EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 01982L0894-20130101
Council Directive of 21 December 1982 on the notification of animal diseases within the Community (82/894/EEC)
Consolidated text: Richtlijn van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (82/894/EEG)
Richtlijn van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (82/894/EEG)
No longer in force
)
1982L0894 — NL — 01.01.2013 — 012.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (PB L 378, 31.12.1982, p.58) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
VERORDENING (EEG) Nr. 3768/85 VAN DE RAAD van 20 december 1985 |
L 362 |
8 |
31.12.1985 |
|
L 61 |
48 |
4.3.1989 |
||
L 76 |
23 |
22.3.1990 |
||
L 248 |
77 |
28.8.1992 |
||
L 4 |
63 |
8.1.1998 |
||
L 235 |
27 |
19.9.2000 |
||
L 274 |
33 |
11.10.2002 |
||
L 122 |
36 |
16.5.2003 |
||
L 67 |
27 |
5.3.2004 |
||
L 213 |
42 |
8.8.2008 |
||
L 329 |
19 |
29.11.2012 |
Gewijzigd bij:
C 241 |
21 |
29.8.1994 |
||
|
L 001 |
1 |
.. |
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 21 december 1982
inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap
(82/894/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43 en 100,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese Parlement, ( 1 )
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),
Overwegende dat de Gemeenschap voorschriften heeft vastgesteld voor de intracommunautaire handel in runderen en varkens, vers vlees, vers vlees van pluimvee en vleesprodukten;
Overwegende dat het uitbreken of het heersen van bepaalde besmettelijke dierziekten een risico voor de communautaire veestapel inhoudt, met name wegens de verbreiding ervan in de intracommunautaire handel; dat snelle en accurate informatie onmisbaar is voor de toepassing van de verschillende beschermingsmaatregelen, vastgesteld in de communautaire voorschriften;
Overwegende dat elke Lid-Staat de andere Lid-Staten en de Commissie op de hoogte dient te stellen van het uitbreken en het verdwijnen van bepaalde dierziekten op zijn grondgebied, zulks op grond van artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens ( 3 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 80/1274/EEG ( 4 ), artikel 11 van Richtlijn 71/118/EEG van de Raad van 15 februari 1971 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het handelsverkeer in vers vlees van pluimvee ( 5 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 80/216/EEG ( 6 ), artikel 7 van Richtlijn 72/461/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees ( 7 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 80/1099/EEG ( 8 ), en artikel 7 van Richtlijn 80/215/EEG van de Raad van 22 januari 1980 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van intracommunautair handelsverkeer in vleesprodukten ( 9 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 80/1100/EEG ( 10 );
Overwegende dat moet worden gespecificeerd welke ziekten moeten worden gemeld en op welke wijze dat moet gebeuren, en dat met name de stand van zaken in elke Lid-Staat op gezette tijden moet worden vastgesteld;
Overwegende dat, als na toepassing van de meldingsprocedure blijkt dat technische aanpassingen nodig zijn, dit zal gebeuren volgens een procedure waarbij nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie wordt ingesteld,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Deze richtlijn heeft betrekking op de melding van:
— het uitbreken van een van de in bijlage I genoemde ziekten,
— de intrekking — na de opruiming van de laatste haard — van de beperkingen die zijn ingesteld na het uitbreken van een van de in bijlage I genoemde ziekten.
2. Deze richtlijn is van toepassing onverminderd de bijzondere bepalingen betreffende informatie over de harmonisatie van de maatregelen inzake het uitroeien en/of voorkomen van dierziekten.
Artikel 2
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) bedrijf: op het grondgebied van een Lid-Staat gelegen landbouw- of ander bedrijf waar dieren worden gehouden of gefokt;
b) ziektegeval: de officiële constatering op een dier of karkas van één van de in bijlage I genoemde ziekten;
c) haard: het bedrijf of de plaats op het grondgebied van de Gemeenschap waar dieren zijn samengebracht en waar een of meer ziektegevallen officieel zijn geconstateerd;
d) „primaire haard”: een haard die epizoötiologisch los staat van een vroeger geconstateerde haard in hetzelfde gebied van een Lid-Staat, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 64/432/EEG, of het voor de eerste maal uitbreken van een ziekte in een ander gebied van dezelfde Lid-Staat.
Artikel 3
1. Iedere Lid-Staat meldt binnen 24 uur rechtstreeks aan de Commissie en aan de Lid-Staten:
— de op zijn grondgebied geconstateerde primaire haard van een van de in bijlage I genoemde ziekten,
— de intrekking — na opruiming van de laatste haard — van de beperkingen die op zijn grondgebied zijn ingesteld na het uitbreken van een van de in bijlage I genoemde ziekten.
2. De in lid 1 bedoelde meldingen met de volgens bijlage II vereiste inlichtingen worden per telex gedaan.
3. Voor klassieke varkenspest zijn de inlichtingen die zijn gemeld overeenkomstig Richtlijn 80/217/EEG van de Raad van 22 januari 1980 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest ( 11 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 80/1274/EEG van de Raad ( 12 ), toereikend.
Artikel 4
1. Onverminderd de in artikel 1, lid 2, bedoelde bepalingen meldt iedere Lid-Staat ten minste op de eerste werkdag van iedere week de op zijn grondgebied geconstateerde secundaire haarden van een van de in bijlage I genoemde ziekten rechtstreeks aan de Commissie.
Deze meldingen hebben betrekking op de week die eindigt te middernacht op de aan de melding voorafgaande zondag.
De Commissie legt de eventuele verbanden tussen deze inlichtingen en stuurt een overzicht van de gegevens naar de veterinaire diensten van iedere Lid-Staat.
2. Het feit dat de Commissie geen meldingen ontvangt, betekent dat er tijdens de in lid 1, tweede alinea, bedoelde periode geen secundaire haarden zijn uitgebroken.
3. De in lid 1 bedoelde meldingen worden per telex gedaan en bevatten de volgens bijlage II vereiste inlichtingen.
Artikel 5
1. Vóór de tenuitvoerlegging van deze richtlijn zal overeenkomstig de procedure van artikel 6 het formulier worden vastgesteld waarmee de volgens bijlage II vereiste inlichtingen moeten worden verstrekt.
2. Volgens de procedure van artikel 6 kan worden besloten:
— tot aanvulling of wijziging van de bijlagen,
— tot tijdelijke wijziging van de strekking, inhoud en frequentie van de melding, onverminderd artikel 4 en rekening houdende met de betrokken ziekte en de bijzondere epizoötiologische ontwikkeling ervan.
Artikel 6
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ( 13 ) ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG ( 14 ) van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 7
De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1984 aan deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 8
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
BIJLAGE I
Ziekten waarvoor een aangifteplicht bestaat
A. Ziekten bij landdieren
Lijst A.1:
— Paardenpest
— Afrikaanse varkenspest
— Miltvuur
— Aviaire influenza (HPAI bij pluimvee, in gevangenschap levende vogels en wilde vogels en LPAI bij pluimvee en in gevangenschap levende vogels)
— Bluetongue
— Boviene spongiforme encefalopathie
— Klassieke varkenspest
— Besmettelijke boviene pleuropneumonie
— Dourine
— Paardenencefalomyelitis van de volgende vormen:
—— Oosterse paardenencefalomyelitis,
— Japanse encefalitis,
— Venezolaanse paardenencefalomyelitis,
— Westnijlkoorts,
— Westerse paardenencefalomyelitis.
— Infectieuze anemie bij paarden
— Mond-en-klauwzeer
— Kwade droes
— Besmettelijke nodulaire dermatose (lumpy skin disease)
— Ziekte van Newcastle
— Pest van kleine herkauwers (Peste des petits ruminants)
— Rabiësinfectie
— Riftdalkoorts
— Runderpest
— Schapen- en geitenpokken
— Kleinebijenkastkeverplaag (Aethina tumida)
— Vesiculaire varkensziekte
— Tropilaelapsplaag bij honingbijen
— Vesiculaire stomatitis
Lijst A.2:
— Runderbrucellose
— Rundertuberculose
— Endemische runderleukose
— Schapen- en geitenbrucellose (met uitzondering van Brucella ovis).
B. Ziekten bij aquacultuurdieren
— Epizoötische hematopoëtische necrose
— Infectieuze hematopoëtische necrose
— Infectieuze zalmanemie
— Besmetting met Perkinsus marinus
— Besmetting met Microcytos mackini
— Besmetting met Marteilia refringens
— Besmetting met Bonamia ostreae
— Besmetting met Bonamia exitiosa
— Koiherpesvirus
— Taurasyndroom
— Virale hemorragische septikemie
— Wittevlekkensyndroom
— Yellowheadziekte.
BIJLAGE II
A. |
Gegevens met betrekking tot de primaire en de secundaire haard van de in bijlage I, onder A en B, vermelde ziekten, die bij de op grond van de artikelen 3 en 4 vereiste melding moeten worden verstrekt: 1. Datum van verzending 2. Tijd van verzending 3. Land van oorsprong 4. Naam van de ziekte en, in voorkomend geval, van het type virus 5. Volgnummer van de haard 6. Soort haard 7. Referentienummer van de haard die in verband staat met deze haard 8. Gebied en geografische ligging van het bedrijf 9. Andere regio waarvoor beperkingen gelden 10. Datum van bevestiging 11. Datum waarop besmetting voor het eerst werd vermoed 12. Geraamde datum van eerste besmetting 13. Oorsprong van de ziekte 14. Controlemaatregelen 15. Aantal gevoelige dieren ter plekke: a) runderen, b) varkens, c) schapen, d) geiten, e) pluimvee, f) paardachtigen, g) in het geval van aquacultuurdieren het gewicht of het aantal gevoelige dieren × 1 000, h) wilde soorten, i) in geval van bijenziekten het aantal mogelijk betrokken bijenkasten 16. Aantal klinisch aangetaste dieren ter plekke: a) runderen, b) varkens, c) schapen, d) geiten, e) pluimvee, f) paardachtigen, g) in het geval van aquacultuurdieren het gewicht of het aantal klinisch aangetaste dieren × 1 000, h) wilde soorten, i) in geval van bijenziekten het aantal klinisch aangetaste bijenkasten 17. Aantal ter plekke gestorven dieren: a) runderen, b) varkens, c) schapen, d) geiten, e) pluimvee, f) paardachtigen, g) in het geval van aquacultuurdieren het gewicht of het aantal ter plekke gestorven dieren × 1 000, h) wilde soorten 18. Aantal geslachte dieren: a) runderen, b) varkens, c) schapen, d) geiten, e) pluimvee, f) paardachtigen, g) in het geval van aquacultuurdieren voor zover van toepassing (alleen voor schaaldieren en vissen) het gewicht of het aantal geslachte dieren × 1 000, h) wilde soorten 19. Aantal vernietigde karkassen: a) runderen, b) varkens, c) schapen, d) geiten, e) pluimvee, f) paardachtigen, g) in het geval van aquacultuurdieren voor zover van toepassing het gewicht of het aantal verwijderde dieren × 1 000, h) wilde soorten, i) in geval van bijenziekten het aantal vernietigde bijenkasten 20. (Geschatte) datum waarop het doden is voltooid 21. (Geschatte) datum waarop het vernietigen is voltooid |
B. |
Als het gaat om varkenspest, de volgende aanvullende gegevens: 1. Afstand tot dichtstbijgelegen varkenshouderij 2. Aantal en soort (fok-, mestvarkens en biggen ( 15 )) varkens op de besmette bedrijven 3. Aantal en soort (fok-, mestvarkens en biggen (15) ) klinisch aangetaste varkens op de besmette bedrijven 4. Diagnosemethode 5. Als de besmetting niet op een bedrijf is bevestigd, aangeven of ze in een slachthuis of in een vervoermiddel is bevestigd 6. Bevestiging van primaire haarden ( 16 ) bij wilde varkens |
C. |
In het geval van ziekten bij landdieren zoals vermeld in bijlage I, onder A.2: — de bevestiging van haarden, besmettingen of aanwezigheid van de ziekteverwekker in een beslag zoals bedoeld in de bijlagen A en D bij Richtlijn 64/432/EEG of op bedrijven zoals bedoeld in bijlage A bij Richtlijn 91/68/EEG van de Raad ( 17 ), of de intrekking van de officiële ziektevrije status van een beslag of een bedrijf op basis van een laboratoriumonderzoek of epidemiologisch onderzoek zoals bedoeld in de bijlagen A en D bij Richtlijn 64/432/EEG of in bijlage A bij Richtlijn 91/68/EEG in een lidstaat of een regio daarvan die overeenkomstig deze richtlijnen officieel ziektevrij is en niet uit epidemiologisch oogpunt in verband kan worden gebracht met een vroegere haard, moet worden aangegeven als een primaire haard, zoals bepaald in artikel 2, onder d), en moet binnen een week aan de Commissie en de lidstaten worden gemeld; — andere bevestigingen van haarden, besmettingen of aanwezigheid van de ziekteverwekker of de intrekking van de officiële ziektevrije status van een beslag of een bedrijf op basis van een laboratoriumonderzoek of een epidemiologisch onderzoek zoals bedoeld in de bijlagen A en D bij Richtlijn 64/432/EEG of in bijlage A bij Richtlijn 91/68/EEG in een lidstaat of regio daarvan die overeenkomst deze richtlijnen officieel ziektevrij is, moet worden aangegeven als een secundaire haard overeenkomstig artikel 4, lid 1, van deze richtlijn; — secundaire haarden moeten maandelijks bij de Commissie en de lidstaten worden gemeld; — bij rundertuberculose, runderbrucellose en schapen- en geitenbrucellose moet, indien bekend, tevens de benaming van de ziekteverwekker in de aangifte worden opgenomen. |
D. |
In het geval van ziekten bij aquacultuurdieren zoals vermeld in bijlage I, onder B: — bevestigingen van haarden van exotische ziekten en van haarden van niet-exotische ziekten in voordien ziektevrije lidstaten, gebieden of compartimenten zoals gedefinieerd in Richtlijn 2006/88/EG ( 18 ) moeten als primaire haarden worden gemeld; — andere haarden dan de in het eerste streepje bedoelde moeten overeenkomstig artikel 4, lid 1, als secundaire haarden worden gemeld; — secundaire haarden moeten maandelijks bij de Commissie en de lidstaten worden gemeld. De naam en een beschrijving van het gebied of compartiment moeten in de aangifte worden opgenomen. |
( 1 ) Advies uitgebracht op 12/13 april 1982 (nog niet in het Publikatieblad verschenen).
( 2 ) PB nr. C 112 van 3.5.1982, blz. 4.
( 3 ) PB nr. 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.
( 4 ) PB nr. L 375 van 31.12.1980, blz. 75.
( 5 ) PB nr. L 55 van 8.3.1971, blz. 23.
( 6 ) PB nr. L 47 van 21.2.1980, blz. 8.
( 7 ) PB nr. L 302 van 31.12.1972, blz. 24.
( 8 ) PB nr. L 325 van 1.12.1980, blz. 14.
( 9 ) PB nr. L 47 van 21.2.1980, blz. 4.
( 10 ) PB nr. L 325 van 1.12.1980, blz. 16.
( 11 ) PB nr. L 47 van 21.2.1980, blz. 11.
( 12 ) PB nr. L 375 van 31.12.1980, blz. 75.
( 13 ) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
( 14 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
( 15 ) Dieren jonger dan ongeveer drie maanden.
( 16 ) Primaire haarden bij wilde varkens zijn gevallen die voorkomen in niet-gecontroleerde gebieden, d.w.z. gebieden buiten die waarvoor beperkingen gelden in verband met klassieke varkenspest bij wilde varkens.
( 17 ) PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19.
( 18 ) PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.