EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01989L0666-20120706

Consolidated text: Elfde richtlijn van de Raad van 21 december 1989 betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een Lid-Staat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere Staat vallen (89/666/EEG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1989/666/2012-07-06

1989L0666 — NL — 06.07.2012 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

ELFDE RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 21 december 1989

betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een Lid-Staat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere Staat vallen

(89/666/EEG)

(PB L 395, 30.12.1989, p.36)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

RICHTLIJN 2012/17/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 13 juni 2012

  L 156

1

16.6.2012




▼B

ELFDE RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 21 december 1989

betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een Lid-Staat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere Staat vallen

(89/666/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 )

In samenwerking met het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Overwegende dat, ten einde de uitoefening van het recht van vestiging van de in artikel 58 van het Verdrag bedoelde vennootschappen, te vergemakkelijken, artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag en het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging een coördinatie voorschrijven van de waarborgen die in de Lid-Staten van vennootschappen worden verlangd om de belangen van zowel aandeelhouders als derden te beschermen;

Overwegende dat deze coördinatie tot nu toe, wat de openbaarmaking betreft, tot stand werd gebracht met de vaststelling van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG ( 4 ) met betrekking tot kapitaalvennootschappen ( 5 ), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985; dat deze coördinatie op boekhoudkundig gebied werd voortgezet met de Vierde Richtlijn 78/660/EEG ( 6 ) met betrekking tot de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985, de Zevende Richtlijn 83/349/EEG ( 7 ) betreffende de geconsolideerde jaarrekening, gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985, en de Achtste Richtlijn 84/253/EEG ( 8 ) betreffende de met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden belaste personen;

Overwegende dat deze richtlijnen van toepassing zijn op vennootschappen als zodanig, maar geen betrekking hebben op hun bijkantoren; dat de oprichting van een bijkantoor, evenals de oprichting van een dochteronderneming, een van de mogelijkheden is waarover een vennootschap momenteel beschikt om haar recht van vestiging in een andere Lid-Staat uit te oefenen;

Overwegende dat er, door het ontbreken van coördinatie met betrekking tot bijkantoren, met name ten aanzien van de openbaarmaking, een zekere ongelijkheid ten aanzien van de bescherming van de aandeelhouders en van derden bestaat tussen, enerzijds, vennootschappen die door middel van de oprichting van bijkantoren en, anderzijds, vennootschappen die door middel van de oprichting van dochterondernemingen in andere Lid-Staten werkzaam zijn;

Overwegende dat de verschillen op dit gebied in de wetgeving van de Lid-Staten een belemmering kunnen vormen voor de uitoefening van het recht van vestiging en dat het derhalve noodzakelijk is deze verschillen op te heffen om onder andere de uitoefening van dit recht te waarborgen;

Overwegende dat, om zorg te dragen voor de bescherming van degenen die via een bijkantoor in zakelijk contact treden met een vennootschap, maatregelen inzake openbaarmaking vereist zijn in de Lid-Staat waar het bijkantoor is gevestigd; dat, in bepaalde opzichten de economische en sociale invloed van een bijkantoor vergelijkbaar kan zijn met die van een dochteronderneming, zodat er een openbaar belang bestaat bij een openbaarmaking van de vennootschap bij het bijkantoor; dat voor de regelgeving inzake deze openbaarmaking dient te worden uitgegaan van de procedure die reeds werd ingevoerd voor kapitaalvennootschappen binnen de Gemeenschap;

Overwegende dat deze openbaarmaking betrekking heeft op een reeks akten en belangrijke gegevens, alsmede de wijzigingen daarvan;

Overwegende dat de hier bedoelde openbaarmaking, met uitzondering van die inzake de vertegenwoordigingsbevoegdheid, de naam, de rechtsvorm, de ontbinding van de vennootschap en de insolventieprocedure, kan worden beperkt tot gegevens over de bijkantoren zelf en tot een verwijzing naar het register van de vennootschap waarvan het bijkantoor een integrerend deel uitmaakt, omdat krachtens de bestaande communautaire regels alle gegevens betreffende de vennootschap als zodanig bij dat register beschikbaar zijn;

Overwegende dat de nationale bepalingen waarbij openbaarmaking van de boekhoudbescheiden die op het bijkantoor betrekking hebben wordt voorgeschreven, sinds de coördinatie van de nationale wettelijke regelingen inzake opstelling, controle en openbaarmaking van de boekhoudbescheiden van de vennootschap geen zin meer hebben; dat het derhalve voldoende is wanneer de boekhoudbescheiden, zoals gecontroleerd en openbaar gemaakt door de vennootschap, bij het register van het bijkantoor openbaar worden gemaakt;

Overwegende dat op de door het bijkantoor gebruikte brieven en orderformulieren ten minste dezelfde gegevens moeten voorkomen als op de brieven en orderformulieren van de vennootschap, alsmede de vermelding van het register waarin het bijkantoor is ingeschreven;

Overwegende dat deze richtlijn, om verwezenlijking van de daarin neergelegde doelstellingen te verzekeren en elke discriminatie op grond van het land van oorsprong van de vennootschappen te vermijden, eveneens betrekking moet hebben op bijkantoren die zijn opgericht door onder het recht van derde landen vallende vennootschappen met een vergelijkbare rechtsvorm als die van vennootschappen waarop Richtlijn 68/151/EEG betrekking heeft; dat de bepalingen voor deze bijkantoren op een aantal punten moeten verschillen van die welke op bijkantoren van vennootschappen naar het recht van andere Lid-Staten van toepassing zijn, aangezien bovengenoemde richtlijnen niet van toepassing zijn op vennootschappen van derde landen;

Overwegende dat de onderhavige richtlijn geen enkele invloed heeft op de openbaarmakingsverplichtingen waaraan de bijkantoren op grond van andere bepalingen zijn gehouden, bij voorbeeld die van het sociale recht voor wat betreft het recht op informatie van werknemers, het fiscale recht, alsmede voor statistische doeleinden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



AFDELING I

Bijkantoren van vennootschappen van andere Lid-Staten

Artikel 1

1.  De akten en gegevens betreffende bijkantoren die in een Lid-Staat zijn opgericht door onder het recht van een andere Lid-Staat vallende vennootschappen waarop Richtlijn 68/151/EEG van toepassing is, worden volgens het recht van de Lid-Staat waar het bijkantoor zich bevindt openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 3 van voornoemde richtlijn.

2.  Wanneer de openbaarmaking bij het bijkantoor verschilt van de openbaarmaking bij de vennootschap, geldt de openbaarmaking bij het bijkantoor voor de transacties die met het bijkantoor worden verricht.

▼M1

3.  De in artikel 2, lid 1, bedoelde akten en gegevens worden voor het publiek beschikbaar gesteld via het systeem van gekoppelde centrale, handels- en vennoot-schapsregisters dat is ingesteld overeenkomstig artikel 4 bis, lid 2, van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 54 van het Verdrag om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken ( 9 ) („het systeem van gekoppelde registers”). Artikel 3 ter en artikel 3 quater, lid 1, van die richtlijn zijn van overeenkomstige toepassing.

4.  De lidstaten zorgen ervoor dat bijkantoren een unieke identificatiecode krijgen waardoor zij eenduidig kunnen worden geïdentificeerd in de communicatie tussen registers via het systeem van gekoppelde registers. Die unieke identificatiecode omvat ten minste elementen die het mogelijk maken om de lidstaat van het register, het nationale register van oorsprong en het nummer van het bijkantoor in dat register te bepalen, en, indien nodig, kenmerken om identificatiefouten te vermijden.

▼B

Artikel 2

1.  De openbaarmakingsplicht bedoeld in artikel 1, heeft slechts betrekking op de volgende akten en gegevens:

a) het adres van het bijkantoor;

b) de werkzaamheden van het bijkantoor;

c) het register waarbij het in artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG vermelde dossier voor de vennootschap werd aangelegd en het nummer waaronder de vennootschap in dit register is ingeschreven;

d) de naam en de rechtsvorm van de vennootschap, alsmede de naam van het bijkantoor indien deze niet met die van de vennootschap overeenstemt;

e) de benoeming, de beëindiging van de functie en de identiteit van de personen die bevoegd zijn de vennootschap jegens derden te verbinden en haar in rechte te vertegenwoordigen,

 als orgaan van de vennootschap waarin de wet voorziet, of als leden van een dergelijk orgaan in overeenstemming met de openbaarmaking bij de vennootschap overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder d), van Richtlijn 68/151/EEG,

 als vaste vertegenwoordigers van de vennootschap voor de werkzaamheid van het bijkantoor, met vermelding van de omvang van hun bevoegdheden;

f) 

 de ontbinding van de vennootschap, de benoeming, de identiteit en de bevoegdheden van de vereffenaars, alsook de beëindiging van de vereffening in overeenstemming met de openbaarmaking bij de vennootschap overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder h), j) en k), van Richtlijn 68/151/EEG;

 een faillissement, een akkoord of een andere soortgelijke procedure met betrekking tot de vennootschap;

g) de boekhoudbescheiden op de wijze bepaald in artikel 3;

h) de sluiting van het bijkantoor.

2.  De Lid-Staat waar het bijkantoor is opgericht, kan de openbaarmaking, als bedoeld in artikel 1, voorschrijven van:

a) een handtekening van de in lid 1, onder e) en f), van het onderhavige artikel bedoelde personen;

b) de oprichtingsakte en de statuten, indien deze overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), van Richtlijn 68/151/EEG in een afzonderlijke akte zijn opgenomen, alsmede de wijzigingen in deze documenten;

c) een attest uit het in lid 1, onder c), van het onderhavige artikel bedoelde register betreffende het bestaan van de vennootschap;

d) een vermelding betreffende de zekerheden die rusten op de goederen van de vennootschap die in deze Lid-Staat zijn gelegen, voor zover deze openbaarmaking een voorwaarde is voor de geldigheid van zulke zekerheden.

Artikel 3

De openbaarmakingsplicht bedoeld in artikel 2, lid 1, onder g), heeft slechts betrekking op de boekhoudbescheiden van de vennootschap, opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt volgens het recht van de Lid-Staat van de vennootschap overeenkomstig de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 84/253/EEG.

Artikel 4

De Lid-Staat waar het bijkantoor is opgericht, kan bepalen dat de in artikel 2, lid 2, onder b), en in artikel 3 genoemde bescheiden in een andere officiële taal van de Gemeenschap openbaar worden gemaakt en dat de vertaling van die bescheiden wordt gewaarmerkt.

Artikel 5

Wanneer in een Lid-Staat verscheidene bijkantoren van een en dezelfde vennootschap bestaan, kan de in artikel 2, lid 2, onder b), en in artikel 3 bedoelde openbaarmaking geschieden bij het register van een van deze bijkantoren, naar keuze van de vennootschap.

In dit geval houdt de openbaarmakingsplicht van de andere bijkantoren de vermelding in van het register van het bijkantoor waar de openbaarmaking heeft plaatsgevonden alsmede van het inschrijvingsnummer van dit bijkantoor.

▼M1

Artikel 5 bis

1.  Het register van de vennootschap stelt, via het systeem van gekoppelde registers, onverwijld de informatie ter beschikking aangaande de opening en sluiting van ontbindings- of insolventieprocedures met betrekking tot de vennootschap, en over de doorhaling van de vennootschap in het register, indien zij rechtsgevolgen heeft in de lidstaat van het register van de vennootschap.

2.  Het register van het bijkantoor draagt middels het systeem van gekoppelde registers zorg voor de onverwijlde ontvangst van de in informatie als bedoeld in lid 1.

3.  De in de leden 1 en 2 bedoelde uitwisseling van informatie geschiedt kosteloos voor de registers.

4.  De lidstaten stellen de procedure vast die moet worden gevolgd na de ontvangst van de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie. Dergelijke procedure zorgt ervoor dat daar waar een vennootschap is ontbonden of anderszins in het register is doorgehaald, onverwijld op gelijke wijze uit het register worden verwijderd.

5.  De tweede zin van lid 4 geldt niet voor bijkantoren van vennootschappen die in het register zijn doorgehaald als gevolg van een wijziging van de rechtsvorm van de betreffende vennootschap, een fusie of splitsing, of een grensoverschrijdende overdracht van de statutaire zetel.

▼B

Artikel 6

De Lid-Staten bepalen dat op de door het bijkantoor gebruikte brieven en orderformulieren, naast de in artikel 4 van Richtlijn 68/151/EEG genoemde gegevens, melding wordt gemaakt van het register waarbij het dossier van het bijkantoor is aangelegd en het nummer waaronder het bijkantoor in dit register is ingeschreven.



AFDELING II

Bijkantoren van vennootschappen van derde landen

Artikel 7

1.  De akten en gegevens betreffende bijkantoren die in een Lid-Staat door niet onder het recht van een Lid-Staat vallende vennootschappen zijn opgericht, maar die een met de in Richtlijn 68/151/EEG genoemde rechtsvormen vergelijkbare rechtsvorm hebben, worden volgens het recht van de Lid-Staat waar het bijkantoor is opgericht, overeenkomstig artikel 3 van de voornoemde richtlijn openbaar gemaakt.

2.  Artikel 1, lid 2, is van toepassing.

Artikel 8

De openbaarmakingsplicht bedoeld in artikel 7 heeft ten minste betrekking op de volgende akten en gegevens:

a) het adres van het bijkantoor;

b) de werkzaamheden van het bijkantoor;

c) het recht van de Staat waaronder de vennootschap valt;

d) indien dat recht hierin voorziet, het register waarin de vennootschap is ingeschreven en het nummer waaronder de vennootschap daarin is ingeschreven;

e) de oprichtingsakte en de statuten, indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen, alsmede de wijzigingen in deze documenten;

f) de rechtsvorm, de zetel en het doel van de vennootschap, alsmede, ten minste eenmaal per jaar, het bedrag van het geplaatste kapitaal, voor zover deze gegevens niet in de onder e) genoemde documenten voorkomen;

g) de naam van de vennootschap alsmede de naam van het bijkantoor indien deze niet met die van de vennootschap overeenstemt;

h) de benoeming, de beëindiging van de functie en de identiteit van de personen die bevoegd zijn de vennootschap jegens derden te verbinden en haar in rechte te vertegenwoordigen,

 als orgaan van de vennootschap waarin de wet voorziet, of als leden van een dergelijk orgaan;

 als vaste vertegenwoordigers van de vennootschap voor de werkzaamheid van het bijkantoor.

De omvang van de bevoegdheid van deze personen dient te worden aangegeven en ook of deze personen die bevoegdheid alleen of slechts gezamenlijk kunnen uitoefenen;

i) 

 de ontbinding van de vennootschap, de benoeming, de identiteit en de bevoegdheden van de vereffenaars, alsook de beëindiging van de vereffening;

 een faillissement, een akkoord of een andere soortgelijke procedure met betrekking tot de vennootschap;

j) de boekhoudbescheiden op de wijze bepaald in artikel 9;

k) de sluiting van het bijkantoor.

Artikel 9

1.  De openbaarmakingsplicht bedoeld in artikel 8, onder j), heeft betrekking op de boekhoudbescheiden van de vennootschap, opgesteld, gecontroleerd en openbaar gemaakt volgens het recht van de Staat van de vennootschap. Wanneer deze bescheiden niet zijn opgesteld in overeenstemming met de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG of op gelijkwaardige wijze, dan kunnen de Lid-Staten eisen dat de boekhoudbescheiden betreffende de werkzaamheden van het bijkantoor opgesteld en openbaar worden gemaakt.

2.  De artikelen 4 en 5 zijn van toepassing.

Artikel 10

De Lid-Staten bepalen dat op de door het bijkantoor gebruikte brieven en orderformulieren melding wordt gemaakt van het register waarbij het dossier van het bijkantoor is aangelegd en het nummer waaronder het bijkantoor in dit register is ingeschreven. Wordt in de wetgeving van de Staat waaronder de vennootschap valt, een inschrijving in een register voorgeschreven, dan moeten dit register en het inschrijvingsnummer eveneens worden vermeld.



AFDELING III

Vermelding van de bijkantoren in het jaarverslag van de vennootschap

Artikel 11

In artikel 46, lid 2, van Richtlijn 78/660/EEG wordt het volgende punt toegevoegd:

„e) het bestaan van bijkantoren van de vennootschap.”.

▼M1



AFDELING III bis

GEGEVENSBESCHERMING

Artikel 11 bis

Op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn is het bepaalde in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 10 ) van toepassing.

▼B



AFDELING IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

De Lid-Staten stellen passende sancties vast voor het geval dat de openbaarmaking voorgeschreven in de artikelen 1, 2, 3, 7, 8 en 9 wordt nagelaten of de verplichte gegevens genoemd in de artikelen 6 en 10, op brieven en orderformulieren ontbreken.

Artikel 13

Elke Lid-Staat bepaalt wie de bij deze richtlijn voorgeschreven openbaarmakingsformaliteiten moeten vervullen.

Artikel 14

1.  De artikelen 3 en 9 gelden niet voor bijkantoren die zijn opgericht door kredietinstellingen en financiële instellingen die onder Richtlijn 89/117/EEG ( 11 ) vallen.

2.  Tot aan een verdere coördinatie behoeven de Lid-Staten de artikelen 3 en 9 niet toe te passen op bijkantoren die door verzekeringsmaatschappijen zijn opgericht.

Artikel 15

Artikel 54 van Richtlijn 78/660/EEG en artikel 48 van Richtlijn 83/349/EEG vervallen.

Artikel 16

1.  De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om vóór 1 januari 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2.  De Lid-Staten bepalen dat de in lid 1 bedoelde bepalingen met ingang van 1 januari 1993 van toepassing zijn en, wat de boekhoudbescheiden betreft, voor het eerst van toepassing zijn op de jaarrekening van het boekjaar dat op 1 januari 1993 of in de loop van 1993 aanvangt.

3.  De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 17

Het bij artikel 52 van Richtlijn 78/660/EEG ingestelde Contactcomité heeft eveneens tot taak:

a) onverminderd de artikelen 169 en 170 van het Verdrag, een geharmoniseerde toepassing van de onderhavige richtlijn te bevorderen door regelmatig overleg over, met name, concrete problemen die zich bij de toepassing voordoen;

b) de Commissie zo nodig te adviseren over aanvullingen op of wijzigingen in deze richtlijn.

Artikel 18

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.



( 1 ) PB nr. C 105 van 21. 4. 1988, blz. 6.

( 2 ) PB nr. C 345 van 21. 12. 1987, blz. 76, en

PB nr. C 256 van 9. 10. 1989, blz. 72.

( 3 ) PB nr. C 319 van 30. 11. 1987, blz. 61.

( 4 ) PB nr. L 65 van 14. 3. 1968, blz. 8.

( 5 ) PB nr. L 65 van 14. 3. 1968, blz. 8.

( 6 ) PB nr. L 222 van 14. 8. 1978, blz. 11.

( 7 ) PB nr. L 193 van 18. 7. 1983, blz. 1.

( 8 ) PB nr. L 126 van 12. 5. 1984, blz. 20.

( 9 ) PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11.

Noot: de titel van Richtlijn 2009/101/EG is gewijzigd in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag van Lissabon; oorspronkelijk werd hier artikel 48, tweede alinea, genoemd.

( 10 ) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

( 11 ) PB nr. L 44 van 16. 2. 1989, blz. 40.

Top