EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2700

Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

OJ L 311, 12.12.2000, p. 17–20 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Estonian: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Latvian: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Lithuanian: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Hungarian Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Maltese: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Polish: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Slovak: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Slovene: Chapter 02 Volume 010 P. 239 - 242
Special edition in Bulgarian: Chapter 02 Volume 013 P. 12 - 15
Special edition in Romanian: Chapter 02 Volume 013 P. 12 - 15

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/06/2013; stilzwijgende opheffing door 32008R0450

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2700/oj

32000R2700

Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Publicatieblad Nr. L 311 van 12/12/2000 blz. 0017 - 0020


Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad

van 16 november 2000

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op de artikelen 26, 95 en 133,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 253, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(4) is bepaald dat de Raad, vóór 1 januari 1998, op grond van een van voorstellen vergezeld gaand verslag van de Commissie, het douanewetboek opnieuw zal bezien om daarin de wijzigingen aan te brengen die, met name in het licht van de totstandkoming van de interne markt, nodig mochten blijken.

(2) Elke herziening van het douanewetboek moet, zonder daarmee een belemmering voor de internationale handel te creëren, worden beschouwd als een gelegenheid om instrumenten en procedures op te zetten waarmee fraude kan worden voorkomen, aangezien fraudepreventie de beste vorm van bescherming van het geld van de belastingbetaler is, zoals wordt onderstreept in de conclusies van de Raad van 19 mei 1998.

(3) Er moet rekening worden gehouden met de resolutie van de Raad van 25 oktober 1996 over de vereenvoudiging en rationalisatie van de douanewetgeving en -procedures van de Gemeenschap(5).

(4) De bevoegdheden van de verschillende autoriteiten op het gebied van de bepaling van de wisselkoersen na de invoering van de euro zijn nog niet vastgesteld.

(5) Het is wenselijk in de mogelijkheid te voorzien dat douaneaangiften die door middel van automatische gegevensverwerking worden ingediend, niet van bepaalde documenten vergezeld gaan.

(6) De voorschriften voor het gebruik van de regelingen actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht en tijdelijke invoer dienen verder te worden versoepeld zodat het gemakkelijker wordt van deze regelingen gebruik te maken.

(7) Overeenkomstig de procedure van het Comité moet worden voorzien in bijkomende gevallen waarin de in het kader van de regeling passieve veredeling toepasselijke heffing wordt berekend door de kosten van de veredelingswerkzaamheden als grondslag te nemen.

(8) Het kan dienstig zijn toe te staan dat in bepaalde vrije zones de formaliteiten betreffende het stelsel van douane-entrepots worden vervuld en de controles door de douaneautoriteiten overeenkomstig genoemd stelsel worden verricht.

(9) In bepaalde omstandigheden dient de gunstige tariefbehandeling vanwege de aard of de bijzondere bestemming van goederen en vanwege de differentiële heffing op grond van de regeling passieve veredeling eveneens van toepassing te zijn wanneer een douaneschuld ontstaat om andere redenen dan het in het vrije verkeer brengen.

(10) De bepalingen betreffende de plaats waar een douaneschuld ontstaat dienen te voorzien in bijzondere voorschriften voor de bijzondere gevallen waarin de douaneschuld lager is dan een bepaald bedrag.

(11) Voor het bijzondere geval van de preferentiële regelingen moeten de begrippen "vergissing van de douaneautoriteiten" en "goede trouw van de belastingschuldige" gedefinieerd worden; de belastingschuldige moet niet verantwoordelijk worden gesteld voor een gebrek in het systeem dat is veroorzaakt door een vergissing van de autoriteiten van een derde land. De afgifte van een onjuist certificaat door die autoriteiten moet evenwel niet als een vergissing worden beschouwd als het certificaat is gebaseerd op een verzoek dat onjuiste informatie bevat. De onjuistheid van de door de exporteur in zijn verzoek verstrekte informatie moet worden beoordeeld op basis van alle in dat verzoek vermelde feiten. De belastingschuldige kan zijn goede trouw inroepen wanneer deze kan aantonen dat hij blijk heeft gegeven van zorgvuldigheid, behalve wanneer in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht is bekendgemaakt volgens hetwelk gegronde twijfel bestaat.

(12) De financiële belangen van de Gemeenschap en de rechten van de belastingschuldige dienen te worden beschermd tegen buitensporig langdurige gerechtelijke procedures.

(13) Uitstel van de verplichting tot betaling van de douaneschuld dient mogelijk te worden gemaakt in de gevallen waarin die schuld is ontstaan omdat goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken en wanneer er meer dan een schuldenaar is, om de douaneautoriteiten in staat te stellen de invorderingsprocedure bij voorrang bij een bepaalde schuldenaar in te stellen in plaats van bij andere schuldenaren.

(14) De voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

(15) Verordening (EEG) nr. 2913/92 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 4, punt 24, wordt vervangen door:

"24. de procedure van het comité: de procedure bedoeld in de artikelen 247 en 247 bis, of in de artikelen 248 en 248 bis";

2. artikel 35, eerste alinea, komt als volgt te luiden:"Wanneer elementen aan de hand waarvan de douanewaarde van goederen wordt vastgesteld, in een andere valuta zijn uitgedrukt dan in die van de lidstaat waar deze waarde wordt bepaald, wordt de wisselkoers toegepast die de terzake bevoegde autoriteiten naar behoren hebben bekendgemaakt.";

3. in artikel 77 wordt de huidige tekst lid 1 en wordt het volgende lid 2 toegevoegd:

"2. Wanneer de douaneaangifte met gebruikmaking van automatische gegevensverwerking wordt gedaan, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat de begeleidende bescheiden als bedoeld in artikel 62, lid 2, niet samen met de aangifte worden overgelegd. In dat geval worden de documenten ter beschikking van de douaneautoriteiten gehouden.";

4. artikel 115, lid 4, komt als volgt te luiden:

"4. Maatregelen met als doel het verbieden van, het opleggen van voorwaarden voor, of het vergemakkelijken van een beroep op lid 1 kunnen volgens de procedure van het Comité worden vastgesteld.";

5. in artikel 117, onder c), wordt de volgende tweede zin toegevoegd:"Volgens de procedure van het Comité kunnen de gevallen worden vastgesteld waarin aan de economische voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan.";

6. artikel 124 komt als volgt te luiden:

"Artikel 124

1. Het terugbetalingssysteem kan worden toegepast voor alle goederen. Het mag echter niet worden toegepast indien op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen:

- de invoergoederen aan kwantitatieve invoerbeperkingen zijn onderworpen,

- in het kader van een contingent een tariefmaatregel op de invoergoederen wordt toegepast,

- de invoergoederen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de overlegging van een in- of uitvoervergunning of -certificaat zijn onderworpen, of

- een uitvoerrestitutie of -heffing is vastgesteld voor de veredelingsproducten.

2. Daarnaast mogen in het kader van het terugbetalingssysteem geen rechten bij invoer worden terugbetaald indien op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer van de veredelingsproducten, die producten aan de overlegging van een in- of uitvoervergunning of -certificaat zijn onderworpen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, of daarvoor een uitvoerrestitutie of -heffing is vastgesteld.

3. In afwijkingen van de leden 1 en 2 kan volgens de procedure van het Comité worden voorzien.";

7. artikel 131 komt als volgt te luiden:

"Artikel 131

De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder van de regeling behandeling onder douanetoezicht gebruik kan worden gemaakt, worden volgens de procedure van het Comité vastgesteld.";

8. in artikel 133, onder e), wordt de volgende zin toegevoegd:"Volgens de procedure van het Comité kunnen de gevallen worden vastgesteld waarin aan de economische voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan.";

9. artikel 142 komt als volgt te luiden:

"Artikel 142

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer wordt toegestaan voor goederen die niet in de overeenkomstig artikel 141 vastgestelde bepalingen zijn genoemd, of die weliswaar daarin zijn genoemd, doch niet aan alle, in die bepalingen voor het verlenen van toestemming tot tijdelijke invoer met volledige vrijstelling gestelde voorwaarden voldoen.

2. De lijst van goederen welke van de mogelijkheid tot tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer zijn uitgesloten, alsmede de voorwaarden waaronder goederen wel onder deze regeling kunnen worden geplaatst, worden volgens de procedure van het Comité vastgesteld.";

10. in artikel 153 wordt de volgende alinea toegevoegd:"In afwijking van artikel 151 kunnen volgens de procedure van het Comité worden vastgesteld de gevallen waarin en de bijzondere voorwaarden waaronder goederen na passieve veredeling in het vrije verkeer kunnen worden gebracht door de kosten van de veredelingswerkzaamheden als heffingsgrondslag te nemen voor de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief.";

11. artikel 167, lid 3, wordt vervangen door:

"3. Met uitzondering van de overeenkomstig artikel 168 bis aangewezen vrije zones, zijn de vrije zones afgesloten. De lidstaten stellen de in- en uitgangen van elke vrije zone of vrij entrepot vast.";

12. artikel 168, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De grenzen en de in- en uitgangen van de vrije zones, behalve de overeenkomstig artikel 168 bis aangewezen vrije zones, en van de vrije entrepots, staan onder toezicht van de douaneautoriteiten.";

13. het volgende artikel wordt ingevoegd tussen artikel 168 en titel B ("Binnenkomst van goederen in vrije zones of vrije entrepots"):

"Artikel 168 bis

1. De douaneautoriteiten kunnen vrije zones aanwijzen waarbinnen de douanecontroles en -formaliteiten worden verricht en de bepalingen inzake de douaneschuld worden toegepast overeenkomstig de bepalingen inzake het stelsel van douane-entrepots.

De artikelen 170, 176 en 180 zijn niet van toepassing op de aldus aangewezen vrije zones.

2. De verwijzingen naar vrije zones in de artikelen 37, 38 en 205 gelden niet voor de in lid 1 bedoelde vrije zones.";

14. artikel 212 bis wordt vervangen door:

"Artikel 212 bis

Wanneer de douanewetgeving in een gunstige tariefbehandeling van bepaalde goederen uit hoofde van hun aard of bijzondere bestemming of in een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de in- of uitvoerrechten krachtens de artikelen 21, 82, 145 of 184 tot en met 187 voorziet, is deze gunstige behandeling of vrijstelling eveneens van toepassing in de gevallen waarin uit hoofde van de artikelen 202 tot en met 205, 210 of 211 een douaneschuld ontstaat, indien het gedrag van de belanghebbende niet van frauduleus handelen of van manifeste nalatigheid getuigt en deze laatste aantoont dat aan de overige voorwaarden voor de toekenning van de gunstige tariefbehandeling of de vrijstelling is voldaan.";

15. in artikel 215 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Indien een douaneautoriteit vaststelt dat krachtens artikel 202 in een andere lidstaat een douaneschuld is ontstaan, wordt deze geacht te zijn ontstaan in de lidstaat waarin het ontstaan van die schuld is vastgesteld indien het bedrag ervan geringer is dan 5000 EUR.";

16. artikel 220, lid 2, onder b), wordt vervangen door:

"b) het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten niet was geboekt, ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.

Wanneer de preferentiële status van de goederen aan de hand van een systeem van administratieve samenwerking wordt vastgesteld waarbij instanties van een derde land betrokken zijn, wordt de afgifte door deze instanties van een onjuist certificaat aangemerkt als een vergissing, in de in de eerste alinea bedoelde zin, die redelijkerwijze niet kon worden ontdekt.

De afgifte van een onjuist certificaat wordt echter niet als een vergissing aangemerkt, wanneer het certificaat gebaseerd is op een onjuiste weergave van de feiten door de exporteur, behalve indien met name de instanties die het certificaat afgaven klaarblijkelijk wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen.

De goede trouw van de belastingschuldige kan worden ingeroepen wanneer deze kan aantonen dat hij er zich gedurende de periode van de betrokken handelstransacties zorgvuldig van heeft vergewist dat alle voorwaarden voor preferentiële behandeling geëerbiedigd werden.

De belastingschuldige kan evenwel geen goede trouw inroepen wanneer de Commissie een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen heeft bekendgemaakt volgens hetwelk er gegronde twijfel bestaat ten aanzien van de juiste toepassing van de preferentiële regeling door het begunstigde land;";

17. artikel 221, lid 3, wordt vervangen door:

"3. De mededeling aan de schuldenaar moet plaatsvinden binnen drie jaar nadat de douaneschuld is ontstaan. Deze termijn wordt geschorst door het instellen van een beroep in de zin van artikel 243 voor de duur van de procedure van beroep.

4. Wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht vervolgbaar was, mag de mededeling van de wettelijk verschuldigde bedragen, overeenkomstig de in de geldende bepalingen daartoe gestelde voorwaarden, nog na het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn aan de schuldenaar worden gedaan.";

18. artikel 222, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de verplichting van de schuldenaar om de rechten te voldoen wordt opgeschort, kunnen volgens de procedure van het Comité worden vastgesteld:

- wanneer overeenkomstig de artikelen 236, 238 of 239 een verzoek om kwijtschelding van de rechten wordt ingediend; of

- wanneer overeenkomstig artikel 233, onder c), tweede streepje, of onder d), goederen in beslag worden genomen met het oog op latere verbeurdverklaring; of

- wanneer de douaneschuld op grond van artikel 203 is ontstaan en er meer dan één schuldenaar is.";

19. de artikelen 247, 248 en 249 worden vervangen door:

"Artikel 247

De voor de uitvoering van deze code vereiste maatregelen, met inbegrip van de maatregelen die vereist zijn voor de uitvoering van de in artikel 184 bedoelde verordening, met uitzondering van titel VIII en behoudens de artikelen 9 en 10 van Verordening (EEG) nr. 2658/87(7) en artikel 248 van deze verordening, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure als bedoeld in artikel 247 bis, lid 2, met inachtneming van de door de Gemeenschap aangegane internationale verbintenissen.

Artikel 247 bis

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek (hierna 'het comité').

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De termijn bedoeld in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 248

De voor de uitvoering van de artikelen 11, 12 en 21 vereiste maatregelen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure als bedoeld in artikel 248 bis, lid 2.

Artikel 248 bis

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek (hierna 'het comité').

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 249

Het comité kan elke kwestie in verband met de douaneregelgeving die door zijn voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat wordt aangekaart, in behandeling nemen.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2000.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

R. Schwartzenberg

(1) PB C 228 van 21.7.1998, blz. 8 en

PB C 248 E van 29.8.2000, blz. 1.

(2) PB C 101 van 12.4.1999, blz. 6.

(3) Advies van het Europees Parlement op 12 maart 1999 (PB C 175 van 21.6.1999, blz. 420), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 25 mei 2000 (PB C 208 van 20.7.2000, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 5 oktober 2000.

(4) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 955/1999 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 119 van 7.5.1999, blz. 1).

(5) PB C 332 van 17.11.1996, blz. 1.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

Top