EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R2407

Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen

OJ L 240, 24.8.1992, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Special edition in Finnish: Chapter 07 Volume 004 P. 116 - 122
Special edition in Swedish: Chapter 07 Volume 004 P. 116 - 122
Special edition in Czech: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Estonian: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Latvian: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Lithuanian: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Hungarian Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Maltese: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Polish: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Slovak: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Slovene: Chapter 06 Volume 002 P. 3 - 9
Special edition in Bulgarian: Chapter 06 Volume 002 P. 76 - 82
Special edition in Romanian: Chapter 06 Volume 002 P. 76 - 82

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/10/2008; opgeheven door 32008R1008

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/2407/oj

31992R2407

Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen

Publicatieblad Nr. L 240 van 24/08/1992 blz. 0001 - 0007
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 4 blz. 0116
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 4 blz. 0116


VERORDENING (EEG) nr. 2407/92 VAN DE RAAD van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement(2) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3) ,

Overwegende dat het met het oog op de totstandbrenging van de interne markt in de loop van een periode die op 31 december 1992 eindigt, overeenkomstig artikel 8 A van het Verdrag, dienstig is een luchtvervoerbeleid te verwezenlijken;

Overwegende dat de interne markt een ruimte omvat zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;

Overwegende dat bij de toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten in de luchtvervoersector met de specifieke kenmerken van die sector rekening moet worden gehouden;

Overwegende dat de Raad bij Verordening (EEG) nr. 2343/90 van 24 juli 1990 betreffende de toegang van luchtvaartmaatschappijen tot geregelde intracommunautaire luchtdiensten en de verdeling van de passagierscapaciteit tussen luchtvaartmaatschappijen op geregelde luchtdiensten tussen Lid-Staten(4) heeft besloten gemeenschappelijke regels voor het verlenen van vergunningen aan luchtvaartmaatschappijen vast te stellen, waaraan uiterlijk op 1 juli 1992 uitvoering dient te zijn gegeven;

Overwegende dat de Lid-Staten echter voor de toepassing van deze verordening dienen te beschikken over een redelijke termijn, en namelijk tot 1 januari 1993;

Overwegende dat met betrekking tot de plaats van vestiging van en de zeggenschap over de vergunningaanvragende onderneming, niet-discriminerende voorschriften dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat met het oog op een betrouwbare en adequate dienstverlening dient te worden gewaarborgd dat een luchtvaartmaatschappij te allen tijde onder gezonde economische voorwaarden en met inachtneming van een hoog veiligheidsniveau werkt;

Overwegende dat met het oog op de bescherming van gebruikers en andere betrokken partijen dient te worden gewaarborgd dat luchtvaartmaatschappijen voldoende verzekerd zijn tegen aansprakelijkheidsrisico's;

Overwegende dat binnen de interne markt luchtvaartmaatschappijen luchtvaartuigen moeten kunnen gebruiken waarvan de eigenaar eender waar in de Gemeenschap is gevestigd, onverminderd de verantwoordelijkheden van de Lid-Staat die de vergunningen verleent ten aanzien van de technische geschiktheid van de luchtvaartmaatschappij;

Overwegende dat het ook mogelijk dient te zijn buiten de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen voor een korte periode of in uitzonderlijke omstandigheden te leasen, mits de veiligheidsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke binnen de Gemeenschap van toepassing zijn;

Overwegende dat procedures voor het verlenen van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen doorzichtig en niet-discriminerend dienen te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze verordening betreft de voorwaarden voor de verlening en de handhaving van exploitatievergunningen door de Lid-Staten ten aanzien van in de Gemeenschap gevestigde luchtvaartmaatschappijen.

2. Het vervoer van passagiers, post en/of vracht door de lucht met een niet door een motor aangedreven luchtvaartuig en/of een met een zeer lichte motor aangedreven luchtvaartuig, evenals lokale vluchten die geen vervoer tussen verschillende luchthavens omvatten, vallen niet onder de bepalingen van deze verordening. Voor deze vormen van exploitatie geldt, in voorkomend geval, het nationale recht inzake exploitatievergunningen, alsmede het communautaire en het nationale recht inzake het bewijs luchtvaartexploitant (AOC).

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) onderneming: iedere natuurlijke persoon, iedere rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, of ieder overheidslichaam met of zonder rechtspersoonlijkheid;

b) luchtvaartmaatschappij: een luchtvervoeronderneming met een geldige exploitatievergunning;

c) exploitatievergunning: een door de verantwoordelijke Lid-Staat aan een onderneming verleende vergunning waarbij haar wordt toegestaan, al naar gelang van het in de vergunning vermelde, passagiers, post en/of vracht tegen vergoeding door de lucht te vervoeren;

d) bewijs luchtvaartexploitant, hierna "AOC" (air operator's certificate) te noemen: een door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten aan een onderneming of groep van ondernemingen afgegeven document waarin wordt verklaard dat de betrokken luchtvaartexploitant beschikt over de beroepsbekwaamheid en organisatie om luchtvaartuigen veilig te exploiteren voor de in dat bewijs gespecificeerde luchtvaartactiviteiten;

e) bedrijfsplan: een gedetailleerde beschrijving van de door de luchtvaartmaatschappij voor de betrokken periode voorgenomen commerciële activiteiten, in het bijzonder gerelateerd aan de marktontwikkeling en uit te voeren investeringen, met inbegrip van de financiële en economische gevolgen van deze activiteiten;

f) verslag over de bedrijfsvoering: een gedetailleerd overzicht van de inkomsten en uitgaven voor de betrokken periode met uitsplitsing naar met het luchtvervoer verband houdende en andere activiteiten, alsmede naar financiële en niet-financiële elementen;

g) daadwerkelijke zeggenschap: een relatie gebaseerd op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of te zamen en gelet op de desbetreffende feitelijke of juridische omstandigheden, de mogelijkheid bieden om rechtstreeks of indirect een beslissende invloed uit te oefenen op een onderneming, meer bepaald via:

a) het recht om alle of een gedeelte van de activa van een onderneming te gebruiken;

b) rechten of overeenkomsten waardoor een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming of waardoor anderszins een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op het beleid van de onderneming.

Artikel 3

1. Onverminderd artikel 5, lid 5, verlenen of handhaven de Lid-Staten geen exploitatievergunningen wanneer niet aan de bij deze verordening gestelde eisen is voldaan.

2. Een onderneming die aan de bij deze verordening gestelde eisen voldoet, heeft recht op een exploitatievergunning. Deze vergunning verleent op zich geen rechten van toegang tot specifieke routes of markten.

3. Onverminderd artikel 1, lid 2, mag een in de Gemeenschap gevestigde onderneming binnen het grondgebied van de Gemeenschap geen passagiers, post en/of vracht tegen vergoeding door de lucht vervoeren, tenzij haar de desbetreffende exploitatievergunning is verleend.

Exploitatievergunning

Artikel 4

1. Een Lid-Staat verleent een onderneming slechts een exploitatievergunning indien:

a) haar hoofdvestiging en, in voorkomend geval, haar statutaire zetel zich in de Lid-Staat bevinden, en

b) luchtvervoer haar hoofdbedrijf vormt, dat alleen wordt uitgeoefend of in combinatie met enige andere commerciële exploitatie van luchtvaartuigen of met herstelling en onderhoud van luchtvaartuigen.

2. Onverminderd overeenkomsten en verdragen waarbij de Gemeenschap partij is, moet de onderneming rechtstreeks of door een meerderheidsdeelneming eigendom van Lid-Staten en/of van onderdanen van Lid-Staten zijn en blijven. Die Lid-Staten of onderdanen moeten te allen tijde daadwerkelijk zeggenschap over de onderneming uitoefenen.

3. a) Niettegenstaande het bepaalde in de leden 2 en 4 behouden de luchtvaartmaatschappijen die reeds in bijlage I bij, respectievelijk, Verordening (EEG) nr. 2343/90 en Verordening (EEG) nr. 294/91 van de Raad van 4 februari 1991 inzake het onderhouden van luchtvrachtdiensten tussen Lid-Staten(5) zijn erkend, hun rechten in het kader van de onderhavige verordening en de daarmee verband houdende verordeningen, zolang zij aan de overige, in de onderhavige verordening vervatte verplichtingen voldoen en rechtstreeks of indirect onder de zeggenschap blijven van dezelfde derde landen en/of onderdanen van dezelfde derde landen als die welke deze zeggenschap uitoefenen op het tijdstip dat deze verordening wordt aangenomen. Deze zeggenschap mag evenwel te allen tijde worden overgedragen aan Lid-Staten en/of onderdanen van Lid-Staten.

b) De mogelijkheid om in het kader van het onder a) bepaalde aandelen te kopen en te verkopen geldt niet voor onderdanen van derde landen die een aanzienlijk belang hebben in een luchtvaartmaatschappij van een derde land.

4. Iedere onderneming die rechtstreeks of indirect een controleparticipatie in een luchtvaartmaatschappij heeft, dient aan de voorwaarden van lid 2 te voldoen.

5. Een luchtvaartmaatschappij moet desgevraagd te allen tijde aan de voor de exploitatievergunning verantwoordelijke Lid-Staat kunnen aantonen dat zij aan de voorwaarden van dit artikel voldoet. De Commissie, die optreedt op verzoek van een Lid-Staat, onderzoekt of aan de voorwaarden van dit artikel is voldaan en neemt indien nodig een besluit.

Artikel 5

1. Een luchtvervoeronderneming die een aanvraag indient en waaraan voor de eerste maal een exploitatievergunning wordt verleend, moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de vergunningverlenende Lid-Staat kunnen aantonen dat zij:

a) gedurende een periode van 24 maanden vanaf het begin van de exploitatie te allen tijde haar op realistische onderstellingen gebaseerde, bestaande en potentiële verbintenissen kan nakomen, en

b) gedurende een periode van drie maanden vanaf het begin van de exploitatie haar vaste en bedrijfsuitgaven kan dekken die voortvloeien uit de exploitatie volgens haar bedrijfsplan en die op realistische onderstellingen zijn gebaseerd, zonder dat rekening wordt gehouden met haar inkomsten uit exploitatie.

2. Voor de toepassing van lid 1 verstrekt de aanvrager een bedrijfsplan voor ten minste de eerste twee jaren van de exploitatie. Het bedrijfsplan bevat ook nadere gegevens betreffende de financiële banden tussen de aanvrager en eventuele andere commerciële activiteiten waarbij de aanvrager rechtstreeks of via verwante ondernemingen betrokken is. De aanvrager verstrekt tevens alle relevante inlichtingen, meer bepaald de gegevens vermeld in deel A van de bijlage.

3. Elke luchtvaartmaatschappij stelt de vergunningverlenende autoriteiten vooraf in kennis van plannen voor de exploitatie van een nieuwe geregelde luchtdienst of een niet-geregelde luchtdienst naar een continent of een regio in de wereld waarop zij nog geen dienst onderhoudt, voor wijzigingen in het soort of aantal gebruikte toestellen of voor een ingrijpende wijziging in de omvang van haar activiteiten. Zij geeft tevens vooraf kennis van elke voorgenomen fusie of overneming en stelt de vergunningverlenende autoriteiten binnen 14 dagen in kennis van iedere wijziging in het eigendom van elke afzonderlijke deelneming die 10 % of meer vertegenwoordigt van het totale aandelenkapitaal van de luchtvaartmaatschappij of van haar moederonderneming of van de vennootschap die in laatste instantie houdstermaatschappij is. De indiening van een bedrijfsplan voor twaalf maanden, twee maanden vóór het tijdvak waarop het betrekking heeft, volstaat als kennisgeving in de zin van dit lid, voor wat de in dat bedrijfsplan vervatte wijzigingen in de lopende exploitatie en/of gegevens betreft.

4. Indien de vergunningverlenende autoriteiten van oordeel zijn dat de overeenkomstig lid 3 meegedeelde wijzigingen een aanzienlijke invloed op de financiële positie van de luchtvaartmaatschappij hebben, eisen zij dat deze een herzien bedrijfsplan indient waarin de betrokken wijzigingen zijn opgenomen en dat een periode van ten minste twaalf maanden vanaf de datum van toepassing van dit plan betreft, alsmede alle relevante inlichtingen, met inbegrip van de gegevens vermeld in deel B van de bijlage, om te kunnen beoordelen of de luchtvaartmaatschappij in staat is gedurende die periode van twaalf maanden haar bestaande en potentiële verbintenissen na te komen. De vergunningverlenende autoriteiten nemen uiterlijk drie maanden nadat hun alle nodige inlichtingen zijn verstrekt, een besluit over het herziene bedrijfsplan.

5. De vergunningverlenende autoriteiten kunnen te allen tijde en in ieder geval wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat een luchtvaartmaatschappij waaraan zij een exploitatievergunning hebben verleend, met financiële problemen kampt, de financiële prestaties van die luchtvaartmaatschappij onderzoeken en de vergunning schorsen of intrekken indien zij er niet langer van overtuigd zijn dat de luchtvaartmaatschappij in staat is gedurende een periode van twaalf maanden haar bestaande en potentiële verbintenissen na te komen. De vergunningverlenende autoriteiten kunnen ook een tijdelijke vergunning verlenen in afwachting van een financiële reorganisatie van de luchtvaartmaatschappij, mits de veiligheid niet in het gedrang komt.

6. De luchtvaartmaatschappijen verstrekken hun vergunningverlenende autoriteiten elk boekjaar onverwijld de door accountants gecontroleerde rekeningen over het voorgaande boekjaar. De luchtvaartmaatschappijen verstrekken te allen tijde op verzoek van de vergunningverlenende instanties de ter zake dienende inlichtingen voor de toepassing van lid 5, met name de gegevens vermeld in deel C van de bijlage.

7. a) Het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 en in lid 6 van dit artikel is niet van toepassing op luchtvaartmaatschappijen die uitsluitend vluchten verzorgen met toestellen van minder dan 10 ton maximale startmassa en/of minder dan 20 stoelen. Deze luchtvaartmaatschappijen moeten te allen tijde kunnen aantonen dat hun nettokapitaal ten minste 80 000 ecu bedraagt of op verzoek van de vergunningverlenende autoriteiten de ter zake dienende inlichtingen kunnen verstrekken voor de toepassing van lid 5. De Lid-Staten mogen echter de bepalingen van de leden 1, 2, 3 en 4 en van lid 6 toepassen op luchtvaartmaatschappijen waaraan zij een exploitatievergunning hebben verleend, indien deze maatschappijen geregelde diensten onderhouden of indien hun omzet meer dan 3 miljoen ecu per jaar bedraagt.

b) Na raadpleging van de Lid-Staten kan de Commissie de onder a) genoemde bedragen verhogen indien dit op grond van de economische ontwikkelingen noodzakelijk is. Deze wijziging wordt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

c) De Lid-Staten kunnen het besluit van de Commissie binnen een termijn van één maand aan de Raad voorleggen. In uitzonderlijke omstandigheden kan de Raad binnen een termijn van één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 6

1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een Lid-Staat de afgifte van een exploitatievergunning afhankelijk stellen van de overlegging van een bewijs dat de persoon die de activiteiten van de onderneming permanent en daadwerkelijk leidt, van goed zedelijk gedrag is of dat hij nooit failliet is verklaard of wanneer zij de vergunning in geval van ernstige fouten bij de beroepsuitoefening of van strafbare feiten schorsen of intrekken, aanvaarden deze Lid-Staten voor onderdanen van andere Lid-Staten als voldoende bewijs de overlegging van documenten die door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst van de betrokkene zijn afgegeven en waaruit blijkt dat aan die eisen is voldaan.

Wanneer de in de eerste alinea bedoelde documenten niet worden afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst worden deze vervangen door een verklaring onder ede - of, in de Lid-Staten waar de verklaring onder ede niet bestaat, door een plechtige verklaring - die door de betrokkene wordt afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie, of, in voorkomend geval, van een notaris of een bevoegde beroepsorganisatie van de Lid-Staat van herkomst; deze instantie of notaris geeft een attest af dat deze verklaring onder ede, of deze plechtige verklaring, bewijskracht heeft.

2. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen eisen dat de in lid 1 bedoelde documenten en attesten bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden.

Artikel 7

De aansprakelijkheid van de luchtvaartmaatschappij bij ongeval, met name ten aanzien van passagiers, bagage, vracht, post en derden, dient te zijn verzekerd.

Artikel 8

1. Voor de verlening of handhaving van een exploitatievergunning aan een luchtvaartmaatschappij mag niet worden geëist dat zij luchtvaartuigen in eigendom heeft. Wel moeten de Lid-Staten vereisen dat de luchtvaartmaatschappijen waaraan zij een vergunning verlenen, een of meer luchtvaartuigen te hunner beschikking hebben door eigendom of een of andere vorm van huurovereenkomst.

2. a) Onverminderd lid 3 moeten de door een luchtvaartmaatschappij gebruikte luchtvaartuigen naar keuze van de vergunningverlenende Lid-Staat in zijn nationale register of binnen de Gemeenschap zijn geregistreerd.

b) Wanneer een huurovereenkomst voor een in de Gemeenschap geregistreerd luchtvaartuig overeenkomstig artikel 10 kan worden goedgekeurd, mag een Lid-Staat niet eisen dat het betrokken luchtvaartuig in zijn eigen register wordt geregistreerd, wanneer hiervoor structurele aanpassingen van het luchtvaartuig vereist zijn.

3. In het geval van kortlopende huurovereenkomsten om tijdelijke behoeften van de luchtvaartmaatschappij te dekken of anderszins in uitzonderlijke omstandigheden kan een Lid-Staat vrijstellingen van de eis in lid 2, onder a), verlenen.

4. Bij de toepassing van lid 2, onder a), aanvaarden de Lid-Staten in hun nationaal register, overeenkomstig de geldende wetten en voorschriften, inclusief die betreffende de luchtwaardigheidscertificering, zonder verwijl en zonder discriminerende vergoeding, luchtvaartuigen die het eigendom zijn van onderdanen van andere Lid-Staten, alsmede overdrachten uit luchtvaartregisters van andere Lid-Staten. Naast het normale registratierecht wordt geen vergoeding gevraagd voor de overdracht van luchtvaartuigen.

Bewijs luchtvaartexploitant (AOC)

Artikel 9

1. De verlening en de geldigheid te allen tijde van een exploitatievergunning is afhankelijk van het bezit van een geldig AOC, waarin de onder de exploitatievergunning vallende activiteiten worden gespecificeerd, en dat in overeenstemming is met de criteria van de desbetreffende verordening van de Raad.

2. In afwachting van de toepassing van de in lid 1 bedoelde verordening van de Raad, zijn de nationale bepalingen betreffende het AOC of een gelijkwaardig document met betrekking tot de toelating van luchtvaartexploitanten van toepassing.

Artikel 10

1. In verband met de veiligheids- en aansprakelijkheidsnormen moet de luchtvaartmaatschappij die gebruik maakt van een luchtvaartuig van een andere onderneming of die een luchtvaartuig ter beschikking van een andere onderneming stelt, van de bevoegde vergunningverlenende autoriteiten voorafgaande goedkeuring verkrijgen. De voorwaarden voor de goedkeuring maken deel uit van de huurovereenkomst tussen de partijen.

2. De Lid-Staten geven geen goedkeuring voor overeenkomsten van verhuring met bemanning aan een luchtvaartmaatschappij waaraan zij een exploitatievergunning hebben verleend, tenzij aan gelijkwaardige veiligheidsnormen als die van artikel 9 is voldaan.

Algemene bepalingen

Artikel 11

1. Een exploitatievergunning blijft geldig zolang de luchtvaartmaatschappij aan de in deze verordening vervatte verplichtingen voldoet. Een Lid-Staat kan evenwel bepalen dat een nieuw onderzoek dient te worden uitgevoerd één jaar na de verlening van een nieuwe exploitatievergunning, en nadien om de vijf jaar.

2. Wanneer een luchtvaartmaatschappij haar activiteiten gedurende zes maanden heeft gestaakt of tijdens de zes maanden na het verkrijgen van een exploitatievergunning geen exploitatie is begonnen, beslist de verantwoordelijke Lid-Staat of de exploitatievergunning opnieuw ter goedkeuring moet worden voorgelegd.

3. Ten aanzien van de luchtvaartmaatschappijen waaraan zij een vergunning hebben verleend, beslissen de Lid-Staten of de exploitatievergunning opnieuw ter goedkeuring moet worden voorgelegd bij een wijziging van een of meer elementen die een invloed hebben op de rechtssituatie van de onderneming en meer bepaald in geval van fusie of bedrijfsovername. De betrokken luchtvaartmaatschappij(en) mag/mogen de exploitatie voortzetten, tenzij de vergunningverlenende autoriteiten besluiten dat de veiligheid in het gedrang komt, met opgave van de redenen daarvoor.

Artikel 12

De Lid-Staten kunnen een luchtvaartmaatschappij waartegen een rechtsvordering wegens insolventie of een soortgelijke procedure is ingesteld, haar exploitatievergunning niet laten behouden, wanneer de bevoegde instantie in die Lid-Staat ervan overtuigd is dat er geen realistische vooruitzichten zijn op een bevredigende financiële reorganisatie binnen een redelijke termijn.

Artikel 13

1. De procedures voor het verlenen van exploitatievergunningen worden door de betrokken Lid-Staat bekendgemaakt en de Commissie wordt daarvan in kennis gesteld.

2. De betrokken Lid-Staat besluit zo spoedig mogelijk, en uiterlijk drie maanden nadat alle vereiste inlichtingen zijn verstrekt, over een aanvraag, waarbij met alle beschikbare gegevens rekening wordt gehouden. Van het besluit wordt aan de luchtvervoeronderneming die de aanvraag heeft ingediend, kennis gegeven. Een afwijzing wordt met redenen omkleed.

3. Een onderneming waarvan de aanvraag voor een exploitatievergunning is afgewezen, kan zich tot de Commissie wenden. Wanneer de Commissie van oordeel is dat niet aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, spreekt zij zich uit over de juiste interpretatie van de verordening, onverminderd artikel 169 van het Verdrag.

4. De besluiten van de Lid-Staten waarbij een exploitatievergunning wordt verleend of ingetrokken, worden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

Artikel 14

1. Ten einde haar uit artikel 4 voortvloeiende taken uit te voeren, kan de Commissie alle nodige inlichtingen inwinnen bij de betrokken Lid-Staten, die er ook voor zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen waaraan zij een vergunning hebben verleend, inlichtingen verstrekken.

2. Indien de gevraagde inlichtingen niet binnen de door de Commissie gestelde termijn worden verstrekt of onvolledig worden verstrekt, vraagt de Commissie de te verstrekken inlichtingen bij beschikking gericht tot de betrokken Lid-Staat. In de beschikking wordt vermeld welke inlichtingen vereist zijn, en wordt een passende termijn vastgesteld waarbinnen deze moeten worden verstrekt.

3. Wanneer de overeenkomstig lid 2 verlangde inlichtingen niet binnen de gestelde termijn zijn verstrekt of wanneer de luchtvaartmaatschappij niet anderszins heeft aangetoond dat zij aan de eisen van artikel 4 voldoet, brengt de Commissie, tenzij er bijzondere omstandigheden bestaan, alle Lid-Staten onverwijld op de hoogte van de situatie. De Lid-Staten kunnen de rechten inzake de markttoegang waarvan de luchtvaartmaatschappij uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes(6) gebruik mag maken, opschorten totdat hun door de Commissie ter kennis is gebracht dat documenten zijn overgelegd die aantonen dat aan de betrokken vereisten is voldaan.

Artikel 15

Onverminderd het bepaalde in deze verordening dient de luchtvaartmaatschappij ook te voldoen aan de met het Gemeenschapsrecht verenigbare voorschriften van het nationale recht.

Artikel 16

Niettegenstaande artikel 3, lid 1, blijven de in een Lid-Staat op de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende exploitatievergunningen overeenkomstig de wettelijke regeling op basis waarvan zij zijn afgegeven, geldig voor een maximumperiode van één jaar, behalve in het geval van artikel 4, lid 1, onder b), waarvoor een maximumperiode van drie jaar geldt; gedurende die termijnen treffen de luchtvaartmaatschappijen die houder zijn van de bedoelde vergunningen de nodige maatregelen om te voldoen aan alle eisen van deze verordening. Voor de toepassing van dit artikel worden onder maatschappijen met exploitatievergunningen ook die maatschappijen verstaan die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening wettig activiteiten uitoefenen met een geldig AOC, doch die niet over een exploitatievergunning beschikken.

Dit artikel laat artikel 4, leden 2, 3, 4 en 5, en artikel 9 onverlet, behalve dat luchtvaartmaatschappijen die hun activiteiten uitoefenen op basis van vóór de inwerkingtreding van deze verordening toegestane vrijstellingen, hun activiteiten mogen voortzetten gedurende een termijn die niet langer is dan de bovenvermelde maximumperiodes, totdat de Lid-Staten hebben kunnen nagaan of zij voldoen aan artikel 4.

Artikel 17

Alvorens wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vast te stellen, raadplegen de Lid-Staten de Commissie en stellen zij haar in kennis van alle getroffen maatregelen.

Artikel 18

1. De Lid-Staten en de Commissie werken samen bij de tenuitvoerlegging van deze verordening.

2. Bij de toepassing van deze verordening verkregen vertrouwelijke informatie valt onder het beroepsgeheim.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1993.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 1992.

Voor de Raad De Voorzitter J. COPE

(1) PB nr. C 258 van 4. 10. 1991, blz. 2.

(2) PB nr. C 125 van 18. 5. 1992, blz. 140.

(3) PB nr. C 169 van 6. 7. 1992, blz. 15.

(4) PB nr. L 217 van 11. 8. 1990, blz. 8.

(5) PB nr. L 36 van 8. 2. 1991, blz. 1.

(6) Zie bladzijde 8 van dit Publikatieblad.

BIJLAGE

IN VERBAND MET ARTIKEL 5 TE GEBRUIKEN INLICHTINGEN OVER DE FINANCIËLE DRAAGKRACHT VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN A. Door een luchtvervoeronderneming die voor het eerst een aanvraag voor een vergunning indient te verstrekken inlichtingen uit het oogpunt van financiële draagkracht 1. Het meest recente interne verslag over de bedrijfsvoering en, indien beschikbaar, door accountants gecontroleerde rekeningen over het voorgaande boekjaar.

2. Een balansraming, met een winst- en verliesrekening over de komende twee jaar.

3. De basis voor de geraamde uitgaven en ontvangsten voor posten zoals brandstof, tarieven, lonen, onderhoud, afschrijvingen, wisselkoersschommelingen, luchthavenrechten, verzekering enz. Prognoses inzake vervoer/ontvangsten.

4. Bijzonderheden over de aanloopkosten tijdens de periode die loopt van het indienen van de aanvraag tot het begin van de exploitatie en een toelichting over de voorgenomen wijze van financiering van deze kosten.

5. Bijzonderheden over de bestaande en geplande financieringsbronnen.

6. Bijzonderheden over de aandeelhouders, waaronder hun nationaliteit en de soorten aandelen, alsmede de statuten. Indien de onderneming deel uitmaakt van een groep van ondernemingen, inlichtingen over de onderlinge banden.

7. Geraamde cash flow en liquiditeitsplannen voor de eerste twee exploitatiejaren.

8. Bijzonderheden over de financiering van de aankoop/huur van luchtvaartuigen met, in het geval van huur, de contractvoorwaarden.

B. Te verstrekken inlichtingen voor de beoordeling van de lopende financiële draagkracht van houders van een bestaande vergunning die een wijziging van hun structuren of activiteiten overwegen die een aanzienlijke weerslag op hun financiële positie hebben 1. Zo nodig het meest recente interne verslag over de bedrijfsvoering en door accountants gecontroleerde rekeningen over het voorgaande boekjaar.

2. Nauwkeurige bijzonderheden over alle voorgenomen wijzigingen, bij voorbeeld wijziging van het soort dienst, voorgenomen overneming of fusie, wijzigingen in het aandelenkapitaal, wijzigingen wat de aandeelhouders betreft enz.

3. Een balansraming, met een winst- en verliesrekening over het lopende boekjaar, inclusief alle voorgenomen wijzigingen in de structuur of activiteiten die een belangrijke weerslag op de financiële positie hebben.

4. Vroegere en geraamde uitgaven en inkomsten met betrekking tot brandstof, tarieven, lonen, onderhoud, afschrijvingen, wisselkoersschommelingen, luchthavenrechten, verzekering enz. Prognoses inzake vervoer/ontvangsten.

5. Cash-flow-staten en liquiditeitsplannen voor het volgende jaar, met alle voorgenomen wijzigingen in de structuur of activiteiten die een aanzienlijke weerslag hebben op de financiële positie.

6. Bijzonderheden over de financiering van de aankoop/huur van luchtvaartuigen, met, in het geval van huur, de contractvoorwaarden.

C. Te verstrekken inlichtingen voor de beoordeling van de lopende financiële draagkracht van houders van een bestaande vergunning 1. Door accountants gecontroleerde rekeningen uiterlijk zes maanden na het eind van de betrokken periode en zo nodig het meest recente interne verslag over de bedrijfsvoering.

2. Een balansraming, met inbegrip van een winst- en verliesrekening voor het volgende jaar.

3. Vroegere en geraamde uitgaven en inkomsten met betrekking tot brandstof, tarieven, lonen, onderhoud, afschrijvingen, wisselkoersschommelingen, luchthavenrechten, verzekering enz. Prognoses inzake vervoer/ontvangsten.

4. Cash-flow-staten en liquiditeitsplannen voor het volgende jaar.

Top