EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1260

Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker

OJ L 178, 30.6.2001, p. 1–45 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 033 P. 17 - 61

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2006; opgeheven door 32006R0318

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1260/oj

32001R1260

Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker

Publicatieblad Nr. L 178 van 30/06/2001 blz. 0001 - 0045


Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad

van 19 juni 2001

houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Voor de goede werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid dient dit beleid een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten in de sector suiker te omvatten, welke sector met name suiker en de vloeibare suikervervangende producten, isoglucose en inulinestroop, omvat.

(2) Om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verwezenlijken en met name om aan de suikerbieten- en suikerrietproducenten van de Gemeenschap de noodzakelijke waarborgen inzake behoud van werkgelegenheid en levensstandaard te geven, dient te worden voorzien in passende maatregelen tot stabilisatie van de suikermarkt. Bovenvermeld doel kan worden bereikt door te voorzien in de aankoop van producten door de interventiebureaus. Hiertoe dienen voor de gebieden zonder tekort een interventieprijs voor witte suiker en een interventieprijs voor ruwe suiker en voor elk gebied met een tekort jaarlijks een afgeleide interventieprijs voor witte suiker en, in voorkomend geval, voor ruwe suiker te worden vastgesteld. De interventieprijs moet worden vastgesteld op een niveau dat de suikerbieten- en suikerrietproducenten een billijke beloning waarborgt, zonder dat de belangen van de consument uit het oog worden verloren. Deze prijsgaranties voor suiker komen in feite ook sacharosestropen, isoglucose en inulinestroop ten goede, waarvan de prijzen afhankelijk zijn van die voor suiker. Rekening houdend met de financiële vooruitzichten en met de in maart 1999 door de Europese Raad van Berlijn vastgelegde regels inzake begrotingsdiscipline dient de steunprijs in de sector suiker te worden vastgesteld voor de gehele duur van de nieuwe regeling.

(3) De interventieprijs moet worden vastgesteld voor witte suiker en ruwe suiker van een standaardkwaliteit en deze standaardkwaliteit moet worden gedefinieerd. Deze standaardkwaliteiten dienen telkens overeen te komen met een gemiddelde kwaliteit die representatief is voor de in de Gemeenschap geproduceerde suiker en het verdient aanbeveling voor de vaststelling van deze standaardkwaliteiten criteria te hanteren die gebruikelijk zijn in de handel. Verder is het wenselijk dat de standaardkwaliteit kan worden herzien om rekening te houden met, met name, de eisen van de markt en de technologische ontwikkeling inzake analyse.

(4) De bijzondere geografische ligging van de Franse overzeese departementen vereist specifieke maatregelen voor de aldaar geproduceerde suiker.

(5) Om geen afbreuk te doen aan de bovenbedoelde prijsgaranties, mogen de interventiebureaus suiker slechts verkopen tegen een prijs die hoger is dan de interventieprijs, tenzij de suiker als zodanig of in de vorm van verwerkte producten wordt uitgevoerd of bestemd is voor voederdoeleinden. Op grond van deze regel is het niet mogelijk om suiker die bestemd zou zijn voor menselijke consumptie in de Gemeenschap, in voorkomend geval ter beschikking te stellen van liefdadigheidsorganisaties. Derhalve dient in een dergelijke mogelijkheid te worden voorzien in het kader van gerichte noodhulp, die de zekerheid van de bevoorrading waarborgt en tegelijk een humanitaire actie wordt verwezenlijkt. De doelmatigheid van dergelijke acties wordt bepaald door de snelheid van de tenuitvoerlegging ervan. Bijgevolg dient voor dit geval de toepassing van de meest geëigende procedure te worden voorgeschreven.

(6) Suiker is, evenals zetmeelproducten, bij uitstek een basisproduct dat door de chemische industrie kan worden gebruikt voor de vervaardiging van gelijksoortige producten. Er dient te worden voorzien in een harmonische ontwikkeling van het gebruik van deze basisproducten. Er dient te worden voorzien in een regeling voor restituties bij de productie waardoor de afzetmogelijkheden voor suiker kunnen worden verhoogd tot grotere dan de gebruikelijke hoeveelheden; te dien einde moeten de desbetreffende producten voortaan tegen een lagere prijs aan die industrie ter beschikking worden gesteld.

(7) Het is noodzakelijk dat deze regelgeving zowel de fabrikanten als de producenten van het basisproduct billijke waarborgen biedt. Het is derhalve dienstig om voor suikerbieten niet alleen een basisprijs vast te stellen - op basis van de interventieprijs voor witte suiker, van de ontvangsten van de ondernemingen uit de verkoop van melasse, die kunnen worden geraamd op 7,61 EUR/100 kg, welk bedrag is afgeleid van de melasseprijs, die op 8,21 EUR/100 kg wordt geraamd, alsook van de kosten voor verwerking en levering van de suikerbieten aan de fabrieken en van een rendement dat voor de Gemeenschap kan worden geraamd op 130 kg witte suiker per ton suikerbieten van standaardkwaliteit - maar ook minimumprijzen vast te stellen voor A-suikerbieten die worden verwerkt tot A-suiker en voor B-suikerbieten die worden verwerkt tot B-suiker, welke prijzen bij de aankoop door de suikerfabrikanten in acht moeten worden genomen.

(8) Tevens dienen, om een billijk evenwicht tussen de rechten en plichten van fabrikanten en landbouwproducenten te waarborgen, de daartoe benodigde instrumenten te worden vastgesteld; met name dienen er communautaire kadervoorschriften te worden vastgesteld inzake de contractuele betrekkingen tussen kopers en verkopers van suikerbieten, alsmede passende bepalingen om dit doel te bereiken voor rietsuiker. De bepalingen inzake de normale duur voor de levering en de spreiding daarvan, de verzamelplaatsen en de kosten van vervoer, de plaatsen van ontvangst en het stadium van de monsterneming, de teruggave van de pulp of de betaling van een gelijkwaardige vergoeding, alsook de termijnen voor het voldoen van de aanbetalingen, hebben invloed op de reële prijs die de verkoper voor de suikerbieten ontvangt. De zeer uiteenlopende natuurlijke, economische en technische omstandigheden maken het bijzonder moeilijk alle aankoopvoorwaarden voor suikerbieten in de Gemeenschap op één lijn te brengen. Er bestaan thans sectorale overeenkomsten tussen fabrikanten of fabrikantenorganisaties enerzijds en telersorganisaties anderzijds. De kadervoorschriften dienen te worden beperkt tot de vaststelling van de minimumgaranties die zowel de suikerbietentelers als het bedrijfsleven moeten krijgen met het oog op de goede werking van de suikersector. Eventuele afwijkingen van bepaalde in bijlage III bedoelde voorschriften dienen in de sectorale overeenkomsten hun beslag te krijgen.

(9) De redenen waarom de Gemeenschap tot nu toe met een productiequotaregeling voor suiker, isoglucose en insulinestroop heeft gewerkt, gelden momenteel nog altijd. In die regeling zijn evenwel wijzigingen aangebracht om rekening te houden met de recente ontwikkeling van de productie, de Gemeenschap de nodige instrumenten te verschaffen om op een rechtvaardige maar doelmatige wijze voor te zorgen dat de kosten die verbonden zijn aan de afzet van de overschotten die voortvloeien uit de omvang van de productie in de Gemeenschap in verhouding tot het verbruik, volledig door de producenten zelf worden gefinancierd, en te handelen in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn bereikt bij de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, hierna "GATT-overeenkomsten" genoemd, zoals goedgekeurd bij Besluit 94/800/EG(4).

(10) Krachtens de in het kader van de GATT-overeenkomsten gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, hierna "de overeenkomst" genoemd, moet de steun van de Gemeenschap voor de uitvoer van landbouwproducten, en meer bepaald van suiker waarvoor garanties in het kader van de productiequota gelden, geleidelijk worden verlaagd. De overeenkomst voorziet in een overgangsperiode voor de vermindering, tijdens een overgangsperiode, van de uitvoersubsidies, zowel wat de hoeveelheden als de gespendeerde bedragen betreft. Om de garanties te kunnen aanpassen, dient in de eerste plaats het voor een verkoopseizoen geconstateerde verschil tussen het voor uitvoer beschikbare volume in de Gemeenschap en het volume waarin de overeenkomst voorziet, te worden verdeeld over suiker, isoglucose en inulinestroop naar gelang van het procentuele aandeel van de quota voor elk product in het totaal van de voor deze drie producten voor de gehele Gemeenschap vastgestelde quota. Deze regeling moet echter van beperkte duur zijn en als een overgangsregeling worden beschouwd. Met name gelet op de financiële vooruitzichten en de regels voor begrotingsdiscipline die in maart 1999 door de Europese Raad van Berlijn zijn vastgelegd, en met de noodzaak om rekening te houden met de ontwikkelingen in de onderhandelingen met de WTO, is het wenselijk de quotaregeling te handhaven voor de verkoopseizoenen 2001/2002 t/m 2005/2006.

(11) De gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker stoelt enerzijds op het beginsel van volledige financiële verantwoordelijkheid van de producenten voor elk verkoopseizoen voor de verliezen die voortvloeien uit de afzet van de overschotten die de Gemeenschap in het kader van de quotaregeling ten opzichte van het interne verbruik produceert, en anderzijds op een stelsel van naar gelang van de aan iedere onderneming toegekende productiequota gedifferentieerde prijs- en afzetgaranties. In de sector suiker worden de productiequota per onderneming toegewezen op basis van de effectieve productie tijdens een bepaalde referentieperiode.

(12) Aangezien overeenkomstig de aangegane verbintenissen, de vermindering van de uitvoersubsidies zich tijdens een overgangsperiode heeft voltrokken, moeten de huidige basishoeveelheden voor suiker en isoglucose en de quota voor inulinestroop onveranderd blijven, met dien verstande dat de daaraan verbonden garanties in voorkomend geval, de fundamentele ontwikkelingen in de sector in de Gemeenschap in acht genomen, kunnen worden aangepast om de in het raam van de overeenkomst aangegane verbintenissen na te kunnen komen. Het is wenselijk de zelffinancieringsregeling met productieheffingen voor de sector en de productiequotaregeling te handhaven.

(13) Op deze wijze wordt de financiële verantwoordelijkheid gegarandeerd door de bijdragen van de producenten die worden betaald in de vorm van een basisproductieheffing voor de volledige productie van A- en B-suiker, maar die maximaal 2 % van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt, en een B-heffing die geldt voor de productie van B-suiker en maximaal 37,5 % van laatstgenoemde prijs mag bedragen. De producenten van isoglucose en inulinestroop dragen volgens bepaalde regels bij. Ten gevolge van deze limieten is volledige zelffinanciering van de sector per verkoopseizoen onder de eerder genoemde omstandigheden niet mogelijk. Derhalve dient te worden voorzien in de toepassing van een aanvullende heffing.

(14) Bij de vaststelling van de aanvullende heffing moet, met name met het oog op gelijke behandeling, voor elke onderneming rekening worden gehouden met haar aandeel in de ontvangsten via de productieheffingen die zij betaalt voor het betrokken verkoopseizoen. Daartoe dient een coëfficiënt te worden bepaald die geldt voor de gehele Gemeenschap en die voor dat verkoopseizoen de verhouding weergeeft tussen enerzijds het geconstateerde totale verlies en anderzijds het totaal van de ontvangsten aan productieheffingen. Bovendien dienen de voorwaarden te worden vastgesteld voor de bijdrage van de verkopers van suikerbieten en suikerriet in de kosten van het wegwerken van het ongedekte verlies over het betrokken verkoopseizoen.

(15) De omvang van de aan elke onderneming in de suikersector toegekende productiequota kan in een bepaald verkoopseizoen leiden tot een uitvoervolume dat, verbruik, productie, invoer, voorraden en overdrachten, alsook het verwachte gemiddelde verlies via de zelffinancieringsregeling in aanmerking genomen, groter is dan in de overeenkomst is bepaald. Het is dan ook dienstig te bepalen dat de uit de quota resulterende garanties voor elk verkoopseizoen kunnen worden aangepast om de door de Gemeenschap aangegane verbintenissen te kunnen nakomen.

(16) Om rekening te houden met de garanties die uit de aan de ondernemingen in iedere lidstaat toegewezen quota resulteren, moet na de verdeling over suiker, isoglucose en inulinestroop een verdeling per lidstaat worden gemaakt, zodat de aanpassing van de garanties het bestaande evenwicht op het gebied van quota en lasten niet in gevaar brengt. Daartoe dient per lidstaat een verminderingscoëfficiënt voor de met het A-quotum en de met het B-quotum samenhangende garantie te worden vastgesteld naar gelang van de maximale lasten die aan deze garanties verbonden zijn. Tenslotte dient elke betrokken lidstaat de verdeling per onderneming vast te stellen, daarbij rekening houdend met de voor iedere onderneming aan haar eigen quota verbonden garanties.

(17) De fusie of vervreemding van suikerproducerende ondernemingen, de vervreemding door een onderneming van een van haar fabrieken of de bedrijfsbeëindiging van een onderneming of van één van haar fabrieken brengen gevolgen met zich voor de A- en B-quota. De voorwaarden voor aanpassing door de lidstaten van de quota van de betrokken ondernemingen dienen zo te worden vastgesteld dat de belangen van de betrokken suikerbieten- of suikerriettelers niet worden geschaad door de wijziging van de quota van de suikerproducerende ondernemingen.

(18) Wegens de noodzaak om een bepaalde structurele aanpassing van de verwerkende industrie en van de suikerbietenteelt en de suikerrietteelt mogelijk te maken tijdens de toepassingsperiode van de quota, dient te worden voorzien in een manoeuvreermarge die de lidstaten in staat stelt de quota van de ondernemingen met ten hoogste 10 % te wijzigen. Gezien de bijzondere situatie van deze sector in Spanje, Italië en de Franse overzeese departementen, dient deze beperking niet op die gebieden te worden toegepast wanneer de herstructureringsprogramma's ten uitvoer worden gelegd.

(19) Aangezien de aan de ondernemingen toegewezen productiequota een middel vormen om de producenten de communautaire prijzen en de afzet van hun producten te waarborgen, moet bij de overdrachten van quota binnen productieregio's het belang van alle betrokken partijen, en met name dat van de producenten van suikerbieten en rietsuiker, in aanmerking worden genomen.

(20) Voorts dient, om de afzetmogelijkheden voor suiker en isoglucose op de interne markt van de Gemeenschap te kunnen verruimen, de mogelijkheid te worden geschapen om onder nader vast te stellen voorwaarden alle suiker of isoglucose die bestemd is voor vervaardiging in de Gemeenschap van niet-voedingsproducten niet als productie in de zin van de quotaregeling aan te merken.

(21) Totstandbrenging van een communautaire markt voor zowel suiker als isoglucose en inulinestroop brengt de instelling van een gemeenschappelijke regeling voor het handelsverkeer aan de buitengrenzen van de Gemeenschap mee. Een regeling van het handelsverkeer met invoerheffingen en uitvoerrestituties draagt bij tot stabilisatie van de markt van de Gemeenschap en voorkomt met name dat schommelingen van de wereldmarktprijzen voor suiker een terugslag hebben op de binnen de Gemeenschap toegepaste prijzen voor deze producten. Derhalve dient te worden voorzien in de heffing van rechten bij invoer uit derde landen en toekenning van een restitutie bij uitvoer naar derde landen, beide om voor de sector suiker het verschil tussen de buiten en binnen de Gemeenschap geldende prijzen wanneer de prijzen op de wereldmarkt lager zijn dan die in de Gemeenschap te overbruggen en voor de sectoren isoglucose en inulinestroop de verwerkende industrie voor deze producten in de Gemeenschap enige bescherming te bieden.

(22) Ter aanvulling van deze regeling voor het handelsverkeer en voorzover nodig voor de goede werking daarvan, dient de mogelijkheid te worden geschapen om voorschriften vast te stellen voor de toepassing van het zogenaamde stelsel van het actieve veredelingsverkeer en voor het uitsluiten van deze toepassing wanneer de marktsituatie zulks vereist.

(23) In een situatie van schaarste op de wereldmarkt waarbij de wereldmarktprijzen hoger komen te liggen dan de prijzen van de Gemeenschap of in geval van moeilijkheden bij de normale voorziening van de gehele Gemeenschap of van één van de gebieden van de Gemeenschap, dient te worden voorzien in passende bepalingen om tijdig te voorkomen dat regionale overschotten naar derde landen worden uitgevoerd en dat als gevolg van een abnormale prijsstijging in de Gemeenschap de voorziening van de verbruikers tegen redelijke prijzen niet meer kan worden gewaarborgd.

(24) De bevoegde instanties moeten in staat worden gesteld het verloop van het handelsverkeer met derde landen permanent te volgen, teneinde de ontwikkeling hiervan te kunnen beoordelen en eventueel de maatregelen waarin deze verordening voorziet en die op grond van deze ontwikkeling vereist zijn, te kunnen toepassen. Te dien einde moet worden voorzien in de afgifte van invoer- of uitvoercertificaten waarvoor een zekerheid moet worden gesteld die garandeert dat de transacties waarvoor de certificaten zijn aangevraagd, zullen plaatsvinden.

(25) Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk van alle andere beschermende maatregelen aan de buitengrenzen van de Gemeenschap af te zien. Het stelsel van prijzen en douanerechten kan echter in uitzonderlijke omstandigheden tekort schieten. In dergelijke gevallen moet de Gemeenschap, om haar markt in te dekken tegen de verstoringen die hieruit kunnen voortvloeien, snel alle nodige maatregelen kunnen nemen. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen die uit de GATT-overeenkomsten voortvloeien. Voorts is het, om problemen op het vlak van de voorziening van de markt van de Gemeenschap te voorkomen, dienstig toe te staan dat voor bepaalde producten van de sector suiker de toepassing van de douanerechten wordt geschorst.

(26) De Gemeenschap heeft een globaal onderzoek verricht inzake de raffinagesector in de Gemeenschap. Uit dit onderzoek blijkt dat met het oog op een regelmatiger en gelijkmatiger voorziening van alle raffinaderijen in de Gemeenschap, aan de hand van objectieve referentiegegevens en rekening houdend met de geconstateerde voor rechtstreekse consumptie bestemde hoeveelheden suiker in het verkoopseizoen 1994/1995, duidelijk moet worden bepaald hoe groot in elk van de betrokken lidstaten, namelijk in Finland, Frankrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, de maximale veronderstelde traditionele behoefte is van de raffinage-industrie, die ruwe tot witte suiker verwerkt. Daartoe moet worden voorzien in een bijzondere preferentiële regeling inzake toegang tot de communautaire markt, op grond waarvan de raffinage-industrie de mogelijkheid krijgt om onder speciale voorwaarden bepaalde hoeveelheden ruwe rietsuiker in te voeren uit de ACS-landen die partij zijn bij Protocol nr. 3 van bijlage IV bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, alsmede uit India en andere landen krachtens met die landen gesloten overeenkomsten. Deze hoeveelheden worden, binnen de grenzen van de bovengenoemde maximale veronderstelde traditionele behoefte, vastgesteld aan de hand van een op ramingen berustende voorzieningsbalans, nadat voor de raffinage gebruik is gemaakt van de beschikbare hoeveelheden ruwe riet- en suikerbietensuiker van communautaire oorsprong, alsook van de preferentiële ruwe suiker en van de ruwe suiker uit landen die in aanmerking komen voor tariefcontingenten welke onder handelsconcessies van de Gemeenschap vallen. Om rekening te houden met de verbintenissen tot vermindering van de uitvoersubsidies, is het dienstig de uit hoofde van de traditionele behoefte van de raffinage-industrie ingevoerde hoeveelheden te verlagen.

(27) Krachtens artikel 1 van genoemd protocol en van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker moeten deze preferentiële invoerregelingen worden beheerd in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker.

(28) Er moeten middelen worden gecreëerd om te waarborgen dat de op grond van genoemde preferentiële regelingen ingevoerde ruwe rietsuiker onder zo billijk mogelijke concurrentievoorwaarden wordt geraffineerd.

(29) Suikerraffinage is een belangrijke activiteit, zowel op wereldvlak als in de Gemeenschap, en meer in het bijzonder in de raffinaderijen die ruwe suiker tot witte suiker verwerken. Technisch gezien, worden door het raffineren van rietsuiker hoogwaardige producten verkregen die aan de behoeften van de markt kunnen beantwoorden. De bedoelde raffinaderijen bevinden zich bovendien in gebieden met een hoog verbruik. Zo vormen de raffinaderijen in de havens voor de Gemeenschap een waardevol complement van de suikerbieten verwerkende industrie, met name in Finland, in continentaal Portugal, in het Verenigd Koninkrijk en in het Zuiden en het Westen van Frankrijk.

(30) Gezien het resultaat van het onderzoek van de voorziening van alle in de havens van de Gemeenschap gelegen raffinaderijen, dient te worden voorzien in de mogelijkheid om, op grond van tussen de Gemeenschap en de in Protocol nr. 3 bedoelde landen en/of andere landen te sluiten bijzondere akkoorden, bijzondere prioriteit te geven aan de invoer van ruwe rietsuiker uit de ACS-staten die partij zijn bij dat protocol en uit India in het kader van een communautaire balans en nadat alle in de Gemeenschap beschikbare hoeveelheden ruwe riet- en bietsuiker en ruwe preferentiële suiker, alsmede ruwe suiker uit de landen die in aanmerking komen voor tariefcontingenten welke onder handelsconcessies van de Gemeenschap vallen, geraffineerd zijn.

(31) Tot en met het verkoopseizoen 2000/2001 is aanpassingssteun toegekend aan de raffinage-industrie die preferentiële ruwe rietsuiker en ruwe riet- of bietsuiker uit de Gemeenschap raffineert. Op grond van de opgedane ervaring is het verantwoord deze steun te handhaven en de mogelijkheid te bieden om de regeling aan te passen in het licht van de economische ontwikkeling van de suikersector, met name wat de fabricage- en raffinagemarge betreft.

(32) Bepaalde overgangsmaatregelen kunnen noodzakelijk blijken, zowel bij de overgang van het ene verkoopseizoen naar het andere als in de loop van een verkoopseizoen. Derhalve dient te worden voorzien in de mogelijkheid om passende maatregelen te nemen.

(33) Om de uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie in het kader van een comité van beheer voor suiker tot stand wordt gebracht.

(34) De suikerbietensector in Zuid-Italië ondervindt wegens de bijzondere kenmerken ervan en de omvang van de landbouwbedrijven aanhoudende moeilijkheden. De suikerbietenteelt is er onontbeerlijk voor het herstel van de bijzonder kleiachtige bodem, waardoor kan worden voorkomen dat weer op monocultuur wordt overgeschakeld. Italië dient derhalve te worden gemachtigd om voor de volgende vijf verkoopseizoenen een nationale steun toe te kennen voor hetzelfde bedrag en onder dezelfde voorwaarden als voor het verkoopseizoen 2000/2001. De suikerrietproductie in Spanje heeft met specifieke problemen te kampen om zich ten opzichte van andere culturen te handhaven; om handhaving van deze beperkte productie mogelijk te maken dient Spanje te worden gemachtigd om voor de vijf volgende verkoopseizoenen een nationale steun toe te kennen voor eenzelfde bedrag en onder dezelfde voorwaarden als voor het verkoopseizoen 2000/2001. De bietenteelt in Portugal ondervindt wegens het recente karakter van zijn industrie aanhoudende moeilijkheden; de suikerbietentelers moeten worden aangespoord hun productie te vergroten, rekening houdend met deze moeilijkheden; Portugal moet derhalve worden gemachtigd de suikerbietenteelt voor de volgende vijf verkoopseizoenen een nationale steun toe te kennen voor hetzelfde bedrag en onder dezelfde voorwaarden als voor het verkoopseizoen 2000/2001. De klimaatomstandigheden maken de bietenteelt in Finland bijzonder moeilijk zodat de productie erg wisselvallig is. Het is derhalve dienstig Finland te machtigen een forfaitaire vergoeding van de opslagkosten van C-suiker toe te kennen, en de details van deze vergoeding vast te stellen.

(35) Om rekening te houden met de doelstellingen betreffende het milieu, moeten de lidstaten ten aanzien van het gebruik van landbouwgrond voor de productie van de in artikel 1 genoemde producten de door hen passend geachte milieumaatregelen vaststellen. De lidstaten kunnen in de toekomst, enerzijds, maatregelen uitvaardigen om teelt waarbij aan objectieve milieucriteria wordt voldaan, te bevorderen en, anderzijds, de producenten erop wijzen dat de milieuwetgeving moet worden nageleefd. Over het effect van de nationale milieumaatregelen op de landbouwproductie in de sector suiker moeten de lidstaten een verslag opstellen.

(36) De uitgaven van de lidstaten op grond van de verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, komen overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(5), voor rekening van de Gemeenschap.

(37) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

(38) De bij deze verordening ingestelde steunregeling vervangt de regeling die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2038/1999 van de Raad van 13 september 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker(7), die moet worden ingetrokken, evenals de Verordeningen (EEG) nr. 206/68(8), (EEG) nr. 431/68(9), (EEG) nr. 447/68(10), (EEG) nr. 2049/69(11), (EEG) nr. 793/72(12), (EEG) nr. 741/75(13), (EEG) nr. 1358/77(14), (EEG) nr. 1789/81(15), (EEG) nr. 193/82(16), (EEG) nr. 1010/86(17) en (EEG) nr. 2225/86(18) tot vaststelling van algemene uitvoeringsbepalingen ervan.

(39) Verordening (EG) nr. 2038/1999 voorziet in een vereveningsregeling voor de opslagkosten. Aangezien de marktordening die hierbij wordt vastgesteld niet in een dergelijke regeling voorziet, is het dienstig overgangsbepalingen vast te stellen om de overgang van het oude naar het nieuwe systeem te vergemakkelijken. In dit verband is het dienstig om enerzijds te bepalen dat het saldo van de vereveningsregeling voor de opslagkosten, indien het negatief is, wordt verhaald op, en, indien het positief is, wordt toegewezen aan het systeem voor de financiering van de afzet van de overschotten aan in de Gemeenschap geproduceerde producten van de sector suiker, en anderzijds de laatste dag van het verkoopseizoen 2000/2001 te beschouwen als afzetdatum wat de betaling betreft van de opslagbijdrage voor de suiker die zich in opslag bevond op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening.

(40) Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid overgangsmaatregelen te treffen om de overgang van het bij Verordening (EG) nr. 2038/1999 vastgestelde regeling naar de nieuwe, hierbij ingestelde regeling te vergemakkelijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied en definities

1. De bij deze verordening ingestelde gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker geldt ten aanzien van de volgende producten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "witte suiker": suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand 99,5 of meer gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter;

b) "ruwe suiker": suiker die niet is gearomatiseerd en waaraan geen kleurstoffen noch andere stoffen zijn toegevoegd en die in droge toestand minder dan 99,5 gewichtspercenten sacharose bevat, bepaald met behulp van de polarimeter;

c) "isoglucose": het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product, dat ten minste 10 gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof;

d) "inulinestroop": het onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose verkregen product dat in droge toestand ten minste 10 % vrije fructose of fructose in de vorm van sacharose bevat;

e) "A-suiker" of "A-isoglucose": elke hoeveelheid suiker of isoglucose die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen binnen de limiet van het A-quotum van de betrokken onderneming wordt geproduceerd;

f) "B-suiker" of "B-isoglucose": elke hoeveelheid suiker of isoglucose die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen wordt geproduceerd en het A-quotum overschrijdt doch binnen de som van de A- en B-quota van de betrokken onderneming blijft;

g) "C-suiker" of "C-isoglucose": elke hoeveelheid suiker of isoglucose die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen wordt geproduceerd en die, hetzij de som van de A- en B-quota van de betrokken onderneming overschrijdt, hetzij wordt geproduceerd door een onderneming waarvoor geen quota zijn bepaald;

h) "A-suikerbieten": alle suikerbieten die worden verwerkt tot A-suiker;

i) "B-suikerbieten": alle suikerbieten die worden verwerkt tot B-suiker;

j) "A-inulinestroop": elke hoeveelheid inulinestroop, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent, die gedurende een bepaald verkoopseizoen wordt geproduceerd, binnen het A-quotum van de betrokken onderneming;

k) "B-inulinestroop": elke hoeveelheid inulinestroop, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent, die gedurende een bepaald verkoopseizoen wordt geproduceerd boven het A-quotum van de betrokken onderneming, maar zonder de som van het A-quotum en het B-quotum van die onderneming te overschrijden;

l) "C-inulinestroop": elke hoeveelheid inulinestroop, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent, die gedurende een bepaald verkoopseizoen hetzij boven de som van het A-quotum en het B-quotum van de betrokken onderneming wordt geproduceerd, hetzij wordt geproduceerd door een onderneming die geen quotum heeft;

m) "verkoopseizoen": de periode die begint op 1 juli en eindigt op 30 juni van het daaropvolgende jaar, voor alle in artikel 1 genoemde producten.

TITEL I

INTERNE MARKT

HOOFDSTUK 1

PRIJSREGELING

Artikel 2

1. Voor witte suiker en voor de verkoopseizoenen 2001/2002 t/m 2005/2006:

a) wordt de interventieprijs vastgesteld op 63,19 EUR/100 kg, en

b) wordt jaarlijks een afgeleide interventieprijs vastgesteld voor ieder gebied met een tekort.

2. Voor ruwe suiker en voor de verkoopseizoenen 2001/2002 t/m 2005/2006 wordt de interventieprijs vastgesteld op 52,37 EUR/100 kg.

Wanneer de noodzaak zich voordoet in een gebied met een tekort geproduceerde ruwe suiker in de handel te brengen, kan voor deze suiker een afgeleide interventieprijs worden vastgesteld.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde interventieprijzen gelden voor het product onverpakt, af fabriek, geladen op of in een vervoermiddel naar keuze van de koper.

Zij zijn van toepassing voor witte suiker en voor ruwe suiker van een bepaalde standaardkwaliteit waarvan de kenmerken zijn vastgesteld in bijlage I.

4. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 42, lid 2, ieder jaar de afgeleide interventieprijzen voor witte suiker vast alsmede, in voorkomend geval, de afgeleide interventieprijzen voor ruwe suiker.

De afgeleide interventieprijzen worden vastgesteld, rekening houdend met de kosten van het vervoer van de suiker van gebieden met een overschot naar gebieden met een tekort.

De Commissie kan bijlage I wijzigen volgens dezelfde procedure.

Artikel 3

1. Voor de verkoopseizoenen 2001/2002 t/m 2005/2006 wordt de basisprijs voor suikerbieten van de standaardkwaliteit vastgesteld op 47,67 EUR per ton in het leveringsstadium in de verzamelplaats.

De kenmerken van de suikerbieten van de standaardkwaliteit worden vastgesteld in bijlage II.

2. De Commissie kan bijlage II wijzigen volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 4

1. Voor de verkoopseizoenen 2001/2002 t/m 2005/2006:

a) wordt de minimumprijs voor A-suikerbieten vastgesteld op 46,72 EUR per ton, en

b) wordt, onder voorbehoud van toepassing van artikel 15, lid 5, de minimumprijs voor B-suikerbieten vastgesteld op 32,42 EUR per ton.

2. Voor de gebieden waarvoor een afgeleide interventieprijs voor witte suiker wordt vastgesteld, worden de minimumprijzen voor A-suikerbieten en B-suikerbieten verhoogd met een bedrag gelijk aan het verschil tussen de afgeleide interventieprijs voor het betrokken gebied en de interventieprijs, op welk bedrag de coëfficiënt 1,30 wordt toegepast.

Artikel 5

1. Onverminderd artikel 21 en de uit hoofde van artikel 14 vastgestelde bepalingen zijn de suikerfabrikanten verplicht bij de aankoop van suikerbieten die:

a) geschikt zijn om tot suiker te worden verwerkt

en

b) bestemd zijn om tot suiker te worden verwerkt,

ten minste een minimumprijs te betalen die is aangepast aan de hand van toeslagen of kortingen voor de kwaliteitsverschillen ten opzichte van de standaardkwaliteit.

2. De in lid 1 bedoelde minimumprijs komt overeen:

a) in de gebieden zonder tekort:

- voor suikerbieten die zullen worden verwerkt tot A-suiker, met de minimumprijs voor A-suikerbieten,

- voor suikerbieten die zullen worden verwerkt tot B-suiker, met de minimumprijs voor B-suikerbieten;

b) in de gebieden met een tekort:

- voor suikerbieten die zullen worden verwerkt tot A-suiker, met de minimumprijs voor A-suikerbieten, verhoogd overeenkomstig artikel 4, lid 2,

- voor suikerbieten die zullen worden verwerkt tot B-suiker, met de minimumprijs voor B-suikerbieten, verhoogd overeenkomstig artikel 4, lid 2.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, alsmede de toeslagen en kortingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 6

1. De sectorale overeenkomsten en de contracten tussen verkopers en kopers van suikerbieten moeten voldoen aan kadervoorschriften, vastgesteld in bijlage III, met name wat de voorwaarden voor aankoop, levering, ontvangst en betaling van de suikerbieten betreft.

2. De voorwaarden voor de aankoop van suikerriet worden geregeld in sectorale overeenkomsten tussen suikerrietproducenten in de Gemeenschap en suikerfabrikanten in de Gemeenschap.

De voorwaarden voor de aankoop van de agrarische basisproducten voor de vervaardiging van inulinestroop worden geregeld via sectorale overeenkomsten tussen de producenten van de betrokken basisproducten in de Gemeenschap en de fabrikanten van inulinestroop.

3. Zo nodig worden uitvoeringsbepalingen van de leden 1 en 2 vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

4. Bij gebreke van sectorale overeenkomsten kan de betrokken lidstaat in het kader van deze verordening de nodige maatregelen treffen om de belangen van de betrokken partijen veilig te stellen.

Deze lidstaat brengt de Commissie onverwijld op de hoogte van de uit hoofde van de eerste alinea getroffen maatregelen.

Artikel 7

1. Gedurende het hele verkoopseizoen voor suiker is het door elke suiker producerende lidstaat aangewezen interventiebureau, onder overeenkomstig lid 5 te bepalen voorwaarden verplicht de aangeboden witte en ruwe suiker die binnen bepaalde quota vervaardigd is uit in de Gemeenschap geoogste suikerbieten of suikerriet aan te kopen, voorzover er tussen de aanbieder en het interventiebureau voor de betrokken suiker vooraf een opslagcontract wordt afgesloten.

De interventiebureaus kopen de suiker tegen, naar gelang van het geval, de interventieprijs of de afgeleide interventieprijs die geldt voor het gebied waar de suiker zich op het ogenblik van de aankoop bevindt. Indien de kwaliteit van de suiker verschilt van de standaardkwaliteit waarvoor de interventieprijs is vastgesteld, wordt deze met behulp van toeslagen of kortingen aangepast.

2. Er kan worden besloten premies te verlenen voor suiker die zich in één van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevindt en die voor menselijke consumptie ongeschikt is gemaakt.

3. Er wordt besloten restituties bij de productie te verlenen voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en f) genoemde producten, voor de in artikel 1, lid 1, onder d), genoemde stropen en voor chemisch zuivere fructose (levulose) van GN-code 1702 50 00 als tussenproduct, die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden, indien deze producten worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde producten van de chemische industrie.

De restitutie wordt vastgesteld rekening houdend met onder andere de kosten voor de chemische industrie in verband met het gebruik van ingevoerde suiker bij bevoorrading op de wereldmarkt.

4. Er wordt forfaitaire communautaire steun toegekend voor de afzet van in de Franse overzeese departementen geproduceerde suiker in de Europese gebieden van de Gemeenschap. Deze steun heeft betrekking op:

- het raffineren van in die departementen geproduceerde soorten suiker in de raffinaderijen in de Europese gebieden van de Gemeenschap, met name volgens hun rendement;

- het vervoer van in de Franse overzeese departementen geproduceerde suiker naar de Europese gebieden van de Gemeenschap, alsook de eventuele opslag in die departementen.

De forfaitaire bedragen voor de kosten van het vervoer uit de onderscheiden departementen naar de Europese gebieden van de Gemeenschap omvatten met name:

- een forfaitair bedrag voor de kosten van vervoer af-fabriek tot het fob-stadium;

- een forfaitair bedrag voor de kosten voor vervoer overzee vanaf het fob-stadium tot het stadium cif-scheepsruim in Europese havens van de Gemeenschap en de desbetreffende verzekeringskosten.

Voorzover zulks voor de voorziening van de raffinaderijen nodig is, kan worden bepaald dat ruwe suiker, vervaardigd uit in de Gemeenschap geoogste suikerbieten, eveneens voor de in de eerste alinea bedoelde maatregelen in aanmerking komt.

In dit artikel wordt onder raffinaderij verstaan een technische eenheid waarvan de enige activiteit bestaat in het raffineren van hetzij ruwe suiker, hetzij stropen die een tussenstadium in de productie van vaste suiker vormen.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 42, lid 2, vastgesteld en met name:

- de bij interventie geldende minimumkwaliteit en minimumhoeveelheid,

- de bij interventie toe te passen toeslagen en kortingen,

- de procedures en voorwaarden voor de overneming door de interventiebureaus,

- de voorwaarden voor de toekenning van de premies en het bedrag ervan,

- de voorwaarden voor de toekenning van de restituties bij de productie en het bedrag ervan,

- zo nodig, de mogelijkheid om de toekenning van de restitutie bij de productie van levulose te beperken tot een nader te bepalen totale hoeveelheid van dit product voor de Gemeenschap,

- de mogelijkheid om restituties bij de productie toe te kennen voor de in artikel 1, lid 1, punt h), genoemde producten,

- de in lid 4 bedoelde maatregelen.

Artikel 8

Om bij te dragen tot de gegarandeerde voorziening van een gebied of alle gebieden van de Gemeenschap, stelt de Commissie, bij toepassing van artikel 31, volgens de procedure van artikel 42, lid 2, bijzondere interventiemaatregelen vast.

Deze maatregelen mogen niet tot gevolg hebben dat de suikerfabrikanten van de Gemeenschap verplicht worden suiker aan de interventiebureaus te verkopen.

Artikel 9

1. De interventiebureaus mogen suiker slechts verkopen tegen een prijs die hoger is dan de interventieprijs.

Er kan evenwel worden besloten dat de interventiebureaus suiker verkopen tegen een prijs die gelijk is aan of lager is dan de interventieprijs, wanneer die suiker bestemd is:

- voor voederdoeleinden,

- om als zodanig of na verwerking tot in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten of tot in bijlage V bij deze verordening vermelde goederen te worden uitgevoerd.

2. In afwijking van lid 1 kan worden besloten dat de interventiebureaus onverwerkte suiker die zij in hun bezit hebben, ter beschikking stellen van door de betrokken lidstaat erkende liefdadigheidsorganisaties of, indien in deze lidstaat geen organisaties zijn erkend, dergelijke door de Commissie erkende organisaties, voor gratis verdeling in het kader van gerichte spoedacties, tegen een lagere prijs dan de interventieprijs of gratis, voor menselijke consumptie op de interne markt van de Gemeenschap.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel alsmede het in lid 2 bedoelde besluit tot terbeschikkingstelling worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

HOOFDSTUK 2

QUOTAREGELING

Artikel 10

1. Hoofdstuk 2 is van toepassing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 t/m 2005/2006.

2. De basishoeveelheden A- en B-suiker, A- en B-isoglucose en A- en B-inulinestroop zijn de in artikel 11, lid 2, vastgestelde hoeveelheden.

3. Om de verbintenissen na te komen die de Gemeenschap heeft aangegaan in het kader van de overeenkomstig artikel 300, lid 2, van het Verdrag gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, kunnen de afzetgaranties voor binnen de quota geproduceerde suiker, isoglucose en inulinestroop voor één of meer verkoopseizoenen worden verlaagd.

4. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 3, wordt vóór 1 oktober voor elk verkoopseizoen de in het kader van de quota gegarandeerde hoeveelheid vastgesteld aan de hand van een raming inzake productie, invoer, verbruik, opslag, overdrachten, uit te voeren overschot en inzake het in artikel 15, lid 1, onder d), bedoelde verwachte gemiddelde verlies dat door de zelffinancieringsregeling moet worden gedekt. Wanneer het voor het betrokken verkoopseizoen uit te voeren overschot blijkens de raming groter is dan de in de overeenkomst bepaalde maximumhoeveelheid, wordt de gegarandeerde hoeveelheid met het verschil verlaagd volgens de procedure van artikel 42, lid 2. Dit verschil wordt over suiker, isoglucose en inulinestroop verdeeld naar gelang van het procentuele aandeel van het totaal van de A- en B-quota van elk product in de Gemeenschap. Daarna wordt een tweede verdeling per lidstaat en per product gemaakt door toepassing van de in de volgende tabel vastgestelde corresponderende verdelingscoëfficiënt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. De lidstaat verdeelt vervolgens zijn deel van het verschil over de op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen, op basis van de verhouding tussen hun A-quotum en hun B-quotum voor het betrokken product en de basishoeveelheid-A en de basishoeveelheid-B van de betrokken lidstaat voor dat product.

Boven de gegarandeerde hoeveelheid geproduceerde suiker, isoglucose en inulinestroop wordt aangemerkt als C-suiker, C-isoglucose of C-inulinestroop.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, en met name de verlaging van de gegarandeerde hoeveelheid en, in voorkomend geval, de herziening daarvan voor de vaststelling van de gegarandeerde hoeveelheid voor het volgende verkoopseizoen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 11

1. De lidstaten kennen, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, een A-quotum en een B-quotum toe aan iedere op hun grondgebied gevestigde onderneming die suiker, isoglucose of inulinestroop produceert en die gedurende het verkoopseizoen 2000/2001 een A- en een B-quotum heeft gekregen.

2. Voor de toekenning van de in lid 1 bedoelde A- en B-quota worden de volgende basishoeveelheden vastgesteld:

1. Basishoeveelheden A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Basishoeveelheden B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Onverminderd artikel 10, leden 3 tot en met 6, en artikel 12, zijn het A-quotum en het B-quotum van de suiker, isoglucose of inulinestroop producerende ondernemingen gelijk aan de quota die door de lidstaten voor het verkoopseizoen 2000/2001 zijn toegewezen vóór de toepassing van artikel 26, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2038/1999, aangepast op basis van de in lid 2 vastgestelde basishoeveelheden, volgens de procedure van artikel 10, lid 5.

4. Indien noodzakelijk worden uitvoeringsbepalingen van dit artikel vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 12

1. De lidstaten kunnen onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden A-quota en B-quota overdragen tussen ondernemingen, daarbij rekening houdend met de belangen van elk van de betrokken partijen en met name van de producenten van suikerbieten of suikerriet.

De eerste alinea is niet van toepassing op inulinestroop.

2. De lidstaten kunnen het A-quotum en het B-quotum van elke op hun grondgebied gevestigde onderneming die suiker of isoglucose produceert, verminderen met een hoeveelheid van in totaal niet meer dan 10 % van respectievelijk het A-quotum of het B-quotum dat voor elk van deze ondernemingen is bepaald overeenkomstig artikel 11.

De in de eerste alinea bedoelde grens van 10 % is niet van toepassing in Italië, Spanje en de Franse overzeese departementen wanneer de quotumoverdrachten geschieden op basis van plannen tot herstructurering van de suikerbiet- of suikerrietsector en van de suikersector van het betrokken gebied, voorzover zulks noodzakelijk is om de uitvoering van deze plannen mogelijk te maken.

De herstructureringsplannen en de daarmee verband houdende maatregelen betreffende de A- en B-quota worden onverwijld aan de Commissie medegedeeld.

3. De lidstaten kennen de van de A-quota of B-quota afgetrokken hoeveelheden toe aan één of meer andere, al dan niet over een quotum beschikkende, ondernemingen die in hetzelfde gebied in de zin van artikel 11, lid 3, zijn gevestigd als de ondernemingen waarvan de betrokken quota zijn verlaagd.

Frankrijk kan echter de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde A-quota van de in zijn overzeese departementen gevestigde ondernemingen verminderen met een totale hoeveelheid van niet meer dan 30000 ton witte suiker, en de aldus afgetrokken hoeveelheden toekennen aan één of meer andere in Europees Frankrijk gevestigde ondernemingen. Het A-quotum van iedere betrokken onderneming mag na aftrek niet lager zijn dan de geconstateerde gemiddelde suikerproductie binnen haar basisquotum in de verkoopseizoenen 1977/1978 tot en met 1979/1980.

4. De uitvoeringsbepalingen betreffende de wijziging van de quota in geval van met name fusie of vervreemding van ondernemingen zijn vastgesteld in bijlage IV.

5. Uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 13

1. C-suiker die niet krachtens artikel 14 naar het volgende verkoopseizoen wordt overgedragen, en C-isoglucose en C-inulinestroop mogen niet op de interne markt van de Gemeenschap worden afgezet en moeten vóór 1 januari volgend op het einde van het betrokken verkoopseizoen in ongewijzigde staat worden uitgevoerd.

De artikelen 7, 27 en 33 zijn niet van toepassing op C-suiker, C-isoglucose of C-inulinestroop.

2. Bij wijze van uitzondering en voorzover dit nodig is om de suikervoorziening van de Gemeenschap veilig te stellen, kan worden besloten dat artikel 33 van toepassing is op C-suiker. In dat geval wordt terzelfder tijd besloten dat de volledige betrokken hoeveelheid C-suiker definitief op de interne markt mag worden afgezet zonder dat het in lid 3 bedoelde bedrag wordt geheven.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 42, lid 2, vastgesteld.

Deze bepalingen moeten met name inhouden dat een bedrag wordt geheven over C-suiker, C-isoglucose en C-inulinestroop waarvan de uitvoer in ongewijzigde staat binnen de gestelde termijn niet is bewezen op een nader te bepalen datum.

Artikel 14

1. Iedere onderneming kan besluiten de productie van suiker boven het A-quotum geheel of gedeeltelijk over te dragen naar het volgende verkoopseizoen als de productie van dat verkoopseizoen. Dit besluit is onherroepelijk.

Iedere onderneming kan besluiten de productie van A- en B-suiker die na toepassing van artikel 10, leden 3 tot en met 6, C-suiker geworden is, geheel of gedeeltelijk over te dragen naar het volgende verkoopseizoen als productie van dat verkoopseizoen. Dit besluit is eveneens onherroepelijk. Voorts is de eventuele beperking als bedoeld in lid 4 er niet op van toepassing.

2. De ondernemingen die het in lid 1 bedoelde besluit nemen:

- delen vóór 1 februari aan de betrokken lidstaat de over te dragen geproduceerde hoeveelheid of hoeveelheden suiker mede,

- en verbinden zich ertoe de over te dragen hoeveelheid of hoeveelheden op te slaan gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden, waarvan het begin nader dient te worden bepaald.

In plaats van de in de eerste alinea, eerste streepje, vermelde datum van 1 februari, geldt echter:

a) voor in Spanje gevestigde ondernemingen, 15 april, wat de productie van bietsuiker betreft, en 20 juni, wat de productie van rietsuiker betreft;

b) voor in het Verenigd Koninkrijk gevestigde ondernemingen, 15 februari;

c) voor in de Franse departementen Guadeloupe en Martinique gevestigde ondernemingen, 1 mei.

Wanneer de uiteindelijke productie van het betrokken verkoopseizoen voor suiker lager is dan de raming op het tijdstip waarop tot overdracht werd besloten, kan de overgedragen hoeveelheid vóór 1 augustus van het daaropvolgende verkoopseizoen met terugwerkende kracht worden aangepast.

3. In geval van natuurrampen, zoals droogte en overstroming, in een regio van de Gemeenschap, kan volgens de procedure van artikel 42, lid 2, worden besloten de periode van verplichte opslag als bedoeld in lid 2, eerste alinea, tweede streepje, te verkorten voor een zodanige hoeveelheid suiker dat de normale voorziening van de betrokken regio mogelijk wordt.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, die een beperking van de voor overdracht in aanmerking komende hoeveelheden suiker kunnen inhouden, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Deze bepalingen voorzien met name in de heffing van een bedrag over de in lid 2, eerste alinea, tweede streepje, bedoelde hoeveelheid die wordt afgezet in de voorgeschreven opslagperiode.

Artikel 15

1. Vóór het einde van elk verkoopseizoen worden geconstateerd:

a) de verwachte hoeveelheden A- en B-suiker, A- en B-isoglucose en A- en B-inulinestroop die voor het lopende verkoopseizoen worden geproduceerd;

b) de hoeveelheden suiker, isoglucose en inulinestroop waarvan wordt verwacht dat zij in het lopende verkoopseizoen voor verbruik binnen de Gemeenschap zullen worden afgezet;

c) het uit te voeren overschot, berekend door de onder a) bedoelde hoeveelheden te verminderen met de onder b) bedoelde hoeveelheden;

d) het verwachte gemiddelde verlies of de verwachte gemiddelde opbrengst per ton suiker voor de voor het lopende verkoopseizoen na te komen uitvoerverbintenissen.

Dit gemiddelde verlies of deze gemiddelde opbrengst is gelijk aan het verschil tussen het totale bedrag van de restituties en het totale bedrag van de heffingen, gerelateerd aan de totale omvang van de betrokken uitvoerverbintenissen;

e) het verwachte totale verlies of de verwachte totale opbrengst, berekend door vermenigvuldiging van het onder c) bedoelde overschot met het onder d) bedoelde gemiddelde verlies of de onder d) bedoelde gemiddelde opbrengst.

2. Vóór het einde van het verkoopseizoen 2005/2006 en onverminderd het bepaalde in artikel 10, leden 3 tot en met 6, worden cumulatief voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2005/2006 geconstateerd:

a) het uit te voeren overschot, uitgaande van de uiteindelijke productie van A- en B-suiker, A- en B-isoglucose en A- en B-inulinestroop, enerzijds, en van de uiteindelijke voor verbruik binnen de Gemeenschap afgezette hoeveelheid suiker, isoglucose en inulinestroop, anderzijds;

b) het gemiddelde verlies of de gemiddelde opbrengst per ton suiker, resulterend uit het totaal van de betrokken uitvoerverbintenissen en vastgesteld overeenkomstig de in lid 1, onder d), tweede alinea, aangegeven berekeningsmethode;

c) het totale verlies of de totale opbrengst, berekend door vermenigvuldiging van het onder a) bedoelde overschot met het onder b) bedoelde gemiddelde verlies of de onder b) bedoelde gemiddelde opbrengst;

d) de totale som van de geïnde basisproductieheffingen en B-heffingen.

Het verwachte totale verlies of de verwachte totale opbrengst als bedoeld in lid 1, onder e) wordt aangepast aan de hand van het verschil tussen de cijfers die zijn geconstateerd als bedoeld onder c) en d).

3. Wanneer de overeenkomstig lid 1 geconstateerde cijfers na aanpassing overeenkomstig lid 2 en onverminderd het bepaalde in artikel 18, lid 1, wijzen op een te verwachten totaal verlies, wordt dit verlies gedeeld door de verwachte hoeveelheid A- en B-suiker, A- en B-isoglucose en A- en B-inulinestroop die voor het lopende verkoopseizoen is geproduceerd. Het hieruit resulterende bedrag moet bij de fabrikanten worden geïnd als basisproductieheffing op hun productie van A- en B-suiker, A- en B-isoglucose en A- en B-inulinestroop.

Deze heffing mag evenwel niet hoger zijn dan:

- voor de betrokken suiker, een bedrag dat gelijk is aan 2 % van de interventieprijs voor witte suiker,

- voor de betrokken inulinestroop, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent door toepassing van de coëfficiënt 1,9, een bedrag dat gelijk is aan dat voor witte suiker,

- voor de betrokken isoglucose, het voor rekening van de suikerfabrikanten blijvende deel van de basisproductieheffing.

4. Wanneer als gevolg van de limitering van de basisproductieheffing het in lid 3, eerste alinea, bedoelde totale verlies niet volledig kan worden gedekt, wordt het saldo gedeeld door de verwachte hoeveelheid B-suiker, B-isoglucose en B-inulinestroop die voor het betrokken verkoopseizoen wordt geproduceerd. Het hieruit resulterende bedrag moet bij de fabrikanten worden geïnd als B-heffing op hun productie van B-suiker, B-isoglucose en B-inulinestroop.

Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 5 mag deze heffing evenwel niet hoger zijn dan:

- voor B-suiker, een bedrag dat gelijk is aan 30 % van de interventieprijs voor witte suiker,

- voor B-inulinestroop, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent door toepassing van de coëfficiënt 1,9, een bedrag dat gelijk is aan dat voor witte B-suiker,

- voor B-isoglucose, het voor rekening van de suikerfabrikanten blijvende deel van de B-heffing.

5. Wanneer, op grond van de in lid 1 bedoelde vaststellingen, blijkt dat, als gevolg van de limitering van de basisproductieheffing en van de B-heffing als vastgesteld in de leden 3 en 4, het gevaar bestaat dat het te verwachten totale verlies voor het lopende verkoopseizoen niet wordt gedekt door de verwachte opbrengst uit deze heffingen, wordt het in lid 4, eerste streepje, bedoelde maximumpercentage zo herzien dat dit totale verlies kan worden gedekt, met dien verstande evenwel dat de heffing niet hoger mag zijn dan 37,5 %.

Het herziene maximumpercentage van de B-heffing wordt voor het lopende verkoopseizoen vastgesteld vóór 15 september van dat verkoopseizoen. De in artikel 4, lid 1, onder b), bedoelde minimumprijs voor B-suikerbieten wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

6. Verliezen die voortvloeien uit de toekenning van de in artikel 7, lid 3, bedoelde productierestituties worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van het in lid 1, onder e), bedoelde totale verlies.

7. De in dit artikel bedoelde heffingen worden door de lidstaten geïnd.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 42, lid 2, vastgesteld en met name:

- de bedragen van de te innen heffingen,

- de herziening van het maximumpercentage van de B-heffing,

- de wijziging van de minimumprijs voor B-suikerbieten die samenhangt met de herziening van het maximumpercentage van de B-heffing.

Artikel 16

1. Wanneer voor een verkoopseizoen het krachtens artikel 15, leden 1 en 2, geconstateerde totale verlies niet volledig wordt gedekt door de ontvangsten uit de productieheffingen voor dat verkoopseizoen na toepassing van artikel 15, leden 3, 4 en 5, wordt, onverminderd artikel 4, bij de fabrikanten een aanvullende heffing geïnd die het gedeelte van het totale verlies dat niet wordt gedekt door bovengenoemde ontvangsten volledig dekt.

2. De aanvullende heffing wordt voor iedere onderneming die suiker, isoglucose of inulinestroop produceert, berekend door een nader te bepalen coëfficiënt toe te passen op het totale bedrag dat de onderneming aan productieheffingen verschuldigd is voor het betrokken verkoopseizoen. Deze coëfficiënt komt overeen met de verhouding voor de Gemeenschap tussen het overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, geconstateerde totale verlies voor het betrokken verkoopseizoen en de ontvangsten uit de door de suikerfabrikanten, de isoglucosefabrikanten en de inulinestroopfabrikanten voor dat verkoopseizoen verschuldigde basisproductieheffingen en B-heffingen, met dien verstande dat dit verhoudingscijfer wordt verminderd met 1.

3. De aanvullende heffing wordt door de betrokken fabrikanten betaald vóór de 15e december die volgt op het verkoopseizoen waarvoor deze heffing verschuldigd is.

De suikerfabrikanten kunnen eisen dat de verkopers van in de Gemeenschap geproduceerde suikerbieten of in de Gemeenschap geproduceerd suikerriet hun een gedeelte van de geïnde aanvullende heffing vergoeden. Deze vergoeding mag ten hoogste gelijk zijn aan het maximumbedrag van de bijdrage van de verkopers van suikerbieten of suikerriet in de in artikel 15 bedoelde betaling van de basisproductieheffing en B-heffing voor het betrokken verkoopseizoen, na toepassing van de in lid 2 bedoelde coëfficiënt op dat bedrag.

De in de tweede alinea bedoelde vergoeding wordt betaald voor de uit hoofde van het betrokken verkoopseizoen geleverde suikerbieten. De betrokken partijen kunnen evenwel overeenkomen dat deze vergoeding wordt betaald voor de uit hoofde van het volgende verkoopseizoen geleverde suikerbieten.

4. Bij de in artikel 15, lid 2, bedoelde vaststellingen wordt rekening gehouden met de ontvangsten uit de inning van de in lid 1 genoemde aanvullende heffing.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, en met name de in lid 2 bedoelde coëfficiënt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 17

1. De inulinestroopfabrikanten kunnen van de verkopers van het agrarisch basisproduct waaruit de betrokken inulinestroop is gefabriceerd, verlangen dat deze een gedeelte van de basisproductieheffing, de B-heffing en de aanvullende heffing die zijn geheven bij de fabrikanten voor hun rekening nemen. Dit gedeelte mag niet het gedeelte overschrijden dat gedragen wordt door de bietentelers voor het betrokken verkoopseizoen; het wordt bepaald via sectorale overeenkomsten of contracten, op basis van de aankoopprijzen van het in de loop van het betrokken verkoopseizoen voor de productie van inulinestroop geleverde agrarisch basisproduct.

2. Bepalingen ter uitvoering van lid 1 worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 18

1. Wanneer, na toepassing van artikel 15 en artikel 16 voor het verkoopseizoen 2000/2001, wordt geconstateerd dat het werkelijke totale verlies voor dat verkoopseizoen:

a) niet geheel wordt gedekt door de opbrengst van de productieheffing en, in voorkomend geval, de aanvullende heffing, worden de hieruit voortvloeiende financiële lasten opgeteld bij het verwachte totale verlies, als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder e), voor het verkoopseizoen waarin die constatering plaatsvindt;

b) lager is dan de opbrengst van de productieheffing en, in voorkomend geval, de aanvullende heffing, wordt een met het betrokken verschil overeenkomend bedrag afgetrokken van het verwachte totale verlies of, naar gelang van het geval, opgeteld bij de verwachte ontvangsten uit de toepassing van artikel 15 en artikel 16 op het verkoopseizoen waarin die constatering plaatsvindt.

2. Wanneer de opbrengst van de basisproductieheffing minder bedraagt dan het maximumbedrag als bedoeld in artikel 15, lid 3, of wanneer de opbrengst van de B-heffing minder bedraagt dan het maximumbedrag als bedoeld in lid 4 van dat artikel, in voorkomend geval herzien volgens lid 5 van dat artikel, zijn de suikerfabrikanten verplicht de suikerbietenverkopers het verschil tussen het maximumbedrag van de betrokken heffing en het bedrag van de te innen heffing uit te keren, ten belope van 60 % van dit verschil.

Het per ton suikerbieten te betalen bedrag wordt vastgesteld voor de standaardkwaliteit.

De in artikel 5 bedoelde toeslagen en kortingen zijn op dit bedrag van toepassing.

3. De suikerfabrikanten in de Gemeenschap kunnen van de verkopers van in de Gemeenschap geproduceerd suikerriet voor een hoeveelheid suiker waarvoor de betrokken heffing wordt geïnd, vergoeding van de heffing eisen ten belope van 60 % van deze heffing.

4. De lidstaten gaan aan de hand van de door de suikerfabrikanten verstrekte gegevens na, of de betaling van de suikerbieten geschiedt in overeenstemming met de communautaire voorschriften terzake.

5. De voorschriften voor de toepassing van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 42, lid 2, vastgesteld.

Artikel 19

1. In de contracten voor de levering van suikerbieten bestemd voor de suikerproductie wordt onderscheid gemaakt tussen de suikerbieten naargelang de daaruit vervaardigde suiker:

a) suiker van het A-quotum zal zijn,

b) suiker van het B-quotum zal zijn,

c) andere suiker dan A- of B-suiker zal zijn.

Voor elke onderneming stellen de suikerfabrikanten de lidstaat waarin de betrokken onderneming suiker produceert in kennis van:

- de onder a) bedoelde hoeveelheden suikerbieten waarvoor zij vóór de inzaai contracten hebben gesloten, alsmede het in het contract als grondslag opgenomen suikergehalte,

- het hiermee overeenkomende verwachte rendement.

De lidstaten kunnen aanvullende gegevens verlangen.

2. In afwijking van artikel 5, lid 2, onder b), is elke suikerfabrikant die niet vóór de inzaai contracten voor de levering van een met het A-quotum overeenstemmende hoeveelheid suikerbieten heeft afgesloten tegen de voor A-suikerbieten geldende minimumprijs, verplicht voor elke hoeveelheid suikerbieten die in de betrokken onderneming tot suiker wordt verwerkt, ten minste de genoemde minimumprijs te betalen.

3. In een sectorale overeenkomst kan met de instemming van de betrokken lidstaat van het bepaalde in de leden 1 en 2 worden afgeweken.

4. De algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld in bijlage III.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel en in voorkomend geval de criteria waaraan de fabrikanten zich moeten houden bij de verdeling tussen de suikerbietenverkopers van de hoeveelheden suikerbieten waarvoor zij vóór de inzaai contracten sluiten in de zin van lid 1, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 20

1. Er kan worden besloten dat suiker of isoglucose die voor de vervaardiging van bepaalde producten wordt gebruikt, niet als productie wordt beschouwd in de zin van dit hoofdstuk.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, en met name de lijst van de in lid 1 bedoelde producten, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 21

1. De suikerfabrikanten kunnen suikerbieten, bestemd voor de productie van C-suiker of suiker als bedoeld in artikel 20 van de betrokken onderneming kopen tegen een lagere prijs dan de in artikel 4, lid 1, bedoelde minimumprijzen voor suikerbieten.

2. Voor de gekochte hoeveelheid suikerbieten die overeenstemt met de hoeveelheid suiker:

- die op de interne markt wordt afgezet krachtens artikel 13, lid 3, of

- naar het volgende verkoopseizoen voor suiker wordt overgedragen krachtens artikel 14,

passen de betrokken suikerfabrikanten in voorkomend geval de aankoopprijs zodanig aan dat hij ten minste gelijk is aan de minimumprijs voor A-suikerbieten.

3. Uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

TITEL II

HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE REGELING

Artikel 22

1. Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, onder a), b), c), d), f), g) en h), bedoelde producten moet een invoer- of uitvoercertificaat worden overgelegd.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 26 en 27, alsmede artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2820/98(19), door de lidstaten afgegeven aan elke belanghebbende die erom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het invoer- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat, welke zekerheid geheel of gedeeltelijk wordt verbeurd wanneer de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve in geval van overmacht.

2. Volgens de procedure van artikel 42, lid 2:

a) kan de in lid 1 vastgestelde regeling worden uitgebreid tot de in artikel 1, lid 1, onder e), genoemde producten en

b) worden de geldigheidsduur van de certificaten en de andere uitvoeringsbepalingen van dit artikel vastgesteld, waarbij met name een termijn voor de afgifte van de certificaten kan worden bepaald.

Artikel 23

1. Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

2. In afwijking van lid 1 kan de Commissie met het oog op een adequate voorziening van de markt van de Gemeenschap met ruwe suiker, bestemd voor raffinage, van de GN-codes 1701 11 10 en 1701 12 10, en met melasse, van GN-code 1703, door invoer daarvan uit derde landen, volgens de procedure van artikel 42, lid 2, de toepassing van de invoerrechten voor deze producten geheel of gedeeltelijk schorsen en de bepalingen inzake deze schorsing vaststellen.

Deze schorsing kan worden toegepast zolang de wereldmarktprijs, vermeerderd met het invoerrecht als vermeld in het gemeenschappelijk douanetarief:

- in het geval van ruwe suiker, de interventieprijs voor dit product overschrijdt,

- in het geval van melasse, meer bedraagt dan de prijs van melasse die voor het betrokken verkoopseizoen als basis gediend heeft voor de vaststelling van de ontvangsten uit de verkoop van melasse door de suikerfabrikanten ten behoeve van de vaststelling van de basisprijs van suikerbieten.

Artikel 24

1. Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwproducten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van één of meer van deze producten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief voorgeschreven recht een aanvullend invoerrecht toegepast als is voldaan aan de voorwaarden die voortvloeien uit artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

2. De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

3. De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de betrokken zending.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het product.

4. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast volgens de procedure van artikel 42, lid 2. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:

a) de producten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,

b) de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde overeenkomst.

Artikel 25

Voor melasse gelden:

- de in artikel 23, lid 2, bedoelde wereldmarktprijs

en

- de in artikel 24, lid 3, bedoelde representatieve prijs,

voor een standaardkwaliteit.

De standaardkwaliteit kan worden bepaald volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 26

1. De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde producten, die voortvloeien uit de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

2. De contingenten worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden of door een combinatie daarvan:

- op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "die het eerst komt, het eerst maalt"),

- evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van gelijktijdig onderzoek),

- rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

3. Bij de vastgestelde beheersmethode wordt, waar dat passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt in stand te houden, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die eventueel in het verleden zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde, zulks onverminderd de rechten uit hoofde van de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.

4. De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode, en bevatten eventueel:

a) de bepalingen om de aard, de herkomst en de oorsprong van het product te garanderen;

b) bepalingen inzake de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd;

c) de voorwaarden inzake de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 27

1. Voorzover nodig om de uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder a), c) en d), bedoelde producten in ongewijzigde staat of in de vorm van in bijlage V opgenomen goederen op basis van de noteringen of prijzen op de wereldmarkt voor de in hetzelfde lid, onder a) en c), bedoelde producten mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

De restitutie voor ruwe suiker mag niet hoger zijn dan die voor witte suiker.

2. Er kan een restitutie worden vastgesteld voor uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder f), g) en h), genoemde producten in ongewijzigde staat of in de vorm van in bijlage V opgenomen producten.

De restitutie wordt vastgesteld per 100 kg droge stof, rekening houdende met:

a) de restitutie bij uitvoer van de producten van GN-code 1702 30 91;

b) de restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder d), genoemde producten;

c) de economische aspecten van de betrokken uitvoer.

3. De restitutie voor de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten in de vorm van in bijlage V opgenomen goederen mag niet hoger zijn dan de restitutie voor de uitvoer van die producten in ongewijzigde staat.

4. Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:

a) die gelet op de aard van het product en de situatie op de betrokken markt het meest adequaat is, zodat, met het oog op de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk kunnen worden gebruikt, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen grote en kleine marktdeelnemers;

b) die, gezien de eisen ten aanzien van het beheer, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers;

c) waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.

5. De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk. Zij kan variëren naar gelang van de bestemming indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2. Zij kunnen:

a) periodiek worden vastgesteld;

b) via inschrijving worden vastgesteld, voor de producten waarvoor deze procedure in het verleden gold.

De restituties die periodiek worden vastgesteld, kunnen, zo nodig, door de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief tussentijds worden gewijzigd.

Aanbiedingen in verband met openbare inschrijvingen worden slechts in aanmerking genomen wanneer een zekerheid is gesteld. Behalve in geval van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd wanneer de aan de inschrijvers opgelegde verplichtingen niet of slechts gedeeltelijk zijn nagekomen.

Het bepaalde in de artikelen 28, 29 en 30 met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, onder a), c) en d), bedoelde producten, niet-gedenatureerd en uitgevoerd in ongewijzigde staat, is aanvullend van toepassing.

6. Bij de vaststelling van de restitutie wordt met name rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisproducten uit de Gemeenschap voor uitvoer van verwerkte producten naar derde landen en het gebruik van tot het veredelingsverkeer toegelaten producten uit deze landen.

7. Voor de in artikel 1 bedoelde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, wordt de restitutie uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat.

8. De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is het bedrag dat geldt op de dag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:

a) voor de op het certificaat aangegeven bestemming;

of

b) voor de werkelijke bestemming, indien die verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

9. De bepalingen van de leden 7 en 8 kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93 worden uitgebreid tot de in artikel 1 bedoelde producten die worden uitgevoerd in de vorm van in de bijlage V opgenomen goederen.

10. Voor in artikel 1 bedoelde producten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 42, lid 2, van het bepaalde in de leden 7 en 8 worden afgeweken.

11. De restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs wordt geleverd dat de producten:

- uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd,

en

- in wanneer het gaat om een gedifferentieerde restitutie, de op het certificaat aangegeven bestemming, of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt, onverminderd lid 8, eerste alinea, onder b). Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 42, lid 2, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijkwaardige waarborgen bieden.

Aanvullende bepalingen kunnen volgens de procedure van artikel 42, lid 2, worden vastgesteld.

12. Voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde producten, niet-gedenatureerd en in ongewijzigde staat uitgevoerd, wordt slechts een restitutie toegekend indien deze producten, naar gelang van het geval:

a) zijn verkregen uit in de Gemeenschap geoogste suikerbieten of in de Gemeenschap geoogst suikerriet,

b) in de Gemeenschap zijn ingevoerd overeenkomstig artikel 35,

c) zijn verkregen uit een van de overeenkomstig artikel 35 ingevoerde producten.

13. Geen restitutie wordt toegekend voor de uitvoer in ongewijzigde staat van niet-gedenatureerde producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c) en d), die niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of die niet zijn verkregen uit suiker welke krachtens de in lid 12, onder b), bedoelde bepalingen in de Gemeenschap is ingevoerd of uit de in lid 12, onder c), bedoelde producten.

14. De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden, voortvloeiende uit de overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt gewaarborgd door middel van de uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken producten.

15. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, alsmede de wijzigingen in bijlage V, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2. De uitvoeringsbepalingen betreffende de toepassing van lid 6 voor de in artikel 1 bedoelde producten die in de vorm van in bijlage V opgenomen goederen worden uitgevoerd, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

Artikel 28

1. Dit artikel is van toepassing op de vaststelling van de restituties voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde producten, niet-gedenatureerd en in ongewijzigde staat uitgevoerd.

2. In geval van periodieke vaststelling voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde producten:

a) worden de restituties om de twee weken vastgesteld.

Deze periodieke vaststelling kan echter volgens de procedure van artikel 42, lid 2, worden geschorst, wanneer wordt geconstateerd dat er in de Gemeenschap geen op basis van de wereldmarktprijzen uit te voeren suikeroverschotten zijn. In dat geval wordt geen restitutie toegekend;

b) wordt bij de vaststelling van de restitutie rekening gehouden met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker, en met name met de volgende factoren:

- de in het gebied van de Gemeenschap met het grootste overschot geldende interventieprijs voor witte suiker of de interventieprijs voor ruwe suiker die geldt in het voor de uitvoer van dit product voor de Gemeenschap representatief geachte gebied,

- de kosten van het vervoer van de suiker van de in het eerste streepje bedoelde gebieden tot de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap,

- de aan de afzet van suiker op de wereldmarkt verbonden commerciële kosten, alsmede eventueel de overslag-, vervoer- en verpakkingskosten,

- de voor suiker op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen,

- het economische aspect van de beoogde uitvoer,

- de maxima die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag.

3. Ingeval voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde producten de restitutie wordt vastgesteld via openbare inschrijving:

a) heeft de openbare inschrijving betrekking op het bedrag van de restitutie;

b) houden de bevoegde instanties van de lidstaten de openbare inschrijving overeenkomstig een besluit dat voor alle lidstaten is. In dit besluit worden de voor de openbare inschrijving geldende voorwaarden vastgesteld. Deze voorwaarden moeten alle in de Gemeenschap gevestigde personen gelijke toegang waarborgen;

c) wordt bij de voorwaarden van de openbare inschrijving een termijn voor de indiening van de aanbiedingen vastgesteld. Binnen drie werkdagen na afloop van deze termijn wordt op basis van de ontvangen aanbiedingen volgens de procedure van artikel 42, lid 2, het maximumbedrag van de restitutie voor de betrokken openbare inschrijving bepaald. Voor de berekening van het maximumbedrag wordt rekening gehouden met de voorzienings- en prijssituatie in de Gemeenschap, de prijzen en de afzetmogelijkheden op de wereldmarkt en met de kosten van de uitvoer van suiker.

Volgens dezelfde procedure kan een maximumhoeveelheid worden vastgesteld;

d) kan, wanneer de uitvoer kan worden gerealiseerd met een lagere restitutie dan die waartoe het in aanmerking nemen van het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap en die op de wereldmarkt leidt, en wanneer het gaat om uitvoer met een bijzondere bestemming, worden voorgeschreven dat de bevoegde instanties van de lidstaten overgaan tot een bijzondere openbare inschrijving, waarvan de voorwaarden voorzien in:

- de mogelijkheid om op elk moment aanbiedingen in te dienen, totdat de openbare inschrijving wordt gesloten, en

- een maximumrestitutiebedrag dat is berekend uitgaande van de vereisten voor de bedoelde uitvoer;

e) wordt, wanneer het in een aanbieding genoemde bedrag van de restitutie:

- hoger is dan het vastgestelde maximumbedrag, de aanbieding door de bevoegde instanties van de lidstaten afgewezen,

- niet hoger is dan het maximumbedrag, de restitutie door deze instanties vastgesteld op een bedrag gelijk aan de in die aanbieding genoemde restitutie.

4. Voor ruwe suiker:

a) wordt de restitutie vastgesteld voor de in bijlage I omschreven standaardkwaliteit;

b) geldt dat de volgens lid 2, onder a), vastgestelde restitutie:

- niet meer mag bedragen dan 92 % van de voor dezelfde periode voor witte suiker vastgestelde restitutie. Deze maximumgrens geldt evenwel niet voor de restituties die voor kandijsuiker worden vastgesteld,

- voor elke betrokken uitvoertransactie wordt vermenigvuldigd met een correctiecoëfficiënt die wordt verkregen door de overeenkomstig bijlage I bepaalde opbrengst van de uitgevoerde ruwe suiker te delen door 92;

c) mag het in lid 3, onder c), bedoelde maximumbedrag in het kader van een openbare inschrijving niet meer bedragen dan 92 % van het tegelijkertijd overeenkomstig genoemde bepaling vastgestelde maximumbedrag voor witte suiker.

Artikel 29

1. Voor niet-gedenatureerde, in ongewijzigde staat uitgevoerde producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c), wordt de restitutie elke maand vastgesteld, rekening houdend met:

a) de prijs van melasse die voor het betrokken verkoopseizoen als basis gediend heeft voor de vaststelling van de ontvangsten uit de verkoop van melasse door de suikerfabrikanten ten behoeve van de vaststelling van de basisprijs voor suikerbieten;

b) de prijzen en de afzetmogelijkheden voor melasse op de markt van de Gemeenschap;

c) de voor melasse op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen;

d) het economische aspect van de beoogde uitvoer.

Deze periodieke vaststelling kan echter volgens de procedure van artikel 42, lid 2, worden geschorst wanneer wordt geconstateerd dat er in de Gemeenschap geen op basis van de wereldmarktprijzen uit te voeren melasseoverschotten zijn. In dat geval wordt geen restitutie toegekend.

2. In bijzondere omstandigheden kan voor bepaalde hoeveelheden en voor bepaalde gebieden van de Gemeenschap het restitutiebedrag worden bepaald via openbare inschrijving. Deze openbare inschrijving heeft betrekking op het bedrag van de restitutie.

De bevoegde instanties van de betrokken lidstaten houden de openbare inschrijving overeenkomstig een besluit waarin de voor de openbare inschrijving geldende voorwaarden worden vastgesteld. Deze voorwaarden moeten alle in de Gemeenschap gevestigde personen gelijke toegang waarborgen.

Artikel 30

1. Voor niet-gedenatureerde, in ongewijzigde staat uitgevoerde producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), wordt maandelijks een basisbedrag van de restitutie vastgesteld. Deze periodieke vaststelling kan echter volgens de procedure van artikel 42, lid 2, worden geschorst wanneer de periodieke vaststelling van de restitutie voor witte suiker in ongewijzigde staat wordt geschorst. In dat geval wordt geen restitutie toegekend.

2. Het basisbedrag van de restitutie voor de in lid 1 bedoelde producten, met uitzondering van sorbose, is gelijk aan een honderdste van het bedrag dat wordt bepaald rekening houdend met:

a) het verschil tussen de interventieprijs voor witte suiker die gedurende de maand waarvoor het basisbedrag wordt vastgesteld, geldt in het gebied van de Gemeenschap met het grootste overschot, en de voor witte suiker op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen;

b) de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen:

- het gebruik van de basisproducten uit de Gemeenschap voor de uitvoer van verwerkte producten naar derde landen en

- het gebruik van de tot het veredelingsverkeer toegelaten producten uit deze landen.

3. Voor sorbose is het basisbedrag van de restitutie gelijk aan het basisbedrag van de restitutie, verminderd met één honderdste van de geldende restitutie bij de productie.

4. De toepassing van het basisbedrag van de restitutie kan worden beperkt tot bepaalde van de in artikel 1, lid 1, onder d), genoemde producten.

Artikel 31

Voorzover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker kan de Commissie volgens de procedure van artikel 42, lid 2, voor de in artikel 1, lid 1, genoemde producten toepassing van het stelsel van het actieve veredelingsverkeer geheel of gedeeltelijk uitsluiten.

Artikel 32

1. De algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende producten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

2. Tenzij in deze verordening of op grond van deze verordening anders is bepaald, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

a) de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht;

b) de toepassing van enige kwantitatieve beperking op de invoer of maatregel van gelijke werking.

Artikel 33

1. Wanneer de prijs voor suiker op de wereldmarkt de interventieprijs overschrijdt, kan tot de toepassing van een heffing bij uitvoer van de betrokken suiker worden besloten. De toepassing van de heffing is verplicht wanneer de cif-prijs voor witte suiker of voor ruwe suiker hoger is dan de interventieprijs, vermeerderd met 10 %.

De uitvoerheffing kan bij openbare inschrijving worden vastgesteld. Behalve in geval van openbare inschrijving is de te innen heffing die welke geldt op de dag van uitvoer.

2. Wanneer de cif-prijs voor witte suiker of voor ruwe suiker hoger is dan de interventieprijs, vermeerderd met 10 %, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, volgens de stemprocedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag besluiten bij de invoer van het betreffende product een subsidie toe te kennen.

Wanneer wordt geconstateerd dat:

a) de voorziening van de Gemeenschap,

of

b) de voorziening van een belangrijk consumptiegebied van de Gemeenschap

op basis van de beschikbare communautaire hoeveelheden niet meer gewaarborgd is, beslist de Raad, op voorstel van de Commissie, volgens de stemprocedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, over de toekenning van deze invoersubsidie en de toepassingsvoorwaarden. Deze voorwaarden hebben inzonderheid betrekking op de hoeveelheid witte, of ruwe suiker waarvoor de subsidie geldt, op de periode gedurende welke zij geldt, en, in voorkomend geval, op de invoergebieden.

3. Volgens de procedure van artikel 42, lid 2, worden vastgesteld:

a) de in de leden 1 en 2 bedoelde cif-prijzen;

b) de bij openbare inschrijving vastgestelde uitvoerheffingen;

c) de andere uitvoeringsbepalingen van dit artikel.

Voor de in artikel 1, lid 1, onder b), c), d), f), g) en h), bedoelde producten kunnen volgens de procedure van artikel 42, lid 2, bepalingen worden vastgesteld die overeenkomen met die van de leden 1 en 2.

4. De andere dan de in lid 3 genoemde, uit de toepassing van dit artikel voortvloeiende bedragen worden vastgesteld door de Commissie.

Artikel 34

1. Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde producten als gevolg van invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de lidstaten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

2. Indien de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief ter zake van de noodzakelijke maatregelen, die aan de lidstaten worden medegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.

3. Iedere lidstaat kan een maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling ervan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.

4. Dit artikel wordt toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300, lid 2, van het Verdrag.

HOOFDSTUK 2

PREFERENTIËLE INVOERREGELINGEN

Artikel 35

De artikelen 36, 37 en 38 zijn van toepassing voor rietsuiker, hierna "preferentiële suiker" genoemd, van GN-code 1701, van oorsprong uit de in bijlage VI vermelde staten, die in de Gemeenschap wordt ingevoerd op grond van:

a) Protocol nr. 3 van bijlage IV bij de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst;

b) de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India over rietsuiker.

Artikel 36

Wanneer de interventiebureaus of andere door de Gemeenschap aangewezen gemachtigden tegen de gegarandeerde prijzen preferentiële suiker aankopen die op grond van de in artikel 35 bedoelde bepalingen wordt ingevoerd en waarvan de kwaliteit verschilt van de standaardkwaliteit, worden de gegarandeerde prijzen door middel van toeslagen of kortingen aangepast.

Artikel 37

1. Bij invoer van preferentiële suiker op grond van de in artikel 35 bedoelde bepalingen is geen invoerrecht van toepassing.

2. Voor preferentiële suiker mag niet worden afgeweken van de verbodsbepalingen in artikel 32, lid 2.

Artikel 38

1. Voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2005/2006 wordt bij wijze van interventiemaatregel aanpassingssteun toegekend aan de raffinaderijen voor het raffineren van preferentiële ruwe rietsuiker die daarvoor op grond van de in artikel 35 bedoelde bepalingen in de Gemeenschap wordt ingevoerd.

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt toegekend voor ten hoogste de bij de in artikel 35 bedoelde bepalingen vastgestelde hoeveelheden die in de in artikel 7, lid 4, bedoelde raffinaderijen tot witte suiker worden geraffineerd. Voor deze productie van witte suiker wordt het steunbedrag vastgesteld op 0,10 EUR per 100 kg suiker, uitgedrukt in witte suiker.

3. In de in lid 1 genoemde periode wordt aanvullende basissteun ten bedrage van 0,10 EUR per 100 kg suiker, uitgedrukt in witte suiker, toegekend voor het raffineren van in de Franse overzeese departementen geproduceerde ruwe rietsuiker in de in artikel 7, lid 4, bedoelde raffinaderijen, teneinde daardoor het evenwicht tussen de prijs voor die suiker en die voor preferentiële suiker te herstellen.

4. De aanpassingssteun en de aanvullende steun kunnen worden aangepast in het licht van de economische ontwikkeling van de suikersector, met name wat de fabricage- en raffinagemarge betreft.

5. Bij toepassing van artikel 7, lid 4, tweede alinea, kan de in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel vastgestelde steunregeling onder nader te bepalen voorwaarden worden uitgebreid tot ruwe suiker die afkomstig is van in de Gemeenschap geoogste bieten en die geraffineerd wordt in de in voornoemd artikel 7 omschreven raffinaderijen.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, en met name de in lid 4 bedoelde coëfficiënt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 39

1. In de in artikel 38, lid 1, genoemde periode wordt met het oog op een adequate voorziening van de in artikel 7, lid 4, bedoelde raffinaderijen in de Gemeenschap een verlaagd invoerrecht, hierna "bijzonder recht" genoemd, toegepast voor ruwe rietsuiker van oorsprong uit de in artikel 35 bedoelde landen en andere landen die uit hoofde van met die landen gesloten overeenkomsten wordt ingevoerd, welke suiker hierna "bijzondere preferentiële suiker" wordt genoemd, met inachtneming van de daarin vastgestelde voorwaarden, met name ten aanzien van de door de raffinaderijen te betalen minimumaankoopprijs.

2. Voor de toepassing van lid 1, en onverminderd lid 5, wordt de veronderstelde maximale behoefte van de raffinaderijen per verkoopseizoen, uitgedrukt in witte suiker, geraamd op:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Onverminderd lid 5, wordt aan de hand van een op ramingen berustende en volledige communautaire voorzieningsbalans voor ruwe suiker voor elk verkoopseizoen of een gedeelte daarvan, bepaald welke hoeveelheden ruwe suiker uit suikerriet en suikerbieten uit de Gemeenschap, al dan niet uitgesplitst naar oorsprong, beschikbaar zijn voor de raffinaderijen. Deze balans kan in de loop van het verkoopseizoen worden herzien.

Bij de bepaling van de hoeveelheden moeten voor elke balans dezelfde voor rechtstreekse consumptie bestemde hoeveelheden suiker uit de Franse overzeese departementen en preferentiële suiker in aanmerking worden genomen die voor het verkoopseizoen 1994/1995 zijn geconstateerd, na aftrek van het voor het betrokken verkoopseizoen verwachte plaatselijke verbruik in die departementen. Indien uit de balans blijkt dat de beschikbare hoeveelheden niet toereikend zijn om in de in lid 2 aangegeven maximale behoefte te voorzien, worden de nodige maatregelen vastgesteld om het mogelijk te maken dat de ontbrekende hoeveelheden als bijzondere preferentiële suiker in de betrokken lidstaten worden ingevoerd in het kader van de regeling voor de invoer met bijzonder recht waarin de in lid 1 bedoelde overeenkomsten voorzien.

4. Behalve in geval van overmacht, moet bij overschrijding van de in lid 2 vastgestelde of volgens lid 5 herziene geraamde maximale behoeften van een lidstaat, voor de hoeveelheid waarmee deze behoeften zijn overschreden, een bedrag worden betaald dat overeenkomt met het volledige recht voor het betrokken verkoopseizoen, vermeerderd met de in artikel 38 bedoelde steun en eventueel verhoogd met het hoogste aanvullende recht dat tijdens het betrokken verkoopseizoen is genoteerd.

Voor preferentiële ruwe suiker kunnen echter bij herziening volgens lid 5, de hoeveelheden waarmee de herziene geraamde maximale behoeften zijn overschreden, binnen de grens van de in lid 2 vastgestelde hoeveelheden en overeenkomstig de voorwaarden in artikel 36 worden verkocht aan de interventiebureaus indien die hoeveelheden niet in de Gemeenschap kunnen worden afgezet.

5. Bij toepassing van artikel 10, leden 3 tot en met 6, wordt voor het betrokken verkoopseizoen het totaal van de in lid 2 van dit artikel bedoelde geraamde maximale behoeften verminderd met een hoeveelheid gelijk aan de som van de hoeveelheden bijzondere preferentiële suiker die nodig zijn om te voorzien in de overeenkomstig lid 3 vastgestelde geraamde maximale behoeften, verminderd met hetzelfde percentage als dat waarmee de som van de basishoeveelheden A voor suiker uit de Gemeenschap op grond van artikel 10, lid 5, wordt verminderd.

De vermindering van de maximale behoeften wordt over de betrokken lidstaten verdeeld naar gelang van de verhouding tussen de voor elke lidstaat in lid 2 vastgestelde hoeveelheid en het totaal van de in dat lid vastgestelde hoeveelheden.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, en met name die inzake de uitvoering en het beheer van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

TITEL III

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 40

Bepalingen die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de suikermarkt wordt verstoord als gevolg van een wijziging van het prijspeil bij de overgang van het ene verkoopseizoen naar het andere of in de loop van een verkoopseizoen, kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 41

De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar de voor de toepassing van deze verordening benodigde gegevens.

De wijze waarop deze gegevens worden medegedeeld en verspreid, wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

Artikel 42

1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité van beheer voor suiker (hierna te noemen "het comité").

2. In de gevallen waarin naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op een maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 43

Het comité kan elk ander vraagstuk onderzoeken dat door zijn voorzitter eigener beweging of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.

Artikel 44

De in artikel 1, lid 1, genoemde goederen waarin producten die noch in artikel 23, lid 2, noch in artikel 24 van het Verdrag zijn bedoeld, verwerkt zijn, of die uit dergelijke producten zijn verkregen, worden niet tot het vrije verkeer binnen de Gemeenschap toegelaten.

Artikel 45

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag van toepassing op de productie van en de handel in de in artikel 1, lid 1, genoemde producten.

Artikel 46

1. Italië wordt gemachtigd een aanpassingssteun van ten hoogste 5,43 euro per 100 kg witte suiker toe te kennen aan suikerbietentelers, en, eventueel, aan suikerproducenten voor de overeenkomstige hoeveelheid suiker die geproduceerd wordt binnen de grenzen van het A- en het B-quotum van iedere suikerproducerende onderneming, voor de volgende gebieden: Abruzzen, Molise, Apulië, Sardinië, Campanië, Basilicata, Calabrië en Sicilië.

2. Italië mag de in lid 1 bedoelde steun naargelang van het betrokken verkoopseizoen aanpassen voorzover dit wegens de uitzonderlijke omstandigheden in verband met de lopende herstructureringsprogramma's voor de suikersector in deze gebieden vereist is. Bij de toepassing van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag gaat de Commissie met name na of deze steun met de herstructureringsprogramma's strookt.

3. Spanje wordt gemachtigd een aanpassingssteun van ten hoogste 7,25 euro per 100 kg witte suiker toe te kennen aan de suikerriettelers op zijn grondgebied voor de overeenkomstige hoeveelheid suiker die geproduceerd wordt binnen de grenzen van het A- en het B-quotum van iedere rietsuikerproducerende onderneming.

4. Portugal wordt gemachtigd een aanpassingssteun van ten hoogste 3,11 euro per 100 kg witte suiker toe te kennen aan suikerbietentelers op zijn continentaal grondgebied voor de overeenkomstige hoeveelheid suiker die geproduceerd wordt binnen de grenzen van het A- en het B-quotum van iedere suikerproducerende onderneming.

5. Finland wordt gemachtigd een forfaitaire vergoeding voor de opslagkosten van overeenkomstig artikel 14 overgedragen C-suiker te verstrekken. Nadere bepalingen ter uitvoering van dit lid worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42, lid 2.

6. De betrokken lidstaten leggen de voor ieder verkoopseizoen uit hoofde van de leden 1 tot en met 5 genomen maatregelen aan de Commissie voor.

7. Dit artikel is van toepassing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 t/m 2005/2006.

Artikel 47

1. In het kader van de onder deze verordening vallende landbouwactiviteiten nemen de lidstaten de milieumaatregelen die zij passend achten, rekening houdend met de ligging van de gebruikte landbouwgronden, en die beantwoorden aan de mogelijke milieueffecten van die activiteiten. Deze maatregelen worden vastgesteld in overeenstemming met de milieueisen, waarin rekening is gehouden met de topografie, de bodemgesteldheid en het klimaat voor de betrokken gronden, het irrigatiewaterbeheer en milieuvriendelijke vruchtwisselings- en teeltmethoden. Zo nodig geven de lidstaten, met inachtneming van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag, de landbouwproducenten in de suikersector ondersteuning door het opzetten van onderzoeksprogramma's voor milieuvriendelijker teeltmethoden en door het verspreiden van de resultaten daarvan.

2. De lidstaten stellen adequate sancties vast, die in verhouding moeten staan tot de ernst van de ecologische gevolgen van niet-inachtneming van de in lid 1 bedoelde milieueisen.

3. Uiterlijk 30 juni 2002 dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over de toestand van het milieu met betrekking tot de landbouwproductie in de suikersector en het effect van de overeenkomstig de leden 1 en 2 getroffen nationale maatregelen.

TITEL IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 48

Het saldo dat voortvloeit uit de toepassing van het vereveningsstelsel voor de opslagkosten gedurende het verkoopseizoen 2000/2001 uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2038/1999, wordt verhaald op of toegewezen aan de in de artikelen 15 en 16 bedoelde regeling voor het verkoopseizoen 2001/2002.

Voor de suiker die zich op 30 juni 2001 in opslag bevindt, wordt in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 2038/1999 vastgestelde vereveningsstelsel voor de opslagkosten, 30 juni 2001 beschouwd als afzetdatum voor de inning van de opslagbijdrage.

Artikel 49

De Verordeningen (EEG) nr. 2038/68, (EEG) nr. 206/68, (EEG) nr. 431/68, (EEG) nr. 447/71, (EEG) nr. 2049/69, (EEG) nr. 793/72, (EEG) nr. 741/75, (EEG) nr. 1358/77, (EEG) nr. 1789/81, (EEG) nr. 193/82, (EEG) nr. 1010/86 en (EEG) nr. 2225/86 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de Verordeningen (EEG) nr. 2038/68, (EEG) nr. 206/68, (EEG) nr. 431/68, (EEG) nr. 793/72, (EEG) nr. 741/75 en (EEG) nr. 193/82 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage VII opgenomen concordantietabel.

Artikel 50

1. De Commissie stelt, volgende de procedure van artikel 42, lid 2, de overgangsmaatregelen vast die nodig zijn om een harmonieuze overgang te waarborgen van de tijdens het verkoopseizoen 2000/2001 geldende regeling naar de regeling die voortvloeit uit de bij deze verordening vastgestelde maatregelen. Deze maatregelen kunnen afwijken van de bepalingen van deze verordening.

2. Op basis van studies van de Commissie over de marktsituatie, alle aspecten van het quotasysteem, de prijzen, de interprofessionele betrekkingen en een analyse van de toename van de mededinging ten gevolge van de internationale verbintenissen van de Europese Unie, dient de Commissie begin 2003 een verslag in dat, indien nodig, vergezeld gaat van passende voorstellen.

Artikel 51

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 2001/2002.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 19 juni 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Winberg

(1) PB C 29 E van 30.1.2001, blz. 315.

(2) Advies uitgebracht op 13 maart 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) PB C 116 van 20.4.2001, blz. 113.

(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.

(5) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) PB L 252 van 25.9.1999, blz. 1.

(8) Verordening (EEG) nr. 206/68 van de Raad van 20 februari 1968 houdende vaststelling van raamvoorschriften voor de contracten en overeenkomsten van het betrokken bedrijfsleven betreffende de aankoop van suikerbieten (PB L 47 van 23.2.1968).

(9) Verordening (EEG) nr. 431/68 van de Raad van 9 april 1968 houdende vaststelling van de standaardkwaliteit voor ruwe suiker en van de plaats van grensoverschrijding van de Gemeenschap voor de berekening van de cif-prijzen in de sector suiker (PB L 89 van 10.4.1968, blz. 3).

(10) Verordening (EEG) nr. 447/68 houdende de algemene voorschriften inzake interventie door aankoop van suiker (PB L 91 van 12.4.1968, blz. 5). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1359/77 (PB L 156 van 25.6.1977, blz. 7).

(11) Verordening (EEG) nr. 2049/69 van de Raad van 17 oktober 1969 houdende de algemene voorschriften betreffende denaturering van suiker voor voederdoeleinden (PB L 263 van 21.10.1969, blz. 1).

(12) Verordening (EEG) nr. 793/72 van de Raad van 17 april 1972 tot vaststelling van de standaardkwaliteit van witte suiker (PB L 94 van 21.4.1972, blz. 1).

(13) Verordening (EEG) nr. 741/75 van de Raad van 18 maart 1975 houdende vaststelling van bijzondere regels betreffende de aankoop van suikerbieten (PB L 74 van 22.3.1975, blz. 2).

(14) Verordening (EEG) nr. 1358/77 van de Raad van 20 juni 1977 houdende de algemene voorschriften inzake verevening van de opslagkosten in de sector suiker en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 750/68 (PB L 156 van 25.6.1977, blz. 4).

(15) Verordening (EEG) nr. 1789/81 van de Raad van 30 juni 1981 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de regeling inzake een minimumvoorraad in de sector suiker (PB L 177 van 1.7.1981, blz. 39).

(16) Verordening (EEG) nr. 193/82 van de Raad van 26 januari 1982 houdende de algemene voorschriften voor quotaoverdrachten in de sector suiker (PB L 21 van 29.1.1982, blz. 3).

(17) Verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad van 25 maart 1986 houdende vaststelling van de algemene voorschriften inzake de restitutie bij de productie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker (PB L 94 van 9.4.1986, blz. 9).

(18) Verordening (EEG) nr. 2225/86 van de Raad van 15 juli 1986 tot vaststelling van maatregelen voor de afzet van in de Franse overzeese departementen geproduceerde suiker en de egalisatie van de prijsvoorwaarden met die voor preferentiële ruwe suiker (PB L 194 van 17.7.1986, blz. 7).

(19) PB L 357 van 30.12.1998. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2001 van de Raad van 26.2.2001 (PB L 60 van 1.3.2001, blz. 43).

BIJLAGE I

Punt I

STANDAARDKWALITEIT VAN WITTE SUIKER

1. Witte suiker van de standaardkwaliteit heeft de volgende eigenschappen:

a) gezonde handelskwaliteit, droog, in kristallen van uniforme grootte, vrij lopend;

b) polarisatie ten minste 99,7°;

c) vochtgehalte ten hoogste 0,06 %;

d) gehalte aan invertsuiker ten hoogste 0,04 %;

e) het overeenkomstig lid 2 vastgestelde aantal punten bedraagt niet meer dan in totaal 22 en niet meer dan:

- 15 voor het asgehalte,

- 9 voor kleurtype vastgesteld volgens de methode van het Institut für landwirtschaftliche Technologie und Zuckerindustrie Braunschweig, hierna "methode Braunschweig" genoemd,

- 6 voor kleuring van de oplossing, vastgesteld volgens de methode van de International Commission for Uniform Methods of Sugar Analysis, hierna "methode Icumsa" genoemd.

2. Een punt wordt toegekend:

a) per 0,0018 % asgehalte, bepaald volgens de methode Icumsa bij 28° Brix;

b) per 0,5 kleurtype-eenheid, bepaald volgens de methode Braunschweig;

c) per 7,5 eenheden voor de kleuring van de oplossing, bepaald volgens de methode Icumsa.

3. De methoden welke dienen voor de bepaling van de in lid 1 bedoelde elementen zijn dezelfde als die welke daarvoor worden gebruikt in het kader van de interventiemaatregelen.

Punt II

STANDAARDKWALITEIT VAN RUWE SUIKER

1. Ruwe suiker van de standaardkwaliteit is suiker met een rendement van 92 %.

2. Het rendement van ruwe bietsuiker wordt berekend door op het getal van de polarisatiegraad van deze suiker in mindering te brengen:

a) het viervoud van het asgehalte;

b) het dubbele van het gehalte aan invertsuiker;

c) het getal 1.

3. Het rendement van ruwe rietsuiker wordt berekend door op het dubbele van zijn polarisatiegraad het getal 100 in mindering te brengen.

BIJLAGE II

STANDAARDKWALITEIT VAN SUIKERBIETEN

Suikerbieten van de standaardkwaliteit hebben de volgende eigenschappen:

a) gezonde handelskwaliteit;

b) suikergehalte van 16 % bij de inontvangstneming.

BIJLAGE III

AANKOOPVOORWAARDEN VOOR SUIKERBIETEN

Punt I

In deze bijlage wordt verstaan onder:

1. contractsluitende partijen:

a) de suikerfabrikant, hierna "fabrikant" genoemd,

b) de verkoper van suikerbieten, hierna "verkoper" genoemd;

2. contract: het contract tussen verkoper en fabrikant ten aanzien van levering van voor de suikerproductie bestemde suikerbieten;

3. sectorale overeenkomst:

a) een overeenkomst welke vóór het sluiten van de contracten op communautair niveau tot stand is gekomen tussen een groepering van nationale organisaties van fabrikanten enerzijds en een groepering van nationale organisaties van verkopers anderzijds;

b) een overeenkomst welke vóór het sluiten van de contracten tot stand is gekomen tussen fabrikanten of een door de betrokken lidstaat erkende organisatie van fabrikanten, enerzijds, en een door de betrokken lidstaat erkende organisatie van verkopers, anderzijds;

c) de vennootschapsrechtelijke of coöperatiefrechtelijke bepalingen, voorzover deze de levering regelen van suikerbieten door de aandeelhouders of leden van een suikerproducerende vennootschap of coöperatie;

d) bij ontstentenis van een onder a) bedoelde overeenkomst en van een onder b) bedoelde overeenkomst, de regeling die vóór het sluiten van de contracten tot stand is gekomen tussen fabrikanten en verkopers, indien de verkopers die met de regeling instemmen, ten minste 60 % leveren van het totaal van de suikerbieten die door de fabrikant voor de suikerproductie van een of meer fabrieken zijn gekocht.

Punt II

1. Het contract wordt schriftelijk en voor een bepaalde hoeveelheid suikerbieten gesloten.

2. In het contract wordt bepaald of en onder welke voorwaarden een aanvullende hoeveelheid suikerbieten geleverd kan worden.

Punt III

1. De bepalingen van dit punt gelden slechts indien artikel 19 van de verordening wordt toegepast.

2. In het contract worden voor de in artikel 19, lid 1, aanhef, van de verordening bedoelde hoeveelheden suikerbieten de aankoopprijzen vermeld, die voor de onder a) en onder b) bedoelde hoeveelheden niet mogen liggen beneden de in artikel 4 van de verordening bedoelde minimumprijs voor suikerbieten die in het betrokken productiegebied geldt.

3. In het contract wordt voor de suikerbieten een bepaald suikergehalte vermeld. Het contract bevat een omrekeningstabel met de verschillende suikergehalten en de coëfficiënten waarmede de geleverde hoeveelheden suikerbieten worden omgerekend in hoeveelheden die met het in het contract vermelde suikergehalte overeenkomen.

De tabel wordt vastgesteld op basis van het met de verschillende suikergehalten overeenkomende rendement.

4. Wanneer een verkoper een contract met een fabrikant heeft gesloten voor de levering van in artikel 19, lid 1, aanhef en onder a), van de verordening bedoelde suikerbieten, worden alle leveringen van deze verkoper, omgerekend overeenkomstig lid 3, tot aan de in het contract voor deze suikerbieten vermelde hoeveelheid, beschouwd als leveringen in de zin van genoemd artikel 19, lid 1, aanhef en onder a).

5. Wanneer de fabrikant uit de suikerbieten waarvoor hij vóór de inzaai overeenkomstig artikel 19, lid 1, aanhef en onder a), van de verordening contracten heeft gesloten, een hoeveelheid suiker produceert die minder bedraagt dan zijn basisquotum, is hij verplicht de hoeveelheid suikerbieten die met zijn eventuele aanvullende productie tot de hoeveelheid van zijn basisquotum overeenkomt, te verdelen over de verkopers met wie hij vóór de inzaai een leveringscontract in de zin van genoemd artikel 30, lid 1, aanhef en onder a) en b), had gesloten.

In een sectorale overeenkomst kan van deze bepaling worden afgeweken.

6. In geen geval kan de fabrikant van de verkoper vergoeding van de productieheffing eisen voor suikerbieten die deze hem uit hoofde van een overeenkomstig artikel 19, lid 1, aanhef en onder a), van genoemde verordening gesloten contract heeft geleverd.

Punt IV

1. Het contract bevat bepalingen betreffende de normale duur voor de levering van suikerbieten en de spreiding daarvan.

2. Deze bepalingen zijn gelijk aan die welke golden voor het verkoopseizoen 2000/2001, met inachtneming van het werkelijke productiepeil. In een sectorale overeenkomst kan van deze bepaling worden afgeweken.

Punt V

1. Het contract stelt verzamelplaatsen voor suikerbieten vast.

2. Voor de verkoper met wie de fabrikant reeds een contract voor het verkoopseizoen 2000/2001 had gesloten, gelden de verzamelplaatsen welke tussen hem en de fabrikant voor levering in dat verkoopseizoen zijn overeengekomen; in een sectorale overeenkomst kan van deze bepaling worden afgeweken.

3. In het contract wordt bepaald dat de kosten van vervoer vanaf de verzamelplaatsen voor rekening van de fabrikant komen, behoudens bijzondere overeenkomsten op grond van plaatselijke regels of gebruiken welke vóór het verkoopseizoen voor suiker 2001/2002 golden.

4. Wanneer de suikerbieten echter franco suikerfabriek worden geleverd, in Denemarken, Spanje, Finland, Griekenland, Ierland, Portugal of het Verenigd Koninkrijk, wordt in het contract bepaald dat de fabrikant bijdraagt in de transportkosten en wordt het betrokken percentage of bedrag vastgesteld.

Punt VI

1. Het contract stelt de plaatsen van ontvangst van de suikerbieten vast.

2. Voor de verkoper met wie de fabrikant reeds een contract voor het verkoopseizoen 2000/2001 had gesloten, gelden de plaatsen van ontvangst die tussen hem en de fabrikant voor levering in dat verkoopseizoen zijn overeengekomen; in een sectorale overeenkomst kan van deze bepaling worden afgeweken.

Punt VII

1. In het contract wordt vastgesteld dat de bepaling van het suikergehalte plaatsvindt volgens de polarimetrische methode. De monsterneming vindt plaats bij de ontvangst.

2. In een sectorale overeenkomst kan een ander stadium voor de monsterneming worden vastgesteld.

In dit geval wordt in het contract een correctiefactor vastgesteld ter compensatie van een eventuele vermindering van het suikergehalte tussen het stadium van ontvangst en het stadium van monsterneming.

Punt VIII

In het contract wordt voorgeschreven dat de bepaling van brutogewicht, tarra en suikergehalte volgens een van de onderstaande bepalingen plaatsvindt:

a) door de fabrikant en de beroepsorganisatie van de suikerbietenproducenten gezamenlijk, wanneer zulks in een sectorale overeenkomst is bepaald;

b) door de fabrikant onder toezicht van de beroepsorganisatie van de suikerbietenproducenten;

c) door de fabrikant onder toezicht van een door de betrokken lidstaat erkende deskundige, wanneer de verkoper de controlekosten voor zijn rekening neemt;

d) door de fabrikant, wanneer de plaatselijke regels of gebruiken die vóór het verkoopseizoen voor suiker 2000/2001 golden, zulks voorschreven.

Punt IX

1. In het contract wordt bepaald dat aan de verkoper een toeslag moet worden betaald indien:

a) de prijs voor suikerbieten tijdens de overgang naar het volgende verkoopseizoen voor suiker stijgt en

b) de stijging van de interventieprijs voor suiker als gevolg van de stijging van de prijs voor suikerbieten niet geldt voor de op het moment van de overgang bestaande voorraden.

De toeslag wordt berekend per 100 kilogram witte suiker door op de in de eerste alinea onder b) bedoelde stijging een coëfficiënt toe te passen die gelijk is aan de verhouding tussen

- de in het kader van het A- en het B-quotum geproduceerde hoeveelheden suiker die niet zijn overgedragen in de zin van artikel 14 van de verordening en die op het moment van de overgang in voorraad waren,

en

- de hoeveelheden suiker die de fabrikant tijdens het afgelopen verkoopseizoen voor suiker heeft geproduceerd in het kader van het A- en het B-quotum en die niet zijn overgedragen in de zin van artikel 14 van de verordening.

2. In een sectorale overeenkomst kan van de bepalingen van lid 1 worden afgeweken.

De mogelijkheid van een dergelijke afwijking wordt uitdrukkelijk in het contract vermeld.

Punt X

1. Het contract voorziet voor de fabrikant in een of meer van onderstaande verplichtingen voor de totale geleverde hoeveelheid suikerbieten; wanneer gedeelten van deze hoeveelheid verschillend moeten worden behandeld, voorziet het contract in meerdere van deze verplichtingen:

a) teruggave aan de verkoper, zonder kosten en af fabriek, van de verse pulp afkomstig van de geleverde hoeveelheid suikerbieten;

b) teruggave aan de verkoper, zonder kosten en af fabriek, van een gedeelte van deze pulp in gedroogde vorm dan wel gedroogd en met melasse vermengd;

c) teruggave aan de verkoper, af fabriek, van de pulp in gedroogde vorm; in dit geval kan de fabrikant van de verkoper betaling van de kosten voor het drogen eisen;

d) betaling aan de verkoper van een vergoeding die rekening houdt met de mogelijkheden tot valorisatie van de betrokken pulp.

2. In een sectorale overeenkomst kan een ander leveringsstadium voor de pulp worden vastgesteld dan bedoeld in lid 1, onder a), b) en c).

Punt XI

1. In de contracten worden de termijnen vastgesteld voor het voldoen van de eventuele aanbetalingen en voor het saldo van de aankoopprijs van de suikerbieten.

2. Deze termijnen komen overeen met die welke in het verkoopseizoen 2000/2001 golden. In een sectorale overeenkomst kan van deze bepaling worden afgeweken.

Punt XII

Wanneer het contract de voorschriften inzake de in deze bijlage behandelde onderwerpen nader regelt of andere onderwerpen regelt, mogen de bepalingen en gevolgen van het contract niet in strijd zijn met deze bijlage.

Punt XIII

1. De in punt I, lid 3, onder b), bedoelde sectorale overeenkomst bevat een arbitrageclausule.

2. Wanneer de sectorale overeenkomst op communautair, regionaal of plaatselijk niveau de voorschriften inzake de in deze verordening behandelde onderwerpen nader regelt of andere onderwerpen regelt, mogen de bepalingen en gevolgen van de overeenkomst niet in strijd zijn met deze bijlage.

3. Deze sectorale overeenkomsten kunnen met name bevatten:

a) regels betreffende de verdeling over de verkopers van de hoeveelheden suikerbieten welke de fabrikant vóór de inzaai besluit te kopen voor de vervaardiging van suiker binnen het A-quotum;

b) regels betreffende de verdeling zoals bedoeld in punt III, lid 5;

c) de in punt III, lid 3, bedoelde omrekeningstabel;

d) bepalingen inzake de keuze en de levering van zaaizaad van de te telen variëteiten suikerbieten;

e) een minimumsuikergehalte voor de te leveren suikerbieten;

f) een bepaling inzake de raadpleging van de vertegenwoordigers van de verkopers door de fabrikant vóór de vaststelling van de aanvangsdatum van de levering van suikerbieten;

g) de betaling van premies aan de verkopers voor vroege of late leveringen;

h) gegevens betreffende:

- het in punt X, lid 1, onder b), bedoelde gedeelte van de pulp,

- de in punt X, lid 1, onder c), bedoelde kosten,

- de in punt X, lid 1, onder d), bedoelde vergoeding;

i) het ophalen van de pulp door de verkoper;

j) regels betreffende de verdeling tussen fabrikant en verkopers van het eventuele verschil tussen de interventieprijs en de werkelijke verkoopprijs van de suiker.

Punt XIV

Wanneer het niet mogelijk is gebleken om door middel van sectorale overeenkomsten overeenstemming te bereiken over de verdeling tussen de verkopers, van de hoeveelheden suikerbieten die de fabrikant aanbiedt voor de inzaai te kopen voor de vervaardiging van suiker binnen het basisquotum, kan de betrokken lidstaat regels voor die verdeling vaststellen.

Bovendien kunnen bij deze regels aan de traditionele verkopers van suikerbieten aan een coöperatie, leveringsrechten worden gegeven die zij niet ontlenen aan een eventueel lidmaatschap van die coöperatie.

BIJLAGE IV

UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE QUOTA-OVERDRACHTEN TUSSEN ONDERNEMINGEN

Punt I

De lidstaten nemen de maatregelen die zij nodig achten om rekening te houden met de belangen van de producenten van suikerbieten en suikerriet bij de toewijzing van de quota aan een suikerproducerende onderneming met verschillende fabrieken.

Punt II

1. In geval van fusie of vervreemding van suikerproducerende ondernemingen, en in geval van vervreemding van suikerfabrieken, worden de A- en B-quota, onverminderd het bepaalde in lid 2, als volgt gewijzigd:

a) in geval van fusie van suikerproducerende ondernemingen wijst de lidstaat aan de door de fusie ontstane onderneming, een A-quotum en een B-quotum toe, respectievelijk gelijk aan de som van de A-quota en de som van de B-quota die vóór de fusie waren toegekend aan de gefuseerde suikerproducerende ondernemingen;

b) in geval van vervreemding van een suikerproducerende onderneming wijst de lidstaat voor de productie van suiker aan de overnemende onderneming het A-quotum en het B-quotum van de overgenomen onderneming toe; wanneer er verschillende overnemende ondernemingen zijn vindt de toewijzing plaats naar rata van de productiehoeveelheid voor suiker die door iedere onderneming wordt overgenomen;

c) in geval van vervreemding van een suikerfabriek vermindert de lidstaat het A-quotum en het B-quotum van de overdragende onderneming naar rata van de overgedragen productiehoeveelheid, terwijl het A-quotum en het B-quotum van de overnemende suikerproducerende onderneming of ondernemingen dienovereenkomstig wordt verhoogd.

2. Wanneer een deel van de producenten van suikerbieten of suikerriet die rechtstreeks betrokken zijn bij een van de in lid 1 bedoelde transacties uitdrukkelijk de wens te kennen geeft zijn suikerbieten of suikerriet te leveren aan een suikerproducerende onderneming die geen partij is bij deze transacties, kan de lidstaat de quota toewijzen op basis van de productiehoeveelheid die wordt opgenomen door de onderneming waaraan zij voornemens zijn hun suikerbieten of suikerriet te leveren.

3. In geval van bedrijfsbeëindiging, in andere dan de in lid 1 genoemde gevallen,

a) van een suikerproducerende onderneming,

b) van één of meer fabrieken van een suikerproducerende onderneming,

kan de lidstaat de quota die door deze bedrijfsbeëindiging vrijkomen, toekennen aan één of meer suikerproducerende ondernemingen.

Wanneer een deel van de betrokken producenten uitdrukkelijk de wens te kennen geeft zijn suikerbieten of suikerriet aan een bepaalde suikerproducerende onderneming te leveren, kan de lidstaat ook in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval het gedeelte van de quota dat overeenkomt met de betrokken suikerbieten of suikerriet toewijzen aan de onderneming waaraan de betrokken producenten voornemens zijn te leveren.

4. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de in artikel 19, lid 3, van de verordening bedoelde afwijking, kan de betrokken lidstaat van de suikerbietenproducenten en suikerfabrikanten voor wie deze afwijking geldt, eisen dat zij in de sectorale overeenkomsten speciale clausules opnemen met het oog op de toepassing, in voorkomend geval, van de leden 2 en 3 door deze lidstaat.

5. Bij verhuur van een fabriek die toebehoort aan een suikerproducerende onderneming kan de lidstaat de quota van de onderneming die deze fabriek verhuurt, verlagen en het afgetrokken deel van de quota toekennen aan de onderneming die de fabriek huurt om er suiker te produceren.

Wanneer de verhuur tijdens de in punt V, onder d), bedoelde periode van drie verkoopseizoenen beëindigd wordt, wordt de aanpassing van de quota die heeft plaatsgevonden krachtens het bepaalde in de vorige alinea, door de lidstaat ingetrokken, en wel met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop zij in werking trad. Indien de verhuur eindigt als gevolg van overmacht, hoeft de lidstaat de aanpassing evenwel niet in te trekken.

6. Wanneer een suikerproducerende onderneming niet langer de verplichtingen kan nakomen die zij uit hoofde van de communautaire regeling ten aanzien van de betrokken producenten van suikerbieten of suikerriet heeft, en een en ander door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat is vastgesteld, kan deze lidstaat voor één of meer verkoopseizoenen het betrokken gedeelte van de quota toewijzen aan een of meer suikerproducerende ondernemingen, naar rata van de opgenomen productiehoeveelheid.

7. Wanneer een suikerproducerende onderneming van een lidstaat prijs- en afzetgaranties krijgt voor de verwerking van suikerbieten tot ethylalcohol, kan deze lidstaat in overleg met deze onderneming en met de betrokken suikerbietenproducenten voor één of meer verkoopseizoenen de quota geheel of ten dele toewijzen aan één of meer andere ondernemingen voor de productie van suiker.

Punt III

In geval van fusie of vervreemding van isoglucoseproducerende ondernemingen, in geval van vervreemding van een isoglucoseproducerende fabriek en in geval van bedrijfsbeëindiging van een onderneming of van één of meer fabrieken van een isoglucoseproducerende onderneming kan de lidstaat de betrokken quota voor de productie van isoglucose verdelen over één of meer ondernemingen waaraan al of niet een productiequotum is toegewezen.

Punt IV

De in de punten II en III bedoelde maatregelen mogen slechts worden genomen indien:

a) met het belang van elk van de betrokken partijen rekening wordt gehouden,

en

b) de betrokken lidstaat van oordeel is dat deze maatregelen kunnen bijdragen tot een structuurverbetering in de sectoren suikerbietenteelt, suikerrietteelt en suikerproductie,

en

c) de maatregelen betrekking hebben op ondernemingen die zijn gevestigd in een zelfde gebied in de zin van artikel 11, lid 2, van de verordening.

Punt V

In deze bijlage wordt verstaan onder:

a) fusie van ondernemingen: de samenvoeging van twee of meer ondernemingen tot één enkele onderneming;

b) vervreemding van een onderneming: de overdracht of de overneming van het vermogen van een onderneming die over quota beschikt aan of door een of meer ondernemingen;

c) vervreemding van een fabriek: de eigendomsoverdracht, aan één of meer ondernemingen, van een technische eenheid die over alle nodige installaties beschikt voor de vervaardiging van het betrokken product, waardoor de productie van de overdragende onderneming geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen;

d) verhuur van een fabriek: de overeenkomst van huur en verhuur van een technische eenheid met de volledige voor de suikerfabricage noodzakelijke installatie, die met het oog op exploitatie voor een aaneengesloten periode van ten minste drie verkoopseizoenen wordt gesloten met een onderneming, gelegen in hetzelfde gebied, in de zin van artikel 11, lid 2, van de verordening, waar de betrokken fabriek gevestigd is - waarbij de partijen zich ertoe verbinden deze overeenkomst niet te beëindigen vóór het einde van het derde verkoopseizoen - indien na de inwerkingtreding van de huur en verhuur, de onderneming die de betrokken fabriek huurt, ten aanzien van haar gehele productie kan worden beschouwd als één enkele suikerproducerende onderneming.

Punt VI

De in de punten II en III bedoelde maatregelen gelden:

a) wanneer de bedrijfsbeëindiging van de onderneming of de fabriek, de fusie of de vervreemding plaatsvindt tussen 1 juli en 31 januari van het daarop volgende jaar: voor het lopende verkoopseizoen;

b) wanneer de bedrijfsbeëindiging van de onderneming of de fabriek, de fusie of de vervreemding plaatsvindt tussen 1 februari en 30 juni van hetzelfde jaar: voor het volgende verkoopseizoen.

Punt VII

Indien een lidstaat artikel 12, lid 2, van de verordening toepast, wijst hij de gewijzigde quota vóór 1 maart toe, voor toepassing ervan tijdens het volgende verkoopseizoen.

Punt VIII

In geval van toepassing van de punten II en III, delen de lidstaten de Commissie uiterlijk 15 dagen na de in punt VI bedoelde termijnen de gewijzigde A- en B-quota mee.

Punt IX

Voor quota-overdrachten die in Italië, in Spanje en in de Franse overzeese departementen plaatsvinden in het kader van herstructureringsplannen zoals bedoeld in artikel 12, lid 2, tweede alinea, van de verordening, kan als suikerproducerende onderneming worden beschouwd een groep van suikerproducerende ondernemingen die technisch, economisch en structureel met elkaar verbonden zijn en die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die zij op grond van de communautaire regeling met name ten opzichte van de producenten van suikerbieten of suikerriet hebben.

BIJLAGE V

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VI

IN ARTIKEL 35 BEDOELDE STATEN, LANDEN EN GEBIEDEN

Barbados

Belize

Fiji

Guyana

India

Ivoorkust

Jamaica

Kenia

Madagaskar

Malawi

Mauritius

Saint Kitts en Nevis - Anguilla

Suriname

Swaziland

Tanzania

Trinidad en Tobago

Uganda

Volksrepubliek Congo

Zambia

Zimbabwe

BIJLAGE VII

CONCORDANTIETABEL

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top