EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R1216

Verordening (EG) nr. 1216/1999 van de Raad van 10 juni 1999 tot wijziging van Verordening nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag

OJ L 148, 15.6.1999, p. 5–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/04/2004; stilzwijgende opheffing door 32003R0001

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/1216/oj

31999R1216

Verordening (EG) nr. 1216/1999 van de Raad van 10 juni 1999 tot wijziging van Verordening nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag

Publicatieblad Nr. L 148 van 15/06/1999 blz. 0005 - 0006


VERORDENING (EG) Nr. 1216/1999 VAN DE RAAD

van 10 juni 1999

tot wijziging van Verordening nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag(1)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 83,

Gezien het voorstel van de Commissie(2),

Gezien het advies van het Europees Parlement(3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(4),

(1) Overwegende dat Verordening nr. 17(5) in artikel 4, lid 2, voor een aantal overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen voorziet in dispensatie van de bij artikel 4, lid 1, ingestelde verplichting tot aanmelding voorafgaand aan vrijstelling;

(2) Overwegende dat deze dispensatie met name geldt voor de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waaraan slechts ondernemingen uit één lidstaat deelnemen en die geen betrekking hebben op de invoer of uitvoer tussen lidstaten, of voor overeenkomsten waarbij niet meer dan twee ondernemingen partij zijn en die uitsluitend tot gevolg hebben dat de vrijheid van de ene partij tot het vaststellen van de prijzen en andere voorwaarden bij de wederverkoop van goederen welke zij van de andere partij betrokken heeft, wordt beperkt; dat deze dispensatie derhalve niet geldt voor de meeste onder artikel 81, lid 1, van het Verdrag vallende overeenkomsten, gesloten tussen twee of meer ondernemingen die met het oog op de toepassing van de overeenkomst elk op een verschillend niveau van de productie- of de distributieketen werkzaam zijn, betreffende de voorwaarden waaronder de partijen bepaalde goederen of diensten mogen kopen, verkopen of wederverkopen ("verticale afspraken");

(3) Overwegende dat de Commissie op 22 januari 1997 een groenboek over verticale afspraken in het concurrentiebeleid van de Europese Unie heeft gepubliceerd, dat een brede openbare discussie over de toepassing van artikel 81, leden 1 en 3, van het Verdrag op verticale overeenkomsten heeft voortgebracht; dat uit de opmerkingen die de lidstaten, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de belanghebbende kringen in dit verband hebben gemaakt, in het algemeen de wens naar voren komt dat het communautaire mededingingsbeleid terzake wordt herzien;

(4) Overwegende dat een dergelijke hervorming aan een tweeledige vereiste moet voldoen, namelijk een doeltreffende bescherming van de concurrentie waarborgen en de ondernemingen een toereikend niveau van rechtszekerheid bieden; dat de Commissie met het oog op het bereiken van die doelstellingen door de Raad gemachtigd is om bij verordening en overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het Verdrag, artikel 81, lid 1, buiten toepassing te verklaren voor groepen verticale overeenkomsten;

(5) Overwegende dat bij een hervorming van de reglementering inzake verticale afspraken bovendien rekening moet worden gehouden met de noodzaak de administratieve controle te vereenvoudigen, hetgeen zou leiden tot een vermindering van het aantal aanmeldingen van verticale overeenkomsten; dat er een geringere stimulans moet zijn om verticale afspraken die in overeenstemming zijn met het beleid van de Commissie en de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg, aan te melden; dat de Commissie met het oog daarop gemachtigd moet worden om individuele vrijstellingen voor onder artikel 81, lid 1, van het Verdrag vallende verticale overeenkomsten te verlenen vanaf de datum waarop ze gesloten zijn;

(6) Overwegende dat de verplichting van aanmelding voorafgaande aan vrijstelling een onnodige administratieve last oplegt aan ondernemingen die aan verticale overeenkomsten deelnemen;

(7) Overwegende dat de in artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 bedoelde overeenkomsten van de verplichting tot aan de vrijstelling voorafgaande aanmelding worden ontheven; dat deze dispensatie ten doel heeft het aantal aanmeldingen te beperken, hetgeen de Commissie in staat stelt zich te concentreren op het toezicht op de beperkende overeenkomsten die voor de concurrentie het schadelijkst zijn; dat een zodanige wijziging derhalve niet impliceert dat er in het toezicht dat de Commissie krachtens artikel 81, lid 1, dient uit te oefenen, een verslapping optreedt;

(8) Overwegende dat de werkingssfeer van artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 daarom verruimd moet worden en dat alle verticale overeenkomsten moeten worden ontheven van de verplichting tot aan vrijstelling voorafgaande aanmelding,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 wordt punt 2 vervangen door: "2. a) deze overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen worden aangegaan door twee of meer ondernemingen die met het oog op de toepassing van de overeenkomst elk op een verschillend niveau van de productie- of de distributieketen werkzaam zijn en betrekking hebben op de voorwaarden waaronder de partijen bepaalde goederen of diensten mogen kopen, verkopen of wederverkopen;

b) bij deze overeenkomsten slechts twee ondernemingen partij zijn en deze overeenkomsten uitsluitend tot gevolg hebben dat aan de verkrijger of gebruiker van industriële-eigendomsrechten, met name van octrooien, gebruiksmodellen, siertekeningen en -modellen, of merken, of aan degene die rechten ontleent aan overeenkomsten houdende overdracht of het in gebruik geven van productiemethoden of van kennis met betrekking tot het gebruik of de toepassing van bedrijfstechnische vaardigheden, in de uitoefening van deze rechten beperkingen worden opgelegd.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 10 juni 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. FUNKE

(1) NB:

De titel van Verordening nr. 17 is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; aanvankelijk ging het om de artikelen 85 en 86 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

(2) PB C 365 van 26.11.1998, blz. 30.

(3) Advies uitgebracht op 15 april 1999 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) PB C 116 van 28.4.1999.

(5) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

Top