EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D1639

Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013)

OJ L 310, 9.11.2006, p. 15–40 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 054 P. 224 - 249
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 054 P. 224 - 249
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 053 P. 123 - 148

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32013R1287

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/1639/oj

9.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/15


BESLUIT Nr. 1639/2006/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 oktober 2006

tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 156, artikel 157, lid 3, en artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van Lissabon stelde zich op 23 en 24 maart 2000 ten doel om van de Europese Unie de meest competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Hij benadrukte het belang om een gunstig klimaat voor het midden- en kleinbedrijf (het MKB) te creëren en vond het belangrijk beste werkwijzen te verspreiden en toe te zien op een grotere convergentie tussen de lidstaten. Op 15 en 16 juni 2001 stelde de Europese Raad in Gotenburg de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling vast om ervoor te zorgen dat economische groei, sociale integratie en milieubescherming hand in hand gaan. De productiepatronen van ondernemingen spelen een belangrijke rol bij de duurzame ontwikkeling.

(2)

Om bij te dragen tot de vergroting van het concurrentie- en innovatievermogen van de Gemeenschap, de uitbouw van de kennismaatschappij en een duurzame ontwikkeling op basis van een evenwichtige economische groei moet een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (hierna „het kaderprogramma” genoemd) worden vastgesteld.

(3)

Dit is in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 2 februari 2005 aan de voorjaarsvergadering van de Europese Raad, getiteld „Samen werken aan werkgelegenheid en groei — Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie”. Hierin wordt gevraagd om maatregelen die groei en concurrentievermogen opleveren en het investeren en werken in Europa aantrekkelijker maken. Daarbij wordt herinnerd aan de noodzaak om ondernemersinitiatieven te stimuleren, voldoende durfkapitaal voor de oprichting van bedrijven aan te trekken en een sterke industriële basis in Europa te behouden, terwijl tegelijkertijd innovatie, en met name eco-innovatie, de verbreiding van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen moeten worden bevorderd. Terwijl het concurrentievermogen grotendeels tot stand komt door een vitaal bedrijfsleven dat werkzaam is in een open, competitieve markt en gesteund wordt door de juiste randvoorwaarden, en met name door een regelgeving die innovatie begunstigt, moet de communautaire financiering een rol spelen bij het realiseren van een hefboomeffect en aanvullende financiering bieden wanneer er sprake is van een marktfalen.

(4)

In het Europees Handvest voor kleine ondernemingen (hierna „het Handvest” genoemd), zoals onderschreven door de Europese Raad in Santa Maria de Feira op 19 en 20 juni 2000, worden kleine ondernemingen als „de ruggengraat van de Europese economie” aangeduid. In het nationale en Europese beleid dient nadrukkelijker rekening te worden gehouden met de specifieke aard, vereisten en verwachtingen van kleine en ambachtsbedrijven. In de maatregelen van de Gemeenschap ter bevordering van het MKB, zoals de mededeling „Het communautaire Lissabon-programma — Uitvoering van een modern KMO-beleid voor groei en werkgelegenheid” van de Commissie van 10 november 2005, dient rekening te worden gehouden met de doelstellingen in het Handvest en het kaderprogramma dient te worden gebruikt als middel om vooruitgang te boeken ten aanzien van de doelstellingen die daarin zijn opgenomen.

(5)

Het kaderprogramma dient met name gericht te zijn op het MKB, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (4). In het programma dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de specifieke kenmerken en vereisten van „gazelles”, alsook van kleine en ambachtsbedrijven en specifieke doelgroepen, zoals vrouwelijke ondernemers.

(6)

In het kaderprogramma moeten de specifieke maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van ondernemerschap, het MKB, het concurrentievermogen van de industrie, innovatie, ICT, milieutechnologieën en intelligente energie worden samengevoegd, die tot dusver waren geregeld in Besluit 96/413/EG van de Raad van 25 juni 1996 betreffende de uitvoering van een communautair actieprogramma ten behoeve van het concurrentievermogen van de Europese industrie (5), Beschikking nr. 1336/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende een geheel van richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken (6), Verordening (EG) nr. 1655/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 betreffende het Financieringsinstrument voor het milieu (Life) (7), Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005) (8), Beschikking 2001/48/EG van de Raad van 22 december 2000 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij (9), Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: „Intelligente energie — Europa” (2003-2006) (10) en Beschikking nr. 2256/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma (2003-2005) voor de monitoring van het eEuropa actieplan 2005, verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en informatiebeveiliging (Modinis) (11).

(7)

In het kaderprogramma dient een reeks gemeenschappelijke doelen te worden vastgesteld, alsmede de totale financiële middelen voor de uitvoering van deze doelen, verschillende soorten uitvoeringsmaatregelen en de regelingen voor toezicht en evaluatie en voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen.

(8)

In overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 11 maart 2003 getiteld „Innovatiebeleid: actualisering van de aanpak van de Europese Unie in de context van de strategie van Lissabon”, en in het licht van de Oslo-handleiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wordt onder innovatie verstaan de vernieuwing en uitbreiding van het gamma producten en diensten en van de daarmee samenhangende markten, de invoering van nieuwe ontwerp-, productie-, toeleverings- en distributiemethoden, de invoering van veranderingen in het beheer, de arbeidsorganisatie en de arbeidsomstandigheden en de kwalificaties van de werknemers, en omvat deze technologische, niet-technologische en organisatorische innovatie.

(9)

Activiteiten betreffende onderzoek en technologische ontwikkeling die in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag worden uitgevoerd, dienen buiten beschouwing te blijven in dit kaderprogramma, dat een aanvulling dient te zijn op het zevende kaderprogramma van de Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (12) (hierna „het zevende kaderprogramma voor OTO” genoemd), doordat aandacht wordt besteed aan innovaties, met inbegrip van zowel technologische als niet-technologische innovaties, die de laatste demonstratiefase hebben doorlopen en gereed zijn voor markttoepassing (het testen van innovaties voor toepassing op markten). Gewaarborgd dient te worden dat er geen financieringskloof ontstaat tussen onderzoek/ontwikkeling en toepassing (technologie-overdrachtsactiviteiten met inbegrip van de prezaaifase). Het financieren van de overdracht van onderzoeksresultaten naar commercialisering is derhalve een taak die uitgevoerd dient te worden in nauwe coördinatie met het zevende kaderprogramma voor OTO, alsmede andere van toepassing zijnde onderzoeksprogramma's.

(10)

Het kaderprogramma dient ook de markttoepassing te betreffen van bestaande technologieën die op een nieuwe en innovatieve wijze worden gebruikt. Onder bepaalde omstandigheden zullen proefprojecten voor technologische demonstratie onder beide programma's vallen, met name het kaderprogramma en het zevende kaderprogramma voor OTO. Dit zal alleen het geval zijn wanneer bepaalde technologische oplossingen (bijv. technische standaarden op ICT-gebied) moeten worden gevalideerd tijdens de markttoepassingsfase van een reeds op een andere wijze gedemonstreerde technologie.

(11)

Het kaderprogramma dient een aanvulling te zijn op de structuurfondsen en andere toepasselijke communautaire programma's, met erkenning van het feit dat elk instrument werkt op basis van zijn eigen specifieke procedures. Aldus zullen dezelfde in aanmerking komende kosten niet dubbel gefinancierd worden.

(12)

De gemeenschappelijke doelen van het kaderprogramma worden gerealiseerd door middel van specifieke programma's, getiteld „Programma voor ondernemerschap en innovatie”, „Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid” en „Programma Intelligente energie — Europa”.

(13)

In alle onder het kaderprogramma vallende programma's en activiteiten dient rekening te worden gehouden met de beginselen van transparantie en gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

(14)

Dit besluit stelt voor de gehele looptijd van het kaderprogramma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (13).

(15)

Voor ieder specifiek programma moet een eigen, indicatief budget gereserveerd worden.

(16)

Om ervoor te zorgen dat de financiering beperkt blijft tot ingrepen bij marktfalen en om marktverstoringen te vermijden, moet de financiering via het kaderprogramma in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften inzake staatssteun en de flankerende instrumenten en met de geldende communautaire definitie van het MKB.

(17)

Ingevolge de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (hierna „EER-overeenkomst” genoemd) en de protocollen bij de associatieovereenkomsten kunnen de desbetreffende landen aan de Gemeenschapsprogramma's deelnemen. Deelneming van andere landen is mogelijk wanneer overeenkomsten en procedures daartoe de mogelijkheid bieden.

(18)

Het kaderprogramma en de specifieke programma's moeten regelmatig worden gecontroleerd en geëvalueerd, zodat zij in voorkomend geval kunnen worden aangepast. Waar mogelijk moet in evaluatieverslagen de gendermainstreaming bij programma-activiteiten worden onderzocht.

(19)

Ook moeten passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude worden genomen. Ingevolge Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (14), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (15) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (16) moeten verder de nodige stappen worden gezet om verloren, ten onrechte uitbetaalde of onjuist bestede bedragen terug te vorderen.

(20)

De groei en het concurrentievermogen van ondernemingen in de industrie en de dienstensector hangen af van hun vermogen, zich snel aan veranderingen aan te passen, hun innovatieve potentieel te exploiteren en kwaliteitsproducten te ontwikkelen. Deze uitdaging geldt voor alle ondernemingen, ongeacht hun omvang, maar in het bijzonder voor kleinere ondernemingen. Het is daarom gepast het Programma voor ondernemerschap en innovatie vast te stellen.

(21)

De Gemeenschap kan als katalysator en coördinator van de inspanningen van de lidstaten optreden. Zij kan bijdragen aan hun prestaties en deze aanvullen, met name door de uitwisseling van nationale en regionale ervaringen en werkwijzen te bevorderen, door de beste werkwijzen en innovatieve ideeën vast te stellen en te verspreiden en door ertoe bij te dragen dat overal in Europa diensten ter ondersteuning van bedrijven en innovatie, met name voor het MKB, beschikbaar zijn.

(22)

In haar mededeling „Stimulering van technologieën voor duurzame ontwikkeling: een actieplan voor de Europese Unie inzake milieutechnologieën” van 28 januari 2004 aan de Raad en het Europees Parlement vraagt de Commissie om Gemeenschapsprogramma's ter ondersteuning van de ontwikkeling en verbreiding van milieutechnologieën en om het inzetten van financiële instrumenten om de risico's van investeringen in milieutechnologieën te delen.

(23)

Teneinde totstandkoming van een Europese markt voor innovatieve producten en diensten te ondersteunen, is het noodzakelijk dat de lidstaten en de Commissie aantrekkelijke voorwaarden scheppen voor innovatieve producten en diensten, onder meer door middel van een proactieve benadering van overheidsopdrachten, teneinde leidinggevende markten te creëren, waarbij tegelijkertijd de toegang voor het MKB en de kwaliteit van openbare diensten dienen te worden verbeterd, alsook door middel van betere regelgeving en normen op basis van een vroege anticipatie op de behoeften. De Commissie dient richtsnoeren te verstrekken over de kwestie van innovatievriendelijke overheidsopdrachten.

(24)

Met betrekking tot technologische innovatie dient het MKB ertoe te worden aangemoedigd, betrokken te raken bij hoogtechnologische sectoren, zoals ruimtevaart en veiligheid, en gestimuleerd te worden om toepassingen te ontwikkelen die worden aangeboden in het kader van het satellietnavigatiesysteem Galileo.

(25)

Eco-innovatie is elke vorm van innovatie die gericht is op significante en aantoonbare vooruitgang in de richting van het doel van duurzame ontwikkeling, door het beperken van milieu-effecten of het behalen van een efficiënter en verantwoordelijker gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie. Eco-innovatie is een progressief concept en het kaderprogramma moet derhalve kunnen reageren op veranderingen. De bevordering van eco-innovatie via het kaderprogramma is erop gericht een bijdrage te leveren tot de tenuitvoerlegging van het actieplan inzake milieutechnologieën.

(26)

Rekening houdend met de activiteiten in het kader van het Life+-milieuprogramma (hierna „Life+” genoemd) dient het kaderprogramma de verbreiding van milieutechnologieën via proefprojecten en markttoepassingsprojecten te stimuleren, waardoor de kloof tussen succesvolle demonstratie van innovatieve technologieën en aanvaarding daarvan door de markt wordt verkleind en barrières voor marktpenetratie worden weggenomen, waardoor vrijwillige vormen van aanpak op gebieden zoals het milieubeheer worden bevorderd, alsmede het samenbrengen van relevante actoren in netwerken. Het dient eco-innovatie door ondernemingen te ondersteunen via projecten en mede-investeringen in risicokapitaalfondsen, maar geen dubbele financiering te verstrekken voor kosten die gefinancierd worden uit hoofde van Life+.

(27)

De financiële marktinstrumenten van de Gemeenschap ten behoeve van het MKB vormen een aanvulling op de nationale financiële programma's en zorgen voor een hefboomwerking. Zij kunnen met name particuliere investeringen voor de oprichting van nieuwe innovatieve bedrijven stimuleren en bedrijven met een hoog groeipotentieel die zich nog in hun ontwikkelingsfase bevinden, helpen om een vastgesteld tekort aan eigen vermogen te verkleinen. Zij kunnen de toegang van bestaande bedrijven uit het MKB tot leningen voor activiteiten ter ondersteuning van hun concurrentievermogen en groeipotentieel verbeteren.

(28)

Het Europees Investeringsfonds (EIF) is het gespecialiseerde Gemeenschapsinstrument dat risicokapitaal en garantie-instrumenten voor het MKB beschikbaar stelt. Dit Fonds besteedt speciale aandacht aan de ondersteuning van microfinanciering en financiering in een vroeg stadium in overeenstemming met de marktvraag en de beste werkwijzen. Het draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap, onder meer waar het gaat om de kennismaatschappij, innovatie, groei, werkgelegenheid en de bevordering van een ondernemingszin. Het EIF zorgt voor de noodzakelijke continuïteit in het beheer van Gemeenschapsprogramma's en heeft daarbij veel ervaring opgedaan. Dat het EIF namens de Commissie communautaire financiële instrumenten ten behoeve van het MKB beheert, wordt dan ook door onafhankelijke deskundigen als een goede werkwijze beschouwd. Het EIF is ook deskundig op het gebied van de ondersteuning van nieuwe, op publiek-private samenwerking gebaseerde acties van de lidstaten, die ten doel hebben op de kapitaalmarkten risicovolle investeringen aan te trekken ten behoeve van innovatieve kleine bedrijven.

(29)

Op handen zijnde veranderingen in het financiële klimaat en nieuwe boekhoudnormen leiden ertoe dat financiële instellingen gevoeliger worden voor risico's en dat er een ratingcultuur ontstaat, waardoor de kredietvoorziening aan het MKB, tenminste gedurende een overgangsfase, kan worden ingeperkt. Het Programma voor ondernemerschap en innovatie moet daarom inspelen op de veranderende financiële behoeften van het MKB, waaronder de behoefte aan financiering vanuit de regio en de aanpassing aan het nieuwe financiële klimaat, maar moet marktverstoringen vermijden. Voorts dienen de activiteiten bij te dragen tot verbetering van het vermogen van financiële instellingen om de risico's in verband met innovatie te beoordelen, met het oog op het ontwikkelen van een technologiewaarderingssysteem, en tot verbetering van het vermogen van het MKB om de financieringsinstrumenten die door de markt worden aangeboden, beter te benutten.

(30)

Diensten van hoge kwaliteit ter ondersteuning van het bedrijfsleven en innovatie spelen een belangrijke rol bij het doorgeven van informatie aan het MKB over de werking en de mogelijkheden van de interne markt voor goederen en diensten en bij de transnationale overdracht van innovatie, kennis en technologie. Ook zijn zij van cruciaal belang bij het vergemakkelijken van de toegang van de bedrijven uit het MKB tot informatie over de Gemeenschapswetgeving die op hen van toepassing is, en ook over toekomstige wetgeving, zodat zij zich daarop kunnen voorbereiden en op kosteneffectieve wijze daarop kunnen inspelen. Met de bestaande Europese ondersteuningsnetwerken voor bedrijven, zoals de Euro Info Centres (EIC's) en de Innovation Relay Centres (IRC's), zijn aanzienlijke ervaringen opgedaan en vaardigheden ontwikkeld. Uit externe analyses is gebleken dat de horizontale rol bij het verlenen van Europese diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven moet worden versterkt, met inbegrip van het optimaliseren van de samenwerking tussen bestaande diensten en helpdesks, met als oogmerk een „één-loket” te scheppen gegrond op de toezegging dat ondersteuning overal kan gegeven worden waar ze gevraagd wordt. Dit betreft de verspreiding van informatie over Gemeenschapsprogramma's en de bevordering van de deelname van het MKB aan die programma's, en met name aan het zevende kaderprogramma voor OTO. Verder blijkt uit analyses dat het belangrijk is om de interactie tussen de Commissie en het MKB te vergemakkelijken.

(31)

De Gemeenschap dient zich te voorzien van een degelijke analytische basis ter ondersteuning van de beleidsvorming op het gebied van het MKB, het ondernemerschap, de innovatie en het concurrentievermogen in de industrie. Die basis moet een toegevoegde waarde leveren aan de informatie die op nationaal niveau op deze gebieden beschikbaar is. De Gemeenschap moet zorgen voor de gemeenschappelijke ontwikkeling van concurrentievermogensstrategieën voor de industrie en de dienstensector en voor de bevordering van beste werkwijzen met betrekking tot het ondernemingsklimaat en de ondernemingscultuur, met inbegrip van vaardigheden, maatschappelijk verantwoord ondernemen en gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Ook moet zij de opkomst van jonge ondernemers bevorderen door onder meer opleiding en permanente scholing en doorstroming van school naar hoger onderwijs.

(32)

De Europese Raad van 20 en 21 maart 2003 in Brussel gaf prioriteit aan innovatie en ondernemerschap en benadrukte dat Europa meer moet doen om ideeën in een werkelijke toegevoegde waarde om te zetten. Hij riep ertoe op, de voorwaarden te creëren waarbij het bedrijfsleven tot innovatie overgaat. Het lineaire innovatiemodel, waarbij wordt verondersteld dat onderzoek rechtstreeks tot innovatie leidt, blijkt niet te volstaan om de innovatieprestaties te verklaren of om goede beleidsreacties op innovatiegebied te ontwerpen. Ervan uitgaande dat het innovatieproces staat of valt met de ondernemingen, moeten de financiering ter stimulering van innovatieve activiteiten van ondernemingen en ter voorbereiding van de aanvaarding door de markt van een innovatie, alsmede de innovatiegovernance en -cultuur deel gaan uitmaken van het Programma voor ondernemerschap en innovatie. Dit moet ertoe bijdragen dat innovatie het concurrentievermogen helpt bevorderen en tot een praktische toepassing in het bedrijfsleven leidt. De Europese Raad van 25 en 26 maart 2004 in Brussel voegde hieraan nog toe, dat schone technologieën van levensbelang zijn voor een volledige exploitatie van de synergieën tussen het bedrijfsleven en het milieu. De bevordering van eco-innovatie, waartoe ook innovatieve schone technologieën behoren, kan ertoe bijdragen om de mogelijkheden hiervan te exploiteren.

(33)

De markt voor de overdracht en absorptie van kennis is vaak ondoorzichtig en het gebrek aan informatie of het niet in staat zijn om contacten te leggen, leidt tot marktbelemmeringen. Bedrijven vinden het ook moeilijk, technologieën die geen deel uitmaken van hun traditionele werkterrein, in hun arbeidsproces te integreren en om toegang te krijgen tot nieuwe soorten vaardigheden. De financiële risico's bij innovatie kunnen hoog zijn, terwijl de winstgevendheid door problemen bij de ontwikkeling kan worden vertraagd en de belastingen het verschil kunnen maken tussen succes en mislukking. De vaardigheden die nodig zijn om de mogelijkheden te gebruiken, zijn wellicht niet in voldoende mate aanwezig. Belemmeringen van institutionele of regelgevende aard kunnen het ontstaan van en de toegang tot nieuwe markten vertragen of hinderen. Het faillissementsrecht kan, vanwege de angst voor mislukking, een sterk ontmoedigend effect hebben op de bereidheid om ondernemersrisico's aan te gaan. Bovendien ligt het vaak aan de economische omstandigheden, of bedrijven wel of niet gaan innoveren. De ontwikkeling van een bedrijfsomgeving die bevorderlijk is voor ondernemerschap, concurrentie en innovatie dient ook de verbetering van bedrijfs- en aan innovatie gerelateerde economische en administratieve hervormingen te behelzen, in het bijzonder ten behoeve van grotere concurrentiekracht, vermindering van de administratieve lasten voor het MKB en een betere regelgevingsomgeving voor ondernemerschap, het opzetten en overdragen van bedrijven, groei en innovatie.

(34)

Die belemmeringen voor de marktpenetratie van innovatietechnologieën zijn bijzonder belangrijk wanneer het gaat om milieutechnologieën. De milieukosten van goederen en diensten komen vaak niet volledig tot uiting in de marktprijzen. Het gedeelte van de kosten dat niet in de marktprijs tot uiting komt, komt ten laste van de gemeenschap als geheel en niet van de veroorzakers van de vervuiling. Dit marktfalen en het belang dat de Gemeenschap erbij heeft om op een kosteneffectievere wijze natuurlijke hulpbronnen te behouden, vervuiling te voorkomen en het milieu te beschermen, rechtvaardigen de grotere steun voor eco-innovatie.

(35)

De Gemeenschapsacties op innovatiegebied hebben ten doel de ontwikkeling van een innovatiebeleid in de lidstaten en de regio's te ondersteunen en de toepassing van synergieën tussen het innovatiebeleid en de ondersteunende activiteiten van Europa, de lidstaten en de regio's te vergemakkelijken. De Gemeenschap is in staat, transnationale uitwisselingen, het wederzijdse leerproces en netwerkvorming te bevorderen en samenwerking bij het innovatiebeleid te stimuleren. Netwerkvorming door belanghebbenden is de sleutel voor een vergemakkelijking van de kennis- en ideeënstroom die noodzakelijk is voor innovatie.

(36)

De resolutie waaraan de Raad tijdens de Raad Telecommunicatie van 9 december 2004 in Brussel zijn goedkeuring hechtte, biedt de grondslag voor het voorstel voor een nieuw initiatief op het gebied van de informatiemaatschappij ter versterking van de bijdrage van de informatiemaatschappij aan de prestaties van Europa. In haar bovenvermelde mededeling van 2 februari 2005 stelt de Commissie voor, de inspanningen erop te concentreren om „sterkere en duurzame groei [te] bewerkstelligen en meer en betere banen [te] creëren”. Zij benadrukt, dat de verbreiding van ICT in zowel de private als de openbare sector een belangrijk element voor de verbetering van Europa's innovatieprestaties en concurrentievermogen is. Daarom dient het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid te worden vastgesteld.

(37)

Acties in het kader van het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid dienen ook bij te dragen tot de doelstellingen van de i2010-strategie, terwijl tevens rekening dient te worden gehouden met andere communautaire programma's op ICT-gebied, teneinde duplicatie van inspanningen te vermijden.

(38)

ICT zijn de ruggengraat van de kenniseconomie. Zij nemen ongeveer de helft van de productiviteitsgroei in moderne economieën voor hun rekening en bieden unieke oplossingen voor de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen. De verbetering van diensten van de overheidssector en van algemeen belang moet plaatsvinden in nauwe samenwerking met de desbetreffende communautaire beleidsgebieden van de Gemeenschap, zoals gezondheidszorg, onderwijs en opleiding, milieu, vervoer, ontwikkeling van de interne markt en mededinging.

(39)

De toepassing en het beste gebruik van innovatieve oplossingen op basis van ICT moeten worden gestimuleerd, met name wanneer het gaat om diensten op gebieden van openbaar belang met inbegrip van het verbeteren van de kwaliteit van het leven van minder bevoordeelde groepen in de samenleving, zoals gehandicapten en ouderen. De ondersteuning door de Gemeenschap moet ook de coördinatie en de uitvoering van acties voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in alle lidstaten vergemakkelijken.

(40)

In de tussentijdse evaluatie van het eTEN-programma (trans-Europees netwerk voor telecom) wordt voor communautaire interventies bij projecten ter ondersteuning van trans-Europese diensten op gebieden van openbaar belang een door vraag gestuurde aanpak aanbevolen.

(41)

De mededelingen van de Commissie over de elektronische overheid en de elektronische gezondheidszorg en de conclusies van de Raad in verband hiermee verlangen een grotere inspanning op het gebied van innovatie, de uitwisseling van goede werkwijzen en interoperabiliteit en stellen vast dat er behoefte bestaat aan grotere synergieën tussen verwante programma's van de Gemeenschap. Interoperabiliteit is van groot belang voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij.

(42)

Er is bij Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (17), Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (18) en Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (19) een wettelijk kader vastgesteld om in te spelen op de uitdagingen van de digitale inhoud in de informatiemaatschappij.

(43)

Uiteenlopende praktijken van de lidstaten werpen belemmeringen op die een ruime toegang tot en het hergebruik van overheidsinformatie in de Europese Unie tegenhouden.

(44)

Bij de Gemeenschapsacties inzake digitale inhoud moet rekening worden gehouden met de meertaligheid en culturele verscheidenheid van de Gemeenschap.

(45)

De natuurlijke hulpbronnen, die ingevolge artikel 174 van het Verdrag behoedzaam en rationeel moeten worden gebruikt, omvatten, naast de duurzame energiebronnen, ook aardolie, aardgas en vaste brandstoffen, die weliswaar essentiële energiebronnen zijn, maar tevens de voornaamste bronnen van kooldioxide-emissies zijn.

(46)

Het Groenboek „Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening” van de Commissie stelde dat de Europese Unie steeds afhankelijker van externe energiebronnen wordt en dat haar afhankelijkheid in de komende 20 tot 30 jaar tot 70 % zou kunnen toenemen. Daarom legde het de nadruk op de noodzaak, het aanbodbeleid in evenwicht te brengen door duidelijke maatregelen ten behoeve van een op de vraag gericht beleid te nemen, en riep het op tot een beheerster en milieuvriendelijker gebruik, met name door vervoer en bouwnijverheid. Ook werd gevraagd om aan de aanbodzijde prioriteit te geven aan de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energiebronnen, enerzijds als reactie op de uitdaging van de aardopwarming en anderzijds om het vroeger al eens in actieprogramma's en resoluties gestelde doel te bereiken om het aandeel van energie uit duurzame energiebronnen in het bruto binnenlandse verbruik uiterlijk in 2010 tot 12 % op te voeren.

(47)

Ingevolge Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit duurzame energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (20) moeten de lidstaten nationale indicatieve streefcijfers vaststellen die verenigbaar zijn met het algemene indicatieve streefcijfer van de Gemeenschap: 12 % van het bruto binnenlandse energieverbruik uiterlijk in 2010, en in het bijzonder met het indicatieve aandeel van de elektriciteit uit duurzame energiebronnen: 22,1 % in het totale elektriciteitsverbruik van de Gemeenschap uiterlijk in 2010. In de mededeling „Het aandeel van hernieuwbare energie in de Europese Unie” van de Commissie van 26 mei 2004 wordt ervoor gewaarschuwd dat het streefcijfer van een aandeel van duurzame energie in het totale energieverbruik van de Gemeenschap van 12 % in 2010 alleen haalbaar is wanneer omvangrijke extra acties worden ondernomen.

(48)

Ingevolge Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen (21) moeten de lidstaten voor nieuwe en bestaande gebouwen minimumeisen inzake energieprestaties toepassen, zorgen voor een energiecertificering van gebouwen en eisen dat cv-ketels en airconditioningsystemen in gebouwen regelmatig worden gekeurd.

(49)

Ingevolge Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (22) moeten de lidstaten erop toezien dat een minimaal aandeel van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen op hun markten wordt aangeboden.

(50)

Ingevolge Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG (23) moeten de lidstaten analyses van hun potentieel voor hoogrendabele warmtekrachtkoppeling uitvoeren en steunregelingen vaststellen die in overeenstemming zijn met het vastgestelde nationale potentieel.

(51)

Om de uitvoering van deze Gemeenschapsmaatregelen te vergemakkelijken, een grotere marktpenetratie voor hernieuwbare energiebronnen te bereiken en de energie-efficiëntie te verbeteren, is er behoefte aan specifieke communautaire stimuleringsprogramma's, die de voorwaarden moeten scheppen voor de overgang naar duurzame energiesystemen; in het bijzonder moet steun worden gegeven aan de normalisering van de apparatuur waarmee duurzame energiebronnen worden geproduceerd of verbruikt, moet de technologie op ruimere schaal worden toegepast en moeten de beste werkwijzen bij het beheer van de vraagzijde worden verbreid. Hetzelfde geldt voor Gemeenschapsmaatregelen in verband met de etikettering van de energie-efficiëntie van elektrische, elektronische, kantoor- en communicatieapparatuur en de normalisering van verlichtings-, verwarmings- en airconditioningsystemen. Daarom moet het Programma Intelligente energie — Europa worden vastgesteld.

(52)

Het Programma Intelligente energie — Europa moet bijdragen tot het bereiken van de algemene doelstellingen van verbetering van energiediversificatie, verbetering van de zekerheid van de energievoorziening en verhoging van het concurrentievermogen van ondernemingen in de Europese Unie, met name van bedrijven uit het MKB, waarbij tegelijkertijd het milieu moet worden beschermd en aan de internationale verplichtingen op dit gebied moet worden voldaan. De maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in het kader van dat specifieke programma dienen tevens gericht te zijn op technologische verbeteringen van productieprocessen en efficiëntiewinsten via verbetering van de vervoerslogistiek.

(53)

Om ervoor te zorgen dat de vastgestelde strategie voor duurzame energie zich in volle omvang kan ontplooien, is het niet alleen noodzakelijk dat de Gemeenschap de ontwikkeling en uitvoering van het beleid blijft steunen en bestaande, niet-technologische belemmeringen door middel van uitgebreide voorlichtingscampagnes verwijdert, maar moet bovenal in de gehele Gemeenschap sneller steun worden gegeven aan investeringen in innovatieve technologieën, waarvan de aanvaarding door de markt moet worden gestimuleerd.

(54)

Hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie bieden niet alleen milieuvoordelen, zij behoren ook tot de snelst groeiende bedrijfstakken in de Gemeenschap en creëren nieuwe, innovatieve banen. De Europese industrie is de nummer één ter wereld bij de ontwikkeling van technologieën voor de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energie. Deze technologieën bevorderen de economische en sociale cohesie en voorkomen de verspilling van natuurlijke hulpbronnen.

(55)

Beschikking nr. 1230/2003/EG loopt af op 31 december 2006.

(56)

Drie van de vier specifieke gebieden van het bij Beschikking nr. 1230/2003/EG vastgestelde programma moeten in het kader van dit kaderprogramma worden voortgezet: i) de bevordering van energie-efficiëntie en het rationele gebruik van energiebronnen („Save”), ii) de bevordering van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen („Altener”) en iii) de bevordering van energie-efficiëntie en het gebruik van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen in het vervoer („Steer”).

(57)

De internationale dimensie („Coopener”) van het bij Beschikking nr. 1230/2003/EG vastgestelde programma moet worden voortgezet in het kader van het nieuwe Gemeenschapsinstrument voor buitenlandse hulp als onderdeel van een thematisch programma voor milieubehoud en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie. Er moet echter worden gezorgd voor een nauwe samenhang tussen het toepasselijke deel van het thematische programma en het Programma Intelligente energie — Europa, teneinde bedrijven uit het MKB te helpen om te profiteren van de potentiële markten voor intelligente energie die buiten Europa bestaan.

(58)

Overeenkomstig de beginselen van goed bestuur en betere regelgeving heeft de Commissie onafhankelijke deskundigen opgedragen vooraf een evaluatie te maken van een hernieuwd communautair meerjarenprogramma op energiegebied, dat op 31 december 2006 het huidige Programma Intelligente energie — Europa zou moeten opvolgen. In hun verslag komen de deskundigen tot de conclusie dat het noodzakelijk is dat programma na 2006 voort te zetten en er een uitgebreider en ambitieuzer instrument van te maken. Dit programma moet voorts worden opgezet met het oog op verdere verbetering van de Europese kracht en uitmuntendheid op het gebied van duurzame-energietechnologieën en de toepassing daarvan.

(59)

Bij de uitvoering van het kaderprogramma dient rekening te worden gehouden met de noodzaak van gebruiksvriendelijkheid en administratieve vereenvoudiging. De Commissie dient een gebruikershandleiding met daarin een duidelijk, eenvoudig en transparant raamwerk van algemene beginselen voor de deelname van de begunstigden aan het kaderprogramma te publiceren en zo wijd mogelijk te verspreiden. Dit dient met name de deelname van het MKB te vergemakkelijken. De gebruikershandleiding dient beschrijvingen van de rechten en plichten van de begunstigden te bevatten, financiële bepalingen, zoals in aanmerking komende kosten en steunpercentages, beginselen voor administratieve regels en procedures, in het bijzonder gebruiksvriendelijke aanvraagprocedures met, waar passend, een tweetrapsaanvraagprocedure en met de voorwaarde dat een dergelijke procedure de tijdsspanne tussen evaluatie en ondertekening van het contract niet verlengt, de regels voor het gebruik en de verspreiding van de resultaten van projecten en beginselen voor de evaluatie, selectie en gunning van voorstellen.

(60)

De Commissie kan voor de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma, op basis van een kosten-batenanalyse, gebruikmaken van een nieuw of een bestaand uitvoerend agentschap, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (24).

(61)

Het kaderprogramma moet voorts het denken over toekomstige structuren en behoeften in verband met Europees innovatiebeleid ondersteunen.

(62)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit ter vergroting van het concurrentie- en innovatievermogen van de Gemeenschap, wegens de noodzaak van multilateraal partnerschap, transnationale mobiliteit en de uitwisseling van informatie in de gehele Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de aard van de noodzakelijke acties en maatregelen beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(63)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (25).

(64)

Gezien de aard van de onderwerpen die in het kader van de specifieke programma's worden behandeld, moet de Commissie voor de uitvoering van ieder specifiek programma door een ander comité worden bijgestaan. Deze comités komen op gezette tijden tegelijkertijd bijeen om in gezamenlijke zittingen de horizontale of van algemeen belang zijnde kwesties te bespreken die door het Comité van beheer voor het Programma voor ondernemerschap en innovatie (POI-beheerscomité) in samenwerking met de Commissie zijn vastgesteld.

(65)

In het belang van verbetering van de samenhang tussen elementen van het kaderprogramma en de doeltreffendheid van het kaderprogramma, wordt de Commissie met advies bijgestaan door een Raad voor strategisch advies inzake concurrentievermogen en innovatie.

(66)

Bij Besluit nr. 456/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa (26) is een meerjarenprogramma, eContentplus genaamd, vastgesteld. Dat besluit loopt op 31 december 2008 af. Daarna dienen de maatregelen om de digitale inhoud in Europa toegankelijker, bruikbaarder en beter exploiteerbaar te maken, te worden voortgezet in het kader van het bij dit besluit vastgestelde Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid.

(67)

De in Beschikking 96/413/EG vervatte maatregelen moeten in het Programma voor ondernemerschap en innovatie worden geïntegreerd. Beschikking 96/413/EG dient derhalve te worden ingetrokken,

BESLUITEN:

TITEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

Artikel 1

Vaststelling

1.   Bij dit besluit wordt een kaderprogramma voor communautaire maatregelen op het gebied van concurrentievermogen en innovatie, hierna het „kaderprogramma” genoemd, met speciale aandacht voor de behoeften van het MKB, met een looptijd van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 vastgesteld.

2.   Het kaderprogramma draagt bij tot het concurrentie- en innovatievermogen van de Gemeenschap als moderne kennismaatschappij, gekenmerkt door duurzame ontwikkeling die gebaseerd is op een robuuste economische groei, op een zeer concurrentiële sociale markteconomie met een hoog beschermingsniveau en op verbetering van de milieukwaliteit.

3.   Activiteiten betreffende onderzoek en technologische ontwikkeling evenals demonstratie die in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag worden uitgevoerd, blijven in het kaderprogramma buiten beschouwing. Het kaderprogramma draagt bij tot het dichten van de kloof tussen onderzoek en innovatie en bevordert alle vormen van innovatie.

Artikel 2

Doelen

1.   Het kaderprogramma heeft de volgende doelen:

a)

stimulering van het concurrentievermogen van ondernemingen, in het bijzonder van het midden- en kleinbedrijf (MKB);

b)

bevordering van alle vormen van innovatie met inbegrip van eco-innovatie;

c)

versnelling van de ontwikkeling van een duurzame, competitieve, innovatieve en inclusieve informatiemaatschappij;

d)

bevordering van energie-efficiëntie en nieuwe en hernieuwbare energiebronnen in alle sectoren, met inbegrip van het vervoer.

2.   De doelen van het kaderprogramma worden gerealiseerd door uitvoering van de volgende specifieke, in titel II vastgestelde programma's, hierna „de specifieke programma's” genoemd:

a)

Programma voor ondernemerschap en innovatie;

b)

Programma ter ondersteuning van het beleid inzake informatie- en communicatietechnologie (ICT);

c)

Programma Intelligente energie — Europa.

Artikel 3

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma bedragen 3 621 300 000 EUR.

2.   Een indicatieve verdeling van de voor de specifieke programma's beschikbare middelen is opgenomen in bijlage I.

3.   De beschikbare jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van het financiële kader toegestaan door de begrotingsautoriteit.

Artikel 4

Deelname van derde landen

Dit kaderprogramma staat open voor deelname van:

a)

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in de EER-overeenkomst;

b)

de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten die onder een pretoetredingsstrategie vallen, overeenkomstig de algemene beginselen en de algemene voorwaarden die in de respectieve kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad voor deelname van deze landen aan EG-programma's zijn vastgesteld;

c)

de westelijke Balkanlanden, overeenkomstig de bepalingen die na de vaststelling van de kaderovereenkomsten voor de deelname door deze landen aan EG-programma's worden overeengekomen;

d)

andere derde landen wanneer overeenkomsten en procedures daartoe de mogelijkheid bieden.

HOOFDSTUK II

Uitvoering van het kaderprogramma

Artikel 5

Jaarlijkse werkprogramma's

1.   De Commissie stelt, volgens de procedure van artikel 46, lid 2, een jaarlijks werkprogramma voor de specifieke programma's vast, daarbij rekening houdend met de noodzaak van aanpassing aan toekomstige ontwikkelingen, in het bijzonder na de tussentijdse evaluatie.

De Commissie zorgt voor de uitvoering van de jaarlijkse werkprogramma's en houdt het Europees Parlement volledig en zonder uitstel op de hoogte van de voorbereiding en tenuitvoerlegging ervan.

2.   Wijzigingen van de jaarlijkse werkprogramma's die betrekking hebben op toegewezen begrotingsmiddelen van meer dan 1 miljoen EUR, worden goedgekeurd volgens de procedure van artikel 46, lid 2.

Artikel 6

Gemeenschappelijke uitvoeringsmaatregelen voor het kaderprogramma

1.   De instrumenten zoals geschetst in hoofdstuk I, afdeling 2, hoofdstuk II, afdeling 2, en hoofdstuk III, afdeling 2, van titel II vormen een gemeenschappelijk instrumentarium voor het kaderprogramma. Zij kunnen tevens worden gebruikt voor het behalen van de doelstellingen van elk specifiek programma zoals beschreven in het van toepassing zijnde jaarlijkse werkprogramma. Een alomvattende lijst van instrumenten met inbegrip van alle bijzonderheden wordt opgenomen in de gebruikershandleiding zoals bedoeld in artikel 47.

2.   Op de verleende financiering zijn de communautaire voorschriften inzake overheidssteun en de flankerende instrumenten volledig van toepassing. De regels van de Gemeenschap ten aanzien van de toegang van het publiek tot documenten zijn van toepassing. Er wordt rekening gehouden met de beginselen van transparantie en gendermainstreaming.

Artikel 7

Technische bijstand

De in het kader van dit besluit vastgestelde financiële middelen kunnen ook worden belast met de noodzakelijke uitgaven die verband houden met voorbereidende activiteiten, toezicht, controle, audits en evaluaties die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de effectieve en efficiënte uitvoering van dit besluit en voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen.

Deze activiteiten betreffen met name studies, vergaderingen, voorlichtingsactiviteiten, publicaties, uitgaven voor computerhulpmiddelen, -systemen en -netwerken voor de uitwisseling en verwerking van gegevens, alsmede alle andere uitgaven voor technische, wetenschappelijke en administratieve bijstand en expertise waaraan de Commissie bij de uitvoering van het besluit behoefte mocht hebben.

Artikel 8

Toezicht en evaluatie

1.   De Commissie oefent regelmatig toezicht uit op de uitvoering van het kaderprogramma en zijn specifieke programma's. Zij onderzoekt tevens of er sprake is van synergieën binnen het kaderprogramma en met andere aanvullende communautaire programma's, alsook, waar mogelijk, met nationale programma's die mede door de Europese Unie worden gefinancierd. Waar mogelijk onderzoekt zij de genderdimensie en de eerbiediging van het non-discriminatiebeginsel bij programma-activiteiten.

De Commissie stelt jaarlijks voor het kaderprogramma en voor ieder specifiek programma een uitvoeringsverslag op, waarin de ondersteunde activiteiten worden onderzocht aan de hand van de financiële uitvoering, de resultaten en, waar mogelijk, de effecten. In het jaarverslag van het specifieke programma „Ondernemerschap en innovatie” worden activiteiten op het gebied van eco-innovaties duidelijk aangegeven.

2.   Het kaderprogramma en zijn specifieke programma's zijn het voorwerp van tussentijdse en eindevaluaties. In die evaluaties worden onderwerpen zoals relevantie, coherentie en synergieën, doeltreffendheid, efficiëntie, duurzaamheid en nut behandeld, alsook, indien mogelijk en nodig, de verdeling van de kredieten over sectoren. Tijdens de eindevaluatie wordt voorts de mate bezien waarin via het kaderprogramma als geheel en via ieder specifiek programma de gestelde doelen zijn bereikt.

In verband met de tussentijdse en eindevaluaties worden de methoden toegepast die nodig zijn om te meten welke invloed het kaderprogramma en ieder specifiek programma hebben op de gestelde doelen, onder meer concurrentievermogen, innovatie, ondernemerschap, productiviteitsgroei, werkgelegenheid en milieu.

Tijdens de evaluaties wordt de kwaliteit onderzocht van de in artikel 21, lid 2, bedoelde diensten die worden geboden door de netwerkpartners. In de tussentijdse evaluaties kunnen ook elementen uit vroegere programma's achteraf worden geëvalueerd.

3.   De tussentijdse en eindevaluaties van de specifieke programma's en de noodzakelijke toewijzingen uit de begroting worden opgenomen in de respectieve jaarlijkse werkprogramma's.

In de jaarlijkse werkprogramma's wordt een reeks meetbare doelen vastgesteld voor iedere specifieke actie en worden er aangepaste beoordelingscriteria en een reeks kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren bepaald om de doelmatigheid te meten van resultaten die zullen bijdragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van het kaderprogramma als een geheel en van het desbetreffende specifieke programma.

De tussentijdse en eindevaluatie van het kaderprogramma en de noodzakelijke toewijzingen uit de begroting worden opgenomen in het jaarlijkse werkprogramma voor het „Programma voor ondernemerschap en innovatie”.

4.   De tussentijdse evaluatie van het kaderprogramma wordt uiterlijk op 31 december 2009 afgesloten en de eindevaluatie uiterlijk op 31 december 2011.

Het tijdschema voor de tussentijdse en eindevaluaties van de specifieke programma's wordt zodanig vastgesteld dat met de resultaten ervan rekening kan worden gehouden in de tussentijdse en eindevaluatie van het kaderprogramma.

5.   De Commissie deelt de jaarlijkse verslagen over de uitvoering, de resultaten van de tussentijdse en eindevaluaties van het kaderprogramma en de specifieke programma's daarvan mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 9

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1.   De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden beschermd door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EG) nr. 1073/1999.

2.   Voor de uit hoofde van dit besluit gefinancierde communautaire acties zijn Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing op elke schending van een bepaling van het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van niet-nakoming van een op grond van het kaderprogramma bedongen contractuele verplichting, als gevolg van een handelen of nalaten van een marktdeelnemer, die door een ongerechtvaardigde uitgave een nadelig effect heeft of zou hebben op de algemene begroting van de Europese Unie of op door de Europese Unie beheerde budgetten.

3.   Alle uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van dit besluit voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger en in audits van de Europese Rekenkamer, indien nodig ter plaatse.

TITEL II

SPECIFIEKE PROGRAMMA'S

HOOFDSTUK 1

Programma voor ondernemerschap en innovatie

Afdeling 1

Doelstellingen en werkterreinen

Artikel 10

Vaststelling en doelstellingen

1.   Hierbij wordt het programma voor ondernemerschap en innovatie ter ondersteuning van het bedrijfsleven, met name het MKB, ondernemerschap, innovatie, met inbegrip van eco-innovatie, en het concurrentievermogen van de industrie vastgesteld (hierna het „Programma voor ondernemerschap en innovatie” genoemd).

2.   Het Programma voor ondernemerschap en innovatie omvat acties ter ondersteuning, verbetering, stimulering en bevordering van:

a)

toegang tot financiering voor de start en groei van bedrijven uit het MKB en de investering in innoverende activiteiten;

b)

het scheppen van een gunstig samenwerkingsklimaat voor het MKB, met name op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking;

c)

iedere vorm van innovatie in bedrijven;

d)

eco-innovatie;

e)

een ondernemerschaps- en innovatiecultuur;

f)

economische en administratieve hervormingen inzake ondernemingen en innovatie.

Artikel 11

Toegang tot financiering voor de start en groei van bedrijven uit het MKB

Acties in verband met de toegang tot financiering voor de start en groei van bedrijven uit het MKB en de investering in innoverende activiteiten, met inbegrip van eco-innovatie, kunnen betrekking hebben op:

a)

vergroting van de investeringsvolumes van risicokapitaalfondsen en door „business angels” gesteunde investeringsvehikels;

b)

het bieden van een hefboomeffect aan instrumenten voor financiering met vreemd vermogen ten behoeve van het MKB;

c)

verbetering van het financiële klimaat voor en de investeringsbereidheid van het MKB.

Artikel 12

Samenwerking van het MKB

Acties in verband met samenwerking van het MKB kunnen betrekking hebben op:

a)

bevordering van diensten ter ondersteuning van het MKB;

b)

het bijdragen aan maatregelen om bedrijven uit het MKB te helpen bij en aan te moedigen tot samenwerking met andere ondernemingen en andere innovatieactoren in andere landen, met inbegrip van inspanningen om het MKB bij de Europese en internationale normalisatie te betrekken;

c)

bevordering en vergemakkelijking van internationale samenwerking tussen ondernemingen, inclusief op regionaal niveau, alsook via MKB-netwerken die de coördinatie en ontwikkeling van hun economische en industriële werkzaamheden bevorderen.

Artikel 13

Innoverende activiteiten

Acties in verband met innovatie kunnen betrekking hebben op:

a)

bevordering van sectorspecifieke innovatie, clusters, innovatienetwerken, publiek-private samenwerking op innovatiegebied en samenwerking met relevante internationale organisaties, en de toepassing van innovatiebeheer;

b)

ondersteuning van nationale en regionale bedrijfsinnovatieprogramma's;

c)

ondersteuning van de verbreiding van innovatieve technologie en concepten, en de vernieuwende toepassing van bestaande technologie en concepten;

d)

ondersteunende diensten voor transnationale kennis- en technologieoverdracht en voor de bescherming en het beheer van intellectuele en industriële eigendom;

e)

het ontwikkelen en onderzoeken van nieuwe soorten innovatiediensten;

f)

het bevorderen van technologie en kennis door archivering en overdracht van gegevens.

Artikel 14

Op eco-innovatie gerichte activiteiten

Op eco-innovatie gerichte activiteiten kunnen betrekking hebben op:

a)

steun voor de verbreiding van milieutechnologie en op eco-innovatie gerichte activiteiten;

b)

mede-investering in risicokapitaalfondsen die onder andere aan bedrijven die investeren in eco-innovatie overeenkomstig de procedure in bijlage II eigen vermogen verschaffen;

c)

bevordering van eco-innovatienetwerken en -clusters en publiek-private partnerschappen op het gebied van eco-innovatie, die vernieuwende commerciële diensten op het gebied van eco-innovatie ontwikkelen of die eco-innovatie vergemakkelijken of bevorderen;

d)

bevordering van nieuwe en geïntegreerde benaderingen van eco-innovatie op gebieden zoals milieubeheer en milieuvriendelijk ontwerp van producten, procédés en diensten, rekening houdend met de volledige levensduur daarvan.

Artikel 15

Ondernemerschaps- en innovatiecultuur

Acties in verband met ondernemerschaps- en innovatiecultuur kunnen betrekking hebben op:

a)

bevordering van een ondernemersmentaliteit, -vaardigheden en -cultuur en het creëren van een evenwicht tussen het ondernemersrisico en de beloning, in het bijzonder voor vrouwen en jonge mensen;

b)

bevordering van een gunstig ondernemingsklimaat voor innovatie, bedrijfsontwikkeling en groei;

c)

ondersteuning van beleidsontwikkeling en samenwerking tussen actoren, onder meer transnationale samenwerking van nationale en regionale programmabeheerders, met name ter aanmoediging van de MKB-vriendelijkheid van programma's en maatregelen;

d)

aanmoediging van de oprichting en overdracht van ondernemingen.

Artikel 16

Economische en administratieve hervormingen inzake ondernemingen en innovatie

Acties betreffende economische en administratieve hervormingen inzake ondernemingen en innovatie kunnen betrekking hebben op:

a)

gegevensverzameling, analyse van en toezicht op prestaties, en de ontwikkeling en coördinatie van beleid;

b)

het bijdragen aan de vaststelling en bevordering van strategieën betreffende het concurrentievermogen van de industrie en de dienstensector;

c)

ondersteuning van het wederzijdse leerproces om te komen tot excellente nationale, regionale en lokale overheidsdiensten.

Afdeling 2

Uitvoering

Artikel 17

Communautaire financiële instrumenten ten behoeve van het MKB

1.   De communautaire financiële instrumenten ten behoeve van het MKB moeten het MKB een gemakkelijker toegang tot financiering bieden op bepaalde momenten in zijn bedrijfscyclus: in de zaai- en startfase, bij uitbreiding en bij overdracht van ondernemingen. Investeringen van het MKB in onder meer technologische ontwikkeling, innovatie, inclusief eco-innovatie, en technologieoverdracht, alsook in de grensoverschrijdende uitbreiding van zijn bedrijfsactiviteiten vallen binnen het werkterrein van de instrumenten in kwestie.

2.   De in lid 1 bedoelde instrumenten zijn:

a)

de Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve bedrijven uit het MKB (FSIM);

b)

de MKB-garantiefaciliteit;

c)

het Capaciteitsopbouwprogramma (CBS).

3.   De uitvoeringsbepalingen voor deze instrumenten zijn opgenomen in bijlage II.

Artikel 18

De FSIM

1.   De FSIM wordt namens de Commissie beheerd door het Europese Investeringsfonds (EIF).

De FSIM vervult de volgende functies:

a)

bijdragen tot de oprichting en financiering van bedrijven in het MKB en verkleinen van het tekort aan aandelenkapitaal en risicokapitaal, dat deze bedrijven belemmert bij het benutten van hun groeipotentieel, teneinde de Europese durfkapitaalmarkt te verbeteren;

b)

ondersteunen van innovatieve bedrijven uit het MKB met een groot groeipotentieel, in het bijzonder bedrijven die zich bezighouden met onderzoek, ontwikkeling en andere innoverende activiteiten.

2.   De FSIM bestaat uit twee deelfaciliteiten:

FSIM 1 betreft investeringen in een vroege fase (zaai- en startfase). Zij investeert in gespecialiseerde durfkapitaalfondsen, zoals fondsen voor de aanloopfase, regionaal opererende fondsen, fondsen voor specifieke bedrijfstakken, technologieën of gericht op onderzoek en technologische ontwikkeling, en fondsen die gekoppeld zijn aan incubatoren die op hun beurt kapitaal aan bedrijven uit het MKB verstrekken. Ook kan zij mede-investeren in door „business angels” gesteunde fondsen en investeringsvehikels.

FSIM 2 betreft investeringen in de uitbreidingsfase en investeert in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen, die op hun beurt quasi-aandelenkapitaal of aandelenkapitaal verschaffen aan innovatieve bedrijven uit het MKB met een groot groeipotentieel tijdens hun uitbreidingsfase. Bij de investeringen van FSIM 2 wordt „buy-out”-kapitaal of vervangingskapitaal voor de verkoop van activa („asset-stripping”) gemeden.

De FSIM kan investeren in intermediairs door in voorkomend geval te werken met nationale of regionale regelingen die gericht zijn op de ontwikkeling van investeringsmaatschappijen voor kleine bedrijven.

In aanvulling op de door de FSIM verstrekte fondsen wordt het grootste deel van het in een fonds geïnvesteerde kapitaal verstrekt door investeerders die te werk gaan volgens het beginsel van de investeerder in de markteconomie, ongeacht de juridische aard en de eigendomsstructuur van deze investeerders.

Artikel 19

MKB-garantiefaciliteit

1.   De MKB-garantiefaciliteit wordt namens de Commissie beheerd door het EIF.

De MKB-garantiefaciliteit vervult de volgende functies:

a)

het verstrekken van tegengaranties of, in voorkomend geval, medegaranties voor garantiestelsels in de hiervoor in aanmerking komende landen;

b)

het verstrekken van directe garanties aan andere geschikte financiële intermediairs.

2.   De MKB-garantiefaciliteit bestaat uit vier deelfaciliteiten:

Deelfaciliteit a), betreffende financiering met vreemd vermogen door leningen of lease, verkleint de specifieke problemen die het MKB bij de toegang tot financiering ondervindt door het ervaren hogere risico bij investeringen in bepaalde aan kennis gerelateerde activiteiten, zoals technologische ontwikkeling, innovatie en technologieoverdracht, of door het ontbreken van voldoende waarborg.

Deelfaciliteit b), betreffende microkredieten, stimuleert financiële instellingen om een grotere rol te spelen bij de verstrekking van kleine leningen met proportioneel hogere behandelingskosten per eenheid aan leningnemers die onvoldoende waarborg kunnen bieden. Naast garanties of tegengaranties kunnen financiële intermediairs ook subsidies ontvangen als gedeeltelijke tegemoetkoming in de hoge administratiekosten van microkredietverlening.

Deelfaciliteit c), betreffende garanties voor aandelenkapitaal- of quasi-aandeleninvesteringen in bedrijven uit het MKB, richt zich op investeringen die zaaikapitaal en/of startkapitaal verstrekken en mezzaninefinancieringen, teneinde de specifieke moeilijkheden te verkleinen die deze bedrijven vanwege hun zwakke financiële structuur evenals de specifieke moeilijkheden als gevolg van bedrijfsoverdrachten ondervinden.

Deelfaciliteit d), betreffende securitisatie van portefeuilles voor MKB-financiering met vreemd vermogen, mobiliseert extra vreemd vermogen voor het MKB, waarbij met de beoogde instellingen passende risicodelingsregelingen worden afgesproken. Deze transacties worden gesteund op voorwaarde dat de betrokken instellingen zich ertoe verbinden om een aanzienlijk deel van de liquiditeit die zij als gevolg van het gemobiliseerde kapitaal ontvangen, binnen een redelijke termijn voor nieuwe MKB-leningen te bestemmen. De hoogte van deze nieuwe financiering met vreemd vermogen wordt berekend in verhouding tot het gewaarborgde portefeuillerisico en hierover en, over de termijn, wordt met iedere betrokken instelling afzonderlijk onderhandeld.

Artikel 20

Capaciteitsopbouwprogramma

1.   Het Capaciteitsopbouwprogramma (CBS) wordt beheerd in samenwerking met internationale financiële instellingen, waaronder de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Europese Investeringsbank (EIB), het EIF en de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa (CEB).

Het CBS vervult de volgende functies:

a)

vergroting van de deskundigheid op het gebied van investeringen en technologie bij fondsen en andere financiële bemiddelaars die in innovatieve bedrijven uit het MKB of bedrijven uit het MKB met groeipotentieel investeren;

b)

bevordering van de kredietverstrekking aan het MKB door verbetering van de kredietbeoordelingsprocedures voor MKB-leningen.

2.   Het CBS bestaat uit de Zaaikapitaalactie en de Partnerschapsactie.

De Zaaikapitaalactie verleent subsidies om de verstrekking van durfkapitaal aan innovatieve bedrijven uit het MKB en andere bedrijven uit het MKB met groeipotentieel, waaronder bedrijven in de traditionele economie, te bevorderen door steun aan zaai- en startkapitaalfondsen en soortgelijke organisaties te verlenen. De steun kan eveneens worden verleend voor de aanwerving op lange termijn van extra personeel met specifieke deskundigheid op het gebied van investeringen of technologie.

De Partnerschapsactie verleent subsidies aan financiële intermediairs om de kosten te dekken van technische bijstand bij de verbetering van hun kredietbeoordelingsprocedures voor MKB-financiering met vreemd vermogen, teneinde de financiering van het MKB in landen met matige bancaire intermediatie te bevorderen.

Onder „matige intermediatie” wordt in het kader van de Partnerschapsactie verstaan de bancaire dienstverlening in landen waar het binnenlandse krediet als percentage van het bruto binnenlands product volgens de gegevens van de Europese Centrale Bank of het Internationaal Monetair Fonds aanzienlijk onder het EU-gemiddelde ligt.

De Partnerschapsactie begeleidt de kredietlijnen en de risicodeling die door internationale financiële instellingen aan partnerbanken of financiële instellingen in de hiervoor in aanmerking komende landen zijn verleend. Een aanzienlijk deel van de actie betreft verbetering van de kundigheid van banken en andere financiële instellingen om de commerciële haalbaarheid van projecten met een aanmerkelijk eco-innovatieaspect te beoordelen.

Artikel 21

Diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven en de innovatie

1.   Diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven en de innovatie, met name voor het MKB, worden bevorderd.

2.   De traditionele deskundigheid en vaardigheden van bestaande Europese netwerken ter ondersteuning van het bedrijfsleven in overweging genomen, kan financiële steun aan netwerkpartners worden toegekend, voor het verlenen van met name:

a)

informatie-, feedback-, bedrijfssamenwerkings- en internationaliseringsdiensten;

b)

diensten voor innovatie en voor de overdracht van technologie en kennis;

c)

diensten ter bevordering van de deelname van het MKB aan het zevende kaderprogramma voor OTO.

Bijzonderheden betreffende deze diensten zijn opgenomen in bijlage III.

3.   De Commissie selecteert netwerkpartners op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen betreffende de in lid 2 genoemde diensten. Op basis van deze oproepen tot het indienen van voorstellen kan de Commissie met geselecteerde netwerkpartners een kaderpartnerschapsovereenkomst sluiten waarin is vastgelegd welk soort activiteiten zal worden verricht, volgens welke procedure subsidies aan hen worden verleend en welke algemene rechten en plichten elke partij heeft. Het kaderpartnerschap kan de gehele looptijd van het programma beslaan.

4.   In aanvulling op de in lid 2 genoemde diensten kan de Commissie voor het verrichten van andere, binnen het bestek van het kaderprogramma vallende activiteiten ook financiële steun verlenen op basis van een mogelijk uitsluitend aan de netwerkpartners gerichte oproep tot het indienen van voorstellen. Deze diensten waarborgen dat belanghebbende partijen en eventuele aanvragers in alle opzichten bijgestaan worden in verband met de steunmogelijkheden uit hoofde van het kaderprogramma.

5.   De Commissie steunt de netwerkpartners door te zorgen voor de nodige coördinatie en operationele steun. Organisaties die gevestigd zijn in landen die niet aan het kaderprogramma deelnemen, kunnen van deze coördinatie en operationele steun profiteren.

6.   De Commissie zorgt ervoor dat de netwerkpartners onderling samenwerken en dat zij verzoeken die zij niet rechtstreeks kunnen behandelen, aan een competente netwerkpartner doorgeven.

Artikel 22

Proef- en markttoepassingsprojecten voor innovatie en eco-innovatie

De Gemeenschap verstrekt steun aan projecten in verband met de eerste toepassing of markttoepassing van innoverende of eco-innoverende technieken, producten of werkwijzen van betekenis voor de Gemeenschap, die reeds met succes technisch zijn gedemonstreerd maar die wegens een restrisico nog niet op grote schaal op de markt zijn doorgedrongen. Deze projecten worden ontworpen om het ruimere gebruik van zulke technieken, producten of werkwijzen in de deelnemende landen te bevorderen en om hun aanvaarding door de markt te vergemakkelijken.

Artikel 23

Analyse, ontwikkeling en coördinatie van het beleid en partnerschappen

De uitvoering van volgende elementen kan bijdragen tot de analyse, ontwikkeling en coördinatie van het beleid met de deelnemende landen:

a)

studies, gegevensverzameling, enquêtes en publicaties, zo mogelijk op basis van officiële statistische gegevens;

b)

partnerschappen en bijeenkomsten van deskundigen, onder wie ook deskundigen van openbare instellingen en deskundigen van het MKB en andere belanghebbende partijen, conferenties en andere evenementen;

c)

bewustmaking, netwerkvorming en andere relevante activiteiten;

d)

benchmarking van nationale en regionale prestaties en uitwerking, verspreiding en toepassing van goede werkwijzen.

Artikel 24

Ondersteunende maatregelen voor het Programma voor ondernemerschap en innovatie

De Commissie neemt periodiek de volgende maatregelen:

a)

analyse van en toezicht op het concurrentievermogen en sectorale vraagstukken, mede met het oog op haar jaarlijkse verslag over het concurrentievermogen van de Europese industrie;

b)

voorbereiding van effectbeoordelingen van Gemeenschapsmaatregelen die specifiek van belang zijn voor het concurrentievermogen van ondernemingen, en de publicatie daarvan om gebieden vast te stellen waarop bestaande wetgeving kan worden vereenvoudigd of nieuwe wetgevende maatregelen kunnen worden uitgewerkt, teneinde innovatie in de Gemeenschap aantrekkelijker te maken;

c)

beoordeling van specifieke aspecten of specifieke uitvoeringsmaatregelen in verband met het programma voor ondernemerschap en innovatie;

d)

verspreiding van nuttige informatie over het programma voor ondernemerschap en innovatie.

Afdeling 3

Jaarlijks werkprogramma

Artikel 25

Jaarlijks werkprogramma

In overeenstemming met de doelstellingen vastgesteld in artikel 10 wordt in het jaarlijkse werkprogramma het volgende gedetailleerd omschreven:

a)

uitvoeringsmaatregelen;

b)

prioriteiten;

c)

kwalitatieve en kwantitatieve doelen;

d)

de nodige beoordelingscriteria en kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren om de doelmatigheid te analyseren bij de verstrekking van resultaten die zullen bijdragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de specifieke programma's en van het kaderprogramma als geheel;

e)

operationele tijdschema's;

f)

regels voor deelname;

g)

selectie- en beoordelingscriteria voor de maatregelen.

In het jaarlijkse werkprogramma worden duidelijk de maatregelen ter bevordering van eco-innovatie kenbaar gemaakt.

Activiteiten uit hoofde van artikel 24 vallen niet onder het jaarlijkse werkprogramma.

HOOFDSTUK II

Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid

Afdeling 1

Doelstellingen en werkterreinen

Artikel 26

Vaststelling en doelstellingen

1.   Hierbij wordt het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid vastgesteld.

2.   Het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid omvat de volgende acties:

a)

ontwikkeling van de Gemeenschappelijke Europese informatieruimte en versterking van de interne markt voor ICT-producten en -diensten en op ICT gebaseerde producten en diensten;

b)

bevordering van innovatie door bredere toepassing van ICT en door investeringen in ICT;

c)

ontwikkeling van een inclusieve informatiemaatschappij en efficiëntere en effectievere diensten op gebieden van openbaar belang, en verbetering van de levenskwaliteit.

3.   Promotie en bewustmaking van de kansen en voordelen die ICT voor burgers, overheden en bedrijven, met name het MKB, oplevert, vormen een belangrijk aspect van de in lid 2 bedoelde acties.

Artikel 27

Gemeenschappelijke Europese informatieruimte

Acties in verband met de Gemeenschappelijke Europese informatieruimte zijn gericht op:

a)

het verschaffen van naadloze toegang tot diensten die op ICT berusten, en het scheppen van goede raamvoorwaarden voor de snelle, juiste en effectieve convergentie van digitale communicatie en diensten, met inbegrip van onder meer de aspecten interoperabiliteit, toepassing van open standaarden, veiligheid en vertrouwen;

b)

verbetering van de voorwaarden voor de ontwikkeling van digitale inhoud, rekening houdend met meertaligheid en culturele diversiteit;

c)

toezicht op de Europese informatiemaatschappij door gegevensverzameling en analyse van de ontwikkeling, de beschikbaarheid en het gebruik van digitale communicatiediensten, zoals de groei van internet, de toegang tot en verbreiding van breedband en ontwikkelingen op het gebied van inhoud en diensten.

Artikel 28

Innovatie door bredere toepassing van ICT en door investeringen in ICT

Acties in verband met innovatie door bredere toepassing van ICT en door investeringen in ICT zijn gericht op:

a)

bevordering van de innovatie in procédés, diensten en producten die op ICT berusten, met name bij het MKB en bij overheidsdiensten, waarbij rekening wordt gehouden met de vereiste vaardigheden;

b)

stimulering van publiek-private interactie en partnerschappen om de innovatie en de investeringen in ICT in een stroomversnelling te brengen;

c)

promotie en bewustmaking van de kansen en voordelen die ICT en de nieuwe toepassingen ervan voor bedrijven en burgers opleveren, met inbegrip van versterking van het vertrouwen in en het openstaan voor nieuwe ICT, en bevordering van het debat over nieuwe ICT-trends en ontwikkelingen op Europees niveau.

Artikel 29

Een inclusieve informatiemaatschappij, efficiëntere en effectievere diensten op gebieden van openbaar belang en verbetering van de levenskwaliteit

Acties in verband met de ontwikkeling van een inclusieve informatiemaatschappij, efficiëntere en effectievere diensten op gebieden van openbaar belang en verbetering van de levenskwaliteit zijn gericht op:

a)

vergroting van de toegankelijkheid van ICT, inclusief van digitale inhoud, en van de digitale geletterdheid;

b)

vergroting van het vertrouwen in en de ondersteuning van ICT-gebruik, met bijzondere aandacht voor privacyoverwegingen;

c)

verbetering van de kwaliteit, efficiëntie, beschikbaarheid en toegankelijkheid van elektronische diensten op gebieden van openbaar belang en ter bevordering van de participatie door middel van ICT, waar nodig met inbegrip van interoperabele pan-Europese of grensoverschrijdende overheidsdiensten, alsmede de ontwikkeling van bouwstenen van gemeenschappelijk belang en de uitwisseling van goede werkwijzen.

Afdeling 2

Uitvoering

Onderafdeling 1

Implementatie van projecten, acties inzake optimale werkwijzen en thematische netwerken

Artikel 30

Algemeen

Het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid kan worden uitgevoerd door middel van projecten, acties inzake optimale werkwijzen en thematische netwerken, met inbegrip van acties voor het op grote schaal testen en demonstreren van innovatieve overheidsdiensten met een pan-Europese dimensie.

De projecten, acties inzake optimale werkwijzen en thematische netwerken zijn gericht op bevordering van de toepassing en het beste gebruik van op innovatieve ICT gebaseerde oplossingen, met name voor diensten op gebieden van openbaar belang en voor het MKB. Ook de coördinatie en de uitvoering van acties gericht op de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in alle lidstaten moeten met steun van de Gemeenschap worden bevorderd.

Artikel 31

Projecten, acties inzake optimale werkwijzen en thematische netwerken

1.   Er wordt steun verleend aan:

a)

projecten, met inbegrip van uitvoerings-, proef- en markttoepassingsprojecten;

b)

acties inzake optimale werkwijzen om kennis te verspreiden en ervaringen te delen in de hele Gemeenschap;

c)

thematische netwerken met een bepaalde doelstelling, met deelname van uiteenlopende belanghebbenden, die bijdragen aan de coördinatie van activiteiten en de overdracht van kennis.

2.   De projecten zijn gericht op de bevordering van de innovatie, de overdracht van technologie en de verspreiding van nieuwe, marktrijpe technologie.

Als bijdrage aan het budget van de in lid 1, onder a), bedoelde projecten kan de Gemeenschap een subsidie verlenen.

3.   De acties inzake optimale werkwijzen worden geclusterd uitgevoerd rond specifieke thema's en zijn via thematische netwerken met elkaar verbonden.

De bijdrage van de Gemeenschap voor de in lid 1, onder b), bedoelde acties beperkt zich tot de directe kosten die noodzakelijk of wenselijk worden geacht voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de actie.

4.   De thematische netwerken kunnen worden gekoppeld aan acties inzake optimale werkwijzen.

De steun aan thematische activiteiten wordt toegekend voor de aanvullende subsidiabele kosten voor de coördinatie en implementatie van het netwerk. Met de bijdrage van de Gemeenschap mogen de aanvullende subsidiabele kosten van deze maatregelen worden gedekt.

Onderafdeling 2

Overige bepalingen

Artikel 32

Aanvragen

Aanvragen voor communautaire steun voor in artikel 31 bedoelde projecten, acties inzake optimale werkwijzen en thematische netwerken omvatten een financieel plan waarin alle financieringselementen van de projecten zijn vermeld, met inbegrip van de van de Gemeenschap verlangde financiële steun, alsmede de eventuele overige verzoeken om steun uit andere bronnen. Voor aanvragen van andere vormen van communautaire steun, zoals diensten of studies, mag indien nodig ook de verstrekking van informatie betreffende het financiële plan worden vereist.

Artikel 33

Analyse, ontwikkeling en coördinatie van beleid met deelnemende landen

Voor de analyse, ontwikkeling en coördinatie van beleid met deelnemende landen zijn de volgende acties nodig:

a)

studies, gegevensverzameling, enquêtes en publicaties, zo mogelijk op basis van officiële statistische gegevens;

b)

bijeenkomsten van deskundigen van overheidsinstellingen, deskundigen van bedrijven uit het MKB en andere belanghebbende partijen, conferenties en andere evenementen;

c)

bewustmaking, netwerkvorming en andere relevante activiteiten;

d)

benchmarking van nationale prestaties en uitwerking, verspreiding en toepassing van goede werkwijzen.

Artikel 34

Promotie, communicatie, uitwisseling van informatie en verspreiding

1.   Voor de uitvoering van het programma ter ondersteuning van het ICT-beleid of de voorbereiding van toekomstige activiteiten zijn de volgende acties nodig:

a)

activiteiten in verband met promotie, verspreiding, voorlichting en communicatie;

b)

uitwisseling van informatie, kennis en ervaringen, de organisatie van conferenties, seminars, workshops of andere bijeenkomsten en beheer van geclusterde activiteiten.

2.   Maatregelen die gericht zijn op de commercialisering van producten, procédés of diensten, op marketingactiviteiten en op verkoopbevordering komen niet voor steun in aanmerking.

Artikel 35

Projecten van gemeenschappelijk belang: aanbestedingen op basis van technische specificaties die in overleg met lidstaten zijn opgesteld

Wanneer het nodig is om de doelstellingen van het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid te verwezenlijken en wanneer lidstaten een duidelijk gemeenschappelijk belang in verband met de verbreiding op Europees niveau van producten, diensten of basiscomponenten of bouwstenen voor diensten hebben, kan de Commissie projecten van gemeenschappelijk belang initiëren die de vereiste technische en organisatorische taken omvatten. Met bestaande initiatieven wordt rekening gehouden, om de overlapping van acties te voorkomen.

Voor dergelijke projecten komt de Commissie met de lidstaten gemeenschappelijke technische specificaties en uitvoeringsschema's overeen. Op basis van deze gemeenschappelijke technische specificaties en uitvoeringsschema's schrijft de Commissie aanbestedingen voor de uitvoering van de projecten uit. Deze aanbestedingen worden uitsluitend door de Commissie uitgeschreven overeenkomstig de regels voor communautaire overheidsopdrachten.

Afdeling 3

Jaarlijks werkprogramma

Artikel 36

Jaarlijks werkprogramma

In overeenstemming met de doelstellingen vastgesteld in artikel 26 wordt in het jaarlijkse werkprogramma het volgende gedetailleerd omschreven:

a)

uitvoeringsmaatregelen,

b)

prioriteiten,

c)

kwalitatieve en kwantitatieve doelen,

d)

de nodige beoordelingscriteria en kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren om de doelmatigheid te analyseren bij de verstrekking van resultaten die zullen bijdragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de specifieke programma's en van het kaderprogramma als geheel,

e)

operationele tijdschema's,

f)

regels voor deelname,

g)

selectie- en beoordelingscriteria voor de maatregelen.

HOOFDSTUK III

Programma Intelligente energie — Europa

Afdeling 1

Doelstellingen en werkterreinen

Artikel 37

Vaststelling en doelstellingen

1.   Hierbij wordt het programma Intelligente energie — Europa ter ondersteuning van energie-efficiëntie, duurzame energiebronnen en energiediversificatie vastgesteld. Dit programma draagt bij tot het waarborgen van zekere en duurzame energie voor Europa en bevordert tegelijk het Europese concurrentievermogen.

2.   Het Programma Intelligente energie — Europa omvat met name acties om:

a)

energie-efficiëntie en een rationeel gebruik van energiebronnen te stimuleren;

b)

nieuwe en duurzame energiebronnen te promoten en energiediversificatie te steunen;

c)

energie-efficiëntie en het gebruik van nieuwe en duurzame energiebronnen in het vervoer te promoten.

Artikel 38

Operationele doelstellingen

Operationeel gezien is het Programma Intelligente energie — Europa gericht op:

a)

het verschaffen van de elementen die nodig zijn voor verbetering van duurzaamheid, voor ontwikkeling van het potentieel van steden en regio's, alsmede voor het opstellen van de wetgevingsmaatregelen die nodig zijn om deze strategische doelstellingen te verwezenlijken; het ontwikkelen van de middelen en instrumenten voor de follow-up, de bewaking en de evaluatie van het effect van de door de Gemeenschap en haar lidstaten vastgestelde maatregelen op de terreinen waarop dat programma betrekking heeft;

b)

het in alle lidstaten stimuleren van investeringen in nieuwe en best presterende energie-efficiëntietechnologieën, duurzame energiebronnen en energiediversificatie, ook in het vervoer, door de kloof tussen de succesvolle demonstratie van innovatieve technologieën en de daadwerkelijke, grootschalige aanvaarding ervan door de markt te overbruggen om zo een hefboomeffect voor de investeringen van de publieke en particuliere sector te creëren, belangrijke strategische technologieën te promoten, de kosten te verlagen, de marktervaring te vergroten en bij te dragen tot het verkleinen van de financiële risico's en andere ervaren risico's en belemmeringen die dergelijke investeringen verhinderen;

c)

het opheffen van de niet-technologische belemmeringen voor efficiënte en intelligente energieproductie- en energieconsumptiepatronen door de institutionele capaciteitsopbouw, ook op lokaal en regionaal niveau, te bevorderen, door bewustmaking, met name via het onderwijssysteem, door bevordering van de uitwisseling van kennis en ervaring tussen de belangrijkste actoren, ondernemingen en burgers in het algemeen en door stimulering van de verspreiding van optimale werkwijzen en de beste beschikbare technologieën, met name door hun promotie op Gemeenschapsniveau.

Artikel 39

Energie-efficiëntie en rationeel gebruik van hulpbronnen (Save)

Acties ter bevordering van energie-efficiëntie en rationeel gebruik van energiebronnen kunnen betrekking hebben op:

a)

verbetering van de energie-efficiëntie en bevordering van rationeel energiegebruik, met name in de bouwnijverheid en in de industrie, met uitzondering van acties die onder artikel 41 vallen;

b)

steun bij de opstelling en toepassing van wetgevingsmaatregelen.

Artikel 40

Nieuwe en duurzame hulpbronnen (Altener)

Acties ter bevordering van nieuwe en duurzame energiebronnen kunnen betrekking hebben op:

a)

bevordering van nieuwe en duurzame energiebronnen voor de gecentraliseerde en gedecentraliseerde productie van elektriciteit, warmte en koeling, en zo ondersteuning van de diversificatie van energiebronnen, met uitzondering van acties die onder artikel 41 vallen;

b)

integratie van nieuwe en duurzame energiebronnen in de lokale omgeving en in energiesystemen;

c)

steun bij de opstelling en toepassing van wetgevingsmaatregelen.

Artikel 41

Energie in het vervoer (Steer)

Acties ter bevordering van energie-efficiëntie en van het gebruik van nieuwe en duurzame energiebronnen in het vervoer kunnen betrekking hebben op:

a)

ondersteuning van initiatieven betreffende alle energieaspecten van het vervoer en de diversificatie van brandstoffen;

b)

bevordering van duurzame brandstoffen en energie-efficiëntie in het vervoer;

c)

steun bij de opstelling en toepassing van wetgevingsmaatregelen.

Artikel 42

Geïntegreerde initiatieven

Acties betreffende een combinatie van verschillende van de in de artikelen 39, 40 en 41 genoemde specifieke terreinen of in verband met bepaalde prioriteiten van de Gemeenschap kunnen betrekking hebben op:

a)

integratie van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen in diverse sectoren van de economie;

b)

het combineren van allerlei instrumenten, middelen en actoren in één actie of project.

Afdeling 2

Uitvoering

Artikel 43

Promotie- en verspreidingsprojecten

Er wordt steun verleend aan:

a)

strategische studies op basis van gemeenschappelijke analyses en regelmatig toezicht op de marktontwikkelingen en energietrends met het oog op de opstelling van toekomstige wetgevingsmaatregelen of de herziening van bestaande wetgeving, ook ten aanzien van de werking van de interne energiemarkt, de uitvoering van de middellange- en langetermijnstrategie voor energie ter bevordering van duurzame ontwikkeling, de opstelling van langlopende vrijwillige overeenkomsten met het bedrijfsleven en andere belanghebbenden en de ontwikkeling van normen, etiketterings- en certificatiesystemen, indien nodig ook in samenwerking met derde landen en internationale organisaties;

b)

de invoering, uitbreiding of reorganisatie van structuren en instrumenten gericht op duurzame energieontwikkeling, met inbegrip van het lokale en regionale energiebeheer, alsmede de ontwikkeling van adequate financiële producten en marktinstrumenten, hierbij voortbouwend op de ervaring die is opgedaan met vroegere en bestaande netwerken;

c)

de bevordering van systemen en apparatuur op het gebied van duurzame energie, teneinde de marktpenetratie ervan verder te versnellen en investeringen te stimuleren die de overgang van demonstratie naar commerciële exploitatie van efficiëntere technologieën vergemakkelijken, bewustmakingsacties en het zorgen voor de nodige institutionele capaciteit;

d)

ontwikkeling van informatie-, onderwijs- en opleidingsstructuren, benutting van resultaten, bevordering en verspreiding van knowhow en optimale werkwijzen onder alle consumenten, verspreiding van de resultaten van acties en projecten en samenwerking met de lidstaten via operationele netwerken;

e)

bewaking van de uitvoering en het effect van de wetgevende en ondersteunende maatregelen van de Gemeenschap.

Artikel 44

Markttoepassingsprojecten

De Gemeenschap verstrekt steun aan projecten in verband met de markttoepassing van innoverende technieken, procédés, producten of werkwijzen die voor de Gemeenschap van betekenis zijn en die reeds met succes technisch zijn gedemonstreerd. Deze projecten worden ontworpen om het ruimere gebruik van deze technieken, procédés, producten of werkwijzen in de deelnemende landen te bevorderen en de aanvaarding ervan door de markt te vergemakkelijken.

Afdeling 3

Jaarlijks werkprogramma

Artikel 45

Jaarlijks werkprogramma

In overeenstemming met de doelstellingen vastgesteld in artikel 37, wordt in het jaarlijkse werkprogramma het volgende gedetailleerd omschreven:

a)

uitvoeringsmaatregelen;

b)

prioriteiten;

c)

kwalitatieve en kwantitatieve doelen;

d)

de toepasselijke beoordelingscriteria en kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren om de doelmatigheid te analyseren bij de verstrekking van resultaten die zullen bijdragen tot verwezenlijking van de doelen van de specifieke programma's en van het kaderprogramma als geheel;

e)

operationele tijdschema's;

f)

regels voor deelname;

g)

selectie- en beoordelingscriteria voor de maatregelen.

TITEL III

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 46

Comités

1.   De Commissie wordt bijgestaan door de volgende comités:

a)

het Comité van beheer voor het Programma voor ondernemerschap en innovatie, het POI-beheerscomité (POIC) genaamd;

b)

het Comité van beheer voor het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid, het ICT-beheerscomité (ICTC) genaamd;

c)

het Comité van beheer voor het Programma Intelligente energie — Europa, het IEE-beheerscomité (IEEC) genaamd.

Voor de hele coördinatie en samenwerking in het raam van het kaderprogramma als geheel, inclusief het strategische beheer, en een coherente algemene uitvoering wordt gezorgd door de Commissie, geassisteerd door het POIC, in nauwe samenwerking met het ICTC en het IEEC.

2.   Voor de in lid 1 genoemde comités zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

3.   De in lid 1 bedoelde comités stellen hun reglement van orde vast.

Artikel 47

Gebruikershandleiding

1.   Na inwerkingtreding van het kaderprogramma publiceert de Commissie een leesbare en gebruikersvriendelijke handleiding waarin een duidelijk, eenvoudig en transparant raamwerk van algemene beginselen wordt vastgelegd voor de deelname van begunstigden aan het kaderprogramma. De gebruikershandleiding vergemakkelijkt met name de deelname van bedrijven uit het MKB.

2.   De Commissie zorgt ervoor dat de periode tussen de indiening van de voorstellen en de kennisgeving met betrekking tot de uitkomst van de beoordeling zo kort mogelijk is. Het resultaat van de beoordeling wordt binnen een redelijke termijn toegezonden.

Artikel 48

Raad voor strategisch advies inzake concurrentievermogen en innovatie

De Commissie wordt geadviseerd door een Raad voor strategisch advies inzake concurrentievermogen en innovatie, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de industrie en bedrijfsorganisaties, met inbegrip van representatieve bedrijfsorganisaties van bedrijven uit het MKB, en andere deskundigen. Zij zijn deskundig in sectoren en op gebieden die onder het kaderprogramma vallen, met inbegrip van financiering, ICT, energie en eco-innovatie.

Artikel 49

Intrekking

Besluit 96/413/EG wordt ingetrokken.

Artikel 50

Overgangsmaatregelen

De uitvoeringsmaatregelen in verband met de doelstelling van artikel 27, onder b), worden tot en met 31 december 2008 uitgevoerd krachtens Besluit nr. 456/2005/EG.

Na 31 december 2008 worden de acties die op of voor die datum uit hoofde van Besluit nr. 456/2005/EG zijn begonnen, overeenkomstig dat besluit beheerd, waarbij evenwel het bij dat besluit ingestelde comité wordt vervangen door het bij artikel 46, lid 1, onder b), van dit besluit ingestelde ICTC.

Voor de in artikel 21, lid 2, onder a), bedoelde diensten, kan de Commissie tot en met 31 december 2007 voortgaan met de exploitatie van het Euro Info Centre Network en de sluiting van jaarlijkse specifieke subsidieakkoorden met de leden hiervan die in het kader van het lopende kaderprogramma worden gefinancierd, en de operationele modaliteiten van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap vastgesteld bij Besluit 2000/819/EG behouden.

Artikel 51

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 24 oktober 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitster

P. LEHTOMÄKI


(1)  PB C 65 van 17.3.2006, blz. 22.

(2)  PB C 115 van 16.5.2006, blz. 17.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 1 juni 2006 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 oktober 2006.

(4)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(5)  PB L 167 van 6.7.1996, blz. 55.

(6)  PB L 183 van 11.7.1997, blz. 12. Beschikking gewijzigd bij Beschikking nr. 1376/2002/EG (PB L 200 van 30.7.2002, blz. 1).

(7)  PB L 192 van 28.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1682/2004 (PB L 308 van 5.10.2004, blz. 1).

(8)  PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 1776/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 289 van 3.11.2005, blz. 14).

(9)  PB L 14 van 18.1.2001, blz. 32.

(10)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 29. Beschikking gewijzigd bij Beschikking nr. 787/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).

(11)  PB L 336 van 23.12.2003, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 2113/2005/EG (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 34).

(12)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(13)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(14)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(15)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(16)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(17)  PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20.

(18)  PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.

(19)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90.

(20)  PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(21)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 65.

(22)  PB L 123 van 17.5.2003, blz. 42.

(23)  PB L 52 van 21.2.2004, blz. 50.

(24)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(25)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(26)  PB L 79 van 24.3.2005, blz. 1.


BIJLAGE I

Indicatieve verdeling van de beschikbare middelen

De indicatieve begrotingsmiddelen voor de specifieke programma's bedragen:

a)

60 % van het totale budget voor de uitvoering van het Programma voor ondernemerschap en innovatie; daarvan is ongeveer een vijfde bestemd voor de bevordering van eco-innovatie;

b)

20 % van het totale budget voor de uitvoering van het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid;

c)

20 % van het totale budget voor de uitvoering van het Programma Intelligente energie — Europa.


BIJLAGE II

Uitvoeringsbepalingen voor de communautaire financiële instrumenten ten behoeve van het MKB, bedoeld in artikel 17

1.   GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR ALLE COMMUNAUTAIRE FINANCIËLE INSTRUMENTEN TEN BEHOEVE VAN HET MKB

A.   Begroting

De begrotingsmiddelen dekken de volledige kosten van elk instrument, met inbegrip van de betalingsverplichtingen jegens financiële intermediairs, zoals verliezen op garanties, de beheersvergoedingen van het EIF en de internationale financiële instellingen die de EU-middelen beheren, alsook alle andere in aanmerking komende kosten of uitgaven.

Om te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en veranderende marktomstandigheden gedurende de looptijd van het kaderprogramma, wordt de nodige flexibiliteit betracht ten aanzien van het overhevelen van middelen tussen instrumenten.

B.   Trustrekeningen

Het EIF en de betrokken internationale financiële instellingen openen afzonderlijke trustrekeningen voor de begrotingsmiddelen van elk instrument. Dit mogen rentedragende rekeningen zijn. De rente die tot en met 31 december 2013 wordt ontvangen, mag aan de middelen worden toegevoegd en kan ten behoeve van het desbetreffende instrument worden gebruikt.

Betalingen die de trustee in verband met betalingsverplichtingen jegens financiële intermediairs verricht, worden van de desbetreffende trustrekening afgeschreven. De bedragen die de trustee in de algemene begroting van de Europese Unie moet terugstorten, de beheersvergoedingen van de trustee en andere in aanmerking komende kosten en uitgaven worden conform de overeenkomsten tussen de Commissie en de trustee van de trustrekening afgeschreven. De van de Commissie ontvangen middelen, de ontvangen rente en, afhankelijk van het instrument, de opbrengsten uit gerealiseerde investeringen (FSIM) of de bereidstellings- en garantieprovisies en de overige vorderingen (MKB-garantiefaciliteit) worden op de trustrekening bijgeschreven.

Na 31 december 2013 worden de eventuele saldi op de trustrekeningen, afgezien van nog niet afgeschreven middelen waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en gelden die redelijkerwijs voor de dekking van in aanmerking komende kosten en uitgaven nodig zijn, in de algemene begroting van de Europese Unie teruggestort.

C.   Vergoedingen

Voor het beheer van de instrumenten geldt een redelijke vergoedingsregeling. De vergoedingen worden door de Commissie overeenkomstig de gebruikelijke marktpraktijk vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met:

de totale looptijd van het instrument en het toezicht dat ook na de looptijd nog vereist is;

de in aanmerking komende landen;

de nieuwheid en complexiteit van het instrument;

het aantal aan het instrument verbonden activiteiten, zoals marktonderzoek, het zoeken van en onderhandelen met intermediairs, het structureren van transacties, afsluiting, toezicht en verslaglegging.

D.   Zichtbaarheid en bewustmaking

Elke intermediair zorgt met betrekking tot de ontvangen Gemeenschapssteun voor voldoende zichtbaarheid en transparantie, met inbegrip van adequate informatie over de financiële mogelijkheden die door het kaderprogramma worden geboden.

Er wordt voor gezorgd dat de uiteindelijke begunstigden behoorlijk over de beschikbare financieringsmogelijkheden worden geïnformeerd.

2.   UITVOERING VAN DE FSIM

A.   Inleiding

De fiduciaire, beheers- en toezichtaspecten worden door de Commissie en het EIF overeengekomen. De Commissie past specifieke richtsnoeren voor het beheer van kasmiddelen toe.

B.   Intermediairs

De deelfaciliteiten FSIM 1 en FSIM 2 richten zich op commercieel georiënteerde intermediairs die worden beheerd door onafhankelijke teams met een passende mix van vaardigheden en ervaring. De intermediairs worden op transparante, niet-discriminerende wijze geselecteerd volgens de beste zakelijke en marktpraktijk, waarbij belangenconflicten worden vermeden en ernaar wordt gestreefd om te werken met een breed scala van gespecialiseerde fondsen of soortgelijke structuren.

C.   Geschiktheidscriteria

De FSIM vormt een aanvulling op de uit eigen middelen gefinancierde activiteiten van de EIB-groep inclusief het EIF, doordat zowel voor de intermediaire fondsen als voor het investeringsbeleid van die fondsen wordt gekozen voor een hoger risicoprofiel.

FSIM 1

FSIM 1 investeert in intermediaire durfkapitaalfondsen en andere investeringsinstrumenten die investeren in maximaal tien jaar oude bedrijven uit het MKB, gewoonlijk vanaf de niveaus pre-A (zaaifase) en A (aanloopfase), en doet waar nodig ook vervolginvesteringen. De gebruikelijke maximale totale investering in een intermediair durfkapitaalfonds bedraagt 25 % van het totale kapitaal dat door het fonds wordt gehouden, of 50 % voor nieuwe fondsen die waarschijnlijk een bijzonder krachtige katalyserende rol bij de ontwikkeling van durfkapitaalmarkten voor een specifieke technologie of in een specifieke regio zullen vervullen, alsmede voor investeringsvehikels van „business angels”. De maximale totale investering in een intermediair durfkapitaalfonds bedraagt 50 % ingeval het fonds voornamelijk investeert in bedrijven uit het MKB die actief zijn op het gebied van eco-innovatie. Ten minste 50 % van het in een fonds geïnvesteerde kapitaal moet afkomstig zijn van investeerders die werken in omstandigheden die overeenkomen met de normale marktomstandigheden (volgens het „beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie”), ongeacht de rechtsvorm en de eigendomsstructuur van de investeerders die dit deel van het kapitaal verstrekken. Voor geen enkel fonds mag een verbintenis van meer dan 30 miljoen EUR worden aangegaan. Investeringen van FSIM 1 kunnen worden gecombineerd met eigen middelen van het EIF, middelen onder het EIB-mandaat of andere door het EIF beheerde middelen.

FSIM 2

FSIM 2 investeert in intermediaire risicokapitaalfondsen die investeren in bedrijven uit het MKB, gewoonlijk op de niveaus B en C (uitbreiding). De gewoonlijke maximale totale investering in een intermediair risicokapitaalfonds bedraagt 15 % van het totale kapitaal dat door het fonds wordt gehouden, of 25 % voor:

nieuwe fondsen die waarschijnlijk een bijzonder krachtige katalyserende rol bij de ontwikkeling van risicokapitaalmarkten voor een specifieke technologie of in een specifieke regio zullen vervullen;

fondsen die voornamelijk investeren in bedrijven uit het MKB die actief zijn op het gebied van eco-innovatie;

fondsen die zijn opgericht door beheersteams zonder ervaring op dit gebied.

Wanneer FSIM 2-investeringen worden gecombineerd met eigen middelen van het EIF, middelen onder het EIB-mandaat of andere door het EIF beheerde middelen, bedraagt de bijdrage van FSIM 2 maximaal 15 %. Ten minste 50 % van het in een fonds geïnvesteerde kapitaal moet afkomstig zijn van investeerders die werken in omstandigheden die overeenkomen met de normale marktomstandigheden (volgens het „beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie”), ongeacht de rechtsvorm en de eigendomsstructuur van de investeerders die dit deel van het kapitaal verstrekken. Voor geen enkel fonds mag een verbintenis van meer dan 30 miljoen EUR worden aangegaan.

D.   Investeringen op gelijke voet

De FSIM-investeringen in een intermediair fonds staan op gelijke voet (pari passu) met de investeringen van particuliere investeerders.

E.   Hefboomrol

Voor nieuwe fondsen die waarschijnlijk een bijzonder sterke katalyserende rol bij de ontwikkeling van durfkapitaalmarkten voor een specifieke technologie of in een specifieke regio zullen spelen, kan het EIF de rol van hefboominvesteerder spelen.

F.   Transparantie van de voorwaarden

Het EIF zorgt ervoor dat de voorwaarden voor financiering in het kader van FSIM 1 en FSIM 2 transparant en begrijpelijk zijn.

G.   Looptijd van de FSIM

De FSIM is een langetermijnfaciliteit die gewoonlijk voor vijf tot twaalf jaar in intermediaire fondsen deelneemt. De looptijd van de FSIM-investeringen bedraagt in geen geval meer dan 19 jaar, gerekend vanaf de ondertekening van de delegatieovereenkomst tussen de Commissie en het EIF. De overeenkomsten tussen het EIF en de intermediairs moeten voorzien in goede uitstapstrategieën.

H.   Realisatie van investeringen

Aangezien de meeste FSIM-investeringen in niet-beursgenoteerde, illiquide entiteiten worden gedaan, wordt de realisatie van die investeringen gebaseerd op de uitkering van de opbrengsten die de intermediair ontvangt uit de verkoop van zijn investeringen in bedrijven uit het MKB.

I.   Herinvestering van opbrengsten uit gerealiseerde investeringen

De opbrengsten, met inbegrip van dividenden en vergoedingen die het EIF vóór 31 december 2013 ontvangt, worden toegevoegd aan de middelen van de FSIM en ten behoeve van de FSIM gebruikt.

3.   UITVOERING VAN DE MKB-GARANTIEFACILITEIT

A.   Inleiding

De fiduciaire, beheers- en toezichtaspecten worden door de Commissie en het EIF overeengekomen en stroken met de gangbare commerciële praktijk. De Commissie past specifieke richtsnoeren voor het beheer van kasmiddelen toe.

B.   Intermediairs

De intermediairs worden gekozen uit de reeds operationele of op te richten garantiestelsels in de in aanmerking komende landen, met inbegrip van onderlingewaarborgorganisaties, en eventuele andere geschikte financiële instellingen. De selectieprocedures moeten transparant en niet-discriminerend zijn en belangenconflicten moeten worden vermeden.

De intermediairs worden geselecteerd volgens de beste marktpraktijk met inachtneming van het effect op:

het volume van de financieringen (vreemd vermogen, aandelenkapitaal of quasi-aandelenkapitaal) ten behoeve van het MKB, en/of

de toegang van het MKB tot financiering, en/of

de risico's die de betrokken intermediair bij financiering van het MKB op zich neemt.

C.   Geschiktheidscriteria

De financiële criteria om voor financiering in het kader van de MKB-garantiefaciliteit in aanmerking te komen, worden voor elke intermediair vastgesteld op grond van zijn activiteiten, waarbij ernaar wordt gestreefd zoveel mogelijk bedrijven uit het MKB te bereiken. Deze criteria moeten de marktomstandigheden en -praktijken in het betrokken grondgebied weerspiegelen.

De kosten van de verwerving van materiële en immateriële activa, met inbegrip van innovatieactiviteiten, technologische ontwikkeling en de verwerving van licenties, komen voor financiering in aanmerking.

Tot de criteria van deelfaciliteit d), betreffende securitisatie van portefeuilles voor MKB-financiering met vreemd vermogen, behoren ook individuele transacties en transacties van meerdere verkopers alsmede transacties in meerdere landen. De beoordeling van de geschiktheid gebeurt op basis van de beste marktpraktijk, met name ten aanzien van de kredietkwaliteit en de risicodiversificatie van de gesecuritiseerde portefeuille.

D.   Voorwaarden van de garanties

De garanties die het EIF namens de Commissie in het kader van de deelfaciliteiten a) financiering met vreemd vermogen, b) microkredieten en c) aandelenkapitaal of quasi-aandelenkapitaal verstrekt, dekken een deel van het risico dat de financiële intermediair neemt in een financieringsportefeuille van individuele transacties. Deelfaciliteit d) securitisatie betreft het delen in het risico van bepaalde gesecuritiseerde tranches met een hogere senioriteit dan de tranche die het eerste verlies dekt, of het aan de oorspronkelijke eigenaar overlaten van het risico van een aanzienlijk deel van de tranche die het eerste verlies dekt en het delen van het risico van het overige deel.

De door het EIF verleende garanties in verband met de deelfaciliteiten a) financiering met vreemd vermogen, b) microkredieten en c) aandelenkapitaal of quasi-aandelenkapitaal staan gewoonlijk op gelijke voet (pari passu) met de garanties of, in voorkomend geval, met de financiering die de intermediair verleent.

Het EIF kan de financiële intermediair een volgens een overeengekomen schema berekende provisie voor de bereid gestelde, maar niet gebruikte bedragen in rekening brengen („bereidstellingsprovisie”), alsook een garantieprovisie. Het kan ook een vergoeding in rekening brengen voor individuele securitisatietransacties.

E.   Gelimiteerde gecumuleerde verliezen van het EIF

De kosten van de MKB-garantiefaciliteit voor de algemene begroting van de Europese Unie mogen niet meer bedragen dan de begrotingsmiddelen die in het kader van deze MKB-garantiefaciliteit ter beschikking van het EIF zijn gesteld. Een voorwaardelijke begrotingsverplichting is niet mogelijk.

De verplichting van het EIF om zijn aandeel in de verliezen van de intermediair te betalen, blijft bestaan totdat het gecumuleerde bedrag van de betalingen tot dekking van de verliezen op een specifieke financieringsportefeuille, in voorkomend geval verminderd met het gecumuleerde bedrag van de ter zake alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk als verliezen waren geboekt, een van tevoren overeengekomen bedrag bereikt, waarna de garantie van het EIF automatisch wordt geannuleerd.

F.   Bijschrijving van alsnog geïnde bedragen en andere opbrengsten op de trustrekening

Alsnog van een bepaalde intermediair geïnde bedragen die aanvankelijk als verliezen waren geboekt, worden op de trustrekening bijgeschreven en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de gelimiteerde gecumuleerde verliezen van het EIF voor die intermediair. Andere opbrengsten, zoals bereidstellings- en garantieprovisies, worden op de trustrekening bijgeschreven en, wanneer zij vóór 31 december 2013 zijn ontvangen, aan de middelen van de MKB-garantiefaciliteit toegevoegd.

G.   Looptijd van de MKB-garantiefaciliteit

De maximale looptijd van afzonderlijke MKB-garanties bedraagt tien jaar.

4.   UITVOERING VAN HET CBS

A.   Inleiding

De bijzonderheden betreffende de uitvoering van de Zaaikapitaalactie en de Partnerschapsactie, met inbegrip van de fiduciaire, beheers- en toezichtaspecten, worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de Commissie en het EIF of de betrokken internationale financiële instellingen.

De intermediairs worden geselecteerd volgens de beste marktpraktijk.

De selectieprocedures voor het verlenen van technische bijstand moeten transparant en niet-discriminerend zijn en belangenconflicten moeten worden vermeden.

B.   Zaaikapitaalactie

De Zaaikapitaalactie wordt op fiduciaire basis uitgevoerd. De begrotingsmiddelen dekken de volledige kosten van de actie, met inbegrip van de beheersvergoedingen en andere in aanmerking komende kosten of uitgaven. De subsidies worden verleend aan investeringsfondsen die zaaikapitaal in hun algemene investeringsprogramma hebben opgenomen, teneinde een deel van de desbetreffende beheerskosten te dekken.

C.   Partnerschapsactie

De Partnerschapsactie wordt door het EIF of door relevante internationale financiële instellingen beheerd. Deze actie dekt de kosten van technische bijstand, beheersvergoedingen en andere in aanmerking komende kosten ter ondersteuning van de capaciteitsopbouw.

5.   EVALUATIE

Bij de externe evaluaties, die worden verricht door onafhankelijke deskundigen, wordt rekening gehouden met het effect van het groei- en werkgelegenheidsinitiatief dat is vastgesteld bij Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (Het MKB) — Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (1) en van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het MKB. In het kader van de externe evaluaties wordt het effect van de communautaire financiële instrumenten ten behoeve van het MKB beoordeeld en wordt een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de behaalde resultaten gemaakt, met name door het hefboomeffect en de kosten-batenverhouding van elk instrument te bepalen. De evaluatieverslagen bevatten ook statistische gegevens voor de Europese Unie als geheel en voor de afzonderlijke lidstaten en de andere deelnemende landen, namelijk:

voor de FSIM: het aantal bereikte bedrijven uit het MKB en het aantal gecreëerde banen;

het rendement voor investeerders;

voor de MKB-garantiefaciliteit: het aantal en de waarde van de door financiële intermediairs aan het MKB verstrekte leningen, het aantal bedrijven uit het MKB dat hiermee werd bereikt, en het aantal en de waarde van de niet-terugbetaalde leningen;

voor de Zaaikapitaalactie: het aantal gesteunde organisaties en het volume van de zaaikapitaalinvesteringen;

voor de Partnerschapsactie: het aantal gesteunde intermediairs en het aantal bereikte bedrijven uit het MKB;

specifieke resultaten betreffende eco-innovatie.

Aan de resultaten van de externe evaluatie en de lessen die hieruit kunnen worden getrokken, wordt voldoende bekendheid gegeven. Dit geldt ook voor de uitwisseling van optimale werkwijzen tussen belanghebbenden.


(1)  PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43.


BIJLAGE III

Bijzonderheden betreffende de diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven en de innovatie, zoals bedoeld in artikel 21

a)

Informatie-, feedback-, bedrijfssamenwerkings- en internationaliseringsdiensten

Verspreiding van informatie over de werking van de interne markt voor goederen en diensten en de kansen die deze biedt, met inbegrip van het attenderen op mogelijkheden in verband met aanbestedingen;

proactieve promotie van de initiatieven, beleidsonderdelen en programma's van de Gemeenschap die voor het MKB van belang zijn en verstrekking van informatie aan het MKB over de aanvraagprocedures in het kader van deze programma's;

toepassing van de hulpmiddelen waarmee het effect van de bestaande wetgeving op het MKB kan worden gemeten;

bijdragen aan de uitvoering van effectbeoordelingsstudies van de Commissie;

gebruik van andere passende middelen om het MKB bij het Europese beleidsvormingsproces te betrekken;

ondersteuning van bedrijven uit het MKB bij het ontwikkelen van grensoverschrijdende activiteiten en het internationaal netwerken;

ondersteuning van bedrijven uit het MKB bij het vinden van adequate partners uit de particuliere of openbare sector door middel van geschikte middelen.

b)

Innovatie-, technologieoverdrachts- en kennisoverdrachtsdiensten

Verspreiding van informatie over en bewustmaking van beleid, wetgeving en ondersteunende programma's in verband met innovatie;

bijdragen aan de verspreiding en benutting van onderzoeksresultaten;

aanbieden van bemiddelingsdiensten voor technologie- en kennisoverdracht en voor het smeden van partnerschappen tussen de verschillende soorten innoverende bedrijven;

bevordering van de capaciteit van bedrijven, met name van de innovatiecapaciteit van het MKB;

vergemakkelijken van de aansluiting bij andere innovatiediensten, met inbegrip van diensten in verband met intellectuele eigendom.

c)

Diensten ter bevordering van de deelname van het MKB aan het zevende kaderprogramma voor OTO

Bewustmaking van het MKB van het zevende kaderprogramma voor OTO;

ondersteuning van bedrijven uit het MKB bij het vaststellen van hun behoeften inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en bij het vinden van adequate partners;

ondersteuning van bedrijven uit het MKB bij het opstellen en coördineren van projectvoorstellen voor deelname aan het zevende kaderprogramma voor OTO.


Top