EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R0745

Verordening (EG) nr. 745/96 van de Commissie van 24 april 1996 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad betreffende maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen

OJ L 102, 25.4.1996, p. 15–18 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 019 P. 30 - 33
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 018 P. 222 - 225
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 018 P. 222 - 225
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 036 P. 58 - 61

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/745/oj

31996R0745

Verordening (EG) nr. 745/96 van de Commissie van 24 april 1996 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad betreffende maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen

Publicatieblad Nr. L 102 van 25/04/1996 blz. 0015 - 0018


VERORDENING (EG) Nr. 745/96 VAN DE COMMISSIE van 24 april 1996 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad betreffende maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad van 22 juni 1995 betreffende de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen (1), en met name op artikel 5,

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 1469/95 een communautaire regeling is vastgesteld om marktdeelnemers van wie in het verleden is gebleken dat zij verplichtingen niet zijn nagekomen, zodat zij qua betrouwbaarheid een risico vormen op het gebied van inschrijvingen, uitvoerrestituties en verkoop van interventieprodukten tegen verlaagde prijs, zo snel mogelijk op te sporen en aan alle bevoegde instanties van de Lid-Staten en aan de Commissie te signaleren; dat de toepassing van deze regeling is beperkt tot die marktdeelnemers die doelbewust of door grove nalatigheid een onregelmatigheid ten nadele van de Gemeenschap hebben begaan of tegen wie een ernstig vermoeden ter zake bestaat; dat op die grondslag maatregelen dienen te worden vastgesteld die naar gelang van de ernst van de inbreuk en naar gelang deze is geconstateerd dan wel wordt vermoed, zijn gedifferentieerd en welke maatregelen van verscherpte controles tot, wanneer vast komt te staan dat de betrokkenen frauduleus hebben gehandeld, uitsluiting van deelneming aan nader te bepalen verrichtingen kunnen gaan;

Overwegende dat sommige voor de genoemde regeling vast te stellen uitvoeringsbepalingen voortaan, met name wat de omschrijving van de onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1469/95, de vaststelling van de betrokken marktdeelnemers in de zin van artikel 5, tweede streepje, van genoemde verordening, en de verjaringsvoorschriften betreft, op de relevante horizontale voorschriften kunnen worden gebaseerd welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (2); dat met betrekking tot de nadere informatie die moet worden verstrekt wanneer er een ernstig vermoeden bestaat dat een onregelmatigheid is begaan, met als gevolg toepassing van de regeling, het "eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal" in de zin van artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1469/95 dient te worden omschreven; dat de Lid-Staten hun relevante nationale voorschriften dienen toe te passen om te bepalen of de onregelmatigheid of de poging die daartoe is ondernomen, van doelbewust handelen dan wel van grove nalatigheid het gevolg is;

Overwegende dat met het oog op een goed functioneren van de regeling en onverminderd de verplichting van de Lid-Staten om onregelmatigheden te voorkomen respectievelijk te vervolgen, de toepassing van deze regeling tot onregelmatigheden van een zekere omvang dient te worden beperkt; dat, om een zo eenvormig mogelijke toepassing te verkrijgen van de bij vermoede of gebleken onregelmatigheden te treffen maatregelen, het toepassingsgebied van die maatregelen en de criteria voor de geldigheidsduur ervan dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat regels dienen te worden vastgesteld betreffende de inhoud en de "follow-up" van de mededelingen op grond van Verordening (EG) nr. 1469/95, met inbegrip van bepalingen waarmee de onverwijlde schrapping uit het huidige gesloten systeem van vertrouwelijke opsporing en signalering wordt gewaarborgd, van marktdeelnemers ten aanzien van wie geen ernstige vermoedens van onregelmatigheid meer bestaan of ten aanzien van wie de geldigheidsduur van de maatregel(en) in de zin van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1469/95 afloopt;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 5, derde streepje, van bovengenoemde verordening, de voorwaarden dienen te worden vastgesteld waaronder de marktdeelnemers door het stellen van een zekerheid kunnen voorkomen dat de betalingen worden geschorst ingeval geen van de voorschottenregelingen als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwprodukten (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3403/93 (4), wordt toegepast;

Overwegende dat de gegevens die overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 1469/95 ingestelde regeling worden uitgewisseld, met name betrekking hebben op natuurlijke personen; dat op deze regeling bijgevolg de beginselen inzake de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van toepassing zijn die voortvloeien uit Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5), en, mutatis mutandis, uit de bepalingen die daartoe in het kader van de regelgeving betreffende de wederzijdse bijstand op douane- en landbouwgebied zijn vastgesteld;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I: Definities

Artikel 1

1. Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1469/95 wordt verstaan onder "onregelmatigheid" in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), van genoemde verordening, elke schending van een bepaling van het Gemeenschapsrecht op de in artikel 1, lid 1, van genoemde verordening bedoelde gebieden, die voortvloeit uit een handelen of een nalaten van een marktdeelnemer dat benadeling van het EOGFL, Garantie, tot gevolg heeft of zou hebben.

2. Onder "eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal" in de zin van artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1469/95 wordt verstaan, de eerste, ook louter interne, schriftelijke evaluatie door een bevoegde administratieve of gerechtelijke instantie, waaruit blijkt dat deze uit concrete feiten concludeert tot het bestaan van een doelbewust of door grove nalatigheid begane onregelmatigheid, onverminderd de mogelijkheid dat deze gevolgtrekking naderhand, in het licht van de ontwikkelingen van de administratieve of de gerechtelijke procedure, dient te worden herzien of ingetrokken.

3. In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "marktdeelnemers A": de marktdeelnemers als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1469/95;

b) "marktdeelnemers B": de marktdeelnemers als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van genoemde verordening.

Bij toepassing van het in Verordening (EG) nr. 1469/95 bepaalde wordt steeds aangegeven of het een "marktdeelnemer A" dan wel een "marktdeelnemer B" betreft.

4. Voor de toepassing van artikel 1, lid 2, artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1469/95, en van de bepalingen van de onderhavige verordening worden, naar gelang van het geval, de personen die in de zin van artikel 7 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 aan het begaan van een onregelmatigheid hebben deelgenomen of die voor de onregelmatigheid aansprakelijk kunnen worden gesteld of die het begaan ervan hadden moeten voorkomen, met de marktdeelnemers A of B gelijkgesteld.

5. De Lid-Staten passen de relevante nationale voorschriften toe om te bepalen of de onregelmatigheid doelbewust of door grove nalatigheid is begaan of dat doelbewust of door grove nalatigheid een poging daartoe is ondernomen.

Hoofdstuk II: Toepassingsgebied

Artikel 2

1. Onverminderd de bij artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad (6) voor de Lid-Staten ingestelde verplichting om elke onregelmatigheid te voorkomen en te vervolgen, is Verordening (EG) nr. 1469/95 slechts van toepassing op onregelmatigheden die als zodanig of tezamen met andere, over een periode van een jaar door dezelfde marktdeelnemer begane onregelmatigheden, op een bedrag van meer dan 100 000 ecu betrekking hebben of zouden hebben.

2. De in lid 1 genoemde periode van een jaar gaat in op de datum waarop de eerste onregelmatigheid is begaan.

Artikel 3

1. Wanneer ten aanzien van een marktdeelnemer A of B de in artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1469/95 genoemde maatregel wordt getroffen, is deze, behalve in deugdelijk met redenen omklede uitzonderlijke gevallen, van toepassing op de verrichtingen van de betrokken marktdeelnemer op alle in artikel 1, lid 1, van genoemde verordening bedoelde gebieden.

2. De in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1469/95 bedoelde maatregel geldt slechts voor het gebied in de zin van artikel 1, lid 1, van genoemde verordening en voor de produktsector voor welk gebied, respectievelijk sector is vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer de onregelmatigheid heeft begaan of een poging daartoe heeft ondernomen.

3. Voor de in artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1469/95 genoemde maatregel beoordelen de bevoegde instanties van de Lid-Staten ieder geval afzonderlijk en bepalen zij voor welk gebied en produktsector, respectievelijk voor welke gebieden en produktsectoren de maatregel moet gelden, daarbij terdege rekening houdend met het reële risico van potentiële onregelmatigheden, en met name uitgaande van:

- het stadium waarin het onderzoek zich bevindt, naar gelang het om een marktdeelnemer A of B gaat;

- de omvang van zijn verrichtingen op het gebied van het EOGFL;

- het bedrag aan communautaire middelen dat met de vastgestelde of vermoede onregelmatigheid gemoeid is;

- de ernst van de onregelmatigheid, naar gelang de onregelmatigheid doelbewust of door grove nalatigheid is begaan of dat doelbewust of door grove nalatigheid een poging daartoe is ondernomen.

4. De geldigheidsduur van de maatregel, respectievelijk maatregelen wordt vastgesteld aan de hand van de in lid 3 genoemde criteria.

De in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1469/95 genoemde maatregel geldt ten minste zes maanden, behalve in deugdelijk met redenen omklede uitzonderlijke gevallen, en ten hoogste vijf jaar.

Artikel 4

Wanneer de Commissie zelf de opdrachten gunt, mag zij een inschrijver niet in aanmerking nemen ten aanzien van wie een Lid-Staat heeft medegedeeld dat het een marktdeelnemer A betreft.

Wanneer door de Commissie aldus tot uitsluiting van een marktdeelnemer wordt besloten, gelden daarvoor dezelfde bepalingen als voor de in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1469/95 bedoelde maatregel, waartoe door een Lid-Staat wordt besloten. Wat het voorafgaandelijk horen van de marktdeelnemer betreft, biedt de Commissie deze de mogelijkheid om binnen uiterlijk twee maanden, elke door deze dienstig geoordeelde opmerking te maken.

Hoofdstuk III: Inhoud en follow-up van de wederzijdse mededelingen

Artikel 5

1. Iedere Lid-Staat wijst één bevoegde instantie aan die de mededelingen in de zin van lid 2 indient, respectievelijk ontvangt. Deze instantie stuurt haar mededelingen door naar de Commissie, die ervoor zorg draagt dat deze naar de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten worden doorgezonden.

2. De overeenkomstig lid 1 uitgewisselde mededelingen zijn vertrouwelijk en bevatten de volgende informatie:

- de identiteit van de natuurlijke personen of de rechtspersonen in de zin van artikel 1, lid 4, ten aanzien van wie een of meer van de maatregelen van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1469/95 zijn getroffen, waarbij wordt aangegeven of het om een marktdeelnemer A dan wel een marktdeelnemer B gaat,

- een beknopt overzicht van de concrete feiten die tot deze maatregel, respectievelijk maatregelen hebben geleid, waarbij, indien het onderzoek nog niet is afgerond, wordt vermeld in welke fase dit zich bevindt,

- de maatregel, respectievelijk maatregelen die de betrokken Lid-Staat heeft getroffen,

- de referenties betreffende eventuele eerder, op grond van Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad (7), Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad (8) of van Verordening (EG) nr. 1469/95 gedane mededelingen.

De Commissie stelt in overleg met de Lid-Staten een door de bevoegde instanties voor deze mededelingen te gebruiken uniform formulier vast.

3. Iedere mededeling geschiedt zo spoedig mogelijk. Zij wordt door de bevoegde instantie die de mededeling heeft gedaan, aangevuld wanneer, ter uitvoering van artikel 6, de Commissie of, via haar, de bevoegde instantie van een andere Lid-Staat de eerstgenoemde instantie om aanvullende gegevens verzoekt, of wanneer belangrijke nieuwe feiten of wijzigingen moeten worden gesignaleerd.

Artikel 6

Wanneer een Lid-Staat en de Commissie een mededeling in de zin van artikel 5, lid 2, ontvangen, stellen zij onverwijld de maatregelen vast die ten aanzien van de betrokken marktdeelnemer, respectievelijk marktdeelnemers moeten worden getroffen met betrekking tot diens, respectievelijk hun verrichtingen die onder hun respectieve bevoegdheid vallen, met inachtneming van de in artikel 3 vastgestelde criteria.

De Lid-Staten delen de Commissie, overeenkomstig artikel 5, mee welke maatregelen zij hebben genomen; de Commissie licht vervolgens de Lid-Staat in die de oorspronkelijke mededeling heeft ingediend.

Artikel 7

1. Zodra de in artikel 1, lid 2, bedoelde eerste evaluatie ongegrond blijkt te zijn, worden de marktdeelnemers B uit het systeem van opsporing en signalering verwijderd en worden de maatregelen die ten aanzien van hen zijn getroffen, onverwijld stopgezet.

2. Wanneer een Lid-Staat de Commissie heeft medegedeeld dat na aanvullend onderzoek blijkt dat een natuurlijk persoon, respectievelijk rechtspersoon van wie de naam haar op grond van artikel 5, lid 1, is medegedeeld, niet bij een onregelmatigheid betrokken blijkt te zijn geweest, brengt de Commissie dit onverwijld ter kennis van de overige Lid-Staten, die op hun beurt onverwijld degenen op de hoogte brengen aan wie zij deze persoonsgegevens met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1469/95 hadden medegedeeld.

Deze persoon wordt dan niet langer behandeld als een bij de gemelde onregelmatigheid betrokken persoon.

3. Alle marktdeelnemers worden bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de maatregel in de zin van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1469/95, uit het systeem van opsporing en signalering verwijderd.

Hoofdstuk IV: Slotbepalingen

Artikel 8

1. De in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1469/95 genoemde uitsluitingsmaatregel mag niet worden toegepast op vóór de inwerkingtreding van genoemde verordening begane onregelmatigheden.

2. De in lid 1 bedoelde maatregel mag slechts worden getroffen binnen vier jaar na de betrokken onregelmatigheid, waarop voorts de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 vastgestelde bepalingen inzake de verjaringstermijn van toepassing zijn.

Artikel 9

1. Ingeval de in artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1469/95 genoemde maatregel wordt getroffen en geen van de in artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 bedoelde voorschottenregelingen wordt toegepast, mogen de Lid-Staten de opgeschorte betaling uitvoeren wanneer een zekerheid is gesteld voor een gelijkwaardig bedrag, verhoogd met 15 %.

2. De zekerheid wordt ten gunste van het EOGFL, afdeling Garantie, verbeurd verklaard wanneer, wat de betrokken verrichting aangaat, de onregelmatigheid bij een definitieve administratieve of rechterlijke beslissing in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1469/95 is vastgesteld.

De zekerheid wordt bovendien verbeurd indien is gebleken dat de geschorste betaling niet om andere redenen dan een onregelmatigheid verschuldigd is.

Wanneer geen zich van deze redenen tot verbeurdverklaring voordoet, wordt voor de betrokken verrichting de zekerheid onverwijld vrijgegeven.

3. De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2220/85 zijn van toepassing op de in lid 1 genoemde zekerheid die geldt als waarborg voor een voorschot in de zin van titel IV van genoemde verordening.

Artikel 10

1. Met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1469/95 treffen de Lid-Staten alle nodige aanvullende maatregelen om:

a) op intern vlak voor een goede coördinatie tussen de betrokken instanties zorg te dragen, waarbij met name de instanties die de getroffen preventieve maatregelen moet toepassen, spoedig worden ingelicht, en

b) tussen de instantie die zij overeenkomstig artikel 5, lid 1, van deze verordening speciaal aanwijzen, en de Commissie een rechtstreekse en doeltreffende samenwerking tot stand te brengen.

2. De Lid-Staten stellen de Commissie vóór 1 oktober 1996 in kennis van de krachtens lid 1 getroffen maatregelen.

Artikel 11

1. De Lid-Staten en de Commissie nemen alle geëigende technische en organisatorische maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van het huidige systeem van opsporing en signalering te handhaven, elk voor het gedeelte van het systeem dat hem, respectievelijk haar aanbelangt. Deze maatregelen moeten met name voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de gegevens of de gegevensdragers of tot de apparatuur die voor de verwerking van gegevens wordt gebruikt.

2. De Lid-Staten en de Commissie behandelen het systeem van opsporing en signalering als een systeem voor de verwerking van persoonsgegevens en dragen ervoor zorg dat de bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, lid 2, vijfde alinea, van Verordening (EG) nr. 1469/95 en als bedoeld in Richtlijn 95/46/EG worden toegepast.

3. Voor het gedeelte van het systeem dat hem of haar aanbelangt, is elke Lid-Staat, respectievelijk de Commissie, in overeenstemming met de nationale wetten, regelingen en procedures of met de overeenkomstige communautaire voorschriften, aansprakelijk voor schade die een persoon wordt berokkend door onrechtmatig gebruik van persoonsgegevens in het kader van het systeem van opsporing en signalering, met name wanneer de schade wordt veroorzaakt doordat de Lid-Staat of de Commissie onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel onjuiste gegevens in strijd met deze verordening heeft ingevoerd.

4. De Commissie maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van het onderhavige systeem van opsporing en signalering bekend.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 24 april 1996.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 145 van 29. 6. 1995, blz. 1.

(2) PB nr. L 312 van 23. 12. 1995, blz. 1.

(3) PB nr. L 205 van 3. 8. 1985, blz. 5.

(4) PB nr. L 310 van 14. 12. 1993, blz. 4.

(5) PB nr. L 281 van 23. 11. 1995, blz. 31.

(6) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(7) PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1.

(8) PB nr. L 67 van 14. 3. 1991, blz. 11.

Top