EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1386

Verordening (EG) nr. 1386/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 187, 10.7.2001, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Estonian: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Latvian: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Lithuanian: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Hungarian Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Maltese: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Polish: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Slovak: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Slovene: Chapter 05 Volume 004 P. 129 - 131
Special edition in Bulgarian: Chapter 05 Volume 006 P. 51 - 53
Special edition in Romanian: Chapter 05 Volume 006 P. 51 - 53
Special edition in Croatian: Chapter 05 Volume 005 P. 177 - 179

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1386/oj

32001R1386

Verordening (EG) nr. 1386/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 187 van 10/07/2001 blz. 0001 - 0003


Verordening (EG) nr. 1386/2001 van het Europees Parlement en de Raad

van 5 juni 2001

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1), ingediend na raadpleging van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers,

Gelet op het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het is noodzakelijk een aantal wijzigingen aan te brengen in Verordening (EEG) nr. 1408/71(4), en in Verordening (EEG) nr. 574/72(5). Sommige van deze wijzigingen houden verband met veranderingen die de lidstaten in hun socialezekerheidswetgeving hebben aangebracht.

(2) Na de kennisgeving door de Franse regering aan de voorzitter van de Raad van een verklaring om Verordening (EEG) nr. 1408/71 van toepassing te laten zijn op de twee Franse aanvullende pensioenstelsels ARRCO en AGIRC, is het noodzakelijk de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op de stelsels te vergemakkelijken door aan bijlage IV, deel C, en aan bijlage VI nieuwe punten toe te voegen, voornamelijk om rekening te houden met het aanvullende karakter van deze stelsels ten opzichte van de basisstelsels en met het feit dat de uitkeringen uit die stelsels berekend worden op grond van het aantal verworven pensioenpunten, ongeacht de vervulde verzekeringstijdvakken.

(3) Het is noodzakelijk te verduidelijken dat de uitkeringen krachtens het Oostenrijkse wettelijke stelsel van bijzondere bijstand overeenkomstig de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 moeten worden toegekend.

(4) Rubriek "N. ZWEDEN" van bijlage VI dient te worden gewijzigd om rekening te houden met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 1998 in zaak C-275/96, Kuusijärvi tegen Riksförsäkringsverket(6).

(5) Het is noodzakelijk artikel 34, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 574/72 te wijzigen teneinde dit duidelijk af te bakenen van lid 4 van dat artikel en dus niet meer naar de procedure te verwijzen waarbij een maximumbedrag is vastgesteld, wanneer er kosten gemaakt zijn tijdens een verblijf in een land waar geen vergoedingstarieven bestaan.

(6) Het is noodzakelijk artikel 93, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 574/72 te wijzigen om rekening te houden met Verordening (EG) nr. 307/1999 van de Raad(7) met welke verordening studenten onder de werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71 zijn gebracht.

(7) Het is noodzakelijk artikel 107 van Verordening (EEG) nr. 574/72 te wijzigen in verband met de invoering van de euro op 1 januari 1999.

(8) Om de doelstelling van vrij verkeer van werknemers te verwezenlijken, is het noodzakelijk en passend door middel van een communautair wetgevingsinstrument dat bindend en rechtstreeks in elke lidstaat toepasselijk is, de regels betreffende de coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels te wijzigen.

(9) Met uitzondering van artikel 42 voorziet het Verdrag voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die uit hoofde van artikel 308,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II bis, IV en VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 574/72 wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 34, lid 5, wordt vervangen door: "5. Indien bij de wetgeving van het land van verblijf geen vergoedingstarieven zijn vastgesteld, vergoedt het bevoegde orgaan de gemaakte kosten volgens de bepalingen van zijn eigen wetgeving, zonder dat instemming van de betrokkene vereist is. Het bedrag van de vergoeding mag in geen geval de werkelijk gemaakte kosten overschrijden.";

2. artikel 93, lid 1, wordt vervangen door: "1. Het werkelijke bedrag van de krachtens artikel 19, leden 1 en 2, van de verordening aan de werknemers of zelfstandigen en hun op het grondgebied van dezelfde lidstaat wonende gezinsleden verleende verstrekkingen alsmede van de krachtens artikel 21, lid 2, de artikelen 22, 22 bis en 22 ter, artikel 25, leden 1, 3 en 4, artikel 26, artikel 31, artikel 34 bis of artikel 34 ter van de verordening verleende verstrekkingen wordt door het bevoegde orgaan aan het orgaan dat genoemde verstrekkingen heeft verleend, vergoed, zoals dat bedrag uit de boekhouding van laatstgenoemd orgaan blijkt.";

3. artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door: "1. Voor de toepassing van de volgende bepalingen:

a) verordening: artikel 12, leden 2, 3 en 4, artikel 14 quinquies, lid 1, artikel 19, lid 1, punt b), laatste zin, artikel 22, lid 1, onder ii), laatste zin, artikel 25, lid 1, punt b), voorlaatste zin, artikel 41, lid 1, punten c) en d), artikel 46, lid 4, artikel 46 bis, lid 3, artikel 50, artikel 52, punt b), laatste zin, artikel 55, lid 1, onder ii), laatste zin, artikel 70, lid 1, eerste alinea, artikel 71, lid 1, punt a), onder ii), en punt b), onder ii), voorlaatste zin,

b) toepassingsverordening: artikel 34, leden 1, 4 en 5,

is de koers voor de omrekening in een munteenheid van bedragen die in een andere munteenheid luiden, de door de Commissie berekende koers op basis van het maandgemiddelde gedurende de in lid 2 vermelde referentieperiode van de wisselkoersen van deze munteenheden die door de Europese Centrale Bank zijn gepubliceerd.";

b) lid 3 wordt geschrapt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1 is met ingang van 1 januari 2000 van toepassing voor wat betreft de wijzigingen die zijn aangebracht in de rubrieken E. FRANKRIJK van bijlage IV, deel C, en bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 5 juni 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

L. Engqvist

(1) PB C 274 E van 26.9.2000, blz. 113.

(2) PB C 367 van 20.12.2000, blz. 18.

(3) Advies van het Europees Parlement van 15 februari 2001 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad), en besluit van de Raad van 14 mei 2001.

(4) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1399/1999 (PB L 164 van 30.6.1999, blz. 1).

(5) PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1399/1999.

(6) Jurispr. 1998, blz. I-3419.

(7) PB L 38 van 12.2.1999, blz. 1.

BIJLAGE

De bijlagen II bis, IV en VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden als volgt gewijzigd:

1. In bijlage II bis van Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden de alinea's c) en g) in rubriek "O. VERENIGD KONINKRIJK" als volgt gewijzigd: "c) Belastingvermindering voor werkende gezinnen (Wet betreffende socialezekerheidspremies en -uitkeringen van 1992, artikel 123, lid 1, sub b), Wet betreffende de socialezekerheidspremies en -uitkeringen (Noord-Ierland) van 1992, artikel 122, lid 1, sub b), en de Wet betreffende belastingvermindering van 1999)."

"g) Belastingvermindering voor gehandicapte personen (Wet betreffende socialezekerheidspremies en -uitkeringen van 1992, artikel 123, lid 1, sub c), Wet betreffende de socialezekerheidspremies en -uitkeringen (Noord-Ierland) van 1992, artikel 122, lid 1, sub c), en de Wet betreffende de belastingvermindering van 1999.".

2. In bijlage IV, deel C, wordt in de rubriek "E. FRANKRIJK" de vermelding "Geen" vervangen door de volgende woorden: "Alle aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen als bedoeld in de stelsels voor aanvullende ouderdomspensioenen voor werknemers, met uitzondering van aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen zoals bedoeld in de regeling voor aanvullende pensioenen voor burgerluchtvaartpersoneel.".

3. Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

a) Rubriek "E. FRANKRIJK" wordt als volgt gewijzigd: i) In punt 3 wordt de volgende alinea toegevoegd: "Deze voorwaarden gelden ook wanneer op onderdanen van andere lidstaten de bepalingen worden toegepast waardoor een Franse werknemer die zijn beroep buiten Frankrijk uitoefent, zich vrijwillig hetzij rechtstreeks, hetzij via zijn werkgever, bij een Frans aanvullend pensioenstelsel voor werknemers kan aansluiten.".

ii) Punt 5 wordt vervangen door: "5. Het bevoegd orgaan houdt voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde theoretisch bedrag in de basis- en aanvullende stelsels waarin de ouderdomspensioenen berekend worden op basis van pensioenpunten, voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, rekening met een aantal pensioenpunten dat gelijk is aan het quotiënt van het aantal pensioenpunten verkregen krachtens de wettelijke regeling die het bevoegd orgaan toepast, gedeeld door het aantal jaren dat overeenkomt met deze punten.".

iii) Het volgende punt wordt toegevoegd: "9. De Franse wetgeving die van toepassing is op een werknemer of een voormalig werknemer in het kader van de toepassing van hoofdstuk 3 van titel III van de verordening, geldt zowel voor de basisstelsels van de ouderdomsverzekering als voor de aanvullende stelsels van de ouderdomsverzekering waarbij belanghebbende was aangesloten.".

b) In de rubriek "K. OOSTENRIJK" wordt het volgende punt toegevoegd: "7. De bijzondere bijstand overeenkomstig de Wet op de bijzondere bijstand van 30 november 1973 (Sonderunterstützunggesetz) (SUG) geldt voor de toepassing van de verordening als een ouderdomspensioen.".

c) In de rubriek "N. ZWEDEN" wordt punt 1 vervangen door: "1. Voor de toepassing van artikel 72 van de verordening worden voor de vaststelling van iemands recht op een ouderschapsuitkering de tijdvakken van verzekering die zijn vervuld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat beschouwd als zijnde gebaseerd op dezelfde gemiddelde verdiensten als de Zweedse tijdvakken van verzekering waarbij zij worden samengeteld.".

Top