EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R0381

Verordening (EG) nr. 381/2001 van de Raad van 26 februari 2001 tot instelling van een snellereactiemechanisme

OJ L 57, 27.2.2001, p. 5–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Estonian: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Latvian: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Lithuanian: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Hungarian Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Maltese: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Polish: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Slovak: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176
Special edition in Slovene: Chapter 18 Volume 001 P. 172 - 176

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006; opgeheven door 32006R1717

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/381/oj

32001R0381

Verordening (EG) nr. 381/2001 van de Raad van 26 februari 2001 tot instelling van een snellereactiemechanisme

Publicatieblad Nr. L 057 van 27/02/2001 blz. 0005 - 0009


Verordening (EG) nr. 381/2001 van de Raad

van 26 februari 2001

tot instelling van een snellereactiemechanisme

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap voert in verscheidene gebieden van de wereld een beleid van ontwikkelingshulp, macrofinanciële steun, economische, regionale en technische samenwerking, wederopbouw, steun aan vluchtelingen en ontheemden, en van maatregelen ter ondersteuning van de consolidatie van de democratie en de rechtsstaat en van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

(2) De doelstellingen van de bijstands- en samenwerkingsprogramma's en de voorwaarden voor de goede uitvoering ervan kunnen met name worden bedreigd of direct beïnvloed door het ontstaan van crisissituaties of conflicten of door een dreigende of daadwerkelijke aantasting van de openbare orde en de veiligheid van met name personen.

(3) In het verslag over de ontwikkeling van de middelen van de Unie voor niet-militaire crisisbeheersing dat de Europese Raad op 10 en 11 december 1999 in Helsinki heeft aangenomen, wordt in dit verband met name het volgende gesteld: "snelle financieringsmechanismen, zoals de oprichting van een Fonds voor snelle reactie door de Commissie, moeten worden gecreëerd teneinde sneller geld ter beschikking te kunnen stellen om EU-activiteiten te steunen, om bij te dragen aan operaties die door andere internationale organisaties worden geleid en om, waar nodig, NGO-activiteiten te financieren".

(4) Daarom dient er ter ondersteuning van de bestaande communautaire beleidsmaatregelen en -programma's een mechanisme te worden ingesteld dat de Gemeenschap in staat stelt snel in te grijpen om normale omstandigheden voor de uitvoering van de ondernomen beleidsmaatregelen te helpen herstellen of instandhouden, zodat de doeltreffendheid daarvan behouden blijft.

(5) Een dergelijk mechanisme moet het met name mogelijk maken om, door een versnelde besluitvorming, de specifieke financiële middelen snel beschikbaar te stellen en vast te leggen.

(6) De Raad en de Commissie zijn verantwoordelijk voor de samenhang van de externe activiteiten van de Europese Unie in het kader van haar beleid op het gebied van buitenlandse betrekkingen en veiligheid, economische en sociale zaken en ontwikkeling. In voornoemd verslag wordt door de Unie tevens onderstreept dat "om sneller en doeltreffender te reageren op nieuwe crisissituaties de Unie de alertheid en doeltreffendheid van haar middelen en instrumenten, en ook de synergie daartussen, moet vergroten".

(7) De activiteiten die onder Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp(3) (de ECHO-verordening) vallen, dienen niet krachtens de onderhavige verordening te worden gefinancierd.

(8) Er moet worden gezorgd voor zoveel mogelijk transparantie bij de uitvoering van de financiële hulp van de Gemeenschap en voor een behoorlijke controle op het gebruik van de kredieten.

(9) Met de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden wordt in deze verordening rekening gehouden.

(10) Het Verdrag voorziet voor de goedkeuring van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een mechanisme ingesteld, hierna "snellereactiemechanisme" genoemd, dat de Gemeenschap in staat moet stellen in spoedeisende of crisissituaties, of in dreigende crisissituaties, onder de in deze verordening omschreven voorwaarden snel, efficiënt en soepel te reageren.

Artikel 2

1. Het snellereactiemechanisme is gebaseerd op het geheel van in de bijlage bij deze verordening opgesomde communautaire juridische instrumenten.

2. Acties die in normale tijden behoren tot het geheel van steungebieden waarop de in de bijlage opgesomde verordeningen en programma's betrekking hebben, kunnen in het kader van deze verordening worden ondernomen, indien

a) de voorgenomen actie onmiddellijk optreden vereist en in het kader van de bestaande juridische instrumenten niet binnen een redelijke termijn kan worden ingeleid, zulks in het licht van de noodzaak om snel te handelen;

b) de actie in de tijd beperkt is, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8.

3. In afwijking van lid 2 kunnen de activiteiten die vallen onder de ECHO-verordening en die voor financiering in het kader van die verordening in aanmerking komen, niet op grond van de onderhavige verordening worden gefinancierd.

In specifieke veiligheids- en crisisbeheersingsomstandigheden kan de Commissie evenwel besluiten dat een optreden in het kader van het snellereactiemechanisme, zo nodig gekoppeld aan de ECHO-actie, doelmatiger is. In dergelijke gevallen vindt met het oog op een optimale coherentie van het geheel een nauwe coördinatie plaats.

4. De Raad kan, op voorstel van de Commissie, de bijlage met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen.

Artikel 3

1. Het snellereactiemechanisme kan op gang worden gebracht wanneer in de betrokken begunstigde landen sprake is van een werkelijke of opkomende crisissituatie, een situatie die de openbare orde en de veiligheid van met name personen bedreigt, een situatie die dreigt te ontaarden in een gewapend conflict of het land dreigt te destabiliseren, en de betrokken situatie afbreuk zou kunnen doen aan het positieve effect van de bijstands- en samenwerkingsmaatregelen en -programma's, de doeltreffendheid daarvan en/of de voorwaarden voor de goede uitvoering.

2. Uit hoofde van het snellereactiemechanisme kunnen civiele acties worden ondernomen die behoren tot het geheel van steungebieden van de in de bijlage bij deze verordening opgesomde instrumenten, en die ten doel hebben om, wanneer er crisissituaties heersen of opkomen, de nodige stabiliteit te bewaren of te herstellen voor de goede uitvoering en het welslagen van de hulp-, bijstands- en samenwerkingsmaatregelen en -programma's.

Artikel 4

1. Tot de in het kader van het snellereactiemechanisme te ondernemen acties wordt door de Commissie besloten overeenkomstig de in deze verordening neergelegde bepalingen.

De acties worden door de Commissie uitgevoerd overeenkomstig de geldende begrotings- en andere bepalingen, met name die welke zijn vastgelegd in de artikelen 116 en 118 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen(4).

2. Wanneer de Commissie voornemens is te handelen krachtens deze verordening en voorafgaand aan de vaststelling van een besluit, stelt zij de Raad daarvan onverwijld in kennis. Bij de uitvoering van haar actie, houdt de Commissie naar behoren rekening met de door de Raad geformuleerde beleidslijn, teneinde de samenhang van de externe acties van de Europese Unie te waarborgen.

Artikel 5

1. De communautaire financiering krachtens deze verordening heeft de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

2. De onder deze verordening vallende steunmaatregelen zijn vrijgesteld van belastingen, heffingen en douanerechten.

Artikel 6

1. De voor de uitvoering van deze verordening in aanmerking komende partners kunnen zijn: autoriteiten van de lidstaten of de begunstigde landen en hun uitvoerende instanties; regionale en internationale organisaties en instanties; NGO's en openbare of particuliere ondernemers met de nodige deskundigheid en ervaring.

2. De Commissie kan financieringscontracten of -kaderovereenkomsten sluiten met terzake bevoegde regeringsinstanties, internationale organisaties, NGO's en openbare of particuliere ondernemers, op basis van hun vermogen om snel crisisbeheersingsmaatregelen uit te voeren. In situaties waarin unieke persoonlijke deskundigheid vereist is of waarin de geloofwaardigheid van de operatie en het vertrouwen van de betrokken partijen verband houden met een specifieke persoon of organisatie kan de Commissie contracten met afzonderlijke organisaties of ondernemers sluiten als er van tevoren geen kaderovereenkomst is gesloten.

3. Nadat de Commissie een financieringsbesluit heeft genomen overeenkomstig artikel 4 en zodra zulks praktisch mogelijk is, wordt er een financieel protocol gesloten met de NGO's en de openbare en/of particuliere ondernemers die zijn gekozen om de steunmaatregel uit te voeren op basis van de respectieve kaderovereenkomsten.

4. De NGO's die voor financieringsovereenkomsten voor de uitvoering van de steunmaatregelen krachtens deze verordening in aanmerking komen, dienen aan de volgende criteria te voldoen:

a) zij moeten zelfstandige organisaties zonder winstoogmerk zijn;

b) zij moeten hun hoofdkantoor in een lidstaat van de Gemeenschap hebben, of in het derde land dat steun van de Gemeenschap krijgt.

Bij uitzondering mag hun hoofdkantoor in een ander derde land gevestigd zijn.

5. Bij de vaststelling of een particuliere ondernemer of een NGO voor communautaire financiering in aanmerking komt, wordt onder meer rekening gehouden met zijn, c.q. haar:

a) administratieve en financiële beheerscapaciteit;

b) technische en logistieke capaciteit om aan de urgentie van de geplande operaties te voldoen;

c) ervaring op het betrokken gebied;

d) bereidheid om, in voorkomend geval, deel te nemen aan een specifiek coördinatiesysteem dat in het kader van de betrokken steunmaatregel wordt opgezet;

e) reputatie, en de garantie die kan worden gegeven voor een onpartijdige uitvoering van de opgedragen taken.

Artikel 7

1. Alle krachtens deze verordening gesloten financieringscontracten of -overeenkomsten behelzen de bepaling dat de Commissie en de Rekenkamer volgens de geldende procedures verificaties ter plaatse uitvoeren.

2. De Commissie kan controles en verificaties ter plaatse uitvoeren overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(5). De door de Commissie getroffen maatregelen voorzien in een adequate bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen(6).

Artikel 8

1. Elk jaar bepaalt de begrotingsautoriteit, binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten, een maximumtotaalbedrag voor de financiering van de krachtens deze verordening vastgestelde steunmaatregelen.

2. De uitvoeringsperiode voor alle maatregelen krachtens deze verordening mag niet langer zijn dan een beperkte periode van hoogstens zes maanden.

3. In uitzonderlijke gevallen kan de Commissie, gezien de specifieke aard of de intensiteit van de crisissituatie, besluiten tot een aanvullende actie. Deze aanvullende actie moet aan dezelfde eisen voldoen als de oorspronkelijke actie.

Artikel 9

1. Na haar besluit stelt de Commissie de Raad onverwijld in kennis van de goedgekeurde acties en projecten, waarvan zij met name de bedragen, de aard en de partners vermeldt. Bovendien houdt de Commissie de Raad op de hoogte van de uitvoering van de acties en projecten, en in voorkomend geval, van de follow-up ervan.

2. De Commissie evalueert de in het kader van deze verordening uitgevoerde acties na afloop van de in artikel 8, lid 2, bedoelde periode van zes maanden, en uiterlijk bij de voltooiing ervan, om na te gaan of de doelstellingen van de acties zijn verwezenlijkt, en om zo nodig richtsnoeren te bepalen teneinde toekomstige steunmaatregelen doeltreffender te maken. In voorkomend geval wordt tevens een evaluatie verricht van de follow-up van de acties in het kader van de bestaande communautaire verordeningen en programma's. De Commissie stelt de Raad onverwijld in kennis van de resultaten van deze evaluatie.

Artikel 10

1. De Commissie draagt er, ook ter plaatse, zorg voor dat de in het kader van het snellereactiemechanisme uitgevoerde acties daadwerkelijk met die van de lidstaten worden gecoördineerd, met het oog op een betere samenhang, complementariteit en efficiëntie van de steunmaatregelen. Daartoe wisselen de Commissie en de lidstaten onderling alle nuttige informatie uit over de door hen uitgevoerde of voorgenomen acties.

2. De Commissie bevordert de coördinatie en de samenwerking met internationale en regionale organisaties. Zij ziet erop toe dat de in het kader van het snellereactiemechanisme ondernomen acties met die van de internationale en regionale organisaties en instanties gecoördineerd worden en coherent zijn.

3. Er worden de nodige maatregelen getroffen om de bijdrage van de Gemeenschap zichtbaar te maken.

Artikel 11

Vóór 31 december 2005 beziet de Raad deze verordening opnieuw. Daartoe legt de Commissie, uiterlijk zes maanden op voorhand, de Raad een algemeen evaluatieverslag voor over de toepassing, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen over de toekomst van de verordening en, zo nodig, de erin aan te brengen wijzigingen.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is tot en met 31 december 2006 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Lindh

(1) PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 213.

(2) Advies uitgebracht op 17 januari 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(3) PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1.

(4) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2673/1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 1).

(5) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(6) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

BIJLAGE

"Geografische" verordeningen/besluiten

- Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen(1).

- Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië(2).

- Verordening (EG) nr. 1734/94 van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de financiële en technische samenwerking met de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook(3).

- Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda)(4).

- Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië(5).

- Verordening (EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika(6).

- Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90, alsmede van de Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG(7).

- ACS-Partnerschapsovereenkomst, ondertekend op 23 juni 2000 in Cotonou (nog niet bekrachtigd).

- Vierde ACS-EEG-overeenkomst(8): (tekst van de overeenkomst, Financieel Protocol, Protocollen nrs. 1 tot en met 9 en Verklaringen).

Verordeningen, beschikkingen en besluiten betreffende bepaalde sectoren (voedselhulp, wederopbouw, NGO's, enz.)

- Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad van 27 juni 1996 betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid(9).

- Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden(10).

- Verordening (EG) nr. 443/97 van de Raad van 3 maart 1997 betreffende acties op het gebied van de hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen in de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië(11), zoals later verlengd.

- Verordening (EG) nr. 1658/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende de medefinanciering van acties op gebieden die voor de ontwikkelingslanden van belang zijn, met Europese niet-gouvernementele organisaties (NGO's) voor ontwikkeling(12).

- Verordening (EG) nr. 1659/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende gedecentraliseerde samenwerking(13).

- Beschikking van de Raad 1999/25/Euratom van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma (1998-2002) voor activiteiten in de nucleaire sector, met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van radioactieve stoffen en de veiligheidscontrole en industriële samenwerking, teneinde bepaalde veiligheidsaspecten van de kerninstallaties in de landen die nu aan het Tacis-programma deelnemen, te bevorderen(14).

- Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden(15).

- Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen(16).

- Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR)(17).

- Besluit 2000/474/EG van de Raad van 17 juli 2000 betreffende de bijdrage van de Gemeenschap aan het "Internationaal fonds voor het vrijmaken van de vaargeul van de Donau"(18).

- Verordening (EG) nr. 2493/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van de reële integratie van het milieu-aspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden(19).

(1) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2666/2000 (PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1).

(2) PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1.

(3) PB L 182 van 16.7.1994, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2840/98 (PB L 354 van 30.12.1998, blz. 14).

(4) PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1).

(5) PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1.

(6) PB L 198 van 4.8.2000, blz. 1.

(7) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.

(8) PB L 229 van 17.8.1991, blz. 3. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij de op 4 november 1995 te Mauritius ondertekende overeenkomst (PB L 156 van 29.5.1998, blz. 3).

(9) PB L 166 van 5.7.1996, blz. 1.

(10) PB L 306 van 28.11.1996, blz. 1.

(11) PB L 68 van 8.3.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1880/2000 (PB L 227 van 7.9.2000, blz. 1).

(12) PB L 213 van 30.7.1998, blz. 1.

(13) PB L 213 van 30.7.1998, blz. 6.

(14) PB L 7 van 13.1.1999, blz. 31.

(15) PB L 120 van 8.5.1999, blz. 1.

(16) PB L 120 van 8.5.1999, blz. 8.

(17) PB L 122 van 24.5.2000, blz. 27.

(18) PB L 187 van 26.7.2000, blz. 45.

(19) PB L 288 van 15.11.2000, blz. 1.

Top