het volume van de op de markt gebrachte productie van elke telersvereniging bedragen en als volgt worden afgezet:

a)

gratis uitreiking aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties voor hun acties ten behoeve van personen die op grond van de nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien;

b)

gratis uitreiking aan door de lidstaten aan te wijzen strafinrichtingen, scholen en openbare onderwijsinstellingen en kindervakantiekampen, alsook aan ziekenhuizen en bejaardentehuizen, waarbij de lidstaten de nodige maatregelen nemen opdat de in dit kader uitgereikte hoeveelheden bovenop de door deze instellingen normaal gekochte hoeveelheden komen.

Artikel 11

Nationale financiële steun

1.   In regio’s van de lidstaten waar de telers bijzonder zwak georganiseerd zijn, kunnen de lidstaten, op grond van een naar behoren gemotiveerd verzoek, van de Commissie toestemming krijgen om aan telersverenigingen nationale financiële steun toe te kennen voor een bedrag van ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a). Die steun komt bovenop het actiefonds.

In regio’s van lidstaten waar minder dan 15 % van de waarde van de productie van groenten en fruit door telersverenigingen wordt afgezet en waar de productie van groenten en fruit ten minste 15 % van de totale landbouwproductie bedraagt, kan de in de eerste alinea bedoelde steun op verzoek van de betrokken lidstaat door de Gemeenschap worden vergoed.

2.   De artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag zijn niet van toepassing op de op grond van lid 1 goedgekeurde nationale financiële steun.

Artikel 12

Nationale richtsnoeren en nationale strategie voor operationele programma’s

1.   De lidstaten stellen nationale richtsnoeren vast voor het opstellen van de bestekken inzake de in artikel 9, lid 3, bedoelde acties. In deze richtsnoeren wordt met name bepaald dat zulke acties moeten voldoen aan de relevante eisen van Verordening (EG) nr. 1698/2005, waaronder die in artikel 5 over complementariteit, coherentie en conformiteit.

De lidstaten doen het ontwerp van die richtsnoeren toekomen aan de Commissie, die binnen drie maanden kan verzoeken wijzigingen aan te brengen indien zij van oordeel is dat de voorgestelde richtsnoeren ontoereikend zijn om de doelstellingen van artikel 174 van het Verdrag en van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (16) te bereiken. Door operationele programma’s gesteunde investeringen in individuele bedrijven moeten eveneens in overeenstemming zijn met deze doelstellingen.

2.   De lidstaten stellen een nationale strategie voor duurzame operationele programma’s in de sector groenten en fruit vast. Een dergelijke strategie moet de volgende elementen omvatten:

a)

een analyse van de situatie wat de sterke en de zwakke punten en het ontwikkelingspotentieel betreft;

b)

een toelichting bij de keuze van de prioriteiten;

c)

de doelstellingen van de operationele programma’s en instrumenten, en de prestatie-indicatoren;

d)

een evaluatie van de operationele programma’s;

e)

rapportageverplichtingen voor telersverenigingen.

De nationale strategie moet ook de in lid 1 bedoelde nationale richtsnoeren bevatten.

3.   De leden 1 en 2 gelden niet voor lidstaten die geen erkende telersverenigingen hebben.

Artikel 13

Goedkeuring van operationele programma’s

1.   Ontwerpen van operationele programma’s worden voorgelegd aan de bevoegde nationale autoriteiten, die ze met inachtneming van het bepaalde in dit hoofdstuk goedkeuren, afwijzen of voor wijziging terugzenden.

2.   De telersverenigingen delen de raming van de middelen van het actiefonds voor elk jaar mee aan de lidstaat en leggen een passende motivering voor die gebaseerd is op de ramingen van het operationele programma, op de uitgaven van het lopende jaar en eventueel van de voorgaande jaren, alsmede indien nodig op de ramingen van de productiehoeveelheden van het volgende jaar.

3.   De lidstaat stelt de telersvereniging of de groepering van telersverenigingen in kennis van de raming van de binnen de in artikel 10 aangegeven grenzen vastgestelde communautaire financiële steun.

4.   De betalingen van de communautaire financiële steun vinden plaats naar gelang van de uitgaven voor de acties in het kader van het operationele programma. Voor diezelfde acties kunnen voorschotten worden toegekend, mits deze gedekt worden door een garantie of een zekerheid.

5.   De telersvereniging stelt de lidstaat in kennis van het definitieve bedrag van de uitgaven van het voorgaande jaar en legt de nodige bewijzen voor teneinde het saldo van de communautaire financiële steun te kunnen ontvangen.

6.   De operationele programma’s en de financiering ervan enerzijds door de telers en de telersverenigingen en anderzijds uit communautaire middelen lopen ten minste drie en ten hoogste vijf jaar.

HOOFDSTUK III

Uitbreiding van de voorschriften tot telers van een economische regio

Artikel 14

Uitbreiding van de voorschriften

1.   Wanneer een in een bepaalde economische regio werkzame telersvereniging voor een bepaald product representatief wordt geacht voor de productie en de telers in die regio, kan de betrokken lidstaat op verzoek van de telersvereniging de volgende voorschriften verbindend verklaren voor in die economische regio gevestigde telers die niet bij de telersvereniging zijn aangesloten:

a)

de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde voorschriften;

b)

de voorschriften ter uitvoering van de in artikel 9, lid 2, onder c), bedoelde maatregelen.

De eerste alinea is van toepassing op voorwaarde dat deze voorschriften

a)

sinds ten minste één verkoopseizoen van toepassing zijn,

b)

zijn opgenomen in de uitputtende lijst in bijlage I,

c)

voor niet meer dan drie verkoopseizoenen verbindend zijn verklaard.

De onder a) in de tweede alinea bedoelde voorwaarde geldt echter niet indien de betrokken voorschriften de voorschriften zijn die worden genoemd in de punten 1, 3 en 5 van bijlage I. In dat geval mag de uitbreiding van de voorschriften voor niet meer dan één verkoopseizoen gelden.

2.   Onder „economische regio” in de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan een geografische zone die bestaat uit aan elkaar grenzende of naburige productiegebieden met homogene productie- en afzetomstandigheden.

De lidstaten delen de Commissie een lijst van economische regio’s mee.

Binnen een maand na de datum van de mededeling keurt de Commissie de lijst goed of bepaalt zij na overleg met de betrokken lidstaat welke wijzigingen deze laatste daarin moet aanbrengen. De Commissie maakt de goedgekeurde lijst op de door haar passend geachte wijze bekend.

3.   Een telersvereniging wordt als representatief in de zin van lid 1 beschouwd, wanneer ten minste 50 % van de telers van de economische regio waarin zij werkzaam is, bij haar is aangesloten en zij ten minste 60 % van het volume van de productie van die regio voor haar rekening neemt. Onverminderd lid 5 wordt bij het berekenen van deze percentages geen rekening gehouden met producenten of productie van biologische producten die onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 vallen.

4.   De voorschriften die verbindend worden verklaard voor alle telers van een bepaalde economische regio:

a)

mogen geen schade toebrengen aan andere telers in de lidstaat in kwestie of in de Gemeenschap;

b)

gelden, met uitzondering van de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde voorschriften inzake de verstrekking van productiegegevens, niet voor producten die in het kader van een vóór het begin van het verkoopseizoen gesloten contract voor verwerking worden geleverd, tenzij zij daar uitdrukkelijk op van toepassing zijn;

c)

mogen niet onverenigbaar zijn met de vigerende communautaire en nationale regelgeving.

5.   De voorschriften mogen niet verbindend worden verklaard voor producenten van onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 vallende biologische producten, tenzij een dergelijke maatregel is geaccepteerd door ten minste 50 % van deze producenten in de economische regio waarin de telersvereniging werkzaam is, en die vereniging ten minste 60 % van de betrokken productie van die regio voor haar rekening neemt.

Artikel 15

Kennisgeving

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de voorschriften die zij voor alle telers van een bepaalde economische regio op grond van artikel 14, lid 1, verbindend hebben verklaard. De Commissie maakt de goedgekeurde lijst op de door haar passend geachte wijze bekend.

Artikel 16

Intrekking

De Commissie besluit dat een lidstaat een door hem overeenkomstig artikel 14, lid 1, vastgestelde uitbreiding van de voorschriften moet intrekken:

a)

wanneer zij vaststelt dat door die uitbreiding de mededinging in een wezenlijk deel van de interne markt wordt uitgesloten of het vrije handelsverkeer wordt belemmerd, dan wel de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar worden gebracht;

b)

wanneer zij vaststelt dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de tot andere telers uitgebreide voorschriften. Het besluit van de Commissie inzake deze voorschriften geldt pas vanaf de datum waarop dit wordt vastgesteld;

c)

wanneer zij na controles vaststelt dat het bepaalde in dit hoofdstuk niet in acht is genomen.

Artikel 17

Financiële bijdragen van niet-aangesloten telers

Wanneer artikel 14, lid 1, wordt toegepast, kan de betrokken lidstaat op grond van ingediende bewijsstukken bepalen dat niet-aangesloten telers aan de telersvereniging een bedrag verschuldigd zijn gelijk aan het gedeelte van de door de leden betaalde financiële bijdragen die dienen ter dekking van:

a)

de administratiekosten die verbonden zijn aan de toepassing van de in artikel 14, lid 1, bedoelde voorschriften;

b)

de kosten van acties van de vereniging of de groepering van verenigingen op het gebied van onderzoek, marktonderzoek en afzetbevordering, wanneer deze acties aan alle telers van de regio ten goede komen.

Artikel 18

Uitbreiding van voorschriften van groeperingen van telersverenigingen

In dit hoofdstuk is een verwijzing naar telersverenigingen tevens een verwijzing naar erkende groeperingen van telersverenigingen.

HOOFDSTUK IV

Verslag

Artikel 19

Verslag

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2013 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van deze titel ten aanzien van telersverenigingen, actiefondsen en operationele programma’s.

TITEL IV

BRANCHEORGANISATIES EN -OVEREENKOMSTEN

HOOFDSTUK I

Eisen en erkenning

Artikel 20

Eisen

Onder „brancheorganisaties” in de zin van deze verordening worden verstaan rechtspersonen die:

a)

bestaan uit vertegenwoordigers van de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie, verhandeling en/of verwerking van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vermelde producten;

b)

zijn opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten verenigingen of groeperingen;

c)

in één of meer regio’s van de Gemeenschap twee of meer van de hieronder vermelde activiteiten uitoefenen, daarbij rekening houdend met de belangen van de consument:

i)

het verbeteren van de kennis inzake en de doorzichtigheid van de productie en de markt,

ii)

het leveren van een bijdrage tot een betere coördinatie van de afzet van groenten en fruit, onder meer door middel van onderzoek en marktstudies,

iii)

het opstellen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met de communautaire regelgeving,

iv)

het beter benutten van het potentieel van de groente- en fruitproductie,

v)

het verstrekken van informatie en het verrichten van onderzoek om de productie af te stemmen op de eisen van de markt en de smaak en de wensen van de consument, met name op het vlak van productkwaliteit en milieubescherming,

vi)

het zoeken naar methoden die minder gewasbeschermingsmiddelen en andere productiemiddelen vergen en die de kwaliteit van de producten en het behoud van bodem en water garanderen,

vii)

het ontwikkelen van methoden en instrumenten ter verbetering van de productkwaliteit,

viii)

het ontwikkelen en beschermen van de biologische landbouw, oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen,

ix)

het bevorderen van geïntegreerde productie of van andere milieuvriendelijke productiemethoden,

x)

het vaststellen, met betrekking tot de in de punten 2 en 3 van bijlage I genoemde productie- en afzetvoorschriften, van strengere voorschriften dan de communautaire of nationale voorschriften;

d)

door de lidstaten onder de in artikel 21 bedoelde voorwaarden zijn erkend.

Artikel 21

Erkenning

1.   Indien de structuren van de lidstaat zulks rechtvaardigen, kunnen de lidstaten de op hun grondgebied gevestigde organisaties die daarom op gepaste wijze verzoeken, erkennen als brancheorganisatie, op voorwaarde dat die organisaties:

a)

hun werkzaamheden uitoefenen in één of meer regio’s van de lidstaat in kwestie;

b)

in de betrokken regio of regio’s een belangrijk gedeelte van de productie en/of de verhandeling en/of de verwerking van groenten en fruit en verwerkte producten op basis van groenten en fruit vertegenwoordigen, en zij, indien zij hun werkzaamheden in meer dan één regio uitoefenen, het bewijs leveren van een minimumrepresentativiteit voor elke branchegroep in elke betrokken regio;

c)

twee of meer van de in artikel 20, onder c), genoemde activiteiten uitoefenen;

d)

zelf geen groenten of fruit of verwerkte producten op basis van groenten of fruit produceren, noch verwerken, noch afzetten;

e)

niet zijn aangesloten bij overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bedoeld in artikel 22, lid 4.

2.   Alvorens een brancheorganisatie te erkennen, delen de lidstaten de Commissie mee welke organisaties een verzoek om erkenning hebben ingediend en verstrekken zij alle relevante gegevens betreffende de representativiteit en de activiteiten van deze organisaties, alsmede alle andere voor de erkenning vereiste beoordelingsfactoren.

De Commissie kan binnen twee maanden na deze kennisgeving bezwaar maken tegen de erkenning.

3.   De lidstaten:

a)

nemen binnen drie maanden na indiening van een met alle nodige bewijsstukken gestaafd verzoek een besluit inzake de erkenning;

b)

verrichten op gezette tijden controles om zich ervan te verzekeren dat de brancheorganisaties voldoen aan de erkenningsregels en -voorwaarden, leggen sancties op aan organisaties bij niet-naleving van of onregelmatigheden betreffende het bepaalde in deze verordening en besluiten zo nodig hun erkenning in te trekken;

c)

trekken de erkenning in, indien:

i)

niet meer wordt voldaan aan de in dit hoofdstuk vastgestelde erkenningsregels en -voorwaarden;

ii)

de brancheorganisatie zich aansluit bij één van de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bedoeld in artikel 22, lid 3, onverminderd de uit hoofde van de nationale wetgeving op te leggen sancties;

iii)

de brancheorganisatie niet voldoet aan de in artikel 22, lid 2, genoemde kennisgevingsverplichting;

d)

delen elk besluit inzake de verlening, weigering of intrekking van een erkenning binnen twee maanden aan de Commissie mee.

4.   Volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt bepaald hoe en hoe vaak de lidstaten bij de Commissie verslag moeten uitbrengen over de werkzaamheden van de brancheorganisaties.

De Commissie kan een lidstaat naar aanleiding van controles verzoeken de erkenning in te trekken.

5.   De erkenning houdt de machtiging in om, onder voorbehoud van de andere bepalingen van deze verordening, de in lid 20, onder c), omschreven activiteiten uit te oefenen.

6.   De Commissie maakt op de door haar passend geachte wijze een lijst van de erkende brancheorganisaties bekend, met vermelding van de economische sfeer of regio waarin zij werkzaam zijn, alsook van de in de zin van artikel 23 verrichte activiteiten. Intrekkingen van erkenningen worden eveneens bekendgemaakt.

HOOFDSTUK II

Regels betreffende de mededinging

Artikel 22

Toepassing van de mededingingsregels

1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (17) is artikel 81, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van erkende brancheorganisaties die dienen ter uitvoering van de in artikel 20, onder c), van de onderhavige verordening vermelde activiteiten.

2.   Lid 1 is slechts van toepassing indien:

a)

de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen ter kennis van de Commissie zijn gebracht en

b)

de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van alle vereiste gegevens niet heeft vastgesteld dat deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in strijd zijn met de communautaire regelgeving.

3.   Bovengenoemde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen kunnen pas na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn ten uitvoer worden gelegd.

4.   De volgende overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen worden in ieder geval als onverenigbaar met de communautaire regelgeving aangemerkt:

a)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Gemeenschap, in welke vorm ook;

b)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk kunnen doen aan de goede werking van de marktordening;

c)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die concurrentiedistorsies kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor het bereiken van de met de brancheactiviteit nagestreefde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

d)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de vaststelling van prijzen omvatten, onverminderd activiteiten van de brancheorganisaties ter uitvoering van specifieke communautaire regelgeving;

e)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die tot discriminatie kunnen leiden of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen elimineren.

5.   Indien de Commissie na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn van twee maanden constateert dat de voorwaarden voor de toepassing van lid 1 niet zijn vervuld, neemt zij een besluit waarin wordt verklaard dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

Dit besluit van de Commissie mag niet eerder van toepassing zijn dan de dag van kennisgeving ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verstrekt of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde vrijstelling.

6.   In het geval van meerjarenovereenkomsten geldt de kennisgeving voor het eerste jaar ook voor de volgende jaren van de overeenkomst. In dat geval kan de Commissie evenwel op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat te allen tijde verklaren dat er sprake is van onverenigbaarheid.

HOOFDSTUK III

Uitbreiding van de voorschriften

Artikel 23

Uitbreiding van de voorschriften

1.   Indien een in één of meer regio’s van een lidstaat werkzame brancheorganisatie voor een bepaald product representatief wordt geacht voor de productie, de verhandeling of de verwerking van dat product, kan de betrokken lidstaat op verzoek van die brancheorganisatie bepaalde besluiten, overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen van die organisatie voor een beperkte periode verbindend verklaren voor individuele marktdeelnemers of groeperingen die in de betrokken regio of regio’s werkzaam zijn en die niet bij deze organisatie zijn aangesloten.

2.   Een brancheorganisatie wordt als representatief in de zin van lid 1 beschouwd wanneer zij ten minste tweederde van de productie, de verhandeling of de verwerking van het betrokken product of de betrokken producten in de betrokken regio of regio’s van een lidstaat voor haar rekening neemt. Wanneer om uitbreiding van de voorschriften tot verscheidene regio’s wordt verzocht, moet de brancheorganisatie het bewijs leveren van een bepaalde minimumrepresentativiteit voor elke bij haar aangesloten branche in elke betrokken regio.

3.   De voorschriften waarvoor om uitbreiding tot andere marktdeelnemers kan worden verzocht:

a)

hebben betrekking hebben op een van onderstaande onderwerpen:

i)

informatie over productie en markt,

ii)

productievoorschriften die strenger zijn dan de in de communautaire of nationale regelgeving vastgestelde voorschriften,

iii)

de opstelling van met de communautaire regelgeving verenigbare standaardcontracten,

iv)

voorschriften inzake de afzet,

v)

voorschriften inzake milieubescherming,

vi)

maatregelen om het potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten,

vii)

maatregelen ter bescherming van de biologische landbouw, oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen;

b)

zijn sinds ten minste één verkoopseizoen van toepassing;

c)

mogen voor ten hoogste drie verkoopseizoenen verbindend worden verklaard;

d)

mogen geen schade toebrengen aan andere marktdeelnemers in de lidstaat in kwestie of in de Gemeenschap.

De onder b) in de eerste alinea bedoelde voorwaarde geldt echter niet indien de betrokken voorschriften de voorschriften zijn die worden genoemd in de punten 1, 3 en 5 van bijlage I. In dat geval mag de uitbreiding van de voorschriften voor niet meer dan één verkoopseizoen gelden.

4.   De in de lid 3, onder a), ii), iv), en v), genoemde voorschriften mogen niet afwijken van die van bijlage I. De in lid 3 onder a), ii), genoemde voorschriften gelden niet voor producten die buiten de in lid 1 bedoelde regio of regio’s zijn geproduceerd.

Artikel 24

Kennisgeving en intrekking

1.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de voorschriften die zij op grond van artikel 23, lid 1, voor alle marktdeelnemers van één of meer regio’s verbindend hebben verklaard. De Commissie maakt deze voorschriften op de door haar passend geachte wijze bekend.

2.   Alvorens de voorschriften bekend te maken, stelt de Commissie het comité van artikel 46, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2200/96 op de hoogte van elke kennisgeving betreffende een uitbreiding van brancheovereenkomsten.

3.   De Commissie beslist dat de lidstaat de door hem vastgestelde uitbreiding moet intrekken in de in artikel 16 bedoelde gevallen.

Artikel 25

Financiële bijdragen van niet-aangesloten telers

Wanneer voorschriften voor één of meer producten worden uitgebreid, en wanneer één of meer van de in artikel 23, lid 3, onder a), bedoelde activiteiten door een erkende brancheorganisatie worden verricht en van algemeen economisch belang zijn voor de marktdeelnemers wier activiteiten met één of meer van de betrokken producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend, bepalen dat ook de niet bij de brancheorganisatie aangesloten individuele marktdeelnemers of groeperingen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle door de leden betaalde financiële bijdrage of een gedeelte daarvan aan de brancheorganisatie moeten betalen, voor zover die financiële bijdragen bestemd zijn ter dekking van de rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeiende kosten.

TITEL V

HANDEL MET DERDE LANDEN

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 26

Algemene beginselen

Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

a)

de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht, en

b)

de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 27

Gecombineerde nomenclatuur

De algemene voorschriften voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de specifieke voorschriften voor de toepassing ervan gelden voor de tariefindeling van de onder deze titel vallende producten. De tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening, wordt opgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

HOOFDSTUK II

Invoer

Afdeling I

Invoercertificaten

Artikel 28

Facultatieve stelsels van invoercertificaten

De Commissie kan voor de invoer van één of meer onder deze verordening vallende producten in de Gemeenschap de overlegging van een invoercertificaat verplicht stellen.

Artikel 29

Afgifte van certificaten

Invoercertificaten worden door de lidstaten afgegeven aan elke belanghebbende die erom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap, tenzij anders bepaald door de Raad, en onverminderd maatregelen die voor de toepassing van dit hoofdstuk worden genomen.

Artikel 30

Geldigheid

Invoercertificaten zijn geldig in de hele Gemeenschap.

Artikel 31

Zekerheid

1.   Tenzij volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 anders is bepaald, worden invoercertificaten pas afgegeven nadat een zekerheid is gesteld die garandeert dat de producten worden ingevoerd tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.

2.   Behoudens in gevallen van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de invoer niet of slechts ten dele binnen de geldigheidsduur van het certificaat plaatsvindt.

Artikel 32

Uitvoeringsbepalingen

De uitvoeringsbepalingen betreffende deze afdeling, inclusief de geldigheidsduur van de certificaten en het bedrag van de zekerheid, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96.

Afdeling II

Invoerrechten en invoerprijssysteem

Artikel 33

Invoerrechten

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden voor onder deze verordening vallende producten de invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 34

Invoerprijssysteem

1.   Indien de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk is van de invoerprijs van de ingevoerde partij, wordt deze prijs gecontroleerd aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer, die door de Commissie per product en per oorsprong wordt berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de prijzen van de betrokken producten op de representatieve invoermarkten van de lidstaten of, in voorkomend geval, op andere markten.

Niettemin kunnen volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 specifieke bepalingen worden vastgesteld voor de controle van de invoerprijs van hoofdzakelijk voor verwerking ingevoerde producten.

2.   Indien de opgegeven invoerprijs van de betrokken partij hoger is dan de forfaitaire waarde bij invoer, verhoogd met een volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vastgestelde marge die de forfaitaire waarde met niet meer dan 10 % mag overschrijden, moet een zekerheid ter hoogte van het invoerrecht worden gesteld die op basis van de forfaitaire waarde bij invoer wordt berekend.

3.   Indien de invoerprijs voor de betrokken partij niet wordt opgegeven op het moment van de inklaring, hangt de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief af van de forfaitaire waarde bij invoer of van de toepassing, onder overeenkomstig de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vast te stellen voorwaarden, van de desbetreffende bepalingen van de douanewetgeving.

4.   De uitvoeringsbepalingen betreffende de leden 1, 2 en 3, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96.

Artikel 35

Aanvullende invoerrechten

1.   Om de nadelen voor de communautaire markt die het gevolg kunnen zijn van de invoer van één of meer onder deze verordening vallende producten, te voorkomen of te beperken, wordt bij invoer van die producten een aanvullend invoerrecht tegen het in de artikelen 33 en 34 bedoelde douanetarief toegepast indien:

a)

de invoer plaatsvindt tegen een prijs die lager is dan het niveau dat de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie heeft gemeld („de reactieprijs”); of

b)

het invoervolume in een bepaald jaar een bepaald niveau overschrijdt („het reactievolume”).

Het reactievolume is gebaseerd op de markttoegang, d.w.z. de invoer, uitgedrukt als percentage van het betrokken interne verbruik in de voorgaande drie jaren.

2.   Er worden geen aanvullende invoerrechten geheven wanneer de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

3.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), worden de invoerprijzen vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de betrokken zending.

Daartoe worden de cif-invoerprijzen geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt.

4.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:

a)

de producten waarop aanvullende invoerrechten worden geheven;

b)

de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast.

Afdeling III

Beheer van invoercontingenten

Artikel 36

Tariefcontingenten

1.   De tariefcontingenten voor de invoer van onder deze verordening vallende producten die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten of uit andere handelingen van de Raad, worden door de Commissie geopend en beheerd overeenkomstig uitvoeringsbepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96.

2.   De tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie van de betrokken marktdeelnemers voorkomt, aan de hand van één van de onderstaande methoden of een combinatie daarvan, of een andere passende methode:

a)

op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt”);

b)

evenredige verdeling van de bij de indiening van de aanvragen gevraagde hoeveelheden (de „methode van het gelijktijdige onderzoek”);

c)

rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de „methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers”).

3.   Bij de vastgestelde beheersmethode wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de communautaire markt en de noodzaak om het evenwicht op deze markt te vrijwaren.

Artikel 37

Opening van tariefcontingenten

Overeenkomstig de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 opent de Commissie de, waar nodig op passende wijze over het jaar gespreide, jaarlijkse tariefcontingenten en stelt zij de toe te passen beheersmethode vast.

De uitvoeringsbepalingen betreffende deze afdeling worden volgens diezelfde procedure vastgesteld, met name met betrekking tot:

a)

garanties ten aanzien van de aard, de herkomst en de oorsprong van het product;

b)

de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde garanties kunnen worden gecontroleerd;

c)

de voorwaarden inzake de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Afdeling IV

Vrijwaringsmaatregelen en regelingen voor actieve veredeling

Artikel 38

Vrijwaringsmaatregelen

1.   Vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Gemeenschap worden, met inachtneming van lid 3, door de Commissie genomen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (18) en Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling (19).

2.   Tenzij anders is bepaald door de Raad, worden vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Gemeenschap waarin is voorzien in volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten, door de Commissie genomen overeenkomstig lid 3.

3.   De Commissie neemt de in de leden 1 en 2 bedoelde vrijwaringsmaatregelen op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

De genomen vrijwaringsmaatregelen worden meegedeeld aan de lidstaten en zijn onmiddellijk van toepassing.

Iedere lidstaat kan de overeenkomstig de leden 1 en 2 door de Commissie genomen besluiten binnen vijf werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan het betrokken besluit binnen één maand na de datum waarop het hem is voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

4.   Als de Commissie van oordeel is dat een overeenkomstig lid 1 of lid 2 genomen vrijwaringsmaatregel moet worden ingetrokken of gewijzigd, gaat zij als volgt te werk:

a)

wanneer de maatregel door de Raad is vastgesteld, stelt de Commissie de Raad voor de maatregel in te trekken of te wijzigen. De Raad neemt hierover met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit;

b)

in alle andere gevallen worden de communautaire vrijwaringsmaatregelen door de Commissie ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 39

Schorsing van regelingen voor actieve veredeling

1.   Wanneer de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door regelingen voor actieve veredeling, mag de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief overgaan tot gehele of gedeeltelijke opschorting van het gebruik van regelingen voor actieve veredeling voor de producten die onder de werkingssfeer van deze verordening vallen. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

De genomen maatregelen worden meegedeeld aan de lidstaten en zijn onmiddellijk van toepassing.

Iedere lidstaat kan de overeenkomstig de eerste alinea door de Commissie genomen maatregelen binnen vijf werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregelen binnen één maand na de datum waarop zij hem zijn voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

2.   Voor zover zulks nodig is voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordeningen voor de onder deze verordening vallende producten, kan de Raad, volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van regelingen voor actieve veredeling geheel of gedeeltelijk verbieden voor die producten.

HOOFDSTUK III

Uitvoer

Afdeling I

Uitvoercertificaten

Artikel 40

Facultatieve stelsels van uitvoercertificaten

1.   De Commissie kan besluiten dat voor uitvoer van één of meer onder deze verordening vallende producten in de Gemeenschap een uitvoercertificaat moet worden overgelegd.

2.   De artikelen 29, 30 en 31 zijn mutatis mutandis van toepassing.

3.   De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de geldigheidsduur van de certificaten en het bedrag van de zekerheid, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96.

Afdeling II

Schorsing van regelingen voor passieve veredeling

Artikel 41

Schorsing van regelingen voor passieve veredeling

1.   Wanneer de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door regelingen voor passieve veredeling, mag de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief overgaan tot gehele of gedeeltelijke opschorting van het gebruik van regelingen voor passieve veredeling voor de producten die onder de werkingssfeer van deze verordening vallen. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

De genomen maatregelen worden meegedeeld aan de lidstaten en zijn onmiddellijk van toepassing.

Iedere lidstaat kan de overeenkomstig de eerste alinea door de Commissie genomen maatregelen binnen vijf werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregelen binnen één maand na de datum waarop zij hem zijn voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

2.   Voor zover zulks nodig is voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordeningen voor de onder deze verordening vallende producten, kan de Raad, volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van regelingen voor passieve veredeling geheel of gedeeltelijk verbieden voor die producten.

TITEL VI

UITVOERINGS-, WIJZIGINGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I

Uitvoeringsbepalingen

Artikel 42

Uitvoeringsbepalingen

De uitvoeringsbepalingen betreffende deze verordening kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96. Deze bepalingen kunnen met name het volgende omvatten:

a)

uitvoeringsbepalingen betreffende titel II, met name met betrekking tot:

i)

de producten die genormaliseerd worden en de in artikel 2 bedoelde handelsnormen, in het bijzonder om na te gaan wat van een product een product maakt dat van een deugdelijke handelskwaliteit is;

ii)

voorschriften over conformiteitsinspecties en met name over de consequente toepassing ervan in de lidstaten;

iii)

voorschriften over afwijkingen en vrijstellingen van de toepassing van de handelsnormen;

iv)

voorschriften inzake aanbiedingsvorm, afzet en etikettering;

v)

voorschriften inzake de toepassing van de handelsnormen voor producten die in de Gemeenschap worden ingevoerd en producten die uit de Gemeenschap worden uitgevoerd;

b)

uitvoeringsbepalingen betreffende titel III, inclusief:

i)

bepalingen over transnationale telersverenigingen en transnationale groeperingen van telersverenigingen, met inbegrip van administratieve bijstand door de bevoegde autoriteiten in kwestie in het geval van transnationale samenwerking;

ii)

bepalingen over financiering van de in artikel 7 bedoelde maatregelen; inclusief de drempels en maxima voor steun en de mate van communautaire medefinanciering van de steun;

iii)

de proportie van en de bepalingen voor de terugbetaling van de in artikel 11, lid 1, bedoelde maatregelen;

iv)

bepalingen over investeringen in afzonderlijke bedrijven;

v)

de data voor de in artikel 13 bedoelde mededelingen en kennisgevingen;

vi)

bepalingen over gedeeltelijke betalingen van de communautaire financiële steun, bedoeld in artikel 13;

c)

uitvoeringsbepalingen betreffende titel IV;

d)

voorschriften inzake door de lidstaten te verrichten administratieve en fysieke controles met betrekking tot de nakoming van uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende verplichtingen;

e)

een systeem voor de toepassing van administratieve sancties in geval van niet-nakoming van uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende verplichtingen. De administratieve sancties worden gedifferentieerd naar gelang van de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-nakoming;

f)

regels inzake de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen in verband met de toepassing van deze verordening;

g)

voorschriften inzake de rapportage over de verrichte controles en over de resultaten daarvan;

h)

uitvoeringsbepalingen betreffende titel V, inclusief de specifiek in die titel genoemde maatregelen;

i)

bepalingen om te vast te stellen welke gegevens nodig zijn voor de toepassing van artikel 44, alsook bepalingen inzake vorm, inhoud, tijdschema en termijnen met betrekking tot die gegevens, en inzake de voorwaarden voor het toezenden en beschikbaar stellen van gegevens en documenten;

j)

maatregelen die nodig zijn om de overgang van de bij de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 2202/96 ingestelde regelingen naar die van de onderhavige verordening te vergemakkelijken, waaronder die voor de uitvoering van artikel 55 van deze verordening.

HOOFDSTUK II

Wijzigingen, intrekking en slotbepalingen

Artikel 43

Staatssteun

De artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag zijn, tenzij in deze verordening anders wordt bepaald, van toepassing op de productie van en de handel in de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vermelde producten, de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten, en aardappelen, vers of gekoeld, van GN-code 0701.

In afwijking van lid 1 gelden de volgende bepalingen:

a)

De lidstaten mogen tot 31 december 2011 in het kader van de bestaande regelingen voor de productie van en de handel in aardappelen, vers of gekoeld, van GN-code 0701 staatssteun blijven verlenen.

b)

Spanje en Italië mogen gedurende het verkoopseizoen 2007/2008 tot maximaal 15 miljoen euro staatssteun verlenen ter ondersteuning van de aanpassing van de tomatenverwerkende sector aan de bepalingen van deze verordening.

c)

De lidstaten mogen tot 31 december 2010 onder de volgende voorwaarden staatssteun verlenen:

i)

de staatsteun wordt uitsluitend verleend aan producenten van groenten en fruit die geen lid zijn van een erkende telersvereniging en die met een erkende telersvereniging een overeenkomst tekenen dat zij de crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen van de telersvereniging aanvaarden en toepassen;

ii)

het bedrag van de steun aan dergelijke telers bedraagt ten hoogste 75 % van de communautaire steun aan de leden van de betrokken telersvereniging; en

iii)

de betrokken lidstaat dient uiterlijk op 31 december 2010 bij de Commissie een verslag in over de doelmatigheid en efficiëntie van de staatssteun, met in het bijzonder een analyse van de mate waarin de maatregel de organisatie van de sector heeft geholpen. De Commissie zal het verslag bestuderen en eventueel passende voorstellen indienen.

Artikel 44

Mededelingen

De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de onderhavige verordening, voor markttoezicht en -analyse en voor de nakoming van de internationale verplichtingen met betrekking tot de onder deze verordening vallende producten.

Artikel 45

Uitgaven

De uitgaven uit hoofde van de onderhavige verordening worden beschouwd als interventies ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005.

Artikel 46

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 827/68

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 827/68 wordt de vermelding bij GN-code 0910 vervangen door:

„ex 0910

Gember, kurkuma, laurierbladeren, kerrie en andere specerijen, met uitzondering van tijm en saffraan”.

Artikel 47

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 2200/96

Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 2, wordt de tabel vervangen door:

„GN-code

Omschrijving

0702 00 00

Tomaten, vers of gekoeld

0703

Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld

0704

Rode kool, wittekool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht Brassica, vers of gekoeld

0705

Sla (Lactuca sativa), andijvie, witloof en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld

0706

Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld

0707 00

Komkommers en augurken, vers of gekoeld

0708

Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld

ex 0709

Andere groenten, vers of gekoeld, met uitzondering van groenten van de onderverdelingen 0709 60 91, 0709 60 95, 0709 60 99, 0709 90 31, 0709 90 39 en 0709 90 60

ex 0802

Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, met uitzondering van arecanoten (of betelnoten) en colanoten van de onderverdeling 0802 90 20

0803 00 11

„Plantains”, vers

ex 0803 00 90

„Plantains”, gedroogd

0804 20 10

Vijgen, vers

0804 30 00

Ananassen

0804 40 00

Advocaten (avocado’s)

0804 50 00

Guaves, manga’s en manggistans

0805

Citrusvruchten, vers of gedroogd

0806 10 10

Druiven, vers, voor tafelgebruik

0807

Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja’s, vers

0808

Appelen, peren en kweeperen, vers

0809

Abrikozen, kersen, perziken (bloedperziken en nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers

0810

Ander fruit, vers

0813 50 31

0813 50 39

Mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802

0910 20

Saffraan

ex 0910 99

Tijm, vers of gekoeld

ex 1211 90 85

Basilicum, melissa, pepermunt, origanum vulgare (oregano/wilde marjolein), rozemarijn, salie, vers of gekoeld

1212 99 30

Sint-Jansbrood”.

2)

De titels I tot en met VI, de artikelen 43 en 44, 47 tot en met 57 en de bijlagen I tot en met V worden geschrapt.

3)

Artikel 46 wordt vervangen door:

„Artikel 46

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité van beheer voor groenten en fruit (hierna „het comité” genoemd).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.”

Artikel 48

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 2201/96

Verordening (EG) nr. 2201/96 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De verkoopseizoenen voor de in lid 2 vermelde producten worden indien nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96.”.

2)

De titels I en II, de artikelen 23 tot en met 32 en de bijlagen I tot en met III worden geschrapt.

Artikel 49

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 2826/2000

Verordening (EG) nr. 2826/2000 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 5, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Bij afzetbevordering voor verse groenten en fruit zal bijzondere aandacht worden besteed aan afzetbevordering, gericht op kinderen in onderwijsinstellingen.”.

2)

Aan artikel 9, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In het geval van afzetbevordering voor groenten en fruit die uitsluitend op kinderen in onderwijsinstellingen is gericht, wordt het in de eerste alinea genoemde percentage verhoogd tot 60 %.”.

Artikel 50

Wijziging van Richtlijn 2001/112/EG

In artikel 7 van Richtlijn 2001/112/EG wordt het volgende streepje ingevoegd:

„—

aanpassing van deze richtlijn aan de ontwikkelingen in ter zake doende internationale normen, indien nodig.”.

Artikel 51

Wijziging van Richtlijn 2001/113/EG

In artikel 5 van Richtlijn 2001/113/EG wordt het volgende streepje ingevoegd:

„—

aanpassing van deze richtlijn aan de ontwikkelingen in ter zake doende internationale normen, indien nodig.”.

Artikel 52

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1782/2003

Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 33, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

„a)

zij op grond van ten minste één van de in bijlage VI bedoelde steunregelingen een betaling hebben ontvangen in de in artikel 38 vastgestelde referentieperiode, of, in het geval van olijfolie, in de in artikel 37, lid 1, tweede alinea, bedoelde verkoopseizoenen, of, in het geval van suikerbieten, suikerriet en cichorei, zij marktsteun hebben gekregen in de in bijlage VII, punt K, bedoelde representatieve periode, of, in het geval van bananen, zij compensatie voor het verlies aan opbrengsten hebben gekregen in de in bijlage VII, punt L, bedoelde representatieve periode, of, in het geval van groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten, zij in de door de lidstaten voor deze producten overeenkomstig bijlage VII, punt M, toegepaste representatieve periode producent van groenten en fruit, consumptieaardappelen of kwekerijproducten waren;”.

2)

Aan artikel 37, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten wordt het referentiebedrag berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII, punt M.”.

3)

in artikel 40 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Indien de hele referentieperiode door het geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden werd beïnvloed, berekent de lidstaat het referentiebedrag op basis van de periode van 1997 tot en met 1999.

In het geval van suikerbieten, suikerriet en cichorei wordt het referentiebedrag berekend op basis van het meest recente verkoopseizoen voorafgaand aan de overeenkomstig bijlage VII, punt K, gekozen representatieve periode. In het geval van bananen wordt het referentiebedrag berekend op basis van het meest recente verkoopseizoen voorafgaand aan de overeenkomstig bijlage VII, punt L, gekozen representatieve periode. In het geval van groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten wordt het referentiebedrag berekend op basis van het meest recente verkoopseizoen voorafgaand aan de overeenkomstig bijlage VII, punt M, gekozen representatieve periode. In deze gevallen is lid 1 mutatis mutandis van toepassing.”.

4)

Aan artikel 42, lid 8, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor de toepassing van lid 5 kunnen de lidstaten echter besluiten dat niet-gebruikte toeslagrechten overeenkomend met het aantal door de landbouwer opgegeven hectaren die worden gebruikt voor de teelt van consumptieaardappelen of groenten en fruit, niet aan de nationale reserve worden toegevoegd.”.

5)

In artikel 43, lid 2, wordt punt a) vervangen door:

„a)

in het geval van steun voor aardappelzetmeel, gedroogde voedergewassen, zaaizaad, olijfgaarden en tabak als genoemd in bijlage VII, het overeenkomstig bijlage VII, punten B, D, F, H en I, berekende aantal hectaren voor de productie waarvan de steun in de referentieperiode is verleend;

a bis)

in het geval van suikerbieten, suikerriet en cichorei, het overeenkomstig bijlage VII, punt K.4, berekende aantal hectaren;

a ter)

in het geval van bananen, het overeenkomstig bijlage VII, punt L, berekende aantal hectaren;

a quater)

in het geval van groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten, het overeenkomstig bijlage VII, punt M, berekende aantal hectaren;”.

6)

In artikel 44, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onder „subsidiabele hectare” worden tevens verstaan:

a)

oppervlakten die met hop zijn beplant of die tijdelijk uit productie moeten worden genomen;

b)

met olijfbomen beplante oppervlakten;

c)

met bananen beplante oppervlakten;

d)

met blijvende groente- of fruitgewassen beplante oppervlakten;

e)

kwekerijen.”.

7)

Aan artikel 45 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   In de lidstaten echter die geen gebruik hebben gemaakt van de optie in artikel 71 en die geen gebruikmaken van de optie in de tweede alinea van artikel 51, worden niet-gebruikte toeslagrechten overeenkomend met het aantal door de landbouwer opgegeven hectaren die worden gebruikt voor de teelt van consumptieaardappelen of groenten en fruit, niet aan de nationale reserve toegevoegd.”;

8)

Artikel 51 wordt vervangen door:

„Artikel 51

Gebruik van de grond voor landbouw

Landbouwers mogen de percelen die zij overeenkomstig artikel 44, lid 3, hebben aangegeven, gebruiken voor elke landbouwactiviteit, met uitzondering van blijvende teelten. Voor de onderstaande teelten mogen zij deze percelen echter wel gebruiken:

a)

hop,

b)

olijfbomen,

c)

bananen,

d)

blijvende groente- en fruitgewassen,

e)

kwekerijproducten.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten voor 1 november 2007 besluiten dat percelen in een of meer regio’s van de betreffende lidstaat tot een door die lidstaat te bepalen datum, maar uiterlijk tot 31 december 2010, niet mogen worden gebruikt voor:

a)

de productie van een of meer producten zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 en in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96. De lidstaten kunnen in dat geval evenwel besluiten secundaire teelt toe te laten op subsidiabele hectaren gedurende een periode van ten hoogste drie maanden die elk jaar op 15 augustus aanvangt; op verzoek van een lidstaat wordt deze datum echter gewijzigd volgens de procedure van artikel 144, lid 2, voor gebieden waar granen gewoonlijk eerder worden geoogst wegens klimaatredenen; en/of

b)

de productie van consumptieaardappelen; en/of

c)

kwekerijproducten.”.

9)

Artikel 60, lid 8, wordt vervangen door:

„8.   Indien een lidstaat besluit gebruik te maken van de afwijking in de tweede alinea van artikel 51, mag hij eveneens voor 1 november 2007 besluiten de leden 1 tot en met 7 van dit artikel voor dezelfde periode toe te passen. De leden 1 tot en met 7 van dit artikel zijn in geen enkel ander geval van toepassing.”.

10)

Aan artikel 63, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wat de opneming van de met de betalingen voor groenten en fruit, de met consumptieaardappelen en de met kwekerijproducten overeenkomende component in de bedrijfstoeslagregeling betreft, kunnen de lidstaten tot 1 april 2008 besluiten de in de eerste alinea vastgestelde afwijking toe te passen.”.

11)

In artikel 64, lid 2, worden de eerste twee alinea’s vervangen door:

„2.   Al naar gelang de door iedere lidstaat gemaakte keuze bepaalt de Commissie volgens de in artikel 144, lid 2, bedoelde procedure een maximum voor elk van de in respectievelijk de artikelen 66 tot en met 69 genoemde rechtstreekse betalingen.

Dit maximum is gelijk aan het aandeel van elk type rechtstreekse betaling in de in artikel 41 genoemde nationale maxima, vermenigvuldigd met de verlagingspercentages die de lidstaten overeenkomstig de artikelen 66 tot en met 69 toepassen.

Het totaalbedrag van de vastgestelde maxima wordt volgens de procedure van artikel 144, lid 2, in mindering gebracht op de nationale maxima.”.

12)

Artikel 65, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Voor de na een mogelijke vermindering volgens artikel 41 aan de landbouwers toe te wijzen toeslagrechten wordt het aandeel in het uit elk van de in respectievelijk de artikelen 66 tot en met 69 genoemde rechtstreekse betalingen voortvloeiende referentiebedrag verminderd met het door de lidstaten binnen de in die artikelen bepaalde limiet vast te stellen percentage, en voor de in artikel 68 ter bedoelde rechtstreekse betalingen binnen de termijn die de lidstaten overeenkomstig dat artikel hebben vastgesteld.”.

13)

Na artikel 68 bis wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 68 ter

Overgangsbetalingen voor groenten en fruit

1.   De lidstaten kunnen voor 1 november 2007 besluiten tot en met 31 december 2011 tot 50 % te behouden van het aandeel in de in artikel 41 genoemde nationale maxima dat bestemd is voor bepaalde voor verwerking geleverde tomaten die subsidiabel waren uit hoofde van de steunregeling van Verordening (EG) nr. 2201/96.

In dit geval doet de betrokken lidstaat jaarlijks binnen de grenzen van het overeenkomstig artikel 64, lid 2, vastgestelde maximum een extra betaling aan landbouwers.

De extra betaling wordt verleend aan landbouwers die dergelijke tomaten produceren overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk 10 octies van titel IV.

2.   De lidstaten kunnen voor 1 november 2007 besluiten:

a)

tot en met 31 december 2010 tot 100 % te behouden van het aandeel in de in artikel 41 genoemde nationale maxima dat bestemd is voor bepaalde in de derde alinea van dit lid bedoelde andere groente- en fruitgewassen dan eenjarige die ter verwerking worden geleverd en subsidiabel waren uit hoofde van de steunregelingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 en Verordening (EG) nr. 2202/96; en

b)

van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 tot 75 % te behouden van het aandeel in de in artikel 41 genoemde nationale maxima dat bestemd is voor bepaalde in de derde alinea van dit lid bedoelde andere groente- en fruitgewassen dan eenjarige die ter verwerking worden geleverd en subsidiabel waren uit hoofde van de steunregelingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 en Verordening (EG) nr. 2202/96.

In dit geval doet de betrokken lidstaat jaarlijks binnen de grenzen van het overeenkomstig artikel 64, lid 2, vastgestelde maximum een extra betaling aan landbouwers.

De extra betaling wordt verleend aan landbouwers voor de productie van een of meer van de volgende groente- en fruitgewassen, zoals vastgesteld door de betrokken lidstaat, die geleverd worden voor verwerking en subsidiabel zijn uit hoofde van de steunregelingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 en Verordening (EG) nr. 2202/96; daarbij gelden de voorwaarden van artikel 10 octies van Titel IV:

a)

verse vijgen,

b)

verse citrusvruchten,

c)

tafeldruiven,

d)

peren,

e)

perziken, nectarines en bloedperziken, en

f)

bepaalde soorten pruimen verkregen uit „prunes d’Ente”.

3.   Het in lid 1 bedoelde aandeel in de nationale maxima dat bestemd is voor tomaten, is als volgt:

Lidstaat

Bedrag

(miljoen EUR per kalenderjaar)

Bulgarije

5,394

Tsjechië

0,414

Griekenland

35,733

Spanje

56,233

Frankrijk

8,033

Italië

183,967

Cyprus

0,274

Malta

0,932

Hongarije

4,512

Roemenië

1,738

Polen

6,715

Portugal

33,333

Slowakije

1,018

4.   Het in lid 2 bedoelde aandeel in de nationale maxima dat bestemd is voor andere groente- en fruitgewassen dan eenjarige, is als volgt:

Lidstaat

Bedrag

(miljoen EUR per kalenderjaar)

Bulgarije

0,851

Tsjechië

0,063

Griekenland

153,833

Spanje

110,633

Frankrijk

44,033

Italië

131,700

Cyprus

In 2008: 4,793

In 2009: 4,856

In 2010: 4,919

In 2011: 4,982

In 2012: 5,045

Hongarije

0,244

Roemenië

0,025

Portugal

2,400

Slowakije

0,007”.

14)

Artikel 71 octies wordt geschrapt.

15)

In artikel 71 duodecies, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wat de opneming van de met de betalingen voor groenten en fruit overeenkomende component in de bedrijfstoeslagregeling betreft, kunnen de nieuwe lidstaten tot uiterlijk 1 april 2008 of 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het eerste toepassingsjaar van de bedrijfstoeslagregeling evenwel besluiten de in de eerste alinea vastgestelde afwijking toe te passen.”

16)

In titel IV worden na hoofdstuk 10 septies de volgende hoofdstukken toegevoegd:

„HOOFDSTUK 10 octies

OVERGANGSBETALINGEN VOOR GROENTEN EN FRUIT

Artikel 110 unvicies

Bij wijze van overgangsmaatregel verleende oppervlaktesteun

1.   Voor de toepassing van artikel 68 ter, lid 1, of artikel 143 ter quater, lid 1, kan tijdens de in die bepalingen genoemde periode onder de in dit hoofdstuk uiteengezette voorwaarden een bij wijze van overgangsmaatregel verleende oppervlaktesteun worden verleend aan landbouwers die bepaalde voor verwerking geleverde tomaten produceren, zoals bepaald door de lidstaten.

2.   Voor de toepassing van artikel 68 ter, lid 2, of artikel 143 ter quater, lid 2, kan tijdens de in die bepalingen genoemde periode onder de in dit hoofdstuk uiteengezette voorwaarden een bij wijze van overgangsmaatregel verleende oppervlaktesteun worden verleend aan landbouwers die bepaalde in de derde alinea van artikel 68 ter, lid 2, vermelde groente- en fruitproducten produceren, zoals bepaald door de lidstaten.

Artikel 110 duovicies

Bedrag van de steun en subsidiabiliteit

1.   De lidstaten stellen de steun per hectare waarop tomaten en de in de derde alinea van artikel 68 ter, lid 2, genoemde groente- en fruitgewassen worden verbouwd, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria vast.

2.   Het totale bedrag van de betalingen mag het overeenkomstig artikel 64, lid 2, of artikel 143 ter quater vastgestelde maximum niet overschrijden.

3.   De steun mag alleen worden verleend voor oppervlakten waarvan de productie valt onder een contract voor verwerking tot een van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten.

4.   De lidstaten kunnen voor het verlenen van de communautaire steun verdere objectieve en niet-discriminerende criteria vaststellen, onder andere door er de voorwaarde aan te verbinden dat de landbouwers lid zijn van een overeenkomstig artikel 4 of 7 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit (20) erkende telersvereniging of producentengroepering.

5.   De lidstaten stellen de Commissie voor 1 november 2007 in kennis van hun besluit om artikel 68 ter of artikel 143 ter quater toe te passen, van het bedrag dat zij uit hoofde van artikel 68 ter of artikel 143 ter quater behouden, en van de criteria als bedoeld in lid 1.

HOOFDSTUK 10 nonies

OVERGANGSBETALING VOOR ZACHT FRUIT

Artikel 110 tervicies

Betaling voor zacht fruit

1.   Voor de periode tot en met 31 december 2012 geldt een bij wijze van overgangsmaatregel verleende oppervlaktesteun voor aardbeien van GN-code 0810 10 00 en frambozen van GN-code 0810 20 10 die worden geleverd ter verwerking.

2.   De steun mag alleen worden verleend voor oppervlakten waarvan de productie valt onder een contract voor verwerking tot een van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten.

3.   De communautaire steun bedraagt 230 euro per hectare per jaar.

4.   De lidstaten kunnen, als aanvulling op de communautaire steun, nationale steun verlenen. De som van de communautaire en de nationale steun mag niet meer bedragen dan 400 euro per hectare per jaar.

5.   De steun mag slechts worden verleend voor maximaal de volgende aan de lidstaten toegekende nationale gegarandeerde arealen:

Lidstaat

Nationaal gegarandeerd areaal

(in hectare)

Bulgarije

2 400

Hongarije

1 700

Letland

400

Litouwen

600

Polen

48 000

Indien het subsidiabele areaal in een lidstaat en in een gegeven jaar het maximale nationale gegarandeerde areaal overschrijdt, wordt het in lid 3 genoemde steunbedrag verlaagd in verhouding tot de overschrijding van het maximale nationale gegarandeerde areaal.

6.   De artikelen 143 bis en 143 quater zijn niet van toepassing op de overgangsbetaling voor zacht fruit.

17)

Artikel 143 ter, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De nieuwe lidstaten kunnen uiterlijk op de datum van toetreding besluiten de rechtstreekse betalingen, met uitzondering van de in hoofdstuk 5 van titel IV vastgestelde steun voor energiegewassen en de in hoofdstuk 10 nonies van titel IV vastgestelde overgangsbetaling voor zacht fruit, gedurende de in lid 9 bedoelde toepassingsperiode te vervangen door een enkele areaalbetaling die overeenkomstig lid 2 wordt berekend.”.

18)

Artikel 143 ter, lid 3, derde streepje, wordt vervangen door:

„—

aangepast met gebruikmaking van het desbetreffende percentage in artikel 143 bis voor de geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen, behalve voor de bedragen die beschikbaar zijn overeenkomstig bijlage VII, punt K.2, of overeenkomstig het verschil tussen deze bedragen en die welke werkelijk worden toegepast als bedoeld in artikel 143 ter bis, lid 4, en voorts behalve voor de bedragen voor de sector groenten en fruit overeenkomstig artikel 68 ter, leden 3 en 4, of overeenkomstig het verschil tussen deze bedragen en die welke werkelijk worden toegepast als bedoeld in artikel 143 ter ter, lid 4, en artikel 143 ter quater, lid 3.”.

19)

Na artikel 143 ter bis worden de volgende twee artikelen ingevoegd:

„Artikel 143 ter ter

Afzonderlijke betaling voor groenten en fruit

1.   In afwijking van artikel 143 ter kunnen de nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, voor 1 november 2007 besluiten een afzonderlijke betaling voor groenten en fruit te verlenen aan landbouwers die in aanmerking komen uit hoofde van de regeling inzake een enkele areaalbetaling. De betaling wordt verleend op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria als uiteengezet in bijlage VII, punt M, eerste alinea, en op basis van een representatieve periode als aangegeven in die alinea.

2.   De afzonderlijke betaling voor groenten en fruit wordt verleend binnen de grenzen van het aandeel van het in artikel 71 quater bedoelde nationale maximum dat is bestemd voor groenten en fruit.

3.   In afwijking van lid 2 kan elke betrokken nieuwe lidstaat voor 1 november 2007 besluiten om op basis van objectieve criteria voor de afzonderlijke betaling voor groenten en fruit een lager maximum toe te passen dan dat welk in dat lid is vastgesteld.

4.   De middelen die overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 voor het verlenen van de afzonderlijke betaling voor groenten en fruit beschikbaar zijn gesteld, worden niet opgenomen in het in artikel 143 ter, lid 3, bedoelde jaarlijkse totaalbedrag.

5.   De artikelen 143 bis en 143 quater zijn niet van toepassing op de afzonderlijke betaling voor groenten en fruit.

6.   In geval van feitelijke of verwachte vererving wordt de afzonderlijke betaling voor groenten en fruit toegekend aan de landbouwer die het bedrijf heeft geërfd, mits deze landbouwer in aanmerking komt voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling.

Artikel 143 ter quater

Overgangsbetaling voor groenten en fruit

1.   In afwijking van artikel 143 ter kunnen de nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, voor 1 november 2007 besluiten tot 31 december 2011 tot 50 % te behouden van het aandeel in de in artikel 41 genoemde nationale maxima dat bestemd is voor tomaten van GN-code 0702 00 00.

In dit geval doet de betrokken lidstaat jaarlijks binnen de grenzen van het overeenkomstig de procedure van artikel 144, lid 2, vastgestelde maximum een extra betaling aan landbouwers.

De extra betaling wordt verleend aan landbouwers die dergelijke tomaten produceren overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk 10 octies van titel IV.

2.   In afwijking van artikel 143 ter besluiten de nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, voor 1 november 2007:

a)

tot en met 31 december 2010 tot 100 % te behouden van het aandeel in de in artikel 71 quater genoemde nationale maxima dat bestemd is voor in de derde alinea bedoelde andere groente- en fruitgewassen dan eenjarige;

b)

van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2012 tot 75 % te behouden van het aandeel in de in artikel 71 quater genoemde nationale maxima dat bestemd is voor in de derde alinea bedoelde andere groente- en fruitgewassen dan eenjarige.

In dit geval doet de betrokken lidstaat jaarlijks binnen de grenzen van het overeenkomstig de procedure van artikel 144, lid 2, vastgestelde maximum een extra betaling aan landbouwers.

De extra betaling wordt verleend aan landbouwers die een of meer van de artikel 68 ter, lid 2, vermelde groente- en fruitproducten produceren, zoals vastgesteld door de betrokken lidstaat.

3.   De middelen die overeenkomstig de leden 1 en 2 voor het verlenen van de overgangsbetaling voor groenten en fruit beschikbaar zijn gesteld, worden niet opgenomen in het in artikel 143 ter, lid 3, bedoelde jaarlijkse totaalbedrag.

4.   De artikelen 143 bis en 143 quater zijn niet van toepassing op de afzonderlijke betaling voor groenten en fruit.”.

20)

In artikel 145 wordt na punt d quater, het volgende punt ingevoegd:

„d quinquies)

uitvoeringsmaatregelen inzake de opneming van steun voor groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten in de bedrijfstoeslagregeling en inzake de betalingen als bedoeld in de hoofdstukken 10 octies en 10 nonies.”.

21)

Artikel 155 wordt vervangen door:

„Artikel 155

Andere overgangsbepalingen

Verdere maatregelen ter vergemakkelijking van de overgang van de regelingen die zijn ingesteld bij de in de artikelen 152 en 153 genoemde verordeningen en bij de Verordeningen (EEG) nr. 404/93, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2202/96 en (EG) nr. 1260/2001 naar die van de onderhavige verordening, met name de maatregelen die verband houden met de toepassing van de artikelen 4 en 5 van en de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1259/1999 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1251/1999, en ter vergemakkelijking van de overgang van de bij Verordening (EEG) nr. 1035/72 ingestelde regeling betreffende verbeteringsprogramma’s naar die van de artikelen 83 tot en met 87 van de onderhavige verordening, kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 144, lid 2, van de onderhavige verordening. De in de artikelen 152 en 153 genoemde verordeningen en artikelen blijven van toepassing voor de vaststelling van de in bijlage VII bedoelde referentiebedragen.”.

22)

De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 53

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 318/2006

Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de leden 1, 2 en 4 van artikel 32 wordt na „Bijlage VII” toegevoegd „of bijlage VIII”.

2)

Onderstaande bijlage wordt toegevoegd na bijlage VII:

„BIJLAGE VIII

Verwerkte producten op basis van groenten en fruit

De producten in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (21).

Artikel 54

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2202/96 wordt ingetrokken.

Artikel 55

Overgangsbepalingen

1.   De bij de Verordeningen (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 2202/96 ingestelde en bij de onderhavige verordening afgeschafte steunregelingen blijven voor elk van de betrokken producten van toepassing voor het in 2008 aflopende verkoopseizoen voor dat product.

2.   Telersverenigingen en groeperingen van telersverenigingen die reeds vóór de datum van inwerkingtreding van onderhavige verordening uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96 erkend waren, blijven uit hoofde van onderhavige verordening erkend. Zo nodig voeren zij aanpassingen aan de eisen van onderhavige verordening door, en wel uiterlijk op 31 december 2010.

3.   Op verzoek van een telersvereniging kan een operationeel programma dat uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96 was goedgekeurd voordat onderhavige verordening van toepassing werd:

a)

doorlopen tot het einde van zijn looptijd, of

b)

worden aangepast aan de eisen van onderhavige verordening, of

c)

worden vervangen door een nieuw, krachtens onderhavige verordening goedgekeurd operationeel programma.

Artikel 10, lid 3, punten e) en f), zijn van toepassing op operationele programma’s die in 2007 zijn ingediend en op de datum van inwerkingtreding van onderhavige verordening nog niet zijn goedgekeurd, maar die overigens wel aan de criteria van die punten voldoen.

4.   Producentengroeperingen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96 een voorlopige erkenning hadden, houden deze erkenning uit hoofde van onderhavige verordening. Met het oog op erkenning ingediende programma’s die op grond van Verordening (EG) nr. 2200/96 waren aanvaard, blijven uit hoofde van onderhavige verordening aanvaard. De programma’s worden echter indien nodig zodanig gewijzigd dat de producentengroepering kan voldoen aan de in artikel 4 van onderhavige verordening gestelde criteria voor erkenning als telersvereniging. Voor producentengroeperingen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, gelden de in artikel 7, lid 4, onder a), genoemde steunpercentages vanaf de datum van toepassing van onderhavige verordening voor met het oog op erkenning ingediende programma’s.

5.   De contracten, bedoeld in artikel 3, lid 2 van Verordening (EG) nr. 2202/96, over meer dan één verkoopseizoen van de steunregeling voor het verwerken van citrusvruchten, die betrekking hebben op het verkoopseizoen dat op 1 oktober 2008 begint of op daaropvolgende verkoopseizoenen, kunnen, met instemming van beide partijen, worden gewijzigd of beëindigd naar aanleiding van de intrekking van die verordening en de daaruit voortvloeiende afschaffing van de steun. Er zullen op de betrokken partijen voor een dergelijke wijziging of beëindiging geen sancties worden toegepast uit hoofde van die verordening of de bepalingen voor de uitvoering ervan.

6.   Indien een lidstaat gebruik maakt van de overgangsregeling van artikel 68 ter of artikel 143 ter quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003, blijven de voorschriften ingevolge artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2201/96 of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2202/96 inzake de minimumkenmerken van het voor verwerking geleverde basisproduct en de minimumkwaliteitseisen voor de eindproducten met betrekking tot de op zijn grondgebied geoogste basisproducten van toepassing.

Artikel 56

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

J. SILVA


(1)  PB C 175 van 27.7.2007, blz. 53.

(2)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(3)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(4)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(5)  PB L 151 van 30.6.1968, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97, gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37).

(6)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 58.

(7)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/84/EG (PB L 219 van 19.6.2004, blz. 8).

(8)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 552/2007 van de Commissie (PB L 131 van 23.5.2007, blz. 10).

(9)  PB L 328 van 23.12.2000, blz. 2. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2060/2004 (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 3).

(10)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2007 van de Commissie (PB L 69 van 9.3.2007, blz. 3).

(11)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2007 (PB L 95 van 5.4.2007, blz. 1).

(12)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(13)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

(14)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2012/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 8).

(15)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 834/2007 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

(16)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(17)  PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

(18)  PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 427/2003 (PB L 65 van 8.3.2003, blz. 1).

(19)  PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2200/2004 (PB L 374 van 22.12.2004, blz. 1).

(20)  PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1”.

(21)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 (PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1).”.


BIJLAGE I

Uitputtende lijst van voorschriften die krachtens artikel 14 en artikel 23 kunnen worden uitgebreid tot niet-aangesloten telers

1.

Voorschriften inzake de productiegegevens:

a)

opgave van de voorgenomen teelt, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

b)

opgave van de inzaai en de aanplant;

c)

opgave van de totale beplante oppervlakte, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

d)

opgave van de oogstverwachtingen en de verwachte oogstdata, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

e)

periodieke opgave van de geoogste hoeveelheden en beschikbare voorraden per variëteit;

f)

informatie over de opslagcapaciteit.

2.

Voorschriften inzake de productie:

a)

gebruik van het op grond van de bestemming van het product (markt voor verse producten of industriële verwerking) gekozen zaaizaad;

b)

het uitdunnen van boomgaarden.

3.

Voorschriften inzake het in de handel brengen van producten:

a)

naleving van de datum waarop met oogsten kan worden begonnen en van het verkoopschema;

b)

minimumeisen inzake kwaliteit en grootte;

c)

de behandeling, de aanbiedingsvorm, de verpakking en het merken wanneer de producten voor het eerst op de markt worden gebracht;

d)

aanduiding van de oorsprong van het product.

4.

Voorschriften inzake milieubescherming:

a)

het gebruik van kunstmeststoffen en andere mest;

b)

het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere methoden om de gewassen te beschermen;

c)

het maximumgehalte aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen in groenten en fruit;

d)

de verwijdering van bijproducten en gebruikt materiaal;

e)

uit de markt genomen producten.

5.

Voorschriften inzake afzetbevordering en communicatie in de context van crisispreventie en -beheer, bedoeld in artikel 9, lid 2, onder c).


BIJLAGE II

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I:

a)

wordt de rij „Krenten en rozijnen” geschrapt, en

b)

worden na de rij „Suikerbieten en suikerriet voor de productie van suiker” de volgende rijen ingevoegd:

„Voor verwerking geleverde groenten en fruit

Titel IV, hoofdstuk 10 octies, van deze verordening

Overgangsbetalingen voor groenten en fruit

Voor verwerking geleverde aardbeien en frambozen

Titel IV, hoofdstuk 10 nonies, van deze verordening

Overgangsbetaling voor zacht fruit

Groenten en fruit

Artikel 143 ter ter van deze verordening

Afzonderlijke betaling voor groenten en fruit”.

2)

Bijlage II wordt vervangen door:

„BIJLAGE II

Nationale maxima bedoeld in artikel 12, lid 2

(miljoen EUR)

Lidstaat

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

België

4,7

6,4

8,0

8,0

8,1

8,1

8,1

8,1

Denemarken

7,7

10,3

12,9

12,9

12,9

12,9

12,9

12,9

Duitsland

40,4

54,6

68,3

68,3

68,3

68,3

68,3

68,3

Griekenland

45,4

61,1

76,4

79,7

79,7

79,7

79,7

79,7

Spanje

56,9

77,3

97,0

103,8

103,9

103,9

103,9

103,9

Frankrijk

51,4

68,7

85,9

87,0

87,0

87,0

87,0

87,0

Ierland

15,3

20,5

25,6

25,6

25,6

25,6

25,6

25,6

Italië

62,3

84,5

106,4

116,5

116,6

116,6

116,6

116,6

Luxemburg

0,2

0,3

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

Nederland

6,8

9,5

12,0

12,0

12,0

12,0

12,0

12,0

Oostenrijk

12,4

17,1

21,3

21,4

21,4

21,4

21,4

21,4

Portugal

10,8

14,6

18,2

19,6

19,6

19,6

19,6

19,6

Finland

8,0

10,9

13,7

13,8

13,8

13,8

13,8

13,8

Zweden

6,6

8,8

11,0

11,0

11,0

11,0

11,0

11,0

Verenigd Koninkrijk

17,7

23,6

29,5

29,5

29,5

29,5

29,5

29,5”.

3)

In bijlage V worden de rijen „Krenten en rozijnen”, „Citrusvruchten voor verwerking” en „Tomaten voor verwerking” geschrapt.

4)

In bijlage VII wordt het volgende punt toegevoegd:

„M.

Groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten

De lidstaten stellen het in het referentiebedrag van elke landbouwer op te nemen bedrag vast op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals:

het bedrag van de marktsteun die de landbouwer direct of indirect heeft gekregen voor groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten,

de voor de teelt van groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten gebruikte oppervlakte,

de hoeveelheid geproduceerde groenten en fruit, consumptieaardappelen en kwekerijproducten,

voor een representatieve periode, die per product kan verschillen, van één of meer verkoopseizoenen vanaf het verkoopseizoen dat eindigt in 2001 en, voor de lidstaten die op 1 mei 2004 of daarna tot de Europese Unie zijn toegetreden, vanaf het verkoopseizoen dat eindigt in 2004, tot het verkoopseizoen dat eindigt in 2007.

De lidstaten berekenen de in aanmerking te nemen hectaren als bedoeld in artikel 43, lid 2, van deze verordening op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria zoals de in de eerste alinea, tweede streepje, bedoelde oppervlakte.

Afhankelijk van het product kunnen verschillende criteria worden gehanteerd, indien dit naar behoren op een objectieve basis wordt gemotiveerd. Op dezelfde basis kunnen lidstaten besluiten de in het referentiebedrag op de te nemen bedragen en de in aanmerking komende hectaren uit hoofde van dit punt pas na een op 31 december 2010 eindigende overgangsperiode van drie jaar vast te stellen.

Onder „groenten en fruit” in de zin van deze verordening wordt verstaan de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vermelde producten en onder „consumptieaardappelen” worden aardappelen verstaan van GN-code 0701 die niet bestemd zijn voor het maken van aardappelzetmeel waarvoor krachtens artikel 93 steun wordt verleend.”.

5)

De bijlagen VIII en VIII bis worden vervangen door:

BIJLAGE VIII

Nationale maxima zoals bedoeld in artikel 41

(1000 EUR)

Lidstaat

2005

2006

2007

2008

2009

2010 en volgende jaren

België

411 053

580 376

593 395

606 935

614 179

611 805

Denemarken

943 369

1 015 479

1 021 296

1 027 278

1 030 478

1 030 478

Duitsland

5 148 003

5 647 175

5 695 607

5 744 240

5 770 254

5 774 254

Griekenland

838 289

2 143 603

2 171 217

2 365 298

2 367 713

2 178 382

Spanje

3 266 092

4 635 365

4 649 913

4 830 954

4 838 536

4 840 413

Frankrijk

7 199 000

8 236 045

8 282 938

8 382 272

8 407 555

8 415 555

Ierland

1 260 142

1 335 311

1 337 919

1 340 752

1 342 268

1 340 521

Italië

2 539 000

3 791 893

3 813 520

4 151 330

4 163 175

4 184 720

Luxemburg

33 414

36 602

37 051

37 051

37 051

37 051

Nederland

386 586

428 329

833 858

846 389

853 090

853 090

Oostenrijk

613 000

633 577

737 093

742 610

745 561

744 955

Portugal

452 000

504 287

571 377

608 601

609 131

608 827

Finland

467 000

561 956

563 613

565 690

566 801

565 520

Zweden

637 388

670 917

755 045

760 281

763 082

763 082

Verenigd Koninkrijk

3 697 528

3 944 745

3 960 986

3 977 175

3 985 834

3 975 849

BIJLAGE VIII bis

Nationale maxima als bedoeld in artikel 71 quater

(1000 euro)

Kalenderjaar

Bulgarije

Tsjechië

Estland

Cyprus

Letland

Litouwen

Hongarije

Malta

Roemenië

Polen

Slovenië

Slowakije

2005

 

228 800

23 400

8 900

33 900

92 000

350 800

670

 

724 600

35 800

97 700

2006

 

294 551

27 300

12 500

43 819

113 847

446 305

830

 

980 835

44 184

127 213

2007

200 384

377 919

40 400

17 660

60 764

154 912

540 286

1 668

441 930

1 263 706

59 026

161 362

2008

246 766

470 463

50 500

27 167

75 610

193 076

677 521

3 017

532 444

1 579 292

73 618

201 937

2009

287 399

559 622

60 500

31 670

90 016

230 560

807 366

3 434

623 399

1 877 107

87 942

240 014

2010

327 621

645 222

70 600

36 173

103 916

267 260

933 966

3 851

712 204

2 162 207

101 959

276 514

2011

407 865

730 922

80 700

40 676

117 816

303 960

1 060 666

4 268

889 814

2 447 207

115 976

313 114

2012

488 209

816 522

90 800

45 179

131 716

340 660

1 187 266

4 685

1 067 425

2 732 307

129 993

349 614

2013

568 553

902 222

100 900

49 682

145 616

377 360

1 313 966

5 102

1 245 035

3 017 407

144 110

386 214

2014

648 897

902 222

100 900

49 682

145 616

377 360

1 313 966

5 102

1 422 645

3 017 407

144 110

386 214

2015

729 241

902 222

100 900

49 682

145 616

377 360

1 313 966

5 102

1 600 256

3 017 407

144 110

386 214

2016 en volgende jaren

809 585

902 222

100 900

49 682

145 616

377 360

1 313 966

5 102

1 777 866

3 017 407

144 110

386 214

”.

Top