EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R2245

Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen

OJ L 341, 17.12.2002, p. 28–53 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 031 P. 14 - 39
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 039 P. 14 - 39
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 039 P. 14 - 39
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 042 P. 70 - 95

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 25/07/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/2245/oj

32002R2245

Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen

Publicatieblad Nr. L 341 van 17/12/2002 blz. 0028 - 0053


Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie

van 21 oktober 2002

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen(1), en met name op artikel 107, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 6/2002 roept een regeling in het leven waardoor het mogelijk wordt op grond van een aanvrage bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, ontwerpen en modellen), hierna "het Bureau" genoemd, een model te verkrijgen dat in de hele Gemeenschap geldig is.

(2) Verordening (EG) nr. 6/2002 behelst daartoe de nodige bepalingen betreffende de procedures voor de inschrijving van een Gemeenschapsmodel, voor het beheer van de ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voor het instellen van een beroep tegen de beslissingen van het Bureau en voor de nietigverklaring van een Gemeenschapsmodel.

(3) In de onderhavige verordening worden de maatregelen vastgesteld die voor de uitvoering van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002 noodzakelijk zijn.

(4) Deze verordening dient de soepele en efficiënte afhandeling van procedures inzake Gemeenschapsmodellen bij het Bureau te waarborgen.

(5) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 109 van Verordening (EG) nr. 6/2002 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 1

Inhoud van de aanvrage

1. De aanvrage van een ingeschreven Gemeenschapsmodel behelst:

a) een verzoek om inschrijving van het model als een ingeschreven Gemeenschapsmodel;

b) de naam, het adres en de nationaliteit van de aanvrager en de staat waar de aanvrager zijn woonplaats, zetel of vestiging heeft. Van natuurlijke personen worden de familienaam en de voornaam of voornamen vermeld. Van rechtspersonen wordt de officiële benaming of de gebruikelijke afkorting vermeld; bovendien wordt de staat vermeld waarvan het recht op deze rechtspersonen van toepassing is.

De telefoon- en faxnummers en bijzonderheden van andere datacommunicatieverbindingen, zoals elektronische post (e-mail), mogen worden vermeld. Voor iedere aanvrager mag in beginsel slechts één adres worden vermeld. Indien meer adressen worden opgegeven, wordt slechts het als eerste genoemde adres in aanmerking genomen, tenzij de aanvrager een van die adressen als postadres aanwijst. Wanneer het Bureau een identificatienummer aan de aanvrager heeft gegeven, volstaat het dit nummer en de naam van de aanvrager te vermelden;

c) een afbeelding van het model overeenkomstig artikel 4 van deze verordening; wanneer de aanvrage een tekening betreft en een verzoek om opschorting van publicatie overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bevat, magde afbeelding van de tekening overeenkomstig artikel 5 van de onderhavige verordening door een specimen worden vervangen;

d) een opgave van de voortbrengselen overeenkomstig artikel 3, lid 3, waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast;

e) indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig het bepaalde onder b); indien de vertegenwoordiger meer dan een kantooradres heeft of indien er twee of meer vertegenwoordigers met verschillende kantooradressen zijn, wordt in de aanvrage vermeld welk adres als postadres dient; bij ontstentenis van deze vermelding wordt alleen het eerstgenoemde adres als postadres in aanmerking genomen. Indien er meer dan een aanvrager is, mag in de aanvrage een aanvrager of vertegenwoordiger als gemeenschappelijk vertegenwoordiger worden aangewezen. Wanneer het Bureau een identificatienummer aan de vertegenwoordiger heeft toegekend, volstaat het dit nummer en de naam van de vertegenwoordiger te vermelden;

f) indien van toepassing, een verklaring dat een beroep wordt gedaan op de voorrang van een eerdere aanvrage overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EG) nr. 6/2002, met vermelding van de datum waarop de eerdere aanvrage is ingediend en de staat waarin of waarvoor die aanvrage is ingediend;

g) indien van toepassing, een verklaring dat een beroep wordt gedaan op tentoonstellingsvoorrang overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EG) nr. 6/2002, met vermelding van de naam van de tentoonstelling en de datum van de eerste openbaarmaking van de voortbrengselen waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast;

h) een vermelding van de taal waarin de aanvrage is ingediend, en van de tweede taal overeenkomstig artikel 98, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002;

i) de handtekening van de aanvrager of zijn vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 65.

2. De aanvrage mag de volgende gegevens bevatten:

a) één, maximaal 100 woorden tellende beschrijving per model van de afbeelding van het model of het specimen; de beschrijving mag alleen betrekking hebben op de kenmerken van de afbeelding van het model of het specimen; zij mag geen verklaringen bevatten betreffende de ogenschijnlijke nieuwheid, het eigen karakter of de technische waarde van het model;

b) een verzoek om opschorting van publicatie of inschrijving overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002;

c) de vermelding van de classificatie van Locarno van de onder de aanvrage vallende voortbrengselen, dat wil zeggen de klasse of klassen dan wel de onderklasse of onderklassen waartoe zij behoren volgens de bijlage bij de in artikel 3 genoemde Overeenkomst van Locarno tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid van 8 oktober 1968, hierna "de Overeenkomst van Locarno" genoemd, overeenkomstig artikel 2, lid 2;

d) een vermelding van de ontwerper of het team van ontwerpers of een door de aanvrager ondertekende verklaring dat de ontwerper of het team van ontwerpers afstand heeft gedaan van het recht op vermelding, overeenkomstig artikel 36, lid 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 6/2002.

Artikel 2

Meervoudige aanvrage

1. Een aanvrage kan een meervoudige aanvrage zijn waarbij om de inschrijving van meer modellen wordt verzocht.

2. Wanneer voor verscheidene modellen, die geen versieringen betreffen, een meervoudige aanvrage wordt ingediend, wordt de aanvrage opgesplitst indien de voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop zij worden toegepast, tot meer dan een klasse van de classificatie van Locarno behoren.

3. Voor elk model in de meervoudige aanvrage verstrekt de aanvrager een afbeelding van het model overeenkomstig artikel 4 en een opgave van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast.

4. De aanvrager nummert de modellen waarop de meervoudige aanvrage betrekking heeft met Arabische cijfers.

Artikel 3

Classificatie en opgave van de voortbrengselen

1. De voortbrengselen worden ingedeeld volgens de classificatie van artikel 1 van de Overeenkomst van Locarno, zoals gewijzigd en van kracht zijnde op het ogenblik van de aanvrage.

2. De classificatie van de voortbrengselen is uitsluitend bestemd voor administratieve doeleinden.

3. De opgave van de voortbrengselen wordt zodanig geformuleerd dat daaruit duidelijk de aard van de voortbrengselen blijkt en het mogelijk is elk voortbrengsel in slechts één klasse van de classificatie van Locarno onder te brengen, bij voorkeur aan de hand van de terminologie van de in die classificatie opgenomen lijst van voortbrengselen.

4. De voortbrengselen worden gegroepeerd volgens de classificatie van Locarno, waarbij elke groep van voortbrengselen wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse waartoe die groep behoort, en wordt gerangschikt volgens de volgorde van de klassen en onderklassen van die classificatie.

Artikel 4

Afbeelding van het model

1. De afbeelding van het model bestaat uit een grafische of fotografische weergave van het model in zwart-wit of in kleur. De afbeelding voldoet aan de volgende eisen:

a) behalve wanneer de aanvrage overeenkomstig artikel 67 op elektronische wijze wordt ingediend, wordt de afbeelding op afzonderlijke bladen papier ingediend of weergegeven op het daarvoor bestemde blad van het door het Bureau overeenkomstig artikel 68 ter beschikking gestelde formulier;

b) ingeval afzonderlijke bladen worden gebruikt, wordt het model op mat wit papier geplakt of gebruikt. Er wordt slechts één exemplaar ingediend en de bladen worden niet gevouwen of geniet;

c) het formaat van de afzonderlijke bladen is DIN A4 (29,7 cm hoog, 21 cm breed) en de ruimte die door de weergave van het model wordt ingenomen, is niet groter dan 26,2 cm x 17 cm. De linkermarge bedraagt minimaal 2,5 cm. Bovenaan de bladen wordt het aantal perspectieven overeenkomstig lid 2 en, in het geval van een meervoudige aanvrage, het volgnummer van het model vermeld; behalve de vermelding "boven" of de naam of het adres van de aanvrager worden geen tekst, woorden of symbolen op de bladen vermeld;

d) wanneer de aanvrage op elektronische wijze wordt ingediend, wordt de grafische of fotografische weergave van de modellen in een door de voorzitter van het Bureau vastgesteld formaat opgeslagen; de manier waarop de verschillende modellen van een meervoudige aanvrage of de verschillende perspectieven worden geïdentificeerd, wordt door de voorzitter van het Bureau vastgesteld;

e) het model wordt op een neutrale achtergrond weergegeven en wordt niet met inkt of correctievloeistof geretoucheerd. De kwaliteit van de afbeelding moet het mogelijk maken alle details van datgene waarvoor bescherming wordt gevraagd duidelijk te onderscheiden en de afbeelding te verkleinen of te vergroten tot een formaat van maximaal 8 bij 16 cm per perspectief teneinde het in het in artikel 72 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde Register van Gemeenschapsmodellen, hierna "het Register" genoemd, te kunnen opnemen en rechtstreeks in het in artikel 73 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde Gemeenschapsmodellenblad te kunnen publiceren.

2. De afbeelding bevat niet meer dan zeven verschillende perspectieven van het model. Een grafische of fotografische weergave mag slechts uit één perspectief bestaan. De aanvrager nummert elk perspectief door middel van Arabische cijfers. Het nummer bestaat uit afzonderlijke cijfers, gescheiden door een punt, waarbij het cijfer links van de punt voor het model staat en het cijfer rechts voor het perspectief.

Wanneer meer dan zeven perspectieven worden ingediend, behoeft het Bureau bij de inschrijving en publicatie geen rekening te houden met de bijkomende perspectieven. Het Bureau houdt de volgorde aan waarin de perspectieven door de aanvrager zijn genummerd.

3. Wanneer de aanvrage betrekking heeft op een model dat uit een repetitief oppervlaktepatroon bestaat, bevat de afbeelding van het model het volledige patroon en een voldoende groot gedeelte van het repetitieve oppervlak.

De in lid 1, onder c), genoemde maximale afmetingen zijn van toepassing.

4. Wanneer de aanvrage betrekking heeft op een model dat uit een typografisch lettertype bestaat, omvat de afbeelding van het model alle letters van het alfabet in zowel onderkast als bovenkast, en alle Arabische cijfers, met een tekst van vijf regels in dit lettertype, alle in lettergrootte 16.

Artikel 5

Specimens

1. Indien de aanvrage een tekening betreft en overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 een verzoek om opschorting van publicatie bevat, mag de afbeelding van de tekening worden vervangen door een op een blad papier geplakt specimen.

Aanvragen waarvoor een specimen wordt ingediend, moeten in één zending worden verzonden of rechtstreeks bij de dienst waarbij de aanvrage wordt ingediend, worden afgegeven.

De aanvrage en het specimen worden tegelijkertijd ingediend.

2. Het specimen mag niet groter zijn dan 26,2 x 17 cm, niet meer dan 50 g wegen en niet dikker dan 3 mm zijn. Het moet mogelijk zijn het specimen te bewaren bij documenten van de in artikel 4, lid 1, onder c), gespecificeerde afmetingen, zonder het te vouwen.

3. Specimens die beperkt houdbaar zijn of waarvan de bewaring gevaar inhoudt, mogen niet worden ingediend.

Van het specimen worden vijf exemplaren ingediend; bij een meervoudige aanvrage worden per model vijf exemplaren van het specimen ingediend.

4. Indien het model een repetitief oppervlaktepatroon betreft, bevat het specimen het volledige patroon en een voldoende groot gedeelte van het repetitieve oppervlak, zowel in de lengte als in de breedte. De in lid 2 genoemde maximale afmetingen zijn van toepassing.

Artikel 6

Bij het indienen van de aanvrage te betalen taksen

1. De volgende taksen worden bij het indienen van de aanvrage aan het Bureau betaald:

a) de inschrijvingstaks;

b) de publicatietaks of de opschortingstaks indien om opschorting van de publicatie is verzocht;

c) een bijkomende inschrijvingstaks voor elk model van een meervoudige aanvrage;

d) een bijkomende publicatietaks voor elk bijkomend model van een meervoudige aanvrage of een bijkomende opschortingstaks voor elk bijkomend model van een meervoudige aanvrage, indien om opschorting van publicatie is verzocht.

2. Wanneer de aanvrage een verzoek om opschorting van publicatie van inschrijving bevat, worden de publicatietaks en de bijkomdende publicatietaks voor elk bijkomend model van een meervoudige aanvrage binnen de in artikel 15, lid 4, vastgestelde termijn betaald.

Artikel 7

Indiening van de aanvrage

1. Het Bureau brengt op de aanvrage de datum van ontvangst en het dossiernummer aan.

Elk model van een meervoudige aanvrage wordt door het Bureau genummerd volgens een door de voorzitter vastgesteld systeem.

Het Bureau verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop het dossiernummer, de afbeelding, een beschrijving of een andere aanduiding van het model, de aard en het aantal van de stukken alsmede de datum waarop zij zijn ontvangen, worden vermeld.

In het geval van een meervoudige aanvrage worden op het door het Bureau verstrekte ontvangstbewijs de identificatiegegevens van het eerste model en het aantal ingediende modellen vermeld.

2. Wanneer de aanvrage overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat of bij het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen is ingediend, nummert de instantie waarbij de aanvrage is ingediend, elke bladzijde van de aanvrage met Arabische cijfers. Deze instantie vermeldt op de aanvrage de datum van ontvangst en het aantal bladzijden ervan alvorens de aanvrage aan het Bureau door te zenden.

De instantie waarbij de aanvrage is ingediend, verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop ten minste de aard en het aantal van de stukken alsmede de datum van ontvangst worden vermeld.

3. Indien het Bureau een aanvrage via de centrale dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat of via het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen ontvangt, vermeldt het de dag van ontvangst en het dossiernummer op de aanvrage en verstrekt het de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs overeenkomstig lid 1, derde en vierde alinea, met vermelding van de datum van ontvangst bij het Bureau.

Artikel 8

Beroep op voorrang

1. Indien in de aanvrage overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EG) nr. 6/2002 een beroep wordt gedaan op de voorrang van een of meer eerdere aanvragen, doet de aanvrager binnen drie maanden na de in artikel 38 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde datum van indiening opgave van het dossiernummer van de eerdere aanvrage en dient hij een afschrift van die eerdere aanvrage in. De voorzitter van het Bureau stelt vast welk bewijsmateriaal de aanvrager moet indienen.

2. Indien de aanvrager, nadat de aanvrage reeds is ingediend, een beroep wenst te doen op de voorrang van een of meer eerdere aanvragen overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EG) nr. 6/2002, legt hij de verklaring van voorrang, met vermelding van de staat waarin of waarvoor en de datum waarop de eerdere aanvrage is ingediend, binnen een maand na de datum van indiening over.

De aanvrager verstrekt het Bureau de in lid 1 bedoelde gegevens en bewijsstukken binnen drie maanden na ontvangst van de verklaring van voorrang.

Artikel 9

Voorrang in geval van tentoonstelling

1. Indien in de aanvrage overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EG) nr. 6/2002 een beroep wordt gedaan op voorrang uit hoofde van een tentoonstelling, legt de aanvrager samen met de aanvrage of uiterlijk drie maanden na de datum van indiening van de aanvrage, een bewijsstuk over dat op de tentoonstelling door de voor de bescherming van de industriële eigendom op die tentoonstelling verantwoordelijke instantie is afgegeven.

Uit dit bewijsstuk moet blijken dat het model in een voortbrengsel is verwerkt of op een voortbrengsel is toegepast en op de tentoonstelling openbaar is gemaakt, op welke datum de tentoonstelling is geopend en, indien de eerste openbaarmaking niet met de openingsdatum van de tentoonstelling samenviel, op welke datum het voortbrengsel voor het eerst openbaar is gemaakt. Het bewijsstuk gaat vergezeld van een vermelding van de feitelijke openbaarmaking van het model die door die instantie naar behoren is gewaarmerkt.

2. Indien de aanvrager, nadat de aanvrage is ingediend, een beroep wenst te doen op voorrang uit hoofde van een tentoonstelling, wordt de verklaring van voorrang, met vermelding van de naam van de tentoonstelling en de datum waarop het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast voor het eerst openbaar is gemaakt, binnen een maand na de datum van indiening van de aanvrage overgelegd. De in lid 1 bedoelde gegevens en bewijsstukken worden binnen drie maanden na ontvangst van de verklaring van voorrang aan het Bureau verstrekt.

Artikel 10

Onderzoek van de voorwaarden voor het toekennen van een datum van indiening en van andere formele voorwaarden

1. Het Bureau deelt de aanvrager mee dat geen datum van indiening kan worden toegekend indien de aanvrage niet aan de voorwaarden voor het toekennen van een datum van indiening voldoet, omdat een of meer van de volgende gegevens ontbreken:

a) een verzoek om inschrijving van het model als een ingeschreven Gemeenschapsmodel;

b) gegevens ter identificatie van de aanvrager;

c) een afbeelding van het model overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder d) en e), of, indien van toepassing, een specimen.

2. Indien de in lid 1 genoemde ontbrekende gegevens binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling worden verstrekt, geldt als datum van indiening de datum waarop alle ontbrekende gegevens zijn verstrekt.

Indien de ontbrekende gegevens niet binnen die termijn worden verstrekt, wordt de aanvrage niet als een aanvrage van een Gemeenschapsmodel behandeld. Reeds betaalde taksen worden terugbetaald.

3. Het Bureau verzoekt de aanvrager de vastgestelde gebreken binnen een door het Bureau te stellen termijn te verhelpen ingeval reeds een datum van indiening is toegekend, maar uit het onderzoek blijkt dat:

a) niet aan de voorwaarden van de artikelen 1, 2, 4 en 5 of aan de andere, in Verordening (EG) nr. 6/2002 of in de onderhavige verordening vervatte formele voorwaarden voor aanvragen is voldaan;

b) het Bureau niet het volledige bedrag van de taksen dat overeenkomstig artikel 6, lid 1, in samenhang met Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie(2) is verschuldigd, heeft ontvangen;

c) wanneer overeenkomstig de artikelen 8 en 9 in de aanvrage of binnen een maand na de datum van indiening ervan een beroep op voorrang is gedaan, niet aan de andere voorwaarden van die artikelen is voldaan;

d) in het geval van een meervoudige aanvrage, de voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop deze zullen worden toegepast, tot meer dan een klasse van de classificatie van Locarno behoren.

Het Bureau verzoekt de aanvrager met name, binnen twee maanden na de datum van kennisgeving, de verschuldigde taksen te betalen, samen met de taksen wegens laattijdige betaling, vastgesteld in artikel 107, lid 2, onder a) tot en met d), van Verordening (EG) nr. 6/2002 en in Verordening (EG) nr. 2246/2002.

In het geval van het in de eerste alinea, onder d), genoemde gebrek verzoekt het Bureau de aanvrager de meervoudige aanvrage op te splitsen, teneinde te verzekeren dat aan de in artikel 2, lid 2, genoemde eisen wordt voldaan. Het verzoekt de aanvrager eveneens alle taksen die voortvloeien uit de opsplitsing van de meervoudige aanvrage, binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig te betalen.

Nadat de aanvrager binnen de gestelde termijn aan het verzoek om opsplitsing van de meervoudige aanvrage heeft voldaan, geldt de datum van indiening die aan de oorspronkelijke meervoudige aanvrage was toegekend als datum van indiening voor de uit de opsplitsing voortvloeiende aanvrage of aanvragen.

4. Indien de in lid 3, onder a) en d), genoemde gebreken niet binnen de gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvrage af.

5. Indien de krachtens artikel 6, lid 1, onder a) en b), verschuldigde taksen niet binnen de gestelde termijn worden betaald, wijst het Bureau de aanvrage af.

6. Indien de krachtens artikel 6, lid 1, onder c) of d), verschuldigde bijkomende taksen met betrekking tot een meervoudige aanvrage niet of niet volledig binnen de gestelde termijn zijn betaald, wijst het Bureau de aanvrage af met betrekking tot alle bijkomende modellen die niet door het betaalde bedrag zijn gedekt.

Bij ontbreken van criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, neemt het Bureau de modellen in aanmerking in de volgorde waarin zij overeenkomstig artikel 2, lid 4, zijn genummerd. Het Bureau wijst de aanvrage af voorzover deze betrekking heeft op de modellen waarvoor de bijkomende taksen niet of niet volledig zijn betaald.

7. Indien de in lid 3, onder c), genoemde gebreken niet binnen de gestelde termijn worden verholpen, vervalt het recht van voorrang voor de aanvrage.

8. Indien een van de in lid 3 genoemde gebreken niet binnen de gestelde termijn is verholpen en dit gebrek slechts op sommige modellen van een meervoudige aanvrage betrekking heeft, wijst het Bureau de aanvrage af of vervalt het recht van voorrang alleen met betrekking tot die modellen.

Artikel 11

Onderzoek van de gronden voor niet-inschrijving

1. Wanneer het Bureau tijdens het in artikel 10 van deze verordening bedoelde onderzoek vaststelt dat, overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 6/2002, het model waarvoor bescherming wordt gevraagd niet met de in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 6/2002 gegeven omschrijving van het model overeenstemt of strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, deelt het de aanvrager mede, dat het model niet kan worden ingeschreven onder opgave van de gronden voor de niet-inschrijving.

2. Het Bureau bepaalt de termijn waarbinnen de aanvrager zijn opmerkingen kan indienen, zijn aanvrage kan intrekken of deze kan wijzigen door een gewijzigde afbeelding van het model in te dienen, mits de identiteit van het model behouden blijft.

3. Indien de aanvrager de gronden voor de niet-inschrijving niet binnen de gestelde termijn verhelpt, wijst het Bureau de aanvrage af. Indien die gronden slechts op sommige modellen van een meervoudige aanvrage betrekking hebben, wijst het Bureau de aanvrage alleen met betrekking tot die modellen af.

Artikel 12

Intrekking of correctie van de aanvrage

1. De aanvrager kan op elk ogenblik een aanvrage van een Gemeenschapsmodel intrekken of, in het geval van een meervoudige aanvrage, sommige modellen van een meervoudige aanvrage intrekken.

2. Op verzoek van de aanvrager mogen alleen de naam en het adres van de aanvrager, foute formuleringen of kopieerfouten of kennelijke vergissingen worden gecorrigeerd, voorzover dergelijke correcties geen invloed hebben op de afbeelding van het model.

3. Een verzoek om correctie van een aanvrage overeenkomstig lid 2 bevat de volgende gegevens:

a) het dossiernummer van de aanvrage;

b) de naam en het adres van de aanvrager, overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b);

c) wanneer de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e);

d) het onderdeel van de aanvrage dat moet worden gecorrigeerd en de gecorrigeerde versie van dat onderdeel.

4. Indien niet aan de vereisten voor correctie van de aanvrage is voldaan, deelt het Bureau de aanvrager de gebreken mede. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden opgeheven, wijst het Bureau het verzoek om correctie af.

5. Indien het een correctie van hetzelfde onderdeel in twee of meer aanvragen van dezelfde aanvrager betreft, volstaat een enkel verzoek om wijziging.

6. De leden 2 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op verzoeken om correctie van de naam of het kantooradres van een door de aanvrager aangewezen vertegenwoordiger.

HOOFDSTUK II

INSCHRIJVINGSPROCEDURE

Artikel 13

Inschrijving van het model

1. Indien de aanvrage aan de in artikel 48 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde vereisten voldoet, worden het model waarop de aanvrage betrekking heeft en de in artikel 69, lid 2, van de onderhavige verordening genoemde gegevens in het Register ingeschreven.

2. Indien de aanvrage overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 6/2002 een verzoek om opschorting van de publicatie bevat, worden dit feit en de datum waarop de termijn van opschorting afloopt ingeschreven.

3. De krachtens artikel 6, lid 1, verschuldigde taksen worden niet terugbetaald, zelfs niet wanneer het model niet wordt ingeschreven.

Artikel 14

Publicatie van de inschrijving

1. De inschrijving van het model wordt in het Gemeenschapsmodellenblad gepubliceerd.

2. Behoudens het bepaalde in lid 3, worden in de publicatie van de inschrijving de volgende gegevens opgenomen:

a) de naam en het adres van de houder van het Gemeenschapsmodel, hierna "de houder" genoemd;

b) indien van toepassing, de naam en het kantooradres van de door de houder aangewezen vertegenwoordiger, niet zijnde een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 77, lid 3, eerste volzin, van Verordening (EG) nr. 6/2002; indien meer dan één vertegenwoordiger hetzelfde kantooradres heeft, worden slechts de naam en het kantooradres van de eerstgenoemde vertegenwoordiger gepubliceerd, gevolgd door de woorden "et al."; indien er twee of meer vertegenwoordigers met verschillende kantooradressen zijn, wordt slechts het volgens artikel 1, lid 1, onder e), van deze verordening vastgestelde kantooradres gepubliceerd; in het geval van een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 62, lid 9, worden slechts de naam en het kantooradres van het samenwerkingsverband gepubliceerd;

c) de afbeelding van het model overeenkomstig artikel 4; indien het model in kleur is afgebeeld, wordt het ook in kleur gepubliceerd;

d) indien van toepassing, de vermelding dat overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), een beschrijving is ingediend;

e) een opgave van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast, voorafgegaan door het nummer van en gegroepeerd volgens de relevante klassen en onderklassen van de classificatie van Locarno;

f) indien van toepassing, de naam van de ontwerper of het team van ontwerpers;

g) de datum van indiening en het dossiernummer, en het dossiernummer van elk model in het geval van een meervoudige aanvrage;

h) indien van toepassing, gegevens over het beroep op voorrang overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EG) nr. 6/2002;

i) indien van toepassing, gegevens over het beroep op voorrang in geval van tentoonstelling overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EG) nr. 6/2002;

j) de datum, het inschrijvingsnummer en de publicatiedatum van de inschrijving;

k) de taal waarin de aanvrage is ingediend en de tweede taal die de aanvrager heeft opgegeven overeenkomstig artikel 98, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002.

3. Indien de aanvrage een verzoek om opschorting van de publicatie overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bevat, wordt een bericht betreffende de opschorting van publicatie in het Gemeenschapsmodellenblad gepubliceerd, waarbij de naam van de houder, de naam van de eventuele vertegenwoordiger, de datum van indiening en inschrijving en het dossiernummer van de aanvrage worden vermeld. Noch de afbeelding van het model, noch enige informatie betreffende de verschijningsvorm ervan worden gepubliceerd.

Artikel 15

Opschorting van publicatie

1. Wanneer de aanvrage een verzoek om opschorting van de publicatie overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bevat, moet de houder samen met het verzoek of uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de opschortingstermijn van 30 maanden:

a) de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde publicatietaks betalen;

b) in het geval van een meervoudige inschrijving, de in artikel 6, lid 1, onder d), bedoelde bijkomende publicatietaksen betalen;

c) ingeval overeenkomstig artikel 5 een afbeelding van het model door een specimen is vervangen, een afbeelding van het model overeenkomstig artikel 4 indienen. Dit geldt voor alle modellen van een meervoudige aanvrage waarvoor publicatie wordt gevraagd;

d) in het geval van een meervoudige inschrijving, duidelijk aangeven welke modellen van de meervoudige inschrijving moeten worden gepubliceerd of voor welke modellen van publicatie wordt afgezien of, indien de opschortingstermijn nog niet is verstreken, voor welke modellen deze termijn blijft lopen.

Wanneer de houder voor het verstrijken van de opschortingstermijn van 30 maanden om publicatie verzoekt, dient hij uiterlijk drie maanden voor de gevraagde datum van publicatie aan de in de eerste alinea, onder a) tot en met d), gestelde eisen te voldoen.

2. Wanneer de houder niet aan de in lid 1, onder c) of d), gestelde eisen voldoet, verzoekt het Bureau hem deze gebreken binnen een bepaalde termijn te verhelpen; deze termijn mag in geen geval na de opschortingstermijn van 30 maanden verstrijken.

3. Indien de houder de in lid 2 bedoelde gebreken niet binnen de toepasselijke termijn verhelpt,

a) wordt het ingeschreven Gemeenschapsmodel geacht van het begin af aan niet de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde rechtsgevolgen te hebben gehad;

b) wordt, ingeval de houder overeenkomstig lid 1, tweede alinea, om eerdere publicatie heeft verzocht, het verzoek geacht niet te zijn ingediend.

4. Indien de houder de in lid 1, onder a) of b), genoemde taksen niet voldoet, verzoekt het Bureau hem binnen een bepaalde termijn, die echter in geen geval mag verstrijken na afloop van de opschortingstermijn van 30 maanden, deze taksen te betalen, samen met de in artikel 107, lid 2, onder b) of d), van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Verordening (EG) nr. 2246/2002 vastgestelde taksen voor laattijdige betaling.

Indien de betaling niet binnen deze termijn is verricht, stelt het Bureau de houder ervan in kennis dat het ingeschreven Gemeenschapsmodel van het begin af aan niet de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde rechtsgevolgen heeft gehad.

Indien, in het geval van een meervoudige inschrijving, binnen de genoemde termijn een betaling is verricht, maar niet alle krachtens lid 1, onder a) en b), verschuldigde taksen en de taksen voor laattijdige betaling door deze betaling worden gedekt, worden alle modellen waarvoor geen taksen zijn betaald, geacht van het begin af aan niet de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde rechtsgevolgen te hebben gehad.

Tenzij duidelijk is op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, neemt het Bureau bij ontbreken van andere criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, de modellen in aanmerking in de volgorde waarin zij overeenkomstig artikel 2, lid 4, zijn genummerd.

Alle modellen waarvoor de bijkomende publicatietaks en de taks voor laattijdige betaling niet of niet volledig zijn betaald, worden geacht van het begin af niet de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde rechtsgevolgen te hebben gehad.

Artikel 16

Publicatie na de opschortingstermijn

1. Indien de houder aan de in artikel 15 vastgestelde eisen voldoet, zal het Bureau na afloop van de opschortingstermijn of in het geval van een verzoek tot eerdere publicatie, zodra dit technisch mogelijk is

a) het ingeschreven Gemeenschapsmodel in het Gemeenschapsmodellenblad publiceren, samen met de in artikel 14, lid 2, genoemde gegevens en met de vermelding dat de aanvrage een verzoek om opschorting van publicatie overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bevat en, indien van toepassing, dat een specimen overeenkomstig artikel 5 van de onderhavige verordening is ingediend;

b) alle bestanden die op het model betrekking hebben, ter inzage van het publiek leggen;

c) alle inschrijvingen in het Register ter inzage van het publiek leggen, met inbegrip van de inschrijvingen die krachtens artikel 73 van inzage zijn uitgesloten.

2. Ingeval artikel 15, lid 4, van toepassing is, worden de in lid 1 van dit artikel genoemde handelingen niet uitgevoerd voor de modellen van de meervoudige inschrijving die worden geacht van het begin af aan niet de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde rechtsgevolgen te hebben gehad.

Artikel 17

Inschrijvingsbewijs

1. Na de publicatie verstrekt het Bureau de houder een inschrijvingsbewijs waarin de overeenkomstig artikel 69, lid 2, ingeschreven gegevens en een verklaring dat die gegevens in het Register zijn ingeschreven, zijn opgenomen.

2. De houder mag verzoeken hem tegen betaling van een taks al dan niet gewaarmerkte duplicaten van het inschrijvingsbewijs te verstrekken.

Artikel 18

Handhaving van het model in gewijzigde vorm

1. Wanneer het ingeschreven Gemeenschapsmodel overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EG) nr. 6/2002 in gewijzigde vorm wordt gehandhaafd, wordt het in die vorm in het Register ingeschreven en in het Gemeenschapsmodellenblad gepubliceerd.

2. De handhaving van een model in gewijzigde vorm kan erin bestaan dat de inschrijving vergezeld gaat van een ten hoogste 100 woorden tellende verklaring van de houder dat hij gedeeltelijk van aanspraken op dat recht afziet, of van een vermelding in het Register van Gemeenschapsmodellen van een rechterlijke beslissing of een beslissing van het Bureau waarbij het recht op het ingeschreven Gemeenschapsmodel gedeeltelijk nietig is verklaard.

Artikel 19

Wijziging van de naam of het adres van de houder of van diens ingeschreven vertegenwoordiger

1. Een wijziging van de naam of het adres van de houder die niet het gevolg is van een overgang van het geregistreerde model, wordt op verzoek van de houder in het Register opgenomen.

2. Een verzoek om wijziging van de naam of het adres van de houder bevat:

a) het inschrijvingsnummer van het model;

b) de naam en het adres van de houder, zoals ingeschreven in het Register. Indien het Bureau de houder een identificatienummer heeft gegeven, volstaat het dit nummer en de naam van de aanvrager te vermelden;

c) de vermelding van de naam en het adres van de houder, zoals zij moeten worden gewijzigd, overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b);

d) indien de houder een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e).

3. Het in lid 2 bedoelde verzoek is vrij van taks.

4. De houder van twee of meer ingeschreven modellen mag een enkel verzoek om wijziging van zijn naam of adres indienen.

5. Indien niet aan de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarden is voldaan, stelt het Bureau de verzoeker van de gebreken in kennis.

Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau te stellen termijn worden verholpen, wijst het Bureau het verzoek af.

6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van de naam en het adres van de ingeschreven vertegenwoordiger.

7. De leden 1 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen om Gemeenschapsmodellen. De wijziging wordt opgenomen in de dossiers die met betrekking tot de aanvrage van het Gemeenschapsmodel door het Bureau worden bijgehouden.

Artikel 20

Correctie van fouten en vergissingen in het Register en in de publicatie van de inschrijving

Wanneer de inschrijving van het model of de publicatie ervan een aan het Bureau toe te rekenen fout of vergissing bevat, corrigeert het Bureau deze ambtshalve of op verzoek van de houder.

Wanneer de houder een dergelijk verzoek doet, is artikel 19 van overeenkomstige toepassing op door de houder ingediende verzoeken om correctie. Het verzoek is vrij van taks.

Het Bureau publiceert de overeenkomstig dit artikel aangebrachte correcties.

HOOFDSTUK III

VERNIEUWING VAN DE INSCHRIJVING

Artikel 21

Kennisgeving van het verstrijken van de inschrijving

Ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de inschrijving stelt het Bureau de houder en elke persoon die een recht op het Gemeenschapsmodel, met inbegrip van een licentie, in het Register heeft ingeschreven, van het naderende verstrijken van de inschrijving in kennis. Het verzuim van deze kennisgeving laat het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving onverlet.

Artikel 22

Vernieuwing van de inschrijving

1. Een aanvrage om vernieuwing van de inschrijving behelst:

a) indien de aanvrage door de houder wordt ingediend, diens naam en adres overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b);

b) indien de aanvrage door een persoon die uitdrukkelijk door de houder daartoe is gemachtigd, wordt ingediend, de naam en het adres van deze persoon alsmede het bewijs dat hij gemachtigd is de aanvrage in te dienen;

c) indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e);

d) het inschrijvingsnummer;

e) indien van toepassing, de vermelding dat de vernieuwing wordt aangevraagd voor alle modellen waarop een meervoudige inschrijving betrekking heeft of, indien de vernieuwing niet voor al deze modellen wordt aangevraagd, de vermelding van de modellen waarvoor de vernieuwing wordt aangevraagd.

2. De overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 6/2002 voor de vernieuwing van een inschrijving te betalen taksen bestaan uit:

a) een vernieuwingstaks die, in het geval van verscheidene modellen van een meervoudige inschrijving, evenredig is aan het aantal modellen waarop de vernieuwing betrekking heeft;

b) indien van toepassing, de bijkomende taks voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks of voor laattijdige indiening van de aanvrage om vernieuwing overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 6/2002, zoals nader bepaald in Verordening (EG) nr. 2246/2002.

3. Wanneer de aanvrage om vernieuwing binnen de in artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde termijnen wordt ingediend, maar niet aan de andere in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en in de onderhavige verordening gestelde voorwaarden voor vernieuwing is voldaan, stelt het Bureau de aanvrager van de vastgestelde gebreken in kennis.

Wanneer de aanvrage wordt ingediend door een persoon die uitdrukkelijk door de houder daartoe is gemachtigd, ontvangt de houder een afschrift van deze kennisgeving.

4. Wanneer de aanvrage om vernieuwing niet of pas na het verstrijken van de in artikel 13, lid 3, tweede volzin, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde termijn geschiedt of wanneer de taksen niet of pas na het verstrijken van die termijn worden betaald of wanneer de vastgestelde gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, stelt het Bureau vast dat de geldigheidsduur van de inschrijving is verstreken en stelt het de houder en, in voorkomend geval, de aanvrager van de vernieuwing en de in het Register als houder van rechten op het model ingeschreven persoon, hiervan in kennis.

Wanneer, in het geval van een meervoudige inschrijving, de betaalde taksen onvoldoende zijn om alle modellen waarvoor vernieuwing wordt aangevraagd te dekken, geschiedt deze vaststelling pas nadat het Bureau heeft vastgesteld op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft.

Bij ontbreken van andere criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, neemt het Bureau de modellen in aanmerking in de volgorde waarin zij overeenkomstig artikel 2, lid 4, zijn genummerd.

Het Bureau stelt vast dat de geldigheidsduur van alle modellen waarvoor de vernieuwingstaksen niet of niet volledig zijn betaald, is verstreken.

5. Indien de overeenkomstig lid 4 gedane vaststelling definitief is geworden, haalt het Bureau de inschrijving van het model in het Register door met ingang van de dag volgende op die waarop de bestaande inschrijving is verstreken.

6. Wanneer in lid 2 bedoelde vernieuwingstaksen zijn betaald doch de inschrijving niet is vernieuwd, worden deze taksen terugbetaald.

HOOFDSTUK IV

OVERGANG, LICENTIES EN ANDERE RECHTEN, WIJZIGINGEN

Artikel 23

Overgang

1. Een aanvrage om inschrijving van een overgang overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EG) nr. 6/2002 behelst:

a) het inschrijvingsnummer van het Gemeenschapsmodel;

b) gegevens van de nieuwe houder, overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b);

c) wanneer de overgang niet alle modellen van een meervoudige inschrijving omvat, de gegevens van de ingeschreven modellen waarop de overgang betrekking heeft;

d) bescheiden die naar behoren bewijs leveren van de overgang.

2. In de aanvrage mogen, in voorkomend geval, de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger van de nieuwe houder worden vermeld, overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e).

3. De aanvrage wordt eerst geacht te zijn ingediend wanneer de verschuldigde taks is betaald. Wanneer de taks niet of niet volledig is betaald, stelt het Bureau de aanvrager daarvan in kennis.

4. Als voldoende bewijs van de overgang in de zin van lid 1, onder d), geldt het volgende:

a) de aanvrage om inschrijving van de overgang wordt ondertekend door de ingeschreven houder of diens vertegenwoordiger en door de rechtsopvolger of diens vertegenwoordiger; of

b) de aanvrage gaat, wanneer deze door de rechtsopvolger wordt ingediend, vergezeld van een door de ingeschreven houder of diens vertegenwoordiger ondertekende verklaring dat hij met de inschrijving van de rechtsopvolger instemt; of

c) de aanvrage gaat vergezeld van een ingevuld en door de ingeschreven houder of diens vertegenwoordiger en door de rechtsopvolger of diens vertegenwoordiger ondertekend overgangsformulier of -document.

5. Wanneer niet aan de vereisten voor de inschrijving van een overgang is voldaan, stelt het Bureau de aanvrager van de gebreken in kennis.

Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvrage om inschrijving van de overgang af.

6. Voor twee of meer ingeschreven Gemeenschapsmodellen mag één enkele aanvrage om inschrijving van een overgang worden ingediend, mits in elk van die gevallen de ingeschreven houder en de rechtsopvolger dezelfden zijn.

7. De leden 1 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van aanvragen van ingeschreven Gemeenschapsmodellen. Van de overgang wordt aantekening gedaan in de dossiers die met betrekking tot de aanvrage van het Gemeenschapsmodel door het Bureau worden bijgehouden.

Artikel 24

Inschrijving van licenties en van andere rechten

1. Artikel 23, lid 1, onder a), b) en c), en artikel 23, leden 2, 3, 5 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van de verlening of van de overgang van een licentie, op de inschrijving van de vestiging of van de overdracht van een zakelijk recht op een ingeschreven Gemeenschapsmodel en op de inschrijving van executiemaatregelen. Ingeval een ingeschreven Gemeenschapsmodel evenwel in een insolventieprocedure is betrokken, is het verzoek van de bevoegde nationale instantie om een aantekening dienaangaande in het Register vrij van taks.

Elk ingeschreven Gemeenschapsmodel dat deel uitmaakt van een meervoudige inschrijving kan afzonderlijk van de andere het voorwerp van een licentie, van een zakelijk recht, van gedwongen tenuitvoerlegging of van een insolventieprocedure zijn.

2. Wanneer het ingeschreven Gemeenschapsmodel slechts voor een deel van de Gemeenschap of voor een beperkte periode in licentie wordt gegeven, wordt in de aanvrage om inschrijving van de licentie aangegeven voor welk deel van de Gemeenschap of voor welke periode de licentie wordt verleend.

3. Indien niet aan de voorwaarden voor de inschrijving van licenties en andere rechten als bedoeld in de artikelen 29, 30 en 32 van Verordening (EG) nr. 6/2002, in lid 1 van dit artikel en in de andere toepasselijke artikelen van de onderhavige verordening is voldaan, stelt het Bureau de aanvrager van de gebreken in kennis.

Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvrage om inschrijving af.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op licenties en andere rechten betreffende aanvragen van ingeschreven Gemeenschapsmodellen. Van de licenties, zakelijke rechten en executiemaatregelen wordt aantekening gedaan in de dossiers die met betrekking tot de aanvrage van het Gemeenschapsmodel door het Bureau worden bijgehouden.

5. Het verzoek om verlening van een niet-uitsluitende licentie krachtens artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt gedaan binnen drie maanden na de inschrijving van de nieuwe houder in het Register.

Artikel 25

Bijzondere bepalingen betreffende de inschrijving van een licentie

1. Een licentie op een ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt op verzoek van de modelhouder of van de licentiehouder als uitsluitende licentie in het Register ingeschreven.

2. Een licentie op een ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt als onderlicentie in het Register ingeschreven indien deze wordt verleend door een licentiehouder wiens licentie in het Register is ingeschreven.

3. Een licentie op een ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt als een territoriaal beperkte licentie in het Register ingeschreven indien deze voor een deel van de Gemeenschap wordt verleend.

4. Een licentie op een ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt als een tijdelijke licentie in het Register ingeschreven indien deze voor een beperkte duur wordt verleend.

Artikel 26

Doorhaling of wijziging van de inschrijving van licenties en andere rechten

1. Een krachtens artikel 24 verrichte inschrijving wordt op verzoek van een der betrokken personen doorgehaald.

2. Het verzoek behelst:

a) het inschrijvingsnummer van het ingeschreven Gemeenschapsmodel of, in het geval van een meervoudige inschrijving, het nummer van elk model; en

b) nadere bijzonderheden omtrent het recht waarvan de inschrijving dient te worden doorgehaald.

3. Het verzoek om doorhaling van de inschrijving van een licentie of van een ander recht wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de vereiste taks niet is betaald.

Indien de taks niet of niet volledig is betaald, stelt het Bureau de verzoeker daarvan in kennis. Een verzoek van een bevoegde nationale instantie om doorhaling van de aantekening dat een Gemeenschapsmodel in een insolventieprocedure is betrokken, is vrij van taks.

4. Het verzoek gaat vergezeld van documenten waaruit blijkt dat het ingeschreven recht niet meer bestaat of van een verklaring van de licentiehouder of van de houder van een ander recht waarbij deze erin toestemt dat de inschrijving wordt doorgehaald.

5. Indien niet aan de vereisten voor doorhaling van de inschrijving is voldaan, stelt het Bureau de verzoeker van de gebreken in kennis. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau het verzoek om doorhaling van de inschrijving af.

6. De leden 1, 2, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om wijziging van een krachtens artikel 24 verrichte inschrijving.

7. De leden 1 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de krachtens artikel 24, lid 4, in de dossiers gedane aantekeningen.

HOOFDSTUK V

AFSTAND EN NIETIGVERKLARING

Artikel 27

Afstand

1. De verklaring van afstand als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 6/2002 behelst:

a) het inschrijvingsnummer van het ingeschreven Gemeenschapsmodel;

b) de naam en het adres van de houder, overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b);

c) indien een vertegenwoordiger is aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e);

d) indien slechts van sommige modellen van een meervoudige inschrijving afstand wordt gedaan, een opgave van de modellen waarvan afstand wordt gedaan of de modellen die ingeschreven moeten blijven;

e) indien overeenkomstig artikel 51, lid 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002 gedeeltelijk afstand wordt gedaan van het ingeschreven Gemeenschapsmodel, een afbeelding van het gewijzigde model overeenkomstig artikel 4 van de onderhavige verordening.

2. Wanneer een recht van een derde op het ingeschreven Gemeenschapsmodel in het Register is ingeschreven, wordt diens instemming met de afstand voldoende bewezen geacht, indien door de houder van dat recht of door diens vertegenwoordiger een verklaring van instemming met de afstand wordt getekend.

Wanneer een licentie is ingeschreven, geschiedt de inschrijving van de afstand van het model drie maanden na de datum waarop de houder ten genoegen van het Bureau heeft aangetoond dat hij de licentiehouder in kennis heeft gesteld van zijn voornemen van het model afstand te doen. Indien de houder vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van het Bureau aantoont dat de licentiehouder zijn toestemming heeft gegeven, wordt de afstand onverwijld ingeschreven.

3. Wanneer krachtens artikel 15 van Verordening (EG) nr. 6/2002 een vordering met betrekking tot de aanspraak op een ingeschreven Gemeenschapsmodel bij een rechterlijke instantie is ingesteld, is een door de eiser of diens vertegenwoordiger ondertekende verklaring van instemming met de afstand voldoende bewijs dat deze met de afstand instemt.

4. Wanneer niet aan de voorwaarden betreffende afstand is voldaan, stelt het Bureau de indiener van de verklaring van de gebreken in kennis. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, weigert het Bureau de inschrijving van de afstand in het Register.

Artikel 28

Vordering tot nietigverklaring

1. Een vordering bij het Bureau tot nietigverklaring van een Gemeenschapsmodel overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EG) nr. 6/2002 behelst:

a) met betrekking tot het ingeschreven Gemeenschapsmodel waarvan de nietigverklaring wordt verzocht:

i) het inschrijvingsnummer;

ii) de naam en het adres van de houder;

b) met betrekking tot de gronden waarop de vordering berust:

i) een verklaring van de gronden waarop de vordering tot nietigverklaring berust;

ii) in het geval van een vordering krachtens artikel 25, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 6/2002, bovendien de afbeelding en nadere gegevens van het eerdere model waarop de vordering tot nietigverklaring is gebaseerd en waaruit blijkt dat de verzoeker het recht heeft overeenkomstig artikel 25, lid 3, van die verordening het oudere model als nietigheidsgrond in te roepen;

iii) in het geval van een vordering krachtens artikel 25, lid 1, onder e) of f), van Verordening (EG) nr. 6/2002, bovendien de afbeelding en nadere gegevens van het onderscheidend teken of het auteursrechtelijk beschermde werk waarop de vordering tot nietigverklaring is gebaseerd en nadere gegevens waaruit blijkt dat de verzoeker houder is van het oudere recht overeenkomstig artikel 25, lid 3, van die verordening;

iv) in het geval van een vordering krachtens artikel 25, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 6/2002, bovendien de afbeelding en nadere gegevens van de relevante zaak waarnaar in dat artikel wordt verwezen en nadere gegevens waaruit blijkt dat de vordering is ingesteld door de persoon of rechtspersoon die getroffen is door het oneigenlijke gebruik overeenkomstig artikel 25, lid 4, van die verordening;

v) indien als nietigheidsgrond wordt aangevoerd dat het ingeschreven Gemeenschapsmodel niet aan de in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde eisen voldoet, de vermelding en de reproductie van de eerdere modellen die een beletsel kunnen vormen voor de nieuwheid of het eigen karakter van het ingeschreven Gemeenschapsmodel en documenten waaruit het bestaan van die oudere modellen blijkt;

vi) een opgave van de feiten, het bewijsmateriaal en de argumenten die ter staving van deze gronden worden aangevoerd;

c) met betrekking tot de verzoeker,

i) zijn naam en adres overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b);

ii) indien de verzoeker een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e);

iii) in het geval van een vordering krachtens artikel 25, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 6/2002, bovendien nadere gegevens waaruit blijkt dat de vordering is ingesteld door een persoon of personen die hiertoe krachtens artikel 25, lid 2, van die verordening het recht heeft of hebben.

2. De in artikel 52, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde taks is op de vordering van toepassing.

3. Het Bureau stelt de houder ervan in kennis dat een vordering tot nietigverklaring is ingesteld.

Artikel 29

Taalgebruik in de procedure tot nietigverklaring

1. Vorderingen tot nietigverklaring worden overeenkomstig artikel 98, lid 4 van Verordening (EG) nr. 6/2002 in de proceduretaal ingediend.

2. Indien de proceduretaal niet de taal is waarin de aanvrage is gesteld en de houder zijn opmerkingen heeft ingediend in de taal waarin de aanvrage is gesteld, laat het Bureau deze opmerkingen in de proceduretaal vertalen.

3. Drie jaar na de overeenkomstig artikel 111, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 vastgestelde datum zal de Commissie bij het in artikel 109 van Verordening (EG) nr. 6/2002 genoemde comité een verslag indienen over de toepassing van lid 2 van het onderhavige artikel en zal zij in voorkomend geval overeenkomstig artikel 98, lid 4, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 6/2002 voorstellen doen tot vaststelling van een maximumbedrag dat ten laste van het Bureau kan komen.

4. Indien de voorzieningen van lid 2 tot onevenredige uitgaven leiden, kan de Commissie besluiten het verslag en eventuele voorstellen, als bedoeld in lid 3, eerder in te dienen; het comité bespreekt deze met voorrang.

5. Indien het bewijsmateriaal ter staving van de vordering niet in de taal van de procedure tot nietigverklaring wordt ingediend, dient de indiener van de vordering binnen twee maanden na de indiening van het bewijsmateriaal een vertaling van dat bewijsmateriaal in die taal in.

6. Indien de indiener van de vordering tot nietigverklaring of de houder binnen twee maanden na de ontvangst door de houder van de in artikel 31, lid 1, van deze verordening bedoelde kennisgeving het Bureau ervan in kennis stelt dat zij overeenkomstig artikel 98, lid 5, van Verordening (EG) nr. 6/2002 zijn overeengekomen een andere taal als proceduretaal te gebruiken, dient de verzoeker, voorzover de vordering niet in die taal is ingediend, binnen een maand na genoemde datum, een vertaling van de vordering in die taal in.

Artikel 30

Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering tot nietigverklaring

1. Indien het Bureau vaststelt dat de vordering tot nietigverklaring niet aan artikel 52 van Verordening (EG) nr. 6/2002, aan artikel 28, lid 1, van de onderhavige verordening of aan enige andere bepaling van Verordening (EG) nr. 6/2002 of van de onderhavige verordening voldoet, stelt het de verzoeker hiervan in kennis en verzoekt het hem de gebreken binnen een door het Bureau te stellen termijn te verhelpen.

Indien de gebreken niet binnen de gestelde termijn worden verholpen, verklaart het Bureau het verzoek niet-ontvankelijk.

2. Wanneer het Bureau vaststelt dat de verschuldigde taksen niet zijn betaald, stelt het de verzoeker daarvan in kennis en deelt het hem mede dat de vordering wordt geacht niet te zijn ingediend indien de verschuldigde taksen niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden betaald.

Wanneer de verschuldigde taksen na het verstrijken van de gestelde termijn worden betaald, worden zij aan de verzoeker terugbetaald.

3. De verzoeker wordt in kennis gesteld van elke beslissing waarbij een vordering tot nietigverklaring overeenkomstig lid 1 wordt afgewezen.

Wanneer de vordering overeenkomstig lid 2 wordt geacht niet te zijn ingediend, wordt de verzoeker daarvan in kennis gesteld.

Artikel 31

Onderzoek van de vordering tot nietigverklaring

1. Indien het Bureau de vordering niet overeenkomstig artikel 30 afwijst, stelt het de houder van de vordering in kennis en verzoekt het hem binnen een door het Bureau te stellen termijn zijn opmerkingen in te dienen.

2. Indien de houder geen opmerkingen indient, kan het Bureau zijn beslissing over de nietigverklaring gronden op het bewijsmateriaal waarover het beschikt.

3. Het Bureau deelt alle door de houder ingediende opmerkingen aan de verzoeker mede en kan hem verzoeken deze binnen een door het Bureau gestelde termijn te beantwoorden.

4. Alle kennisgevingen overeenkomstig artikel 53, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 en alle dienaangaande ingediende opmerkingen worden de betrokken partijen medegedeeld.

5. Het Bureau kan de partijen verzoeken een minnelijke schikking te treffen.

Artikel 32

Verscheidene vorderingen tot nietigverklaring

1. Wanneer met betrekking tot hetzelfde ingeschreven Gemeenschapsmodel verscheidene vorderingen tot nietigverklaring zijn ingediend, kan het Bureau deze met het oog op de behandeling voegen.

Het Bureau kan nadien anders besluiten.

2. Wanneer uit het vooronderzoek van een of meer vorderingen blijkt dat het ingeschreven Gemeenschapsmodel mogelijk nietig is, kan het Bureau de andere procedures tot nietigverklaring opschorten.

Het Bureau stelt de resterende verzoekers in kennis van elke relevante beslissing die wordt genomen in de procedures die worden voortgezet.

3. Wanneer definitief beslist is het model nietig te verklaren, worden de vorderingen ten aanzien waarvan een beslissing overeenkomstig lid 2 is opgeschort, geacht te zijn behandeld; de desbetreffende verzoekers worden daarvan in kennis gesteld. In dat geval wordt de procedure geacht voor de toepassing van artikel 70, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002 zonder voorwerp te zijn geraakt.

4. Het Bureau betaalt 50 % van de in artikel 52, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde taks voor nietigverklaring terug aan elke verzoeker wiens vordering overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 van het onderhavige artikel wordt geacht te zijn behandeld.

Artikel 33

Deelneming aan de procedure door de vermeende inbreukmaker

Wanneer een vermeende inbreukmaker overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EG) nr. 6/2002 aan de procedure wil deelnemen, moet hij de relevante bepalingen van de artikelen 28, 29 en 30 van de onderhavige verordening naleven en met name een met redenen omklede verklaring indienen en de in artikel 52, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde taks betalen.

HOOFDSTUK VI

BEROEPSPROCEDURE

Artikel 34

Inhoud van het beroepschrift

1. Het beroepschrift behelst:

a) de naam en het adres van de insteller van het beroep, overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b);

b) indien de insteller van het beroep een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e);

c) een verklaring waarin wordt aangegeven welke beslissing wordt aangevochten en in hoeverre wijziging of herroeping van die beslissing wordt verlangd.

2. Het beroepschrift wordt ingediend in de taal van de procedure waarin de beslissing die het voorwerp van het beroep vormt, werd genomen.

Artikel 35

Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep

1. Indien het beroep niet in overeenstemming is met de artikelen 55, 56 en 57 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en met artikel 34, lid 1, onder c), en artikel 34, lid 2, van de onderhavige verordening, verklaart de kamer van beroep dit beroep niet-ontvankelijk, tenzij alle gebreken vóór het verstrijken van de toepasselijke, in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde termijn zijn verholpen.

2. Indien de kamer van beroep vaststelt dat het beroep niet aan andere bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002 of aan andere bepalingen van de onderhavige verordening, met name artikel 34, lid 1, onder a) en b), voldoet, deelt zij dit de insteller van het beroep mede en verzoekt zij hem de vastgestelde gebreken binnen een door haar te stellen termijn te verhelpen. Wanneer de gebreken niet tijdig worden verholpen, verklaart de kamer van beroep het beroep niet-ontvankelijk.

3. Wanneer de beroepstaks na het verstrijken van de termijn voor de instelling van een beroep als bedoeld in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 6/2002 is betaald, wordt het beroep geacht niet te zijn ingesteld en wordt de beroepstaks aan de insteller van het beroep terugbetaald.

Artikel 36

Onderzoek van het beroep

1. Tenzij anders is bepaald, zijn de bepalingen tot regeling van de procedure bij de dienst die de beslissing waartegen beroep is ingesteld, heeft genomen, van overeenkomstige toepassing op de beroepsprocedure.

2. De beslissing van de kamer van beroep behelst:

a) een verklaring dat de beslissing door de kamer van beroep is genomen;

b) de datum waarop de beslissing is genomen;

c) de namen van de voorzitter en van de andere leden van de kamer van beroep die aan de beroepsprocedure hebben deelgenomen;

d) de naam van het bevoegde personeelslid van de griffie;

e) de namen van de partijen en van hun vertegenwoordigers;

f) een verklaring betreffende de punten waarover diende te worden beslist;

g) een beknopt overzicht van de feiten;

h) de motivering;

i) de uitspraak van de kamer van beroep en, voorzover nodig, een beslissing inzake de kosten.

3. De beslissing wordt ondertekend door de voorzitter en de andere leden van de kamer van beroep, alsmede door het personeelslid van de griffie van de kamer van beroep.

Artikel 37

Terugbetaling van de beroepstaks

De terugbetaling van de beroepstaks wordt gelast bij een prejudiciële herziening of wanneer de kamer van beroep degene die het beroep heeft ingesteld in het gelijk heeft gesteld, indien deze terugbetaling billijk is uit hoofde van een wezenlijke tekortkoming in de procedure. Bij een prejudiciële herziening wordt de terugbetaling gelast door de dienst waarvan de beslissing werd aangevochten en in andere gevallen door de kamer van beroep.

HOOFDSTUK VII

BESLISSINGEN EN MEDEDELINGEN VAN HET BUREAU

Artikel 38

Vorm van de beslissingen

1. De beslissingen van het Bureau worden op schrift gesteld en met redenen omkleed.

Indien een mondelinge procedure plaatsvindt bij het Bureau, kan de beslissing mondeling worden genomen. Vervolgens worden de partijen van de op schrift gestelde beslissing in kennis gesteld.

2. De beslissingen van het Bureau waartegen beroep kan worden ingesteld, gaan vergezeld van een schriftelijke mededeling dat het beroep schriftelijk bij het Bureau moet worden ingesteld binnen twee maanden vanaf de dag van kennisgeving van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld. In de mededeling worden de partijen eveneens op de bepalingen van de artikelen 55, 56 en 57 van Verordening (EG) nr. 6/2002 gewezen.

De partijen kunnen zich niet beroepen op het achterwege blijven van deze mededeling van de mogelijkheid tot instelling van beroep.

Artikel 39

Correctie van vergissingen in beslissingen

In beslissingen van het Bureau mogen alleen taal- en schrijffouten en andere kennelijke vergissingen worden gecorrigeerd. Correcties worden door de dienst die de beslissing heeft genomen ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende partij aangebracht.

Artikel 40

Vaststelling van het verlies van rechten

1. Indien het Bureau vaststelt dat het verlies van een bepaald recht voortvloeit uit Verordening (EG) nr. 6/2002 of uit de onderhavige verordening zonder dat een beslissing is genomen, deelt het Bureau dit overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EG) nr. 6/2002 aan de betrokken persoon mede en vestigt het diens aandacht op de rechtsmiddelen van lid 2 van het onderhavige artikel.

2. Indien de betrokken persoon van oordeel is dat de bevindingen van het Bureau onjuist zijn, mag hij binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde mededeling verzoeken dat het Bureau in de zaak een beslissing neemt.

Een dergelijke beslissing wordt alleen genomen indien het Bureau het met de verzoeker oneens is; zoniet wijzigt het Bureau zijn bevindingen en stelt het de verzoeker daarvan in kennis.

Artikel 41

Handtekening, naam, zegel

1. In elke beslissing, mededeling en aankondiging van het Bureau worden de verantwoordelijke dienst of afdeling van het Bureau en de naam van het verantwoordelijke personeelslid, respectievelijk de verantwoordelijke personeelsleden vermeld. Zij worden door het personeelslid, respectievelijk door de personeelsleden ondertekend of worden, in plaats daarvan, voorzien van een gedrukt of gestempeld zegel van het Bureau.

2. De voorzitter van het Bureau kan toestaan dat, wanneer de beslissingen, mededelingen en aankondigingen per fax of door middel van andere technische communicatiemiddelen worden verzonden, gebruik wordt gemaakt van andere middelen om de dienst of afdeling van het Bureau en de naam van het verantwoordelijke personeelslid, respectievelijk de namen van de verantwoordelijke personeelsleden te identificeren, of van een ander identificatiemiddel dan een zegel.

HOOFDSTUK VIII

MONDELINGE PROCEDURE EN ONDERZOEKSVERRICHTINGEN

Artikel 42

Oproep tot verschijnen in een mondelinge procedure

1. In de tot de partijen gerichte oproep tot verschijnen in een mondelinge procedure overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt op lid 3 van het onderhavige artikel gewezen. De oproep wordt ten minste een maand van tevoren gedaan, tenzij partijen met een kortere termijn instemmen.

2. Bij de oproep tot verschijnen vestigt het Bureau de aandacht op de punten die naar zijn oordeel moeten worden besproken om tot een beslissing te kunnen komen.

3. Indien een partij die behoorlijk is opgeroepen om in een mondelinge procedure voor het Bureau te verschijnen, niet verschijnt, kan de procedure buiten haar aanwezigheid worden voortgezet.

Artikel 43

Onderzoeksverrichtingen door het Bureau

1. Indien het Bureau het noodzakelijk acht partijen, getuigen of deskundigen te horen of de situatie ter plaatse te bezichtigen, neemt het daartoe een beslissing waarin melding wordt gemaakt van de middelen waarmee het Bureau voornemens is bewijsmateriaal te verkrijgen, van de relevante feiten die moeten worden bewezen en van de datum, het tijdstip en de plaats van de zitting of de bezichtiging ter plaatse.

Indien door een partij om het horen van getuigen of van deskundigen wordt verzocht, wordt in de beslissing van het Bureau de termijn gesteld waarbinnen de verzoekende partij het Bureau de namen en adressen van de getuigen en deskundigen die zij wil doen horen, dient op te geven.

2. De aan partijen, getuigen of deskundigen te richten oproep tot verschijnen wordt ten minste een maand van tevoren gedaan, tenzij zij met een kortere termijn instemmen.

De oproep bevat:

a) een uittreksel uit de in lid 1, eerste alinea, genoemde beslissing waarin met name melding wordt gemaakt van de datum, het tijdstip en de plaats van de gelaste hoorzitting en de feiten waarover de partijen, getuigen en deskundigen zullen worden gehoord;

b) de namen van de partijen bij de procedure en nadere gegevens over de rechten die getuigen en deskundigen overeenkomstig artikel 45, leden 2 tot en met 5, kunnen doen gelden.

Artikel 44

Aanwijzing van deskundigen

1. Het Bureau beslist over de vorm waarin de verslagen van de door het Bureau aan te wijzen deskundigen moeten worden ingediend.

2. De opdracht van de deskundige behelst:

a) een nauwkeurige omschrijving van diens taak;

b) de termijn waarbinnen het deskundigenverslag moet worden ingediend;

c) de namen van de partijen bij de procedure;

d) de vermelding van de vergoedingen waarop hij uit hoofde van artikel 45, leden 2, 3 en 4, aanspraak kan maken.

3. Een afschrift van elk schriftelijk verslag wordt aan de partijen voorgelegd.

4. Partijen mogen de deskundige wegens onbekwaamheid wraken of om de redenen waarom krachtens artikel 132, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad(3) een onderzoeker of een lid van een afdeling of van een kamer van beroep kan worden gewraakt. De betrokken dienst van het Bureau beslist over de wraking.

Artikel 45

Kosten van onderzoeksverrichtingen

1. Het Bureau kan bepalen dat de partij die om de onderzoeksverrichting heeft verzocht, voor het verrichten hiervan bij het Bureau een bedrag moet storten dat door het Bureau aan de hand van een raming van de kosten wordt vastgesteld.

2. De getuigen en deskundigen die worden opgeroepen door en die verschijnen voor het Bureau, hebben recht op vergoeding van redelijke reis- en verblijfkosten. Het Bureau kan hun voor deze kosten een voorschot verstrekken. De eerste volzin geldt ook voor getuigen en deskundigen die voor het Bureau verschijnen zonder door het Bureau te zijn opgeroepen en die als getuige of deskundige worden gehoord.

3. Getuigen die krachtens lid 2 recht op vergoeding hebben, hebben ook recht op een passende vergoeding voor inkomstenderving; de deskundigen hebben recht op een honorarium voor hun diensten. Deze betalingen aan de getuigen of deskundigen worden gedaan nadat zij hun plichten en taken hebben vervuld, indien deze getuigen en deskundigen uit eigen beweging door het Bureau zijn opgeroepen.

4. De voorzitter van het Bureau stelt de krachtens de leden 1, 2 en 3 te betalen bedragen en voorschotten voor kosten vast, die in het Publicatieblad van het Bureau worden bekendgemaakt.

De bedragen worden berekend op dezelfde grondslag als de in het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en bijlage VII daarbij vastgestelde vergoedingen en salarissen voor ambtenaren in de rangen A 8 tot en met A 4.

5. De uiteindelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de krachtens de leden 1 tot en met 4 verschuldigde of betaalde bedragen berust bij:

a) het Bureau, indien dit uit eigen beweging het noodzakelijk oordeelde getuigen of deskundigen te horen, of

b) de betrokken partij, indien deze om het horen van getuigen of deskundigen heeft verzocht, behoudens de beslissing over de verdeling en de vaststelling van de kosten overeenkomstig de artikelen 70 en 71 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en artikel 79 van de onderhavige verordening.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde partij betaalt het Bureau de naar behoren betaalde voorschotten terug.

Artikel 46

Proces-verbaal van de mondelinge procedure en van onderzoeksverrichtingen

1. Van een mondelinge procedure of van de onderzoeksverrichtingen wordt een proces-verbaal opgesteld dat de belangrijkste gegevens van de mondelinge procedure of van de onderzoeksverrichtingen bevat, alsook de standpunten van de partijen, de verklaringen van partijen, getuigen of deskundigen en de resultaten van de bezichtiging ter plaatse.

2. Het proces-verbaal van de verklaring van een getuige, een deskundige of een partij wordt aan deze voorgelezen of overgelegd, zodat hij of zij dit kan controleren. In het proces-verbaal wordt aangetekend dat deze formaliteit is vervuld en dat het proces-verbaal is goedgekeurd door degene die de verklaring heeft afgelegd. Indien deze het proces-verbaal niet goedkeurt, wordt van zijn bezwaren aantekening gemaakt.

3. Het proces-verbaal wordt ondertekend door het personeelslid dat het heeft opgesteld en door het personeelslid dat de mondelinge procedure of de onderzoeksverrichting heeft geleid.

4. De partijen ontvangen een afschrift van het proces-verbaal.

5. Het Bureau stelt desgevraagd de partijen de uitgeschreven tekst van de mondelinge procedure, in typemachineschrift of in een andere machineleesbare vorm, ter beschikking.

Voor de terbeschikkingstelling van deze uitgeschreven tekst moeten de kosten voor het uitschrijven ervan aan het Bureau worden vergoed. Het bedrag van de vergoeding wordt door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

HOOFDSTUK IX

KENNISGEVINGEN

Artikel 47

Algemene bepalingen betreffende kennisgevingen

1. Bij procedures voor het Bureau geschieden de door het Bureau te verrichten kennisgevingen in de vorm van hetzij het originele stuk, hetzij een door het Bureau gewaarmerkte of een van het zegel van het Bureau voorzien afschrift van dat stuk, hetzij een van dat zegel voorziene computeruitdraai. Afschriften van de van partijen zelf afkomstige stukken behoeven niet te worden gewaarmerkt.

2. De kennisgeving geschiedt:

a) per post, overeenkomstig artikel 48;

b) door overhandiging, overeenkomstig artikel 49;

c) door deponering in een postbus bij het Bureau, overeenkomstig artikel 50;

d) per fax en door middel van andere technische middelen, overeenkomstig artikel 51;

e) door openbare bekendmaking, overeenkomstig artikel 52.

Artikel 48

Kennisgeving per post

1. De kennisgeving van beslissingen waarvoor een beroepstermijn geldt, van oproepen en van andere door de voorzitter van het Bureau aan te wijzen documenten geschiedt bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging.

De kennisgeving van beslissingen en mededelingen waarvoor een andere termijn geldt, geschiedt bij aangetekende brief, tenzij de voorzitter van het Bureau anders bepaalt.

Alle overige mededelingen geschieden bij gewone brief.

2. Kennisgevingen aan geadresseerden die noch woonplaats, noch zetel, noch vestiging in de Gemeenschap hebben en die niet overeenkomstig artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 een vertegenwoordiger hebben aangewezen, geschieden door verzending van het stuk waarvan kennis dient te worden gegeven als gewone brief naar het bij het Bureau laatst bekende adres van de geadresseerde.

De kennisgeving wordt geacht te zijn geschied, wanneer het stuk is gepost.

3. Wanneer de kennisgeving bij een aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging, geschiedt, wordt deze geacht op de tiende dag nadat de brief is gepost bij de geadresseerde te zijn bezorgd, tenzij de brief de geadresseerde niet of pas op een latere datum heeft bereikt.

In geval van betwisting dient het Bureau aan te tonen dat de brief ter bestemming is aangekomen of, naar gelang van het geval, de datum aan te tonen waarop de brief aan de geadresseerde is bezorgd.

4. Kennisgeving bij aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging, wordt geacht te zijn geschied, zelfs al weigert de geadresseerde de brief in ontvangst te nemen.

5. Voorzover de kennisgeving per post niet onder de leden 1 tot en met 4 valt, geldt de wetgeving van de staat op het grondgebied waarvan de kennisgeving geschiedt.

Artikel 49

Kennisgeving door overhandiging

De kennisgeving kan ten kantore van het Bureau worden gedaan door rechtstreekse overhandiging van het stuk aan de geadresseerde, die tegen deze overhandiging de ontvangst ervan bevestigt.

Artikel 50

Kennisgeving door deponering in een postbus bij het Bureau

Kennisgeving aan geadresseerden die bij het Bureau de beschikking hebben gekregen over een postbus, mag geschieden door het stuk in die postbus te deponeren. In het dossier wordt een schriftelijke aantekening van de deponering opgenomen. Op het stuk wordt de datum vermeld waarop het is gedeponeerd. De kennisgeving wordt geacht te zijn geschied op de vijfde dag na de deponering van het stuk in de postbus bij het Bureau.

Artikel 51

Kennisgeving per fax en door middel van andere technische middelen

1. Kennisgeving per fax geschiedt door verzending van ofwel het origineel, ofwel een afschrift in de zin van artikel 47, lid 1, van het stuk waarvan kennis dient te worden gegeven. De voorzitter van het Bureau bepaalt de bijzonderheden van de wijze waarop die verzending dient te geschieden.

2. De voorzitter van het Bureau bepaalt de bijzonderheden van de wijze waarop kennisgeving door middel van andere technische communicatiemiddelen dient te geschieden.

Artikel 52

Openbare kennisgeving

1. Indien het adres van de geadresseerde niet kan worden vastgesteld of indien kennisgeving overeenkomstig artikel 48, lid 1, zelfs na een tweede poging door het Bureau, onmogelijk is gebleken, geschiedt de kennisgeving door middel van een openbare bekendmaking.

De bekendmaking geschiedt ten minste in het Gemeenschapsmodellenblad.

2. De voorzitter van het Bureau bepaalt op welke wijze deze openbare bekendmaking dient te geschieden, alsmede de aanvang van de termijn van een maand na het verstrijken waarvan de kennisgeving van het document wordt geacht te zijn geschied.

Artikel 53

Kennisgeving aan vertegenwoordigers

1. Indien een vertegenwoordiger is aangewezen, of indien de eerstgenoemde aanvrager in een gemeenschappelijke aanvrage als gemeenschappelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 61, lid 1, wordt beschouwd, worden de kennisgevingen aan die aangewezen of gemeenschappelijke vertegenwoordiger gericht.

2. Indien verscheidene vertegenwoordigers voor één belanghebbende partij zijn aangewezen, is kennisgeving aan slechts een van hen toereikend, tenzij overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder e), een specifiek postadres is opgegeven.

3. Indien verscheidene belanghebbende partijen een gemeenschappelijke vertegenwoordiger hebben aangesteld, kan de kennisgeving van de stukken in een exemplaar aan de gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden gedaan.

Artikel 54

Gebreken in de kennisgeving

Wanneer een stuk de geadresseerde heeft bereikt, wordt, indien het Bureau niet in staat is te bewijzen dat de kennisgeving ervan naar behoren is geschied, of indien de bepalingen inzake de kennisgeving niet zijn nagekomen, de kennisgeving van het stuk geacht te zijn geschied op de door het Bureau als datum van ontvangst vastgestelde datum.

Artikel 55

Kennisgeving van stukken bij verscheidene partijen

Van de van partijen uitgaande stukken die inhoudelijke voorstellen of een verklaring van intrekking van een inhoudelijk voorstel bevatten, wordt ambtshalve kennisgeving gedaan aan de andere partijen. Wanneer het stuk geen nieuwe elementen behelst en de zaak rijp voor een beslissing is, mag van kennisgeving worden afgezien.

HOOFDSTUK X

TERMIJNEN

Artikel 56

Berekening van de termijnen

1. De termijnen worden vastgesteld in hele jaren, maanden, weken of dagen.

2. De termijnen gaan in op de dag volgende op die waarop zich de daarvoor relevante gebeurtenis heeft voorgedaan, welke gebeurtenis een procedurele handeling of het verstrijken van een andere termijn kan zijn. Wanneer de procedurele handeling een kennisgeving is, geldt, tenzij anders bepaald, als relevante gebeurtenis de ontvangst van het document waarvan kennisgeving is gedaan.

3. Wanneer de termijn wordt uitgedrukt als één jaar of een zeker aantal jaren, verstrijkt deze in het relevante volgende jaar in de maand met dezelfde naam en op de dag met hetzelfde getal als de maand en de dag waarop de relevante gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Wanneer in de desbetreffende maand geen dag met hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.

4. Wanneer de termijn wordt uitgedrukt als één maand of een zeker aantal maanden, verstrijkt deze in de relevante volgende maand op de dag met hetzelfde getal als de dag waarop de relevante gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Wanneer de datum waarop de relevante gebeurtenis zich heeft voorgedaan de laatste dag van een maand is, of wanneer in de desbetreffende maand geen dag met hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.

5. Wanneer een termijn wordt uitgedrukt als één week of een zeker aantal weken, verstrijkt deze in de relevante volgende week op de dag met dezelfde naam als de dag waarop de relevante gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

Artikel 57

Duur van de termijnen

1. Wanneer bij Verordening (EG) nr. 6/2002 of bij de onderhavige verordening in een termijn wordt voorzien die door het Bureau moet worden vastgesteld, bedraagt deze termijn, indien de betrokken partij haar woonplaats of zetel of een vestiging in de Gemeenschap heeft, ten minste één maand, of, indien aan die voorwaarden niet is voldaan, ten minste twee maanden, en ten hoogste zes maanden.

Het Bureau kan, indien zulks in de omstandigheden passend is, verlenging van een termijn toestaan, indien daarom door de betrokken partij wordt verzocht en dat verzoek vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn wordt ingediend.

2. Indien er twee of meer partijen zijn, kan het Bureau de verlenging van een termijn afhankelijk stellen van de toestemming van de andere partijen.

Artikel 58

Verstrijken van termijnen in bijzondere gevallen

1. Verstrijkt een termijn op een dag waarop het Bureau niet geopend is voor inontvangstneming van stukken of op een dag waarop, om andere dan de in lid 2 genoemde redenen, op de plaats waar het Bureau is gevestigd geen normale postbestellingen plaatsvinden, dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag waarop het Bureau geopend is voor inontvangstneming van stukken en waarop de normale postbestellingen plaatsvinden.

De dagen waarop het Bureau niet geopend is voor inontvangstneming van stukken worden vóór de aanvang van elk kalenderjaar door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

2. Verstrijkt een termijn op een dag waarop de postbestelling in een lidstaat of tussen een lidstaat en het Bureau algemeen is onderbroken of dientengevolge is gestoord, dan wordt voor de partijen die hun woonplaats of zetel in die lidstaat hebben of die vertegenwoordigers hebben aangewezen die in die lidstaat hun kantoor hebben, de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag na deze periode van onderbreking of storing.

Ingeval de betrokken lidstaat de staat is waar het Bureau zijn zetel heeft, is de eerste alinea op alle partijen van toepassing.

De in de eerste alinea bedoelde periode wordt door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

3. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de termijnen waarin bij Verordening (EG) nr. 6/2002 of bij de onderhavige verordening is voorzien, wanneer het handelingen betreft die verricht moeten worden door de bevoegde instantie in de zin van artikel 35, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 6/2002.

4. Indien de regelmatige werking van het Bureau door buitengewone omstandigheden, zoals een natuurramp of een staking, wordt onderbroken of gestoord, zodat de mededelingen van het Bureau aan partijen over het verstrijken van termijnen vertraging ondervinden, kunnen de binnen die termijnen te verrichten handelingen alsnog binnen één maand na de kennisgeving van de vertraagde mededeling geldig worden verricht.

De begin- en einddatum van een dergelijke onderbreking of storing worden door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

HOOFDSTUK XI

ONDERBREKING VAN DE PROCEDURE EN AFSTAND VAN DWANGINVORDERING

Artikel 59

Onderbreking van de procedure

1. De procedure voor het Bureau wordt onderbroken:

a) bij overlijden of bij handelingsonbekwaamheid, hetzij van de aanvrager of de houder van een ingeschreven Gemeenschapsmodel, hetzij van de persoon die volgens het nationale recht bevoegd is voor deze te handelen;

b) indien de aanvrager of de houder van een ingeschreven Gemeenschapsmodel ten gevolge van een actie met betrekking tot zijn vermogen, om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten;

c) indien de vertegenwoordiger van de aanvrager of van de houder van een ingeschreven Gemeenschapsmodel overlijdt, handelingsonbekwaam wordt of ten gevolge van een actie met betrekking tot zijn vermogen om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten.

Voorzover de in de eerste alinea, onder a), bedoelde gebeurtenissen de machtiging van de overeenkomstig artikel 78 van Verordening (EG) nr. 6/2002 aangewezen vertegenwoordiger onverlet laten, wordt de procedure slechts onderbroken indien die vertegenwoordiger erom verzoekt.

2. Wanneer het Bureau in de in lid 1, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde gevallen in kennis is gesteld van de persoon die gemachtigd is de procedure voor het Bureau voort te zetten, deelt het deze persoon en een eventuele belanghebbende derde mede dat de procedure op een door het Bureau vast te stellen datum zal worden hervat.

3. In het in lid 1, eerste alinea, onder c), bedoelde geval wordt de procedure hervat wanneer het Bureau van de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger van de aanvrager in kennis is gesteld of wanneer het Bureau de andere partijen ervan in kennis heeft gesteld dat de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger van de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel is gemeld.

Indien het Bureau binnen drie maanden na het begin van de onderbreking van de procedure niet van de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger in kennis is gesteld, stelt het de aanvrager of de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel hiervan in kennis en deelt het mede:

a) wanneer artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 van toepassing is, dat de aanvrage van een Gemeenschapsmodel wordt geacht te zijn ingetrokken indien van de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger niet binnen twee maanden na de kennisgeving van die mededeling bericht wordt gegeven, of

b) wanneer artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 niet van toepassing is, dat de procedure met de aanvrager of de houder van het Gemeenschapsmodel op de datum van de kennisgeving van die mededeling zal worden hervat.

4. De op de datum van de onderbreking van de procedure ten aanzien van de aanvrager of de houder van het Gemeenschapsmodel geldende termijnen, beginnen, met uitzondering van de termijn voor de betaling van de vernieuwingstaksen, opnieuw te lopen op de dag waarop de procedure wordt hervat.

Artikel 60

Afstand van dwanginvordering

De voorzitter van het Bureau mag van dwanginvordering afzien indien het bedrag zeer gering of de inning te onzeker is.

HOOFDSTUK XII

VERTEGENWOORDIGING

Artikel 61

Aanwijzing van een gemeenschappelijke vertegenwoordiger

1. Wanneer er meer dan één aanvrager is en in de aanvrage van een ingeschreven Gemeenschapsmodel geen gemeenschappelijke vertegenwoordiger wordt aangewezen, wordt de in de aanvrage als eerste genoemde aanvrager geacht de gemeenschappelijke vertegenwoordiger te zijn.

Wanneer een van de aanvragers evenwel verplicht is een erkende gemachtigde aan te wijzen, wordt deze geacht de gemeenschappelijke vertegenwoordiger te zijn, tenzij de in de aanvrage als eerste genoemde aanvrager ook een erkende gemachtigde heeft aangewezen.

De eerste en tweede alinea zijn van overeenkomstige toepassing op derden die een gemeenschappelijke vordering tot nietigverklaring indienen, en op gezamenlijke houders van een ingeschreven Gemeenschapsmodel.

2. Indien tijdens de procedure overgang op meer dan één persoon geschiedt en deze personen geen gemeenschappelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, is lid 1 van toepassing.

Is de toepassing ervan niet mogelijk, dan verzoekt het Bureau die personen binnen twee maanden een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aan te wijzen. Indien aan dit verzoek geen gevolg wordt gegeven, wijst het Bureau de gemeenschappelijke vertegenwoordiger aan.

Artikel 62

Volmachten

1. Advocaten of erkende vertegenwoordigers die zijn ingeschreven op de lijsten die krachtens artikel 78, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 6/2002 door het Bureau worden bijgehouden, kunnen een ondertekende volmacht bij het Bureau indienen die bij het dossier wordt gevoegd.

Een dergelijke volmacht moet worden ingediend indien het Bureau hierom uitdrukkelijk verzoekt, of indien een van de partijen die deelnemen aan de procedure voor het Bureau waarin de vertegenwoordiger optreedt, hierom uitdrukkelijk verzoekt.

2. Werknemers die krachtens artikel 77, lid 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002 namens natuurlijke of rechtspersonen optreden, moeten een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht bij het Bureau indienen.

3. De volmacht wordt in een van de officiële talen van de Gemeenschap ingediend. De volmacht kan op een of meer aanvragen of ingeschreven Gemeenschapsmodellen betrekking hebben of kan de vorm aannemen van een algemene volmacht waarbij de vertegenwoordiger gemachtigd wordt op te treden in alle procedures voor het Bureau waarin de door hem vertegenwoordigde persoon als partij betrokken is.

4. Wanneer overeenkomstig lid 1 of lid 2 een volmacht moet worden ingediend, geeft het Bureau aan binnen welke termijn deze volmacht moet worden ingediend. Indien de volmacht niet binnen de vastgestelde termijn wordt ingediend, wordt de procedure voortgezet met de vertegenwoordigde persoon. De door de vertegenwoordiger verrichte procedurehandelingen, met uitzondering van de indiening van de aanvrage, worden geacht niet te zijn geschied indien de vertegenwoordigde persoon deze niet goedkeurt. Artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 blijft onverminderd van toepassing.

5. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op een document waarbij een volmacht wordt ingetrokken.

6. De vertegenwoordiger die geen volmacht meer heeft, wordt nog als vertegenwoordiger beschouwd, zolang de beëindiging van de volmacht niet aan het Bureau is meegedeeld.

7. Tenzij in de volmacht anders is bepaald, eindigt deze ten opzichte van het Bureau niet bij het overlijden van de volmachtgever.

8. Indien één partij verscheidene vertegenwoordigers aanwijst, kunnen zij, ook al is in hun volmachten anders bepaald, zowel gezamenlijk als afzonderlijk handelen.

9. De volmacht van een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers wordt als een volmacht beschouwd van elke vertegenwoordiger die kan aantonen binnen dat samenwerkingsverband te werken.

Artikel 63

Vertegenwoordiging

Elke door het Bureau aan de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger gerichte kennisgeving of andere mededeling heeft hetzelfde rechtsgevolg als was deze aan de vertegenwoordigde persoon gericht.

Elke door de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger aan het Bureau gerichte mededeling heeft hetzelfde rechtsgevolg als was deze afkomstig van de vertegenwoordigde persoon.

Artikel 64

Wijziging van de speciale lijst van erkende gemachtigden inzake modellen

1. De inschrijving van een erkende gemachtigde op de lijst van erkende gemachtigden inzake modellen, als bedoeld in artikel 78, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002, wordt op diens verzoek doorgehaald.

2. De inschrijving van een erkende gemachtigde wordt ambtshalve doorgehaald:

a) in geval van overlijden of handelingsonbekwaamheid van de erkende gemachtigde;

b) indien de erkende gemachtigde niet meer de nationaliteit van een lidstaat bezit, tenzij de voorzitter van het Bureau hiervoor ontheffing heeft verleend op grond van artikel 78, lid 6, onder a), van Verordening (EG) nr. 6/2002;

c) indien de erkende gemachtigde geen kantoor of werkadres meer in de Gemeenschap heeft;

d) indien de erkende gemachtigde niet meer de bevoegdheid als bedoeld in artikel 78, lid 4, onder c), eerste volzin, van Verordening (EG) nr. 6/2002 bezit.

3. De inschrijving van een erkende gemachtigde wordt door het Bureau uit eigen beweging opgeschort, wanneer diens bevoegdheid om natuurlijke of rechtspersonen voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat of voor het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen te vertegenwoordigen, als bedoeld in artikel 78, lid 4, onder c), eerste volzin, van Verordening (EG) nr. 6/2002 is opgeschort.

4. Een persoon wiens inschrijving is doorgehaald, wordt overeenkomstig artikel 78, lid 5, van Verordening (EG) nr. 6/2002 op verzoek opnieuw op de lijst van erkende gemachtigden ingeschreven indien de voorwaarden voor de doorhaling zijn vervallen.

5. Indien het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen en de centrale diensten voor de industriële eigendom van de betrokken lidstaten kennis hebben van relevante gebeurtenissen als bedoeld in de leden 2 en 3, lichten zij het Bureau hierover onverwijld in.

6. De wijzigingen in de speciale lijst van erkende gemachtigden inzake modellen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.

HOOFDSTUK XIII

SCHRIFTELIJKE MEDEDELINGEN EN FORMULIEREN

Artikel 65

Schriftelijke mededelingen of mededelingen door andere middelen

1. Aanvragen om inschrijving van een Gemeenschapsmodel en andere aanvragen en verklaringen waarin Verordening (EG) nr. 6/2002 voorziet, alsmede alle andere aan het Bureau gerichte mededelingen, geschieden als volgt:

a) door bij het Bureau via de post, door persoonlijke overhandiging of op enigerlei andere wijze een ondertekend origineel van het betrokken document in te dienen; bijlagen bij de ingediende stukken behoeven niet te zijn ondertekend;

b) door overeenkomstig artikel 66 een ondertekend origineel per fax te verzenden; of

c) door de inhoud van de mededeling overeenkomstig artikel 67 langs elektronische weg te verzenden.

2. Indien de aanvrager overeenkomstig artikel 36, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de mogelijkheid gebruikmaakt een specimen van het model in te dienen, moeten de aanvrage en het specimen in één zending in de in lid 1, onder a), van het onderhavige artikel voorgeschreven vorm bij het Bureau worden ingediend. Indien de aanvrage en het specimen, of in het geval van een meervoudige aanvrage de specimens, niet in één zending worden ingediend, kent het Bureau overeenkomstig artikel 10, lid 1, van deze verordening geen datum van indiening toe, totdat het laatste onderdeel is ontvangen.

Artikel 66

Mededeling per fax

1. Indien een aanvrage om inschrijving van een Gemeenschapsmodel per fax wordt ingediend en de aanvrage overeenkomstig artikel 4, lid 1, een afbeelding van het model bevat die niet aan de vereisten van dat artikel voldoet, dient een voor inschrijving en publicatie geschikte afbeelding bij het Bureau te worden ingediend overeenkomstig artikel 65, lid 1, onder a).

Indien de afbeelding binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van de fax door het Bureau wordt ontvangen, wordt de aanvrage geacht door het Bureau te zijn ontvangen op de datum waarop de fax is ontvangen.

Indien de afbeelding na het verstrijken van deze termijn bij het Bureau aankomt, wordt de aanvrage geacht bij het Bureau te zijn aangekomen op de datum waarop de afbeelding is ontvangen.

2. Indien een op het faxapparaat ontvangen mededeling onvolledig of onleesbaar is, of indien het Bureau redenen heeft om aan de nauwkeurigheid van de faxverzending te twijfelen, stelt het Bureau de afzender daarvan in kennis en verzoekt het hem, binnen een door het Bureau te stellen termijn, het origineel opnieuw per fax of op de in artikel 65, lid 1, onder a), beschreven wijze te doen toekomen.

Indien binnen de gestelde termijn aan dit verzoek wordt voldaan, wordt de datum van ontvangst van de herhaalde fax of van het origineel beschouwd als de datum van ontvangst van de originele mededeling, met dien verstande dat, indien het gebrek op de toekenning van een datum van indiening van een aanvrage om inschrijving van een Gemeenschapsmodel betrekking heeft, de bepalingen inzake de datum van indiening van toepassing zijn.

Indien niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek wordt voldaan, wordt de mededeling als niet-ontvangen beschouwd.

3. Elke, bij het Bureau per fax ingediende mededeling wordt geacht naar behoren te zijn ondertekend indien de afbeelding van de handtekening op de door het faxapparaat afgeleverde uitdraai voorkomt.

4. De voorzitter van het Bureau kan met betrekking tot mededelingen per fax aanvullende eisen stellen, met name wat de te gebruiken apparatuur, de bij de mededeling in acht te nemen technische bijzonderheden en de wijze om de identiteit van de afzender vast te stellen, aangaat.

Artikel 67

Mededeling langs elektronische weg

1. Aanvragen om inschrijving van een Gemeenschapsmodel mogen langs elektronische weg worden ingediend, met inbegrip van de afbeelding van het model, en onverminderd artikel 65, lid 2, ingeval een specimen wordt ingediend.

De voorzitter van het Bureau stelt de voorwaarden hiervoor vast.

2. De voorzitter van het Bureau stelt de eisen vast met betrekking tot elektronische mededelingen, met name wat de te gebruiken apparatuur, de bij de mededeling in acht te nemen technische bijzonderheden en de wijze om de identiteit van de afzender vast te stellen, aangaat.

3. Indien een mededeling langs elektronische weg wordt verzonden, is artikel 66, lid 2, van overeenkomstige toepassing.

4. Indien een mededeling langs elektronische weg aan het Bureau wordt verzonden, wordt de vermelding van de naam van de afzender geacht gelijkwaardig aan de handtekening te zijn.

Artikel 68

Formulieren

1. Het Bureau stelt kosteloos voor de volgende doeleinden formulieren ter beschikking:

a) het indienen van een aanvrage van een ingeschreven Gemeenschapsmodel;

b) een verzoek om correctie van een aanvrage of van een inschrijving;

c) een aanvrage om inschrijving van een overgang en ter verkrijging van het overgangsformulier en het overgangsdocument die in artikel 23, lid 4, zijn genoemd;

d) een aanvrage om inschrijving van een licentie;

e) een verzoek om vernieuwing van de inschrijving van een ingeschreven Gemeenschapsmodel;

f) een vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Gemeenschapsmodel;

g) een verzoek om herstel in de vorige toestand;

h) de instelling van een beroep;

i) de machtiging van een vertegenwoordiger, in de vorm van een individuele volmacht of in die van een algemene machtiging.

2. Het Bureau kan andere formulieren kosteloos ter beschikking stellen.

3. Het Bureau stelt de in de leden 1 en 2 genoemde formulieren ter beschikking in alle officiële talen van de Gemeenschap.

4. Het Bureau stelt de formulieren kosteloos ter beschikking van het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen en van de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten.

5. Het Bureau kan de formulieren tevens in machineleesbare vorm ter beschikking stellen.

6. Partijen in een procedure voor het Bureau dienen gebruik te maken van de door het Bureau ter beschikking gestelde formulieren of van kopieën ervan, of van formulieren met dezelfde inhoud en hetzelfde formaat als die formulieren, zoals door middel van elektronische gegevensverwerking verkregen formulieren.

7. De formulieren dienen op zodanige wijze te worden ingevuld dat de inhoud op geautomatiseerde wijze, bijvoorbeeld door middel van tekenherkenning of "scanning", in een computer kan worden ingevoerd.

HOOFDSTUK XIV

VOORLICHTING VAN HET PUBLIEK

Artikel 69

Register van Gemeenschapsmodellen

1. Het Register mag in de vorm van een elektronisch gegevensbestand worden bijgehouden.

2. Het Register bevat de volgende gegevens:

a) de datum waarop de aanvrage is ingediend;

b) het dossiernummer van de aanvrage en het dossiernummer van elk afzonderlijk model van een meervoudige aanvrage;

c) de datum van publicatie van de inschrijving;

d) de naam, het adres en de nationaliteit van de aanvrager, en de staat waar deze zijn woonplaats, zetel of vestiging heeft;

e) de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger, niet zijnde een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 77, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 6/2002; indien er meer dan één vertegenwoordiger is, worden slechts de naam en het kantooradres van de eerstgenoemde vertegenwoordiger ingeschreven, gevolgd door de woorden "et al."; indien een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers wordt aangewezen, worden slechts de naam en het adres van het samenwerkingsverband ingeschreven;

f) de afbeelding van het model;

g) een opgave van de voortbrengselen met de benaming ervan, voorafgegaan door de nummers van de klassen en onderklassen van de classificatie van Locarno en dienovereenkomstig gegroepeerd;

h) gegevens over beroepen op voorrang, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 6/2002;

i) gegevens over beroepen op voorrang in geval van tentoonstelling, als bedoeld in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 6/2002;

j) voorzover van toepassing, de vermelding van de naam van de ontwerper of het team van ontwerpers overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 6/2002 of een verklaring dat de ontwerper of het team van ontwerpers afstand van het recht op vermelding heeft gedaan;

k) de taal waarin de aanvrage is ingediend en de tweede taal die de aanvrager overeenkomstig artikel 98, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 in zijn aanvrage heeft opgegeven;

l) de datum van inschrijving van het model in het Register en het inschrijvingsnummer;

m) de vermelding van een verzoek om opschorting van de publicatie overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002 waarin wordt aangegeven op welke datum de opschortingstermijn verstrijkt;

n) de vermelding dat overeenkomstig artikel 5 een specimen is ingediend;

o) de vermelding dat overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), een beschrijving is ingediend.

3. Naast de in lid 2 genoemde gegevens bevat het Register de volgende gegevens, telkens met vermelding van de datum van inschrijving ervan:

a) wijzigingen van de naam, het adres of de nationaliteit van de houder, of van de staat waar deze zijn woonplaats, zetel of vestiging heeft;

b) wijzigingen van de naam of van het kantooradres van de vertegenwoordiger, niet zijnde een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 77, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 6/2002;

c) wanneer een nieuwe vertegenwoordiger wordt aangewezen, diens naam en kantooradres;

d) de vermelding van de opsplitsing van een meervoudige aanvrage of inschrijving in afzonderlijke aanvragen of inschrijvingen overeenkomstig artikel 37, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002;

e) de vermelding van een wijziging van het model overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EG) nr. 6/2002, waaronder begrepen, voorzover van toepassing, een verwijzing naar de verklaring van de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel dat hij gedeeltelijk afziet van aanspraken op dat recht, of naar een rechterlijke beslissing of een beslissing van het Bureau waarbij het ingeschreven Gemeenschapsmodel gedeeltelijk nietig is verklaard alsook correcties van vergissingen en fouten overeenkomstig artikel 20 van de onderhavige verordening;

f) de vermelding dat met betrekking tot een ingeschreven Gemeenschapsmodel een aanspraakprocedure is ingesteld krachtens artikel 15, lid 1;

g) de in kracht van gewijsde gegane beslissing of een andere beëindiging van de aanspraakprocedure overeenkomstig artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 6/2002 met betrekking tot aanspraakprocedures;

h) een verandering in de eigendom overeenkomstig artikel 15, lid 4, onder c), van Verordening (EG) nr. 6/2002;

i) overgangen krachtens artikel 28 van Verordening (EG) nr. 6/2002;

j) de vestiging of overdracht van een zakelijk recht als bedoeld in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 6/2002, en de aard van dat zakelijk recht;

k) maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 6/2002, alsmede insolventie als bedoeld in artikel 31 van die verordening;

l) de verlening of de overgang van een licentie als bedoeld in artikel 16, lid 2, of artikel 32 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en, in voorkomend geval, de aard van de licentie als bedoeld in artikel 25 van de onderhavige verordening;

m) de vernieuwing van de inschrijving overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en de datum waarop deze vernieuwing van kracht wordt;

n) een vermelding van de vaststelling van het verstrijken van de inschrijving;

o) een verklaring waarbij de houder volledig of gedeeltelijk afstand van het model doet, overeenkomstig artikel 51, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002;

p) de datum waarop een vordering tot nietigverklaring of een reconventionele vordering tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 52 respectievelijk artikel 86, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt ingesteld;

q) de datum en inhoud van de beslissing betreffende de vordering of de reconventionele vordering tot nietigverklaring of van een andere beëindiging van de procedure overeenkomstig artikel 53 respectievelijk artikel 86, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002;

r) de vermelding, overeenkomstig artikel 50, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002, dat het ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt geacht van het begin af niet de in die verordening bepaalde rechtsgevolgen te hebben gehad;

s) de beëindiging van de functie van een overeenkomstig lid 2, onder e), ingeschreven vertegenwoordiger;

t) de wijziging of de doorhaling in het Register van de in de onder j), k) en l) genoemde gegevens.

4. De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat andere dan de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens in het Register worden ingeschreven.

5. De houder wordt in kennis gesteld van elke wijziging van de inschrijving in het Register.

6. Overeenkomstig artikel 73 verstrekt het Bureau op verzoek, tegen betaling van een taks, al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het Register.

HOOFDSTUK XV

GEMEENSCHAPSMODELLENBLAD EN GEGEVENSBESTAND

Artikel 70

Gemeenschapsmodellenblad

1. Het Bureau stelt de frequentie van de publicatie van het Gemeenschapsmodellenblad vast alsmede de wijze waarop deze publicatie geschiedt.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 en overeenkomstig de artikelen 14 en 16 van de onderhavige verordening met betrekking tot de opschorting van publicatie, worden de in het Register opgenomen inschrijvingen en aantekeningen in het Gemeenschapsmodellenblad gepubliceerd, alsmede andere gegevens met betrekking tot de inschrijving van modellen waarvan de publicatie bij Verordening (EG) nr. 6/2002 of bij de onderhavige verordening verplicht wordt gesteld.

3. Indien gegevens waarvan publicatie bij Verordening (EG) nr. 6/2002 of bij de onderhavige verordening verplicht wordt gesteld, in het Gemeenschapsmodellenblad worden gepubliceerd, wordt de op het Blad vermelde datum van verschijning als datum van publicatie van de betrokken gegevens beschouwd.

4. De gegevens waarvan publicatie bij artikel 14 of 16 verplicht wordt gesteld, worden, voorzover nodig, in alle officiële talen van de Gemeenschap gepubliceerd.

Artikel 71

Gegevensbestand

1. Het Bureau houdt een elektronisch gegevensbestand bij met nadere gegevens over aanvragen om inschrijving van modellen en aantekeningen in het Register. Het Bureau mag met inachtneming van de beperkingen van artikel 50, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002 rechtstreeks toegang tot de inhoud van dit gegevensbestand verlenen of deze op cd-rom of in een ander machineleesbaar formaat ter beschikking stellen.

2. De voorwaarden waaronder toegang tot het gegevensbestand wordt verleend en de wijze waarop de inhoud ervan in machineleesbare vorm ter beschikking mag worden gesteld, alsmede de daarvoor te betalen vergoeding, worden door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

HOOFDSTUK XVI

INZAGE EN BEWARING VAN DOSSIERS

Artikel 72

Van inzage uitgesloten delen van dossiers

Op grond van artikel 74, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002 worden de volgende delen van dossiers van inzage uitgesloten:

a) documenten met betrekking tot uitsluiting, verschoning of wraking overeenkomstig artikel 132 van Verordening (EG) nr. 40/94; de bepalingen van dat artikel worden geacht van overeenkomstige toepassing te zijn op ingeschreven Gemeenschapsmodellen en aanvragen ervan;

b) ontwerp-beslissingen en -adviezen, alsmede alle andere voor de voorbereiding van beslissingen en adviezen gebruikte interne stukken;

c) delen van het dossier ten aanzien waarvan de betrokken partij vóór het verzoek om inzage te kennen heeft gegeven een bijzonder belang te stellen in de geheimhouding ervan, tenzij inzage van deze delen van het dossier wordt gerechtvaardigd door zwaarwegende gewettigde belangen van de om inzage verzoekende partij.

Artikel 73

Inzage van het Register van Gemeenschapsmodellen

Wanneer de inschrijving in het Register overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 is opgeschort,

a) wordt de toegang tot het Register door personen die niet de houder zijn, beperkt tot de gegevens betreffende de naam van de houder, de naam van de vertegenwoordigers, de datum van indiening en inschrijving, het dossiernummer van de aanvrage en de vermelding dat de publicatie is opgeschort;

b) bevatten de al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het Register alleen de naam van de houder, de naam van de vertegenwoordigers, de datum van indiening en inschrijving, het dossiernummer van de aanvrage en de vermelding dat de publicatie is opgeschort, behalve indien het verzoek door de houder of zijn gemachtigde wordt gedaan.

Artikel 74

Procedure voor de inzage van dossiers

1. De inzage van de dossiers van ingeschreven Gemeenschapsmodellen geschiedt aan de hand van de originele stukken of van afschriften ervan of aan de hand van technische opslagmedia, indien de gegevens op die wijze zijn opgeslagen.

Zolang de voorgeschreven taks niet is betaald, wordt het verzoek tot inzage als niet gedaan beschouwd.

De wijze van inzage wordt door de voorzitter van het Bureau bepaald.

2. Wanneer de inzage van de dossiers betrekking heeft op een aanvrage van een ingeschreven Gemeenschapsmodel of op een ingeschreven Gemeenschapsmodel waarvan de publicatie is opgeschort en waarvan, ingevolge deze opschorting, vóór of op de datum waarop de opschortingstermijn verstrijkt afstand is gedaan of dat ingevolge artikel 50, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt geacht van het begin af niet de in die verordening bepaalde rechtsgevolgen te hebben gehad, wordt in het verzoek om inzage melding gemaakt en het bewijs geleverd van het feit dat:

a) de aanvrager of houder van het Gemeenschapsmodel met de inzage instemt; of

b) de persoon die om inzage verzoekt daarbij een gewettigd belang heeft, met name indien de aanvrager of houder van het Gemeenschapsmodel verklaard heeft na de inschrijving van het model de rechten op het model te zullen doen gelden ten aanzien van de persoon die om inzage verzoekt.

3. De inzage van het dossier vindt plaats ten kantore van het Bureau.

4. Op verzoek kan de inzage geschieden door het verstrekken van afschriften van de dossierstukken; hiervoor moet een vergoeding worden betaald.

5. Op verzoek verstrekt het Bureau al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de aanvrage van een ingeschreven Gemeenschapsmodel of van die dossierstukken waarvan overeenkomstig lid 4 tegen betaling van een vergoeding afschriften kunnen worden verkregen.

Artikel 75

Mededeling van gegevens uit de dossiers

Behoudens de in artikel 74 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en de in de artikelen 72 en 73 van de onderhavige verordening vastgestelde beperkingen kan het Bureau op verzoek en tegen betaling van een vergoeding gegevens verstrekken uit de dossiers van aangevraagde of van ingeschreven Gemeenschapsmodellen.

Het Bureau kan evenwel eisen dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot inzage van het dossier ter plaatse, indien het zulks wegens de hoeveelheid te verstrekken gegevens passend oordeelt.

Artikel 76

Bewaring van dossiers

1. De dossiers van aangevraagde en van ingeschreven Gemeenschapsmodellen worden door het Bureau bewaard gedurende ten minste vijf jaar vanaf het einde van het jaar waarin:

a) de aanvrage is afgewezen of ingetrokken;

b) de inschrijving van het Gemeenschapsmodel definitief is verstreken;

c) de volledige afstand van het Gemeenschapsmodel overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EG) nr. 6/2002 in het Register is ingeschreven;

d) het ingeschreven Gemeenschapsmodel definitief uit het Register is verwijderd;

e) het ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt geacht niet de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde rechtsgevolgen te hebben gehad overeenkomstig artikel 50, lid 4, van genoemde verordening.

2. De voorzitter van het Bureau bepaalt in welke vorm de dossiers worden bewaard.

HOOFDSTUK XVII

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 77

Uitwisseling van gegevens en mededelingen tussen het Bureau en de instanties van de lidstaten

1. Het Bureau, de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen verstrekken elkaar op verzoek relevante gegevens over de indiening van aanvragen van ingeschreven Gemeenschaps-, Benelux- of ingeschreven nationale modellen en over procedures die op deze aanvragen betrekking hebben en de op grond daarvan ingeschreven modellen. De beperkingen in artikel 74 van Verordening (EG) nr. 6/2002 zijn niet op deze mededelingen van toepassing.

2. Het Bureau en de rechterlijke instanties of de autoriteiten van de lidstaten nemen rechtstreeks met elkaar contact op wanneer de mededelingen die zij uitwisselen uit de toepassing van Verordening (EG) nr. 6/2002 of van de onderhavige verordening voortvloeien.

Die contacten kunnen ook over de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten of over het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen lopen.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde mededelingen zijn vrij van taksen; de kosten ervan komen ten laste van de instantie die de mededeling doet.

Artikel 78

Inzage van dossiers door of via rechterlijke instanties of autoriteiten van de lidstaten

1. Rechterlijke instanties of autoriteiten van de lidstaten krijgen wanneer zij hierom verzoeken inzage in de originele stukken of afschriften van dossiers met betrekking tot aangevraagde of ingeschreven Gemeenschapsmodellen. Artikel 74 is in dit geval niet van toepassing.

2. De rechterlijke instanties of het openbaar ministerie van de lidstaten kunnen in de voor hen gevoerde procedures derden inzage geven in de door het Bureau toegezonden dossiers of afschriften daarvan. Deze inzage geschiedt met inachtneming van artikel 74 van Verordening (EG) nr. 6/2002.

3. Op de in de leden 1 en 2 bedoelde inzage worden door het Bureau geen taksen geheven.

4. Bij het verstrekken van de dossiers of van afschriften daarvan aan rechterlijke instanties of het openbaar ministerie van de lidstaten, vermeldt het Bureau onder welke beperkingen uit hoofde van artikel 74 van Verordening (EG) nr. 6/2002 en artikel 72 van de onderhavige verordening de dossiers van aangevraagde of ingeschreven Gemeenschapsmodellen ter inzage worden gegeven.

HOOFDSTUK XVIII

KOSTEN

Artikel 79

Verdeling en vaststelling van de kosten

1. De verdeling van de kosten overeenkomstig artikel 70, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt geregeld bij de beslissing inzake de vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Gemeenschapsmodel of bij de beslissing inzake het beroep.

2. De verdeling van de kosten overeenkomstig artikel 70, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt geregeld door de nietigheidsafdeling of door de kamer van beroep in een beslissing inzake de kosten.

3. De kostenafrekening en de stukken ter staving daarvan worden als bijlage gevoegd bij het verzoek om vaststelling van de kosten als bedoeld in artikel 70, lid 6, van Verordening (EG) nr. 6/2002.

Dit verzoek is slechts ontvankelijk indien de beslissing waarvoor de vaststelling der kosten wordt gevraagd, definitief is geworden. Voor de vaststelling van de kosten is het voldoende dat zij aannemelijk worden gemaakt.

4. Het verzoek als bedoeld in artikel 70, lid 6, van Verordening (EG) nr. 6/2002, waarbij herziening wordt gevraagd van de beslissing van de griffie omtrent de vaststelling van de kosten, wordt met redenen omkleed bij het Bureau ingediend binnen een maand nadat kennis is gegeven van de vaststelling van de kosten.

Dit verzoek wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de taks voor de herziening van het bedrag van de kosten niet is betaald.

5. De nietigheidsafdeling of de kamer van beroep, naar gelang van het geval, beslist zonder mondelinge procedure over het in lid 4 bedoelde verzoek.

6. De taksen die overeenkomstig artikel 70, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 ten laste komen van de verliezende partij, blijven beperkt tot de door de andere partij betaalde taksen voor de vordering tot nietigverklaring en/of voor het beroep.

7. De door de winnende partij werkelijk gemaakte en noodzakelijke procedurekosten, komen overeenkomstig artikel 70, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 ten laste van de verliezende partij ten belope van de volgende maximumbedragen:

a) de reiskosten van één partij, heen en terug, tussen de woonplaats of het kantooradres en de plaats van de mondelinge procedure of die van de bewijsvoering:

i) ten bedrage van een treinkaart eerste klasse met inbegrip van de gebruikelijke vervoerssupplementen, ingeval de totale afstand ten hoogste 800 spoorwegkilometer bedraagt;

ii) ten bedrage van een vliegbiljet in de toeristenklasse, ingeval de totale afstand meer dan 800 spoorwegkilometer bedraagt of de reisroute mede een zeetraject omvat;

b) de verblijfkosten van één partij overeenkomstig de in artikel 13 van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen vastgestelde dagvergoedingen voor ambtenaren in de rangen A 4 tot en met A 8;

c) de reiskosten van vertegenwoordigers in de zin van artikel 78, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 en die van getuigen en van deskundigen, overeenkomstig de onder a) vastgestelde tarieven;

d) de verblijfkosten van vertegenwoordigers in de zin van artikel 78, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 en die van getuigen en van deskundigen, overeenkomstig de onder b) bedoelde tarieven;

e) de kosten van onderzoeksverrichtingen bestaande uit getuigenverhoor, deskundigenonderzoek of onderzoek ter plaatse, tot maximaal 300 EUR per procedure;

f) de kosten van vertegenwoordiging in de zin van artikel 78, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002:

i) voor de verzoeker in een procedure tot nietigverklaring van een ingeschreven Gemeenschapsmodel, tot 400 EUR;

ii) voor de houder in een procedure tot nietigverklaring van een ingeschreven Gemeenschapsmodel, tot 400 EUR;

iii) voor de eiser in een beroepsprocedure, tot 500 EUR;

iv) voor de verweerder in een beroepsprocedure, tot 500 EUR;

g) indien de winnende partij door verscheidene vertegenwoordigers in de zin van artikel 78, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt vertegenwoordigd, draagt de verliezende partij de onder c), d) en f) vermelde kosten voor slechts één van hen;

h) de verliezende partij wordt niet verplicht aan de winnende partij andere dan de onder a) tot en met g) vermelde kosten, uitgaven en honoraria te vergoeden.

Indien de onderzoeksverrichtingen in een van de in de eerste alinea, onder f), genoemde procedures getuigenverhoor, deskundigenonderzoek of onderzoek ter plaatse omvatten, wordt voor de kosten van vertegenwoordiging een bijkomend bedrag van maximaal 600 EUR per procedure toegekend.

HOOFDSTUK XIX

TALEN

Artikel 80

Verzoeken en verklaringen

Onverminderd artikel 98, lid 4, van Verordening (EG) nr. 6/2002

a) mogen alle verzoeken of verklaringen betreffende een aanvrage van een ingeschreven Gemeenschapsmodel in de voor de indiening van de aanvrage gebruikte taal of in de tweede taal die de aanvrager in zijn aanvrage heeft opgegeven, worden ingediend;

b) mogen alle verzoeken of verklaringen die geen betrekking hebben op een vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Gemeenschapsmodel overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EG) nr. 6/2002 of op een verklaring van afstand van een ingeschreven Gemeenschapsmodel overeenkomstig artikel 51 van die verordening, in een van de talen van het Bureau worden ingediend;

c) wanneer gebruik wordt gemaakt van een van de door het Bureau overeenkomstig artikel 68 ter beschikking gestelde formulieren, mogen die formulieren in elk van de officiële talen van de Gemeenschap worden gebruikt, mits zij, wat de tekstgedeelten betreft, in een van de talen van het Bureau worden ingevuld.

Artikel 81

Schriftelijke procedure

1. Onverminderd artikel 98, leden 3 en 5, van Verordening (EG) nr. 6/2002 en tenzij in deze verordening anders is bepaald, mag elke partij in schriftelijke procedures voor het Bureau elk van de talen van het Bureau gebruiken.

Indien de gekozen taal niet de proceduretaal is, verschaft de partij binnen één maand na de indiening van het oorspronkelijke stuk een vertaling in de proceduretaal.

Indien de aanvrager van een Gemeenschapsmodel de enige partij in een procedure voor het Bureau is en de voor de indiening van de aanvrage van het Gemeenschapsmodel gebruikte taal niet een van de talen van het Bureau is, mag de vertaling tevens in de door de aanvrager in zijn aanvrage opgegeven tweede taal worden ingediend.

2. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, mogen stukken die in procedures voor het Bureau worden gebruikt, in elke officiële taal van de Gemeenschap worden ingediend.

Indien de taal van die stukken niet de proceduretaal is, kan het Bureau eisen dat binnen een door het Bureau gestelde termijn een vertaling in die taal of, naar keuze van de partij bij de procedure, in een van de talen van het Bureau wordt ingediend.

Artikel 82

Mondelinge procedure

1. Elke partij bij een mondelinge procedure voor het Bureau kan in plaats van de proceduretaal een van de andere officiële talen van de Gemeenschap gebruiken, mits zij schikkingen treft voor het tolken in de proceduretaal.

Indien de mondelinge procedure deel uitmaakt van een procedure betreffende de aanvrage om inschrijving van een model, mag de aanvrager ofwel de taal van de aanvrage, ofwel de door hemzelf opgegeven tweede taal gebruiken.

2. Bij een mondelinge procedure betreffende de aanvrage om inschrijving van een model mogen de personeelsleden van het Bureau ofwel de taal van de aanvrage, ofwel de door de aanvrager opgegeven tweede taal gebruiken.

Bij alle andere mondelinge procedures mag het personeel van het Bureau in plaats van de proceduretaal een van de andere talen van het Bureau gebruiken, mits de partij, respectievelijk partijen bij de procedure daarmee instemt, respectievelijk instemmen.

3. Met betrekking tot onderzoeksverrichtingen mag iedere partij die moet worden gehoord, iedere getuige of iedere deskundige die de proceduretaal niet voldoende beheerst, ongeacht welke officiële taal van de Gemeenschap gebruiken.

Indien op verzoek van een partij bij de procedure tot bepaalde onderzoeksverrichtingen wordt besloten, kunnen partijen die moeten worden gehoord, getuigen of deskundigen die zich in een andere taal dan de proceduretaal uitdrukken, slechts worden gehoord indien de partij die het verzoek heeft ingediend, schikkingen treft voor het tolken in de proceduretaal.

In procedures betreffende de aanvrage om inschrijving van een model mag, in plaats van de taal van de aanvrage, de door de aanvrager opgegeven tweede taal worden gebruikt.

In procedures met slechts één partij kan het Bureau op verzoek van de betrokken partij een afwijking van dit lid toestaan.

4. Indien de partijen en het Bureau daarmee instemmen, mag in de mondelinge procedure ongeacht welke officiële taal van de Gemeenschap worden gebruikt.

5. Het Bureau treft, zo nodig, op eigen kosten schikkingen voor het tolken in de proceduretaal of, in voorkomend geval, in de andere talen van het Bureau, tenzij het tolken onder de verantwoordelijkheid van een van de partijen bij de procedure valt.

6. Verklaringen van personeelsleden van het Bureau, van partijen bij de procedures, van getuigen en van deskundigen in een mondelinge procedure, die in een van de talen van het Bureau worden afgelegd, worden in die taal in het proces-verbaal opgenomen. Verklaringen in een andere taal worden in de proceduretaal opgenomen.

Correcties van de aanvrage of inschrijving van een Gemeenschapsmodel worden in de proceduretaal in het proces-verbaal opgenomen.

Artikel 83

Waarmerking van vertalingen

1. Indien van een stuk een vertaling moet worden ingediend, kan het Bureau eisen dat binnen een door het Bureau te stellen termijn wordt gewaarmerkt dat de vertaling met de originele tekst overeenstemt.

Indien de waarmerking de vertaling van een eerdere aanvrage in de zin van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 6/2002 betreft, mag die termijn niet minder dan drie maanden bedragen, te rekenen vanaf de datum van de aanvrage.

Indien de waarmerking niet binnen de gestelde termijn wordt ingediend, wordt het stuk geacht niet te zijn ontvangen.

2. De voorzitter van het Bureau kan de wijze bepalen waarop vertalingen worden gewaarmerkt.

Artikel 84

Rechtsgeldigheid van vertalingen

Voorzover geen tegenbewijs wordt geleverd, neemt het Bureau aan dat een vertaling met de desbetreffende originele tekst overeenstemt.

HOOFDSTUK XXI

RECIPROCITEIT, OVERGANGSPERIODE EN INWERKINGTREDING

Artikel 85

Bekendmaking van de reciprociteit

1. Indien nodig, verzoekt de voorzitter van het Bureau de Commissie stappen te ondernemen om vast te stellen of een staat die niet bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie is aangesloten, behandeling op basis van reciprociteit in de zin van artikel 41, lid 5, van Verordening (EG) nr. 6/2002 toekent.

2. Indien de Commissie vaststelt, dat de in lid 1 bedoelde reciprociteit wordt toegekend, publiceert zij een mededeling daaromtrent in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3. Artikel 41, lid 5, van Verordening (EG) nr. 6/2002 treedt in werking op de datum waarop de in lid 2 genoemde mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt gepubliceerd, tenzij in de mededeling een eerdere datum van inwerkingtreding is opgenomen.

Artikel 41, lid 5, van Verordening (EG) nr. 6/2002 is niet meer van toepassing vanaf de datum waarop de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendmaakt dat de reciprociteit niet langer wordt toegekend, tenzij in de mededeling een vroegere datum wordt vermeld.

4. De in de leden 2 en 3 bedoelde mededelingen worden tevens in het Publicatieblad van het Bureau gepubliceerd.

Artikel 86

Overgangsperiode

1. Op elke aanvrage om inschrijving van een Gemeenschapsmodel die niet meer dan drie maanden voor de overeenkomstig artikel 111, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 vastgestelde datum wordt ingediend, wordt door het Bureau zowel de ingevolge die bepaling vastgestelde datum van indiening als de werkelijke datum van ontvangst van de aanvrage vermeld.

2. Voor elke in lid 1 bedoelde aanvrage vangt de in de artikelen 41 en 44 van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde voorrangstermijn van zes maanden aan vanaf de overeenkomstig artikel 111, lid 2, van die verordening vastgestelde datum.

3. Het Bureau kan aan de aanvrager vóór de overeenkomstig artikel 111, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 vastgestelde datum een ontvangstbewijs afgeven.

4. Het Bureau kan de in lid 1 bedoelde aanvragen vóór de overeenkomstig artikel 111, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002 vastgestelde datum onderzoeken en met de aanvrager contact houden om nog vóór die datum gebreken te verhelpen.

Beslissingen over dergelijke aanvragen kunnen pas na de betrokken datum worden genomen.

5. Indien de datum van ontvangst van een aanvrage om inschrijving van een Gemeenschapsmodel bij het Bureau, bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat of bij het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen vóór de aanvang van de in artikel 111, lid 3, van Verordening (EG) nr. 6/2002 genoemde termijn van drie maanden ligt, wordt de aanvrage geacht niet te zijn ingediend.

De aanvrager wordt daarvan in kennis gesteld en de aanvrage wordt aan hem teruggezonden.

Artikel 87

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2002.

Voor de Commissie

Frederik Bolkestein

Lid van de Commissie

(1) PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1.

(2) Zie bladzijde 54 van dit Publicatieblad.

(3) PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1.

Top