EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0125

Besluit van de Raad van 12 februari 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Preventie en de bestrijding van criminaliteit voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het Algemene programma Veiligheid en bescherming van de vrijheden

OJ L 58, 24.2.2007, p. 7–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 19 Volume 006 P. 57 - 62

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32014R0513

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/125(1)/oj

24.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/7


BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 februari 2007

tot vaststelling van het specifieke programma „Preventie en de bestrijding van criminaliteit” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het Algemene programma „Veiligheid en bescherming van de vrijheden”

(2007/125/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 30 en 31 en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het doel van de Unie de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht een hoog niveau van zekerheid te verschaffen zal, zoals is vastgesteld in artikel 2, vierde streepje, en artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, worden verwezenlijkt door het voorkomen en bestrijden van al dan niet georganiseerde criminaliteit.

(2)

Teneinde de vrijheid en de veiligheid van onze burgers en onze samenleving te beschermen tegen criminele activiteiten, moet de Unie de nodige maatregelen nemen om alle vormen van criminaliteit op doeltreffende en afdoende wijze te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen, in het bijzonder in gevallen waarin er sprake is van een grensoverschrijdend element.

(3)

Voortbouwend op de conclusies van de Europese Raad van Tampere van oktober 1999 heeft de Europese Raad door het Haagse Programma van november 2004 (2), de verklaringen betreffende terrorisme van september 2001 en maart 2004 en de Europese strategie inzake drugsbestrijding van december 2004 opnieuw het prioritaire karakter bevestigd van de ontwikkeling van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — en in het bijzonder van de bescherming van de burgers tegen uiteenlopende criminele activiteiten door middel van de voorkoming en bestrijding van criminaliteit.

(4)

Om expertise te verschaffen bij de ontwikkeling van de diverse aspecten van criminaliteitspreventie in de Europese Unie en de acties ter voorkoming van criminaliteit op lokaal en nationaal vlak te ondersteunen, is bij Besluit 2001/427/JBZ van de Raad (3) van 28 mei 2001 het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie opgericht.

(5)

Het kaderprogramma betreffende politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (AGIS), dat is vastgesteld bij Besluit 2002/630/JBZ van de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van een kaderprogramma betreffende politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (AGIS) (4), heeft aanzienlijk bijgedragen tot de versterking van de samenwerking tussen de politie en andere rechtshandhavingsinstanties en het gerechtelijk apparaat in de lidstaten en tot de verbetering van het wederzijdse begrip tussen en het wederzijdse vertrouwen in hun politiële, justitiële, juridische en administratieve stelsels.

(6)

Het is nodig en aangewezen om de mogelijkheden tot financiering van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit uit te breiden en de nadere regelingen met het oog op een grotere doeltreffendheid, kosteneffectiviteit en transparantie te herzien.

(7)

Doel van dit kaderprogramma is de effectieve steun aan, alsook de bescherming van de belangen van, de getuigen van criminaliteit te vergemakkelijken. In het programma wordt tevens het belang van de bescherming van slachtoffers van criminaliteit beklemtoond. Om aan te tonen dat de steun aan slachtoffers een prioriteit is, wordt in het specifieke programma „Strafrecht” de klemtoon gelegd op de sociale en juridische bijstand aan slachtoffers.

(8)

Acties van de Commissie en transnationale projecten blijven belangrijk om tot een nauwere en betere samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten te komen. Bovendien is het nuttig en aangewezen projecten in de lidstaten te ondersteunen voor zover deze nuttige ervaring en kennis kunnen opleveren voor aanvullende acties op het niveau van de Unie.

(9)

Aangezien criminaliteit zich niet door grenzen laat tegenhouden, is het aangewezen derde landen en internationale organisaties toe te staan deel te nemen aan transnationale projecten.

(10)

Er moet worden gezorgd voor complementariteit met andere programma's van de Unie en de Gemeenschap, zoals het zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, het solidariteitsfonds van de Europese Unie, het financiële instrument voor civiele bescherming alsmede de structuurfondsen.

(11)

Daar de doelstellingen van dit besluit, namelijk de voorkoming en de bestrijding van georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het programma beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde subsidiariteitsbeginsel, dat op de Unie van toepassing is krachtens artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(12)

Overeenkomstig artikel 41, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden de beleidsuitgaven op het gebied van titel VI uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierd.

(13)

De uitgaven voor het programma mogen het in rubriek 3 van het financiële kader aangegeven plafond niet overschrijden. Bij de omschrijving van het programma moet blijk worden gegeven van flexibiliteit om eventuele wijzigingen in overwogen acties mogelijk te maken, teneinde in te spelen op de evolutie van de behoeften in de loop van de periode 2007-2013. Het besluit dient derhalve te worden beperkt tot de algemene omschrijving van overwogen acties en de op elk daarvan betrekking hebbende administratieve en financiële regelingen.

(14)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit vastgestelde procedures met behulp van een comité.

(15)

Tevens moeten passende maatregelen worden getroffen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en moeten de nodige stappen worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of verkeerd bestede middelen terug te vorderen overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (5), Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd (6),en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (7).

(16)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (9) tot vaststelling van uitvoeringvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, zijn van toepassing, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

(17)

Het is dienstig Besluit 2002/630/JBZ met ingang van 1 januari 2007 door dit besluit en door het besluit tot vaststelling van het programma „Strafrecht” te vervangen.

(18)

Teneinde de doeltreffende en tijdige uitvoering van het programma te verzekeren, is dit besluit met ingang van 1 januari 2007 van toepassing,

BESLUIT:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Bij dit besluit wordt het specifieke programma betreffende „Preventie en bestrijding van criminaliteit” (hierna „het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het algemene programma „Veiligheid en bescherming van de vrijheden”, om bij te dragen tot de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

2.   Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

Artikel 2

Algemene doelstellingen

1.   Dit programma draagt bij tot een hoog niveau van zekerheid voor de burgers door het voorkomen en bestrijden van al dan niet georganiseerde criminaliteit, met name terrorisme, mensenhandel en misdrijven tegen kinderen, illegale drugshandel en illegale wapenhandel, corruptie en fraude.

2.   Zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen en bevoegdheden van de Europese Gemeenschap, dragen de algemene doelstellingen van het programma bij tot de ontwikkeling van beleidsinitiatieven van de Unie en van de Gemeenschap.

Artikel 3

Thema's en specifieke doelstellingen

1.   Het programma is opgebouwd rond vier thema's:

a)

misdaadpreventie en criminologie,

b)

rechtshandhaving,

c)

bescherming van en steun aan getuigen,

d)

bescherming van slachtoffers.

2.   Het programma draagt in het kader van de algemene doelstellingen bij aan de volgende specifieke doelstellingen:

a)

het aanmoedigen, bevorderen en ontwikkelen van de horizontale methoden en instrumenten die nodig zijn voor een strategische preventie en bestrijding van criminaliteit en voor het waarborgen van veiligheid en openbare orde, zoals de werkzaamheden van het netwerk inzake criminaliteitspreventie van de Europese Unie, partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector, optimale praktijken ter voorkoming van criminaliteit, vergelijkbare statistieken, toegepaste criminologie en een strengere aanpak van jeugdige delinquenten;

b)

het bevorderen en versterken van de onderlinge afstemming, samenwerking en kennis onder rechtshandhavingsinstanties, andere nationale autoriteiten en betrokken organen op EU-niveau met betrekking tot de prioriteiten die door de Raad zijn vastgesteld, met name die welke door Europol zijn genoemd in haar dreigingsevaluatie voor georganiseerde criminaliteit;

c)

het bevorderen en ontwikkelen van optimale methoden voor het beschermen en ondersteunen van getuigen; en

d)

het bevorderen en ontwikkelen van optimale methoden voor de bescherming van slachtoffers van criminaliteit.

3.   Het programma heeft geen betrekking op justitiële samenwerking. Het kan echter betrekking hebben op acties die ten doel hebben de samenwerking tussen gerechtelijke autoriteiten en rechtshandhavingsautoriteiten te stimuleren.

Artikel 4

In aanmerking komende acties

1.   Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 aangegeven algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van het programma onder de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde voorwaarden de volgende soorten acties worden ondersteund:

a)

door de Commissie opgezette en beheerde projecten met een Europese dimensie;

b)

transnationale projecten waarbij partners betrokken zijn uit ten minste twee lidstaten of uit ten minste één lidstaat en één land dat een toetredende staat of een kandidaat-lidstaat kan zijn;

c)

nationale projecten in de lidstaten die

i)

dienen ter voorbereiding van transnationale projecten en/of maatregelen van de Unie („starter-maatregelen”);

ii)

dienen ter aanvulling van transnationale projecten en/of maatregelen van de Unie („aanvullende maatregelen”);

iii)

bijdragen tot de ontwikkeling van innoverende methoden en/of technieken die eventueel kunnen worden overgedragen naar acties op communautair niveau of nationale projecten in het kader waarvan dergelijke methoden of technieken worden ontwikkeld teneinde deze over te dragen naar andere lidstaten en/of naar een ander land dat een toetredende staat of een kandidaat-lidstaat kan zijn;

d)

exploitatiesubsidies voor niet-gouvernementele organisaties die op non-profitbasis doelstellingen van dit programma nastreven op Europees niveau.

2.   Er kan met name financiële steun worden verleend voor:

a)

acties ter verbetering van de operationele samenwerking en coördinatie (versterking van de netwerkvorming, van het wederzijds vertrouwen en begrip, uitwisseling en verspreiding van informatie, ervaringen en optimale praktijken);

b)

analyse-, toezicht- en evaluatieactiviteiten;

c)

ontwikkeling en overdracht van technologie en methodologie;

d)

opleiding, uitwisseling van personeel en deskundigen; en

e)

bewustmakings- en verspreidingsactiviteiten.

Artikel 5

Toegang tot het programma

1.   Het programma is bestemd voor rechtshandhavingsinstanties, andere openbare en/of particuliere entiteiten, actoren en instellingen, inclusief plaatselijke, regionale en nationale autoriteiten, sociale partners, universiteiten, diensten voor de statistiek, niet-gouvernementele organisaties, partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector en relevante internationale organen.

2.   Dit programma zal worden opengesteld voor instellingen en organisaties die rechtspersoonlijkheid bezitten en gevestigd zijn in de lidstaten. Commercieel gerichte instellingen en organisaties hebben alleen samen met niet-commerciële organisaties of overheidsorganisaties toegang tot subsidies.

3.   Het is derde landen en internationale organisaties toegestaan als partners aan transnationale projecten deel te nemen, maar zij kunnen geen projecten indienen.

Artikel 6

Financieringsvormen

1.   Financiële steun van de Unie kan de volgende juridische vormen aannemen:

a)

subsidies;

b)

overheidsopdrachten.

2.   Behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de begunstigde wegens zijn kenmerken als enige voor een bepaalde actie in aanmerking komt, worden subsidies van de Unie toegekend ingevolge een oproep tot het indienen van voorstellen; de subsidie wordt verstrekt in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies voor acties.

In het jaarlijkse werkprogramma wordt het minimumpercentage van de jaarlijkse uitgaven bestemd voor subsidies vermeld. Dat minimumpercentage is ten minste 65 %.

Het maximale medefinancieringspercentage van de kosten van het project wordt in het jaarlijkse werkprogramma vastgesteld.

3.   Er is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de financiering door de Unie de aankoop van diensten en goederen dekt. Het gaat daarbij onder meer om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, tenuitvoerlegging, toezicht, controles en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma's en wetgeving.

Artikel 7

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (hierna „het Financieel Reglement” genoemd).

2.   Voor de uitvoering van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, vóór eind september een jaarlijks werkprogramma vast met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 6, lid 3, bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties.

Het jaarlijkse werkprogramma voor 2007 wordt goedgekeurd drie maanden nadat dit besluit van kracht is geworden.

3.   Het jaarlijkse werkprogramma wordt overeenkomstig de in artikel 10 omschreven beheersprocedure aangenomen.

4.   Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt onder meer rekening gehouden met de volgende criteria:

a)

conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 2 uiteengezette algemene doelstellingen en de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden;

b)

de kwaliteit van de voorgestelde actie qua opzet, organisatie, presentatie en verwachte resultaten en de verspreiding daarvan;

c)

bedrag van de gevraagde financiële steun van de Unie en de mate waarin dit bedrag in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

d)

het effect van de verwachte resultaten op de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden.

5.   De aanvragen voor de in artikel 4, lid 1, onder d), bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van onder meer de volgende punten:

a)

de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

b)

de kwaliteit van de geplande activiteiten;

c)

het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek;

d)

de geografische uitstraling van de activiteiten;

e)

de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten.

6.   Besluiten die betrekking hebben op krachtens artikel 4, lid 1, onder a), ingediende acties, worden door de Commissie aangenomen overeenkomstig de in artikel 10 omschreven beheersprocedure. Besluiten die betrekking hebben op krachtens artikel 4, lid 1, onder b), c), en d), ingediende acties worden door de Commissie aangenomen overeenkomstig de in artikel 9 omschreven raadplegingsprocedure.

Beslissingen omtrent aanvragen voor subsidies waarbij commercieel gerichte instellingen en organisaties zijn betrokken, worden door de Commissie genomen volgens de in artikel 10 omschreven beheersprocedure.

Artikel 8

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna „het Comité” genoemd).

2.   Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

3.   De Commissie kan vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten op informatievergaderingen na de vergaderingen van het Comité uitnodigen.

Artikel 9

Raadplegingsprocedure

1.   Ingeval naar dit artikel wordt verwezen, legt de vertegenwoordiger van de Commissie het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naargelang van de urgentie van de zaak, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

2.   Het advies wordt opgenomen in de notulen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

3.   De Commissie houdt zo veel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij met het advies rekening heeft gehouden.

Artikel 10

Beheersprocedure

1.   Ingeval naar dit artikel wordt verwezen, legt de vertegenwoordiger van de Commissie het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter naargelang van de urgentie van de zaak kan vaststellen. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. De stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten in het Comité worden gewogen op de wijze als vermeld in dat artikel. De voorzitter neemt niet deel aan de stemmingen.

2.   De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien de beoogde maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In laatstgenoemd geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, uitstellen voor een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving.

3.   De Raad kan binnen de in lid 2 genoemde termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 11

Complementariteit

1.   Er wordt gestreefd naar synergie, samenhang en complementariteit met andere instrumenten van de Unie en de Gemeenschap, met name met de specifieke programma's „Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde risico's: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen”, „Strafrecht”, het zevende kaderprogramma inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, het solidariteitsfonds van de Europese Unie en het financieel instrument voor civiele bescherming.

2.   Middelen van het programma kunnen worden gecombineerd met die van andere instrumenten van de Gemeenschap en de Unie, met name het programma „Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde risico's: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen”, om acties uit te voeren die aan de doelstellingen van het programma en andere instrumenten van de Unie/Gemeenschap beantwoorden.

3.   Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen bijstand uit andere financiële instrumenten van de Unie/Gemeenschap verleend. Er wordt voor gezorgd dat de begunstigden van het programma de Commissie in kennis stellen van financiering die zij uit de algemene begroting van de Europese Unie en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.

Artikel 12

Begrotingsmiddelen

De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin het programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van het financiële kader.

Artikel 13

Toezicht

1.   De Commissie ziet erop toe dat voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties de begunstigde technische en financiële voortgangsverslagen indient en dat binnen drie maanden na de beëindiging van de actie een eindverslag wordt ingediend. Vorm en structuur van deze verslagen worden door de Commissie vastgesteld.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de uit de uitvoering van het programma voortvloeiende contracten en overeenkomsten voorzien in met name toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig door controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, en in controles door de Rekenkamer.

3.   De Commissie ziet erop toe dat gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een gegeven actie, de begunstigde van de communautaire financiële steun alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie houdt.

4.   Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en controles ter plaatse ziet de Commissie, indien nodig, erop toe dat de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen worden aangepast.

5.   De Commissie ziet erop toe dat al het nodige wordt gedaan om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

Artikel 14

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1.   De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, door doeltreffende controles en de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EG) nr. 1073/1999.

2.   Ten aanzien van de via dit besluit gefinancierde acties van de Unie zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van inbreuken op een in het kader van het programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Europese Unie of door haar beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

3.   De Commissie ziet erop toe dat de voor een actie toegekende financiële bijstand wordt verminderd, de uitbetaling ervan wordt geschorst of deze wordt teruggevorderd indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

4.   Indien de termijnen niet in acht werden genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, ziet de Commissie erop toe dat de begunstigde verzocht wordt om binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, ziet de Commissie erop toe dat de rest van de financiële steun kan worden geschrapt en dat de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen wordt geëist.

5.   De Commissie ziet erop toe dat alle onverschuldigd uitbetaalde bedragen aan de Commissie worden terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

Artikel 15

Toetsing

1.   Om de uitvoering van de in het kader van het programma geplande activiteiten te kunnen volgen, wordt het programma regelmatig geëvalueerd.

2.   De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke en externe evaluatie van het programma.

3.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

a)

een jaarlijkse uiteenzetting over de uitvoering van het programma;

b)

uiterlijk op 31 maart 2010, een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma;

c)

uiterlijk op 31 december 2010, een mededeling over de voortzetting van het programma;

d)

uiterlijk op 31 maart 2015, een verslag over de evaluatie achteraf.

Artikel 16

Bekendmaking van projecten

De Commissie maakt jaarlijks de lijst bekend van acties die in het kader van het programma worden gefinancierd, met een korte beschrijving van elk project.

Artikel 17

Overgangsbepalingen

1.   Dit besluit vervangt met ingang van 1 januari 2007 de overeenkomstige bepalingen van Besluit 2002/630/JBZ.

2.   Op acties die vóór 31 december 2006 op grond van Besluit 2002/630/JBZ zijn aangevat, blijft tot de beëindiging ervan dat besluit van toepassing.

Artikel 18

Datum waarop het besluit van kracht wordt en toegepast wordt

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F.-W. STEINMEIER


(1)  Advies uitgebracht op 14 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

(3)  PB L 153 van 8.6.2001, blz. 1.

(4)  PB L 203 van 1.8.2002, blz. 5.

(5)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(6)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(7)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(9)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1248/2006 (PB L 227 van 19.8.2006, blz. 3).


Top