EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996L0025

Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG

OJ L 125, 23.5.1996, p. 35–58 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 019 P. 96 - 119
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 018 P. 251 - 274
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 018 P. 251 - 274

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/08/2010; opgeheven door 32009R0767

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1996/25/oj

31996L0025

Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG

Publicatieblad Nr. L 125 van 23/05/1996 blz. 0035 - 0058


RICHTLIJN 96/25/EG VAN DE RAAD van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat voedermiddelen zeer belangrijk zijn in de landbouw, met name in het kader van de produktie, de verwerking en de consumptie van landbouwprodukten;

(2) Overwegende dat, in verband met de steeds grotere aandacht voor kwaliteit, efficiëntie en milieu, voedermiddelen in de landbouw een steeds belangrijkere plaats zullen innemen;

(3) Overwegende dat bijgevolg voorschriften voor het verkeer van voedermiddelen belangrijk zijn met het oog op voldoende doorzichtigheid van de gehele voederketen, en bovendien bevorderlijk zijn voor de kwaliteit van de landbouwproduktie, inzonderheid de dierlijke produktie;

(4) Overwegende dat bij Richtlijn 77/101/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de handel in enkelvoudige diervoeders (4) voorschriften zijn vastgesteld voor het in de handel brengen van enkelvoudige diervoeders; dat in de Lid-Staten tot nu toe verschillende tradities bestonden betreffende de regeling voor het in de handel brengen van grondstoffen; dat de Lid-Staten bijgevolg op grond van Richtlijn 77/101/EEG in bepaalde gevallen afwijkende voorschriften konden vaststellen;

(5) Overwegende dat deze afwijkingen ertoe hebben geleid dat Richtlijn 77/101/EEG in sommige Lid-Staten van toepassing is op het in de handel brengen van zowel enkelvoudige diervoeders als grondstoffen en in andere Lid-Staten alleen op het in de handel brengen van enkelvoudige diervoeders, waarbij in dit laatste geval enkelvoudige diervoeders via een omweg kunnen worden verkocht als grondstoffen waarvoor dan geen voorschriften gelden;

(6) Overwegende dat met het oog op de doeltreffende werking van de interne markt de bestaande discrepanties tussen de Lid-Staten moeten worden weggewerkt; dat, gezien de omvang van het betrokken gebied, Richtlijn 77/101/EEG door een nieuwe regeling moet worden vervangen;

(7) Overwegende dat enkelvoudige diervoeders en grondstoffen zo sterk op elkaar lijken en zo nauw verwant zijn dat zij, voor een consequente inpassing van de werkingssfeer van deze richtlijn, moeten worden ondergebracht in een enkele categorie "voedermiddelen";

(8) Overwegende dat de nieuwe definitie van "voedermiddelen" rekening houdt met de bestemming van deze produkten, namelijk het gebruik voor de dierlijke voeding langs orale weg, hetgeen in de bestaande definities van "diervoeders" en "mengvoeders voor dieren" ook het geval was; dat aldus wordt verzekerd dat het begrip "diervoeders" een algemene strekking kan hebben, waardoor alle voedermiddelen en mengvoeders onder dit begrip vallen;

(9) Overwegende dat een ruime definitie van "diervoeders" met name van belang is voor de bepalingen van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (5) en van Richtlijn 74/63/EEG van de Raad van 17 december 1973 inzake ongewenste stoffen en produkten in diervoeding (6); dat aangezien sommige bepalingen van Richtlijn 74/63/EEG slechts van toepassing konden zijn op voedermiddelen, terwijl andere bepalingen konden worden toegepast op alle diervoeders, waaronder voedermiddelen, er gebruik moet worden gemaakt van de twee begrippen "diervoeders" en "voedermiddelen";

(10) Overwegende dat, om de gewenste doorzichtigheid van de gehele voederketen te bereiken, de richtlijn betrekking heeft op het "verkeer" van voedermiddelen;

(11) Overwegende dat bevredigende resultaten in de dierlijke produktie grotendeels afhankelijk zijn van het doelmatig gebruik van adequate voedermiddelen van goede kwaliteit; dat voedermiddelen bijgevolg steeds zuiver, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit moeten zijn; dat zij geen gevaar mogen opleveren voor de gezondheid van mens of dier en niet mogen worden aangeboden op een wijze die misleidend kan zijn;

(12) Overwegende dat, aangezien vele produkten zowel voor voederdoeleinden als voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, op het moment waarop een produkt voor voederdoeleinden in het verkeer wordt gebracht, die bestemming duidelijk moet worden aangegeven in de etikettering;

(13) Overwegende dat het verkeer van voedermiddelen in vele gevallen plaatsvindt in bulkzendingen, al dan niet opgesplitst in deelpartijen; dat voedermiddelen meestal vergezeld gaan van documenten zoals facturen of vrachtbrieven; dat deze documenten kunnen dienen als "geleidedocument" in de zin van artikel 5 van deze richtlijn; dat dit alleen is toegestaan indien in elk stadium van het verkeer elke partij of deelpartij kan worden geïdentificeerd en het onderlinge verband kan worden gelegd tussen de partij of deelpartij en het desbetreffende geleidedocument, bijvoorbeeld door gebruik te maken van referentienummers of referentietekens;

(14) Overwegende dat, aangezien de kwaliteit van de voedermiddelen zowel uit hygiënisch als uit nutritioneel oogpunt kan verschillen, een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende voedermiddelen door, op het moment waarop zij in het verkeer worden gebracht, op het etiket duidelijk de specifieke benaming te vermelden;

(15) Overwegende dat de diverse kopers of gebruikers van voedermiddelen in de voederketen de nodige juiste en zinvolle bijkomende informatie moeten krijgen, met name de hoeveelheden analytische bestanddelen die een rechtstreeks effect hebben op de kwaliteit van het voedermiddel; dat ervoor moet worden gezorgd dat de verkoper de hoeveelheden analytische bestanddelen vermeldt opdat de kleinere kopers niet van die informatie verstoken blijven, en dat moet worden voorkomen dat nutteloze uitgaven worden gedaan in verband met overbodige herhaling van analyses vlak voor het einde van de voederketen; dat zich in bepaalde Lid-Staten moeilijkheden voordoen met betrekking tot de controle op de landbouwbedrijven; dat bijgevolg voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de vermelding van de hoeveelheden analytische bestanddelen aan het begin van de voederketen;

(16) Overwegende dat de etiketteringsaanduidingen met betrekking tot de analytische samenstelling van de voedermiddelen niet vereist zijn indien de koper vóór de transactie van oordeel is dat hij deze informatie niet nodig heeft; dat deze etiketteringsvrijstelling met name van toepassing kan zijn op produkten die worden opgeslagen totdat zij het voorwerp van een nieuwe transactie vormen;

(17) Overwegende dat het verkeer van voedermiddelen tussen landbouwbedrijven grotendeels betrekking heeft op geoogste produkten van dierlijke of plantaardige oorsprong, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, al dan niet na een eenvoudige bewerking (b.v. fijnhakken of malen) en niet behandeld met toevoegingsmiddelen, behalve indien het conserveermiddelen betreft; dat, aangezien de eigenschappen van deze produkten algemeen bekend zijn en om praktische redenen, vermelding als bedoeld in deze richtlijn van de hoeveelheden analytische bestanddelen op een geleidedocument zoals de factuur, niet moet worden geëist; dat een dergelijke vermelding wel moet worden geëist wanneer de produkten zijn behandeld met toevoegingsmiddelen, behalve indien het conserveermiddelen betreft aangezien een dergelijke behandeling de chemische samenstelling en de voedingswaarde van het produkt kan wijzigen;

(18) Overwegende dat voedermiddelen van dierlijke of plantaardige oorsprong in talrijke detailhandelszaken in geringe hoeveelheden worden verkocht voor vervoedering aan huisdieren; dat aangezien de eigenschappen van deze produkten algemeen bekend zijn en om praktische redenen, de vermelding van de hoeveelheden analytische bestanddelen niet moet worden geëist;

(19) Overwegende dat in sommige derde landen niet altijd de nodige middelen bestaan om analyses uit te voeren die de bij deze richtlijn vereiste inlichtingen met betrekking tot de analytische samenstelling van de voedermiddelen kunnen opleveren; dat de Lid-Staten derhalve toestemming moet worden verleend om onder bepaalde voorwaarden het in het verkeer brengen van deze voedermiddelen in de Gemeenschap, vergezeld van voorlopige gegevens betreffende de samenstelling, toe te staan;

(20) Overwegende dat moet worden voorzien in de mogelijkheid om, wanneer definitieve betrouwbare gegevens over de hoeveelheden analytische bestanddelen niet onmiddellijk beschikbaar zijn, met name voor voedermiddelen uit derde landen die voor het eerst in de Gemeenschap in het verkeer worden gebracht, de voorlopige gegevens binnen tien werkdagen te bevestigen teneinde onnodige vertraging in havens en in weg- of spoorwegknooppunten te voorkomen;

(21) Overwegende dat in diverse basisverordeningen van de Gemeenschap is voorzien in lijsten van ingrediënten en enkelvoudige diervoeders;

(22) Overwegende dat om praktische redenen en met het oog op de nodige juridische consistentie en doeltreffendheid, een soortgelijke lijst van de belangrijkste voedermiddelen moet worden opgesteld als die welke reeds voor andere vergelijkbare sectoren zijn opgesteld;

(23) Overwegende dat deze lijst niet volledig kan zijn in verband met de grote diversiteit aan produkten en bijprodukten die kunnen worden verhandeld en gebruikt, wegens de voortdurende ontwikkelingen in de voedertechnologie en omdat de keuze van producenten en landbouwers niet mag worden beperkt; dat het verkeer van andere dan de in bovenbedoelde lijst opgenomen voedermiddelen kan worden toegestaan, op voorwaarde dat deze voedermiddelen met een specifieke naam worden aangeduid op zodanige wijze dat elke verwarring met voedermiddelen waarvoor een op communautair niveau vastgestelde naam mag worden gebruikt, wordt voorkomen;

(24) Overwegende dat voedermiddelen met een hoger gehalte aan ongewenste stoffen en produkten dan het gehalte dat op grond van bijlage I bij Richtlijn 74/63/EEG voor enkelvoudige diervoeders is toegestaan, uitsluitend mogen worden geleverd aan erkende mengvoederfabrikanten overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 95/69/EG van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding (7); dat zulks duidelijk moet worden gemaakt door middel van een specifieke verplichte etikettering die de bestemming van het produkt aangeeft; dat deze ongewenste stoffen en produkten moeten worden opgenomen in de lijst in bijlage II, deel B, bij Richtlijn 74/63/EEG, met bepaalde uitzonderingen ten aanzien van aflatoxine, cadmium, arsenicum en de desbetreffende voedermiddelen, die reeds in bijlage II, deel A, bij Richtlijn 74/63/EEG zijn opgenomen;

(25) Overwegende dat de wijziging van de lijst van de belangrijkste voedermiddelen een maatregel van wetenschappelijke aard is;

(26) Overwegende dat de in deel B van de bijlage bij deze richtlijn vervatte lijst moet worden gebruikt voor het verkeer van voedermiddelen voor alle bestemmingen en voor de etikettering van voedermiddelen die in mengvoeders worden gebruikt;

(27) Overwegende dat bij Richtlijn 92/87/EEG van de Commissie van 26 oktober 1992 tot vaststelling van een niet-exclusieve lijst van de belangrijkste ingrediënten die voor de bereiding van mengvoeders voor andere dieren dan huisdieren gewoonlijk worden gebruikt en in de handel gebracht (8), is voorzien in een lijst van ingrediënten voor gebruik bij de etikettering van mengvoeders; dat maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat genoemde richtlijn wordt ingetrokken zodra de delen A en B van de bijlage bij deze richtlijn van toepassing zijn;

(28) Overwegende dat, voor meer ondubbelzinnigheid en vergelijkbaarheid op internationaal niveau van de systemen voor voederidentificatie en uitwisseling van gegevens betreffende grondstoffen voor voedermiddelen, aan de Commissie de opdracht moet worden gegeven om, in voorkomend geval, uitvoeringsbepalingen vast te stellen met het oog op de instelling van een gemakkelijk hanteerbaar internationaal coderingssysteem voor grondstoffen voor voedermiddelen, gebaseerd op glossaria betreffende facetten zoals de oorsprong, de delen, de verwerking en de rijpheid/kwaliteit van de grondstoffen voor voedermiddelen;

(29) Overwegende dat, om de vaststelling van uitvoeringsbepalingen te vergemakkelijken, de procedure moet worden gevolgd waarbij samenwerking tot stand wordt gebracht tussen de Lid-Staten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor veevoeders;

(30) Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de onderhavige richtlijn in elk stadium van het verkeer van voedermiddelen de juistheid van de vermeldingen in de gehele Gemeenschap op uniforme wijze officieel kan worden gecontroleerd;

(31) Overwegende dat de vaststelling van deze richtlijn tot gevolg heeft dat de termen "enkelvoudige diervoeders", "grondstoffen (bestanddelen)", "grondstoffen" en "ingrediënten" niet langer kunnen worden gebruikt; dat deze termen in de bestaande communautaire wetgeving, en met name in de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG (9), en 93/74/EEG (10) van de Raad, moeten worden vervangen door de term "voedermiddelen" en dat de definitie van "voedermiddelen" in voorkomend geval moet worden vervangen door de in deze richtlijn vastgestelde definitie; dat dit ook gevolgen heeft voor de definitie van mengvoeders; dat ervoor moet worden gezorgd dat de Richtlijnen 80/511/EEG (11), 82/475/EEG (12) en 91/357/EEG (13) van de Commissie en Beschikking 91/516/EEG van de Commissie (14) om diezelfde reden door middel van een rechtshandeling van de Commissie worden gewijzigd;

(32) Overwegende dat erop moet worden toegezien dat de bepalingen van de bijlagen constant worden aangepast aan de laatste ontwikkelingen van de wetenschappelijke en technische kennis; dat deze wijzigingen snel moeten worden aangebracht in het kader van de bij deze richtlijn bepaalde procedure met het oog op de instelling van een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie binnen het Permanent Comité voor veevoeders;

(33) Overwegende dat voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid van mens en dier en voor een efficiënte werking van de interne markt, maatregelen moeten worden genomen op communautair niveau,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze richtlijn heeft betrekking op het verkeer van voedermiddelen in de Gemeenschap.

2. Deze richtlijn geldt onverminderd de andere communautaire voorschriften inzake diervoeding.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "voedermiddelen": de verschillende produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide produkten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na bewerking, voor de bereiding van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;

b) "in het verkeer brengen" ("verkeer"): het in het bezit hebben van voedermiddelen met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden, of iedere andere vorm van al dan niet gratis overdracht ervan aan derden, alsmede de verkoop en de andere vormen van overdracht zelf.

Artikel 3

De Lid-Staten schrijven voor dat alleen voedermiddelen die gezond, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit zijn, zich in de Gemeenschap in het verkeer mogen bevinden. Zij schrijven voor dat voedermiddelen geen gevaar mogen opleveren voor de gezondheid van mens of dier en niet in het verkeer mogen worden gebracht op een wijze die misleidend kan zijn.

Artikel 4

De Lid-Staten schrijven voor dat bij het in het verkeer brengen van voedermiddelen de in deel A van de bijlage vervatte algemene bepalingen van toepassing zijn.

Artikel 5

1. De Lid-Staten schrijven voor dat voedermiddelen alleen in het verkeer mogen worden gebracht indien de onderstaande gegevens, die goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar moeten zijn en waarvoor de in de Gemeenschap gevestigde producent, verpakker, importeur, verkoper of distributeur verantwoordelijk wordt gesteld, zijn vermeld op een geleidedocument of eventueel op de verpakking, op de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket:

a) het woord "voedermiddel";

b) de naam van het voedermiddel en in voorkomend geval de andere gegevens als bedoeld in artikel 7;

c) voor voedermiddelen die zijn vermeld in deel B van de bijlage, de in deel B, vierde kolom, van de bijlage vastgestelde gegevens;

d) voor voedermiddelen die niet zijn vermeld in deel B van de bijlage, de in deel C, tweede kolom van de tabel, van de bijlage vastgestelde gegevens;

e) indien nodig de in deel A van de bijlage vastgestelde gegevens;

f) de nettohoeveelheid, uitgedrukt in massa-eenheden voor vaste produkten en in massa- of volume-eenheden voor vloeibare produkten;

g) de naam of handelsnaam en het adres of de zetel van de voor de in dit lid bedoelde gegevens verantwoordelijke (rechts)persoon.

2. Op de verpakking, de recipiënten, de etiketten of de geleidedocumenten mogen ook andere inlichtingen worden vermeld voor zover ze betrekking hebben op objectieve of meetbare elementen die kunnen worden bewezen en ze de koper niet kunnen misleiden. Deze inlichtingen moeten apart van de in lid 1 bedoelde informatie worden gegeven.

3. Wanneer het gaat om hoeveelheden voedermiddelen van 10 kg of minder, bestemd voor de eindgebruiker, mogen de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens onder de aandacht van de koper worden gebracht aan de hand van een daarvoor bestemd bericht op de plaats van verkoop.

4. Indien een partij tijdens het verkeer in deelpartijen wordt opgesplitst, moeten de in lid 1 bedoelde gegevens, met een verwijzing naar de oorspronkelijke partij, worden overgenomen op de verpakking, de recipiënt of het geleidedocument van iedere deelpartij.

5. Indien de samenstelling van een voedermiddel tijdens het verkeer verandert, moeten de in lid 1 bedoelde gegevens dienovereenkomstig worden gewijzigd onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de nieuwe gegevens verstrekt.

Artikel 6

1. In afwijking van artikel 5 hoeven de gegevens bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c) en d), en in de bijlage, deel A, rubriek V, punten 2 en 3, niet te worden vermeld:

a) indien de koper vóór elke transactie schriftelijk heeft afgezien van deze informatie;

b) onverminderd het bepaalde in Richtlijn 90/667/EEG (15), bij het in het verkeer brengen van voedermiddelen van dierlijke of plantaardige oorsprong, vers of verduurzaamd, die al dan niet een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, in hoeveelheden van 10 kg of minder, en die bestemd zijn voor gezelschapsdieren en rechtstreeks aan de eindgebruiker worden geleverd door een in dezelfde Lid-Staat gevestigde verkoper.

2. Wanneer voor een voedermiddel uit een derde land dat voor het eerst in de Gemeenschap in het verkeer wordt gebracht, de op grond van artikel 5, lid 1, onder c) en d), en in de bijlage, deel A, rubriek V, punten 2 en 3, vereiste garanties omtrent de samenstelling niet konden worden gegeven wegens het ontbreken van middelen voor de uitvoering van de nodige analyses in het betrokken land kunnen de Lid-Staten toestaan dat er voorlopige gegevens over de samenstelling worden verstrekt door de verantwoordelijke (rechts)persoon bedoeld in artikel 5, lid 1, onder g), op voorwaarde dat:

a) de bevoegde autoriteiten die met de controles belast zijn, van tevoren in kennis worden gesteld van de aankomst van het voedermiddel;

b) de definitieve gegevens over de samenstelling van het voedermiddel binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van aankomst in de Gemeenschap, aan de koper en aan de bevoegde autoriteiten worden verstrekt;

c) de gegevens over de samenstelling op de documenten vergezeld gaan van de onderstaande vetgedrukte vermeldingen:

"voorlopige gegevens over . . . (referentienummer van het te analyseren monster), te bevestigen door . . . (naam en adres van het met de analyses belaste laboratorium) vóór . . . (datum);"

d) de Lid-Staten en de Commissie meedelen onder welke omstandigheden zij de in dit lid bedoelde afwijking hebben toegepast.

3. In afwijking van artikel 5:

a) hoeven de gegevens bedoeld in artikel 5, lid 1, onverminderd het bepaalde in Richtlijn 90/667/EEG, niet te worden vermeld voor produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, die al dan niet een eenvoudige bewerking hebben ondergaan en niet met toevoegingsmiddelen zijn behandeld, behalve indien het conserveermiddelen betreft, en die als zodanig door een landbouwer-producent worden overgedragen aan een veehouder-verbruiker die is gevestigd in dezelfde Lid-Staat als hijzelf;

b) hoeven de gegevens bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), d), e) en f), en in deel A van de bijlage niet te worden vermeld bij het in het verkeer brengen van bijprodukten van plantaardige of dierlijke oorsprong die afkomstig zijn van een agro-industrieel verwerkingsproces en die een watergehalte van meer dan 50 % hebben.

4. In afwijking van artikel 5, lid 1, onder a):

- mag in het Duits de benaming "Futtermittel-Ausgangserzeugnis" worden vervangen door "Einzelfuttermittel";

- mag in het Italiaans de benaming "materie prime per alimenti degli animali" worden vervangen door "mangime semplice";

- mag in het Grieks de benaming "ðñþôç ýëç æùïôñïöþí" worden vervangen door "áðëÞ æùïôñïöÞ".

Artikel 7

1. De Lid-Staten schrijven voor dat in deel B van de bijlage opgenomen voedermiddelen zich alleen in het verkeer mogen bevinden onder de daarin vermelde benamingen en op voorwaarde dat zij beantwoorden aan de daarin gegeven omschrijvingen.

2. De Lid-Staten staan het verkeer van andere voedermiddelen dan die welke zijn opgenomen in de in lid 1 bedoelde lijst toe, op voorwaarde dat daarbij andere dan de in de bijlage opgenomen benamingen en/of aanduidingen worden gebruikt die de koper niet kunnen misleiden over de werkelijke aard van het aangeboden produkt.

Artikel 8

De Lid-Staten schrijven voor dat:

a) voedermiddelen met een hoger gehalte aan ongewenste stoffen of produkten dan het gehalte dat op grond van Richtlijn 74/63/EEG voor voedermiddelen is toegestaan, uitsluitend in het verkeer mogen worden gebracht voor gebruik door erkende mengvoederbedrijven die zijn opgenomen in een nationale lijst overeenkomstig Richtlijn 95/69/EG;

b) voedermiddelen als bedoeld onder a), in afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 1, onder a), worden voorzien van de vermelding "voedermiddel voor erkende mengvoederfabrikanten". Artikel 6, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

Voor het verkeer binnen de Gemeenschap moeten de op het geleidedocument, op de verpakking, op de recipiënt of op het daaraan bevestigde etiket gedrukte gegevens zijn gesteld in ten minste één of meer talen die het land van bestemming kiest uit de nationale of officiële talen van de Gemeenschap.

Artikel 10

De Lid-Staten zien erop toe dat voor voedermiddelen, om redenen die betrekking hebben op de in deze richtlijn vastgestelde bepalingen, geen andere beperkingen inzake het verkeer gelden dan die waarin deze richtlijn voorziet.

Artikel 11

Volgens de procedure van artikel 14:

a) kan een codenummersysteem worden vastgesteld voor de in de lijsten opgenomen voedermiddelen, op basis van glossaria betreffende de oorsprong, het deel van het produkt/bijprodukt dat wordt gebruikt, de behandeling en de rijpheid/kwaliteit van het voedermiddel, dat een internationale voederidentificatie - met name aan de hand van de benaming en een beschrijving - mogelijk maakt;

b) kan de bijlage worden aangepast in het licht van de vooruitgang op wetenschappelijk en technisch gebied.

Artikel 12

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tijdens het verkeer ten minste steekproefsgewijze een officiële controle op de naleving van de in deze richtlijn vervatte voorschriften wordt verricht.

Artikel 13

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 70/372/EEG (16) ingestelde Permanent Comité voor veevoeders, hierna te noemen "het Comité".

2. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter de procedure, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat onverwijld in bij het Comité.

3. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

4. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken.

Artikel 14

1. Richtlijn 70/524/EEG wordt als volgt gewijzigd:

a) "enkelvoudige diervoeders" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen";

b) artikel 2, onder f), wordt vervangen door:

"f) "voedermiddelen": de verschillende produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide produkten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na verwerking, voor de bereiding van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;";

c) artikel 2, onder g), wordt vervangen door:

"g) "mengvoeders": mengsels van voedermiddelen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;".

2. Richtlijn 74/63/EEG wordt als volgt gewijzigd:

a) "enkelvoudig(e) diervoeder(s)" wordt telkens vervangen door "voedermiddel(en)";

b) artikel 2, onder b), wordt vervangen door:

"b) "voedermiddelen": de verschillende produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide produkten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na verwerking, voor de bereiding van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;";

c) artikel 2, onder h), wordt vervangen door:

"h) "mengvoeders": mengsels van voedermiddelen, al dan niet met additieven, bestemd voor vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;";

d) artikel 2, onder i), wordt geschrapt.

e) "(de) grondstof(fen)" wordt telkens vervangen door "(het)(de) voedermiddel(en)".

3. In artikel 1 van Richtlijn 82/471/EEG wordt lid 2 als volgt gewijzigd:

a) onder d) worden de woorden "enkelvoudige en" geschrapt;

b) wordt het volgende punt g) toegevoegd, luidende:

"g) het verkeer van voedermiddelen".

4. Richtlijn 93/74/EEG wordt als volgt gewijzigd:

a) in artikel 5, punt 8, wordt "ingrediënten" telkens vervangen door "voedermiddelen";

b) artikel 2, onder b), wordt vervangen door:

"b) "mengvoeders": mengsels van voedermiddelen met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;".

Artikel 15

Richtlijn 77/101/EEG wordt met ingang van 1 juli 1998 ingetrokken.

Artikel 16

Op basis van de door de Lid-Staten verstrekte informatie dient de Commissie vóór 1 juli 2001 bij de Raad een verslag in over de ervaring met de toepassing van artikel 6, leden 1, onder a), 2 en 3, onder a), eventueel vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 17

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 1998 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden door de Lid-Staten vastgesteld.

Artikel 18

De vastgestelde bepalingen zijn van toepassing met ingang van 1 juli 1998. De Lid-Staten bepalen evenwel dat voedermiddelen die vóór 1 juli 1998 in het verkeer zijn gebracht en die niet aan deze richtlijn voldoen, tot en met 30 juni 1999 in het verkeer mogen blijven.

Artikel 19

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 20

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. LUCHETTI

(1) PB nr. C 236 van 24. 8. 1994, blz. 7.

(2) PB nr. C 305 van 31. 10. 1994, blz. 147.

(3) PB nr. C 102 van 24. 4. 1994, blz. 10.

(4) PB nr. L 32 van 3. 2. 1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/654/EEG (PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 48).

(5) PB nr. L 270 van 14. 12. 1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/55/EG van de Commissie (PB nr. L 263 van 4. 11. 1995, blz. 18).

(6) PB nr. L 38 van 11. 2. 1974, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/74/EEG (PB nr. L 237 van 22. 9. 1993, blz. 23).

(7) PB nr. L 332 van 30. 12. 1995, blz. 15.

(8) PB nr. L 319 van 4. 11. 1992, blz. 19.

(9) PB nr. L 213 van 21. 7. 1982, blz. 8.

(10) PB nr. L 237 van 22. 9. 1993, blz. 23.

(11) PB nr. L 126 van 21. 5. 1980, blz. 14.

(12) PB nr. L 213 van 21. 7. 1982, blz. 27.

(13) PB nr. L 193 van 17. 7. 1982, blz. 34.

(14) PB nr. L 281 van 9. 10. 1991, blz. 23.

(15) PB nr. L 363 van 27. 12. 1990, blz. 51.

(16) PB nr. L 170 van 3. 8. 1970, blz. 1.

BIJLAGE

DEEL A Algemeen

I. VERKLARENDE AANTEKENINGEN

1. De voedermiddelen zijn in de lijst van deel B opgenomen en benoemd met inachtneming van de volgende criteria:

- de oorsprong van het produkt/bijprodukt, bijvoorbeeld plantaardig, dierlijk, mineraal;

- het deel van het produkt/bijprodukt dat wordt gebruikt, bijvoorbeeld geheel, zaden, knollen, beenderen;

- de bewerking die het produkt/bijprodukt heeft ondergaan, bijvoorbeeld ontdopping, extractie, verhitting en/of het daarbij verkregen produkt/bijprodukt, bijvoorbeeld vlokken, zemelen, pulp, vet;

- de rijpheid van het produkt/bijprodukt en/of de kwaliteit van het produkt/bijprodukt, bijvoorbeeld "met een laag glucosinolaatgehalte", "vetrijk", "suikerarm".

2. De lijst in deel B is onderverdeeld in twaalf hoofdstukken:

1. Granen en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten

2. Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten

3. Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten

4. Knollen, wortels en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten

5. Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten

6. Voedergewassen en ruwvoedergewassen

7. Overige planten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten

8. Melkprodukten

9. Produkten van landdieren

10. Vis, andere zeedieren en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten

11. Mineralen

12. Diversen

II. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE BOTANISCHE ZUIVERHEID

1. Voor in deel B en deel C vermelde produkten en bijprodukten moet de botanische zuiverheid ten minste 95 % bedragen voor zover in deel B of deel C geen andere waarde is vastgesteld.

2. Als botanische onzuiverheden worden beschouwd:

a) natuurlijke maar onschadelijke vreemde bestanddelen (bijvoorbeeld stro- en kafdeeltjes, zaden van andere geteelde soorten, onkruidzaden);

b) onschadelijke resten van andere oliehoudende zaden of vruchten, afkomstig van een eerdere be- of verwerking, voor zover de hoeveelheid van deze resten 0,5 % niet overschrijdt.

3. De voornoemde gehalten hebben betrekking op het gewicht van het produkt of bijprodukt als zodanig.

III. BEPALINGEN INZAKE DE BENAMINGEN

Wanneer bij de benaming van een voedermiddel één of meer woorden tussen haakjes zijn opgenomen, mag het gedeelte tussen haakjes naar believen worden toegevoegd of weggelaten; bijvoorbeeld voor "soja(bonen)olie" mag zowel de benaming "sojabonenolie" als de benaming "sojaolie" worden gebruikt.

IV. BEPALINGEN BETREFFENDE HET GLOSSARIUM

In het hierna volgende glossarium wordt verwezen naar de belangrijkste procédés die worden vermeld voor de vervaardiging van de voedermiddelen die zijn vermeld in deel B van deze bijlage. Wanneer in de namen van deze vervoermiddelen een naam of term uit dit glossarium voorkomt, moet het te gebruiken procédé in overeenstemming zijn met de gegeven definitie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

V. BEPALINGEN INZAKE DE OVEREENKOMSTIG DEEL B EN DEEL C AAN TE GEVEN OF TE VERMELDEN GEHALTEN

1. De aangegeven of de te vermelden gehalten hebben betrekking op het gewicht van het voedermiddel als zodanig, tenzij anders is vermeld.

2. Behoudens de bepalingen van artikel 3 en artikel 6, lid 3, onder b), van de richtlijn en voor zover in deel B van deze bijlage geen ander gehalte is vastgesteld, moet het watergehalte van het voedermiddel worden aangegeven als het hoger is dan 14,5 % van het gewicht van het voedermiddel. Bij voedermiddelen waarvan het vochtgehalte de bovenstaande maxima niet overschrijdt, moet dat gehalte op verzoek van de koper worden aangegeven.

3. Behoudens de bepalingen van artikel 3 van de richtlijn en voor zover in deel B van deze bijlage geen ander gehalte is vastgesteld, moet het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as worden aangegeven als het hoger is dan 2,2 % ten opzichte van de droge stof.

VI. BEPALINGEN INZAKE DENATURERENDE MIDDELEN EN BINDMIDDELEN

Wanneer produkten als bedoeld in deel B, kolom 2, of in deel C, kolom 1, worden gebruikt om voedermiddelen te denatureren of te binden, moet het volgende worden vermeld:

- denaturerende middelen: aard en hoeveelheid van de gebruikte produkten,

- bindmiddelen: aard van de gebruikte produkten.

In het geval van bindmiddelen mag de hoeveelheid van de gebruikte produkten 3 % van het totaalgewicht niet overschrijden.

VII. BEPALINGEN INZAKE DE MINIMALE TOLERANTIES OP DE OVEREENKOMSTIG DEEL B EN DEEL C AANGEGEVEN OF DE TE VERMELDEN GEHALTEN

Wanneer bij een officiële controle op grond van artikel 12 van de richtlijn blijkt dat de samenstelling van het voedermiddel afwijkt van de opgegeven samenstelling, en wel zo dat het voedermiddel daardoor in waarde vermindert, zijn ten minste de volgende toleranties toegestaan:

a) Voor ruw eiwit:

- 2 eenheden voor opgegeven gehalten van 20 % en meer,

- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 10 %),

- 1 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 10 %;

b) Voor totaal suikers, reducerende suikers, sacharose, lactose en glucose (dextrose):

- 2 eenheden voor opgegeven gehalten van 20 % of meer,

- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 5 %),

- 0,5 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 5 %;

c) Voor zetmeel en inuline:

- 3 eenheden voor opgegeven gehalten van 30 % en meer,

- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 30 % (tot 10 %),

- 1 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 10 %;

d) Voor ruw vet:

- 1,8 eenheid voor opgegeven gehalten van 15 % en meer,

- 12 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 15 % (tot 5 %),

- 0,6 % eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 5 %;

e) Voor ruwe celstof:

- 2,1 eenheid voor opgegeven gehalte van 14 % of meer,

- 15 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 14 % (tot 6 %),

- 0,9 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 6 %;

f) Voor vocht en ruw as:

- 1 eenheid voor opgegeven gehalten van 10 % en meer,

- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 10 % (tot 5 %),

- 0,5 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 5 %;

g) Voor fosfor totaal, calciumcarbonaat, calcium, magnesium, zuurgetal en in ether onoplosbare bestanddelen:

- 1,5 eenheid voor opgegeven gehalten (waarden) van 15 % (15) en meer, naar gelang van het geval,

- 10 % van het (de) opgegeven gehalte (waarde) voor opgegeven gehalten (waarden) van minder dan 15 % (15) (tot 2 % (2)), naar gelang van het geval,

- 0,2 eenheid voor opgegeven gehalten (waarden) van minder dan 2 % (2), naar gelang van het geval;

h) Voor in zoutzuur onoplosbare as, en als in NaCI uitgedrukte chloride:

- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van 3 % of meer,

- 0,3 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 3 %;

i) Voor caroteen, vitamine A en xanthofyl:

- 30 % van het opgegeven gehalte;

j) Voor methionine, lysine en vluchtige stikstofbasen:

- 20 % van het opgegeven gehalte.

DEEL B Niet-exclusieve lijst van de belangrijkste voedermiddelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL C Bepalingen inzake de vermelding van bepaalde bestanddelen van niet in de lijst opgenomen voedermiddelen

Wanneer voedermiddelen in het verkeer worden gebracht die niet zijn opgenomen in de lijst in deel B van deze bijlage, moeten de in kolom 2 van de onderstaande tabel genoemde bestanddelen worden vermeld overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder d), van de richtlijn.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top