EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01994D0140-20050317

Consolidated text: Besluit van de Commissie van 23 februari 1994 tot oprichting van een raadgevend comité coördinatie fraudebestrijding (94/140/EG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1994/140/2005-03-17

1994D0140 — NL — 17.03.2005 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 23 februari 1994

tot oprichting van een raadgevend comité coördinatie fraudebestrijding

(94/140/EG)

(PB L 061, 4.3.1994, p.27)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 25 februari 2005

  L 71

67

17.3.2005


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 117, 7.5.1994, blz. 42  (140/94)




▼B

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 23 februari 1994

tot oprichting van een raadgevend comité coördinatie fraudebestrijding

(94/140/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende dat het voor een goed beheer van de communautaire financiën nodig is dat de fraude ten nadele van de begroting van de Gemeenschap doeltreffend wordt bestreden ;

Overwegende dat concrete maatregelen ter bestrijding van fraude in de eerste plaats door de Lid-Staten moeten worden genomen en dat een nauwe samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten nodig is ;

Overwegende dat artikel 209 A van het Verdrag bepaalt dat de Lid-Staten ter bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad, dezelfde maatregelen nemen als die welke zij treffen ter bestrijding van fraude waardoor hun eigen financiële belangen worden geschaad ; dat zij daartoe met de hulp van de Commissie met name hun optreden coördineren om de financiële belangen van de Gemeenschap te beschermen en fraude te bestrijden ;

Overwegende dat de Commissie tevens een belangrijke verantwoordelijkheid draagt in het kader van haar algemene taak de goede uitvoering van de communautaire begroting en de toepassing van het Verdrag te garanderen ;

Overwegende dat het bijgevolg wenselijk is dat de Commissie wordt geadviseerd door een comité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en dat kan worden geraadpleegd over iedere aangelegenheid met betrekking tot de preventie en de bestrijding van fraude en de samenwerking tussen de Lid-Staten en tussen de Lid-Staten en de Commissie op dit gebied, alsmede over iedere aangelegenheid met betrekking tot de juridische bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap ;

Overwegende dat de bestaande comités sectorgebonden zijn en dat deze gespecialiseerde comités niet zullen worden vervangen ; dat het niettemin nuttig is een algemeen beeld te hebben van de problematiek van fraude ten koste van de communautaire begroting ; dat het derhalve nodig is dat een met de horizontale aspecten belast comité wordt opgericht ;

Overwegende dat wegens het horizontale karakter van het comité en omdat de Lid-Staten moeten zijn vertegenwoordigd op een passend niveau dat in overeenstemming is met hun eigen administratieve structuren, is vastgesteld dat het comité voor iedere Lid-Staat twee vertegenwoordigers omvat,

BESLUIT:



Artikel 1

Bij de Commissie wordt een raadgevend comité coördinatie fraudebestrijding ingesteld, hierna „het Comité” genoemd.

Artikel 2

▼M1

1.  Het Comité kan door de Commissie worden geraadpleegd over aangelegenheden met betrekking tot de preventie en de bestrijding van fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad, alsmede over aangelegenheden in verband met de samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie met betrekking tot de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, om de nauwe en geregelde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten op het gebied van de fraudebestrijding beter te organiseren.

Het Comité kan door de Commissie worden geraadpleegd over aangelegenheden in verband met de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de bescherming van de eurobiljetten en -munten tegen valsemunterij.

Het Comité kan door de Commissie ook worden geraadpleegd over aangelegenheden in verband met de juridische bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, inclusief de politiële en justitiële aspecten van de ontwerp- en samenwerkingswerkzaamheden op het gebied van de fraudebestrijding.

▼B

2.  Ieder lid van het Comité kan de Commissie vragen dat het Comité wordt geraadpleegd over aangelegenheden die passen in het kader van de bevoegdheden van dit Comité.

Artikel 3

▼M1

1.  Het Comité bestaat uit twee vertegenwoordigers per lidstaat; deze kunnen door twee vertegenwoordigers van de betrokken bevoegde nationale autoriteiten worden bijgestaan.

▼B

2.  Het Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

▼M1

3.  In overleg met de Commissie kan het Comité werkgroepen oprichten om zijn werkzaamheden op sectorale gebieden die onder zijn bevoegdheid vallen, te vergemakkelijken. De Commissie verzorgt het secretariaat van deze werkgroepen.

▼B

Artikel 4

1.  De Commissie neemt het secretariaat van het Comité waar.

2.  De voorzitter kan personen met een bijzondere bevoegdheid met betrekking tot een op de agenda geplaatst punt uitnodigen als deskundige aan de werkzaamheden deel te nemen. Deskundigen nemen alleen voor de aangelegenheid die hun aanwezigheid rechtvaardigt, aan de beraadslagingen deel.

3.  De vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie wonen de vergaderingen van het Comité bij.

4.  Het Comité wordt door de Commissie bijeengeroepen.

Artikel 5

1.  Het Comité beraadslaagt over de door de Commissie geformuleerde verzoeken om advies. Deze beraadslagingen worden niet door een stemming gevolgd.

2.  De Commissie kan, wanneer zij het Comité om advies verzoekt, de termijn voor het uitbrengen van dit advies vaststellen.

3.  De door de vertegenwoordigers van de Lid-Staten geformuleerde standpunten worden in de notulen vermeld.

Artikel 6

Wanneer de Commissie het Comité ervan in kennis stelt dat het advies waarom wordt verzocht of de vraag die wordt gesteld, betrekking heeft op een aangelegenheid van vertrouwelijke aard, zijn de deelnemers, onverminderd de bepalingen van artikel ►M1  287 ◄ van het Verdrag, gehouden de inlichtingen waarvan zij door de werkzaamheden van het Comité of de werkgroepen kennis hebben gekregen, niet openbaar te maken.

Artikel 7

Dit besluit wordt van kracht op 1 maart 1994.

Top