EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01976L0761-20130701

Consolidated text: Richtlijn van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (76/761/EEG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1976/761/2013-07-01

1976L0761 — NL — 01.07.2013 — 009.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 27 juli 1976

►M3  inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ◄

(76/761/EEG)

(PB L 262, 27.9.1976, p.96)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

 M1

RICHTLIJN VAN DE RAAD 87/354/EEG van 25 juni 1987

  L 192

43

11.7.1987

 M2

RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE 89/517/EEG van 1 augustus 1989

  L 265

15

12.9.1989

►M3

RICHTLIJN 1999/17/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 18 maart 1999

  L 97

45

12.4.1999

►M4

RICHTLIJN 2006/96/EG VAN DE RAAD van 20 november 2006

  L 363

81

20.12.2006

►M5

RICHTLIJN 2013/15/EU VAN DE RAAD van 13 mei 2013

  L 158

172

10.6.2013


Gewijzigd bij:

 A1

Toetredingsakte van Griekenland

  L 291

17

19.11.1979

 A2

Toetredingsakte van Spanje en Portugal

  L 302

23

15.11.1985

 A3

Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden

  C 241

21

29.8.1994

 

  L 001

1

..

►A4

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

  L 236

33

23.9.2003




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 27 juli 1976

►M3  inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ◄

(76/761/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen onder meer betrekking hebben op koplichten voor groot licht en/of dimlicht, alsmede op lampen hiervoor;

Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen, hetzij ter aanvulling, hetzij in de plaats van hun huidige regelingen, met name om voor elk type voertuig de uitvoering mogelijk te maken van de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 );

Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 76/756/EEG ( 4 ) de gemeenschappelijke voorschriften betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan heeft vastgesteld;

Overwegende dat elke Lid-Staat, op grond van een geharmoniseerde goedkeuringsprocedure voor koplichten voor groot licht en/of dimlicht alsmede voor lampen hiervan, in staat is te constateren of de gemeenschappelijke constructie- en beproevingsvoorschriften worden nageleefd en de andere Lid-Staten van het geconstateerde in kennis te stellen door het toezenden van een afschrift van het goedkeuringsformulier dat voor elk type van deze koplichten of lampen daarvan wordt opgesteld; dat het aanbrengen van een E.E.G.-goedkeuringsmerk op alle inrichtingen die in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn gefabriceerd, een technische controle van deze inrichtingen in de andere Lid-Staten overbodig maakt;

Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met sommige technische voorschriften die door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties zijn vastgelegd in haar reglement nr. 1 (Uniform regulations for the approval of motor vehicle headlights emitting an asymmetrical passing beam or a driving beam or both) ( 5 ) en haar reglement nr. 2 (Uniform regulations concerning approval of incandescent electric lamps for headlights emitting an asymmetrical passing beam or a driving beam or both (5)  die zijn gehecht aan het „Agreement of 20 March 1958 concerning the adoption of uniform conditions for approval and reciprocal recognition of approval for motor vehicle equipment and parts”;

Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen inzake motorvoertuigen inhoudt dat de Lid-Staten onderling de controle erkennen die door elk van hen op grond van de gemeenschappelijke voorschriften wordt uitgevoerd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

▼M3

1.  Iedere lidstaat verleent EG-typegoedkeuring als onderdeel voor elk type koplicht voor groot licht en/of dimlicht en voor elk type lichtbron (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden, dat voldoet aan de in de relevante bijlagen opgenomen constructie- en beproevingsvoorschriften.

▼B

2.  De Lid-Staat die de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend, treft de nodige maatregelen, om zo nodig in samenwerking met de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten, voor zover noodzakelijk te controleren of de produktie in overeenstemming is met het goedgekeurde type. Deze controle beperkt zich tot steekproeven.

▼M3

Artikel 2

De lidstaten kennen de fabrikant een EG-typegoedkeuringsmerkteken toe, overeenkomstig het in aanhangsel 5 van bijlage I vastgestelde model, voor elk type koplicht voor groot licht en/of dimlicht of voor elk type lichtbron (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden, dat door hen krachtens artikel 1 is goedgekeurd.

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen teneinde te voorkomen dat merktekens worden gebruikt waardoor verwarring kan ontstaan tussen koplichten voor groot licht en/of dimlicht en lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in krachtens artikel 1 goedgekeurde verlichtingseenheden en andere inrichtingen.

Artikel 3

1.  De lidstaten mogen het op de markt brengen van koplichten voor groot licht en/of dimlicht en van lichtbronnen (gloeilampen en andere), voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden, niet verbieden om redenen die verband houden met hun constructie of werking, indien zij het EG-typegoedkeuringsmerkteken dragen.

2.  Een lidstaat mag echter het op de markt brengen van het EG-typegoedkeuringsmerkteken dragende koplichten voor groot licht en/of dimlicht of lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden verbieden indien deze systematisch niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.

Deze lidstaat brengt de genomen maatregelen onverwijld ter kennis van de andere lidstaten en de Commissie, met opgave van de redenen van zijn beslissing.

Artikel 4

De bevoegde instanties van iedere lidstaat stellen elkaar overeenkomstig de procedure van artikel 4, lid 6, van Richtlijn 70/156/EEG in kennis van elke goedkeuring die zij overeenkomstig deze richtlijn hebben verleend, geweigerd of ingetrokken.

▼B

Artikel 5

1.   ►M3  Indien de lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend, vaststelt dat verscheidene koplichten voor groot licht en/of dimlicht of lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden die hetzelfde EG-typegoedkeuringsmerkteken dragen, niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen om de overeenstemming van de productie met het goedgekeurde type te waarborgen. ◄ De bevoegde instanties van deze Lid-Staat stellen de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten in kennis van de genomen maatregelen, die, wanneer er systematisch gebrek aan overeenstemming is, zelfs intrekking van de E.E.G.-goedkeuring kunnen inhouden. Deze instanties nemen dezelfde maatregelen, wanneer zij door de bevoegde instanties van een andere Lid-Staat van een dergelijk gebrek aan overeenstemming in kennis worden gesteld.

2.  De bevoegde instanties van de Lid-Staten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een verleende E.E.G.-goedkeuring en van de beweegredenen daarvoor.

Artikel 6

►M3  Elke uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn genomen beslissing, houdende weigering of intrekking van de EG-typegoedkeuring als onderdeel voor koplichten voor groot licht en/of dimlicht of lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden, dan wel verbod van het op de markt brengen of het gebruik daarvan, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. ◄ Deze beslissing wordt ter kennis van de belanghebbende gebracht met opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

▼M3

Artikel 7

De lidstaten mogen de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de koplichten voor groot licht en/of dimlicht of de lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden, indien deze van het EG-typegoedkeuringsmerkteken zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn geïnstalleerd.

Artikel 8

De lidstaten mogen de verkoop, de registratie, het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de koplichten voor groot licht en/of dimlicht of de lichtbronnen (gloeilampen en andere) voor gebruik in goedgekeurde verlichtingseenheden, indien deze van het EG-typegoedkeuringsmerkteken zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn geïnstalleerd.

Artikel 9

Onder „voertuig” wordt in deze richtlijn verstaan, ieder voor deelneming aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig, met of zonder carrosserie, op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur, met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen en van land- en bosbouwtrekkers en alle mobiele machines.

▼B

Artikel 10

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 11

1.  Voor 1 juli 1977 nemen de Lid-Staten de nodige bepalingen aan om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij die bepalingen bekend. Zij stellen de Commissie onverwijld hiervan in kennis. Zij passen deze voorschriften uiterlijk met ingang van 1 oktober 1977 toe.

2.  Vanaf de kennisgeving van deze richtlijn dragen de Lid-Staten er voorts zorg voor dat de Commissie in kennis wordt gesteld van ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen aan te nemen op het door deze richtlijn bestreken gebied en wel op een zodanig tijdstip dat de Commissie gelegenheid heeft haar opmerkingen ter zake in te dienen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

▼M3




LIJST VAN BIJLAGEN



BIJLAGE I:

Administratieve bepalingen voor de typegoedkeuring

Aanhangsel 1:

Inlichtingenformulier (koplichten)

Aanhangsel 2:

Inlichtingenformulier (lichtbronnen)

Aanhangsel 3:

EG-typegoedkeuringsformulier (koplichten)

Aanhangsel 4:

EG-typegoedkeuringsformulier (lichtbronnen)

Aanhangsel 5:

Voorbeelden van het EG-typegoedkeuringsmerk voor een type onderdeel

BIJLAGE II:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor koplichten met gloeilampen van de categorieën R2 en/of HS1

BIJLAGE III:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor sealed-beam-koplichten

BIJLAGE IV:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor koplichten met halogeenlampen van de categorieën H1, H2, H3, HB3, HB4, H7 en/of H8

BIJLAGE V:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor koplichten met halogeenlampen van categorie H4

BIJLAGE VI:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor halogeen-sealed-beam-koplichten

BIJLAGE VII:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor gloeilampen die worden gebruikt in goedgekeurde verlichtingsinrichtingen

BIJLAGE VIII:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor koplichten met gasontladingslichtbronnen

BIJLAGE IX:

Toepassingsgebied en technische voorschriften voor gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde verlichtingsinrichtingen




BIJLAGE I

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN VOOR DE TYPEGOEDKEURING

1.   Deze bijlage betreft de goedkeuring als type onderdeel van:

1.1. koplichten voor motorvoertuigen die een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel hebben of beide, zijn uitgerust met gloeilampen van de categorieën R2 en/of HS1 en voldoen aan de voorschriften van bijlage II;

1.2. sealed-beam-koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide die voldoen aan de voorschriften van bijlage III;

1.3. koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide die zijn uitgerust met een halogeenlamp van de categorieën H1, H2, H3, HB3, HB4, H7 en/of H8 en die voldoen aan de voorschriften van bijlage IV;

1.4. koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide die zijn uitgerust met halogeenlampen van categorie H4 en die voldoen aan de voorschriften van bijlage V;

1.5. halogeen-sealed-beam-koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide die voldoen aan de voorschriften van bijlage VI;

1.6. gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde verlichtingsinrichtingen van motorvoertuigen en de aanhangwagens daarvan die voldoen aan de voorschriften van bijlage VII;

1.7. koplichten van motorvoertuigen met een gasontladingslichtbron die voldoen aan de voorschriften van bijlage VIII;

1.8. gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingsverlichtingsinrichtingen van motorvoertuigen die voldoen aan de voorschriften van bijlage IX.

2.   AANVRAAG VAN EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN VOERTUIGTYPE

2.1.

De aanvraag van EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een type koplicht als onderdeel wordt ingediend door de fabrikant.

2.1.1.

Een model van het inlichtingenformulier is opgenomen in aanhangsel 1.

2.1.2.

Het volgende moet ter beschikking worden gesteld aan de voor de uitvoering van de goedkeuringsproeven verantwoordelijke technische dienst:

2.1.2.1.

Monsters van:

2.1.2.1.1. een type koplicht als bedoeld in de punten 1.1, 1.3 en 1.4: twee stuks;

2.1.2.1.2. een type koplicht als bedoeld in de punten 1.2 en 1.5: vijf stuks;

2.1.2.1.3. een type koplicht als bedoeld in punt 1.7: twee stuks met standaardgasontladingslichtbronnen en, indien van toepassing, één voorschakelinrichting van elk gebruikt type.

2.1.2.2.

Voor het beproeven van de kunststof waarvan de lens is gemaakt:

2.1.2.2.1. 13 lenzen (14 lenzen voor de in punt 1.7 genoemde koplichten);

2.1.2.2.2. zes (tien) van deze lenzen mogen worden vervangen door zes (tien) monsters van de kunststof met als minimumafmetingen 60 mm × 80 mm, met een vlak of bol buitenoppervlak en een overwegend vlak middengedeelte (krommingsstraal minimaal 300 mm) van 15 mm × 15 mm;

2.1.2.2.3. een dergelijke lens of een dergelijk monster van de kunststof moet zijn vervaardigd volgens de bij de massaproductie gevolgde methode;

2.1.2.2.4. een reflector waarop de lenzen kunnen worden gemonteerd overeenkomstig de instructies van de fabrikant.

2.1.2.3.

Voor de eventuele beproeving van de weerstand van de van kunststof vervaardigde lichtdoorlatende gedeelten tegen UV-stralen van de gasontladingslichtbron binnen de koplamp:

2.1.2.3.1. een monster van de relevante materialen die worden gebruikt in het koplicht of een koplicht waarin deze materialen zijn gebruikt. Elk monster van een materiaal moet dezelfde verschijningsvorm hebben en een eventuele oppervlaktebehandeling hebben ondergaan die nodig is voor het gebruik in het goed te keuren koplicht;

2.1.2.3.2. de beproeving tegen UV-weerstand van de inwendige materialen tegen straling van de lichtbron behoeft niet te worden uitgevoerd indien een gasontladingslamp met een lage UV-straling wordt toegepast of indien voorzieningen zijn getroffen om de desbetreffende delen af te schermen tegen UV-straling, bijvoorbeeld door glasfilters.

2.1.2.4.

De materialen waaruit de lenzen en de coating daarvan bestaan, moeten in voorkomend geval vergezeld gaan van een testrapport van de eigenschappen van deze materialen en bijbehorende bekleding indien deze reeds zijn beproefd.

2.2.

De aanvraag van EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een type lichtbron als onderdeel wordt ingediend door de fabrikant.

2.2.1.

Een model van het inlichtingenformulier is opgenomen in aanhangsel 2.

2.2.2.

Het volgende moet ter beschikking worden gesteld aan de voor de uitvoering van de goedkeuringsproeven verantwoordelijke technische dienst:

2.2.2.1.

van het in punt 1.6 bedoelde type gloeilamp: vijf monsters van elke kleur waarvoor goedkeuring is aangevraagd;

2.2.2.2.

van de in punt 1.8 bedoelde gasontladingslichtbron: drie monsters en één monster van de voorschakelinrichting;

2.2.2.3.

voor een type lichtbron waarvan alleen de handelsnaam of het merk verschilt van een type dat reeds is goedgekeurd is het voldoende het volgende in te dienen:

2.2.2.3.1. een verklaring van de fabrikant dat het verstrekte type identiek is (behalve de handelsnaam of het merk) aan een reeds goedgekeurd type en wordt vervaardigd door dezelfde fabrikant, met vermelding van het goedkeuringsnummer;

2.2.2.3.2. twee monsters met de nieuwe handelsnaam of het nieuwe merk.

3.   MERKTEKENS

3.1.

De inrichtingen die voor EG-typegoedkeuring als onderdeel worden aangeboden, moeten voorzien zijn van het volgende:

3.1.1.

Bij koplichten ( 6 ):

3.1.1.1. het merk of de handelsnaam van de fabrikant op de lens;

3.1.1.2. op de lens en op het hoofdonderdeel ( 7 ) voldoende grote ruimtes voor het goedkeuringsmerkteken als bedoeld in punt 5; deze ruimtes moeten worden aangegeven op de in aanhangsel 1 bedoelde tekeningen;

3.1.1.3. indien zodanig ontworpen dat aan de voorschriften voor zowel rechts- als linksrijdend verkeer wordt voldaan, markeringen die de twee standen van de optische eenheid op het voertuig of van de lichtbron in de reflector aangeven; deze markeringen bestaan uit de letters „R/D” voor de stand voor rechtsrijdend en de letters „L/G” voor de stand voor linksrijdend verkeer;

3.1.1.4. alle in punt 1.7 bedoelde lichten mogen op het lichtdoorlatende gedeelte voorzien zijn van een referentiepunt als aangegeven in bijlage 6 van de in punt 2.1 van bijlage VIII genoemde documenten.

3.1.2.

Bij gloeilampen op de lampvoet of het glas waarbij in het laatste geval de lichteigenschappen niet nadelig mogen worden beïnvloed:

3.1.2.1. de handelsnaam of het merk van de fabrikant; indien hetzelfde goedkeuringsnummer wordt toegekend aan verschillende handelsnamen of merken zijn één of meer daarvan voldoende om aan dit voorschrift te voldoen;

3.1.2.2. de nominale spanning;

3.1.2.3. de internationale aanduiding van de relevante categorie;

3.1.2.4. het nominaal vermogen (in de volgorde hoofdgloeidraad/tweede gloeidraad voor lampen met twee gloeidraden); dit hoeft niet afzonderlijk te worden vermeld indien dit deel uitmaakt van de internationale aanduiding van de relevante gloeilampcategorie;

3.1.2.5. een voldoende grote ruimte voor het goedkeuringsmerk dat moet worden aangegeven op de in aanhangsel 2 bedoelde tekeningen;

3.1.2.6. andere aanduidingen dan die welke zijn genoemd in de punten 3.1.2.1 tot en met 3.1.2.5 en 6 mogen worden aangebracht op voorwaarde dat deze geen nadelige gevolgen hebben voor de lichteigenschappen.

3.1.3.

Bij gasontladingslichtbronnen op de lampvoet:

3.1.3.1. de handelsnaam of het merk van de fabrikant;

3.1.3.2. de internationale aanduiding van de relevante categorie;

3.1.3.3. het nominaal vermogen; dit behoeft niet afzonderlijk te worden aangeduid indien dit deel uitmaakt van de internationale aanduiding van de relevante categorie;

3.1.3.4. een voldoende grote ruimte voor het goedkeuringsmerkteken die moet worden aangegeven op de in aanhangsel 2 bedoelde tekeningen;

3.1.3.5. andere aanduidingen dan die genoemd onder de punten 3.1.3.1 tot en met 3.1.3.4 en 6 mogen op de lampvoet worden aangebracht;

3.1.3.6. op de voorschakelinrichting die voor de typegoedkeuring van de lichtbron wordt gebruikt, moet een merkteken zijn aangebracht dat het type en het handelsmerk aangeeft, alsmede de nominale spanning en het nominaal vermogen, als vermeld op het desbetreffende gegevensformulier voor de lamp.

4.   VERLENING VAN EG-TYPEGOEDKEURING VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

4.1.

Indien aan de terzake dienende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG verleend.

NB:

Niets in deze richtlijn weerhoudt een lidstaat ervan de combinatie van een krachtens deze richtlijn goedgekeurd koplicht met een kunststoflens en een mechanische koplampwisser te verbieden.

4.2.

Een model van het EG-typegoedkeuringsformulier is opgenomen:

4.2.1. in aanhangsel 3 voor de in punt 2.1 genoemde aanvragen;

4.2.2. in aanhangsel 4 voor de in punt 2.2 genoemde aanvragen.

4.3.

Er dient een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 70/156/EEG aan elk goedgekeurd type koplicht te worden toegekend. Dezelfde lidstaat mag niet hetzelfde nummer aan een ander type koplicht toekennen.

4.4.

Wanneer EG-typegoedkeuring wordt aangevraagd voor een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een koplicht en andere lichten, mag één EG-typegoedkeuringsnummer worden toegekend, op voorwaarde dat het koplicht of de lichtbron voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn en dat alle andere lichten die deel uitmaken van de verlichtings- en lichtsignaalinrichting waarvoor EG-typegoedkeuring is aangevraagd, voldoen aan de daarop van toepassing zijnde bijzondere richtlijn.

4.5.

Er dient aan elk type lichtbron een goedkeuringsnummer te worden toegekend. Dit nummer is opgebouwd uit een aanduidingscode bestaande uit niet meer dan twee karakters die worden gekozen uit de in de voetnoot ( 8 ) opgenomen Arabische cijfers en hoofdletters, voorafgegaan door een uit één cijfer bestaand volgnummer dat toegekend is aan de meest recente ingrijpende technische wijziging van de terzake dienende bijlage van Richtlijn 76/761/EEG op de datum dat EG-typegoedkeuring werd verleend. In deze richtlijn is het volgnummer:

 2 voor bijlage VII;

 0 voor bijlage IX.

Dezelfde lidstaat mag niet hetzelfde nummer aan een ander type lichtbron toekennen.

5.   EG-TYPEGOEDKEURINGSMERK VOOR EEN TYPE KOPLICHT

5.1.

Behalve de in punt 3.1 genoemde merktekens moet ieder koplicht, dat overeenkomt met een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd type, voorzien zijn van een EG-typegoedkeuringsmerk.

5.2.

Dit merk bestaat uit:

5.2.1.

een rechthoek met daarin de kleine letter „e”, gevolgd door het kengetal of de kenletters van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend:

▼A4

1 voor Duitsland;

2 voor Frankrijk;

3 voor Italië;

4 voor Nederland;

5 voor Zweden;

6 voor België;

7 voor Hongarije;

8 voor Tsjechië;

9 voor Spanje;

11 voor het Verenigd Koninkrijk;

12 voor Oostenrijk;

13 voor Luxemburg;

17 voor Finland;

18 voor Denemarken;

▼M4

19 voor Roemenië;

▼A4

20 voor Polen;

21 voor Portugal;

23 voor Griekenland;

24 voor Ierland;

▼M5

25 voor Kroatië;

▼A4

26 voor Slovenië;

27 voor Slowakije;

29 voor Estland;

32 voor Letland;

▼M4

34 voor Bulgarije;

▼A4

36 voor Litouwen;

CY voor Cyprus;

MT voor Malta;

▼M3

5.2.2.

nabij de rechthoek, het „basisgoedkeuringsnummer”, opgenomen in deel 4 van het in bijlage VII bij Richtlijn 70/156/EEG bedoelde typegoedkeuringsnummer, voorafgegaan door twee cijfers die het volgnummer vormen, dat is toegekend aan de meest recente ingrijpende technische wijziging van de relevante bijlage bij Richtlijn 76/761/EEG op de dag waarop de EG-typegoedkeuring is verleend. Het volgnummer van deze richtlijn is:

 01 voor bijlage II,

 02 voor bijlage III,

 04 voor bijlage IV,

 02 voor bijlage V,

 02 voor bijlage VI,

 00 voor bijlage VIII;

5.2.3.

de volgende aanvullende symbolen:

5.2.3.1.

op koplichten die uitsluitend voldoen aan de voorschriften voor linksrijdend verkeer: een horizontale pijl die naar rechts van een waarnemer die naar het koplicht kijkt, wijst, met andere woorden naar de kant van de weg waar het verkeer rijdt;

5.2.3.2.

op koplichten die zijn ontworpen om te voldoen aan de voorschriften voor beide verkeerssystemen door middel van de juiste instelling van de stand van de optische eenheid of de gloeilamp: een horizontale pijl met een punt aan beide kanten, waarbij de punt naar links, respectievelijk naar rechts wijst;

5.2.3.3.

op koplichten die uitsluitend voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn wat het gedimd licht betreft: de letter C;

5.2.3.4.

op koplichten die uitsluitend voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn wat het grootlicht betreft: de letter R;

5.2.3.5.

op koplichten die uitsluitend voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn wat betreft zowel het dimlicht als het grootlicht: de letters CR;

5.2.3.6.

voorafgegaan door de letter(s):

S

bij de in punt 1.2 bedoelde koplichten,

H

bij de in de punten 1.3 en 1.4 bedoelde koplichten,

HS

bij de in punt 1.5 bedoelde koplichten,

D

bij de in punt 1.7 bedoelde koplichten;

5.2.3.7.

op koplichten met een lens van kunststof worden de letters PL toegevoegd aan de in de punten 5.2.3.3 tot en met 5.2.3.5 voorgeschreven symbolen;

5.2.3.8.

op de in de punten 1.3, 1.4, 1.5 en 1.7 bedoelde koplichten die voldoen aan de voorschriften wat het grootlicht betreft: een indicatie van de maximumlichtsterkte uitgedrukt door een referentiemerkteken naast de rechthoek met daarin de letter „e”; bij samengebouwde koplichten een indicatie van de maximumlichtsterkte van de gedimde lichtstralen tezamen op dezelfde wijze als hierboven.

Het desbetreffende referentiemerkteken is gedefinieerd in:

 punt 6.3.2.1.2 van de in punt 2.1 van de bijlagen IV en V genoemde documenten;

 punt 8.3.2.1.2 van de in punt 2.1 van bijlage VI genoemde documenten;

 punt 6.3.2.2 van de in punt 2.1 van bijlage VIII genoemde documenten;

5.2.3.9.

in alle gevallen moet de relevante gebruikswijze tijdens de testprocedure overeenkomstig punt 1.1.1.1 van bijlage X en de toegestane spanning(en) overeenkomstig punt 1.1.1.2 van bijlage X worden aangegeven op het goedkeuringsformulier (aanhangsel 3).

In de dienovereenkomstige gevallen dient de inrichting op de volgende wijze van een merkteken te worden voorzien:

op koplichten die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn en die zodanig zijn ontworpen dat de gloeidraad van het dimlicht niet tegelijkertijd kan worden ontstoken met die van een andere lichtfunctie waarmee het is samengebouwd, moet een schuine streep (/) worden geplaatst achter het symbool voor het dimlicht in het goedkeuringsmerk;

op de in de punten 1.1, 1.3 en 1.4 genoemde koplichten die uitsluitend voldoen aan de voorschriften van bijlage X bij deze richtlijn wanneer ze zijn aangesloten op een spanning van 6 V of 12 V, moet een symbool bestaande uit een doorgekruist cijfer 24 worden geplaatst in de nabijheid van de lamphouder van de gloeilamp.

Bijlage X wordt gelezen als:

 bijlage 4 van de in punt 2.1 van de bijlagen II en VIII bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 5 van de in punt 2.1 van de bijlagen III, IV en V bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 6 van de in punt 2.1 van bijlage VI bij deze richtlijn bedoelde documenten,

al naar gelang van het geval.

5.3.

Het EG-typegoedkeuringsmerk moet zodanig op het licht worden aangebracht dat het onuitwisbaar en goed leesbaar is, ook wanneer het licht op het voertuig is gemonteerd.

5.4.

Configuratie van het goedkeuringsmerk:

5.4.1.

Onafhankelijke lampen:

voorbeelden van het EG-goedkeuringsmerk voor een type onderdeel zijn afgebeeld in figuur 1 van aanhangsel 5.

5.4.2.

Gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten:

5.4.2.1.

Wanneer overeenkomstig punt 4.4 één EG-typegoedkeuringsnummer aan een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een koplicht en andere lichten is toegekend, mag één EG-typegoedkeuringsmerk worden aangebracht, bestaande uit:

5.4.2.1.1. een rechthoek met daarin de letter „e”, gevolgd door het kengetal of de kenletters van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend (zie punt 5.2.1);

5.4.2.1.2. het basisgoedkeuringsnummer (zie punt 5.2.2, eerste helft van de zin).

5.4.2.2.

Dit merk mag op een willekeurige plaats op het gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde licht worden aangebracht, mits:

5.4.2.2.1. het zichtbaar is na montage van de lichten;

5.4.2.2.2. geen lichtdoorlatende onderdelen van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten kunnen worden verwijderd zonder tegelijkertijd het goedkeuringsmerk te verwijderen.

5.4.2.3.

Het identificatiesymbool voor elk licht overeenkomstig elke richtlijn krachtens welke de EG-typegoedkeuring als onderdeel werd verleend, tezamen met het volgnummer (zie punt 5.2.2, tweede helft van de zin) en in voorkomend geval de voorgeschreven pijl, moeten worden aangebracht:

5.4.2.3.1. hetzij op het desbetreffende uitvalsvlak van het licht;

5.4.2.3.2. hetzij op zodanige wijze gegroepeerd dat de gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten duidelijk kunnen worden geïdentificeerd.

5.4.2.4.

De afmetingen van de onderdelen van dit merk mogen niet kleiner zijn dan de minimumafmetingen die zijn aangegeven voor de afzonderlijke merken in de verschillende richtlijnen krachtens welke de EG-typeonderdeelgoedkeuring werd verleend.

5.4.2.5.

Voorbeelden van het EG-typegoedkeuringsmerk voor een type licht dat is gegroepeerd, gecombineerd of samengebouwd met andere lichten zijn afgebeeld in figuur 2 van aanhangsel 5.

5.4.3.

Lichten waarvan de lens wordt gebruikt voor verschillende typen koplichten en die zijn samengebouwd of gegroepeerd met andere lichten:

5.4.3.1. de in punt 5.4.2 vastgelegde bepalingen zijn van toepassing;

5.4.3.2. bovendien mag, wanneer dezelfde lens wordt gebruikt, deze lens zijn voorzien van verschillende goedkeuringsmerken die betrekking hebben op de verschillende typen koplichten of verlichtingseenheden, mits het hoofdonderdeel van het koplicht, ook al kan dit niet worden afgenomen van het glas, ook de in punt 3.1.1.2 voorgeschreven ruimte biedt en daarop de goedkeuringsmerken voor de functies die kunnen worden vervuld, zijn aangebracht;

5.4.3.3. indien verschillende typen koplicht hetzelfde hoofdonderdeel hebben, mogen op laatstgenoemde verschillende goedkeuringsnummers zijn aangebracht;

5.4.3.4. voorbeelden van een EG-typegoedkeuringsmerk voor typen lichten als onderdeel die zijn samengebouwd met een koplicht, staan afgebeeld in figuur 3 van aanhangsel 5.

6.   EG-TYPEGOEDKEURINGSMERK VOOR EEN TYPE LICHTBRON

6.1.

Behalve de in punt 3.1.2 of punt 3.1.3 genoemde merktekens moet iedere lichtbron die overeenkomt met een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd type, voorzien zijn van een EG-typegoedkeuringsmerk.

6.2.

Dit merk bestaat uit:

6.2.1. een rechthoek met daarin de kleine letter „e”, gevolgd door het kengetal of de kenletters van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend:

1 voor Duitsland;

2 voor Frankrijk;

3 voor Italië;

4 voor Nederland;

5 voor Zweden;

6 voor België;

7 voor Hongarije;

8 voor Tsjechië;

9 voor Spanje;

11 voor het Verenigd Koninkrijk;

12 voor Oostenrijk;

13 voor Luxemburg;

17 voor Finland;

18 voor Denemarken;

▼M4

19 voor Roemenië;

▼A4

20 voor Polen;

21 voor Portugal;

23 voor Griekenland;

24 voor Ierland;

▼M5

25 voor Kroatië;

▼A4

26 voor Slovenië;

27 voor Slowakije;

29 voor Estland;

32 voor Letland;

▼M4

34 voor Bulgarije;

▼A4

36 voor Litouwen;

CY voor Cyprus;

MT voor Malta;

6.2.2. het in punt 4.5 genoemde goedkeuringsnummer in de nabijheid van de rechthoek.

6.3.

De in de punten 3.1.2, 3.1.3 en 6.1 genoemde aanduidingen en merktekens moeten duidelijk en onuitwisbaar zijn aangebracht.

6.4.

Een voorbeeld van een EG-typegoedkeuringsmerk voor een type lichtbron als onderdeel is afgebeeld in figuur 4 van aanhangsel 5.

7.   WIJZIGING VAN HET TYPE EN WIJZIGING VAN DE GOEDKEURING

7.1. Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

8.   OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

8.1. Normaliter dienen er maatregelen te worden genomen overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG om te zorgen voor de overeenstemming van de productie.

8.2. De overeenkomstig punt 2.3.5 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG uit te voeren proeven zijn die welke zijn voorgeschreven in:

 bijlage 3 en punt 3 van bijlage 7 van de in punt 2.1 van bijlage II bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 3 en punt 3 van bijlage 6 van de in punt 2.1 van bijlage III bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 2 en punt 3 van bijlage 6 van de in punt 2.1 van bijlage IV bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 5 en punt 3 van bijlage 6 van de in punt 2.1 van bijlage V bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 5 en punt 3 van bijlage 7 van de in punt 2.1 van bijlage VI bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlagen 6 en 7 van de in punt 2.1 van bijlage VII bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 8 van de in punt 2.1 van bijlage VIII bij deze richtlijn bedoelde documenten, of

 bijlagen 6 en 7 van de in punt 2.1 van bijlage IX bij deze richtlijn bedoelde documenten,

al naar gelang van het geval,

en de criteria die moeten worden gehanteerd bij de selectie van de in de punten 2.4.2 en 2.4.3 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG genoemde proeven zijn die welke zijn vermeld in:

 bijlage 8 van de in punt 2.1 van bijlage II bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 7 van de in punt 2.1 van bijlage III bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 7 van de in punt 2.1 van bijlage IV bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 7 van de in punt 2.1 van bijlage V bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 8 van de in punt 2.1 van bijlage VI bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlagen 8 en 9 van de in punt 2.1 van bijlage VII bij deze richtlijn bedoelde documenten;

 bijlage 9 van de in punt 2.1 van bijlage VIII bij deze richtlijn bedoelde documenten, of

 bijlage 8 van de in punt 2.1 van bijlage IX bij deze richtlijn bedoelde documenten,

al naar gelang van het geval.

8.3. De normale frequentie van de in opdracht van de goedkeuringsinstantie uit te voeren inspecties is om de twee jaar.




Aanhangsel 1

image

image




Aanhangsel 2

image




Aanhangsel 3

image

image




Aanhangsel 4

image

image




Aanhangsel 5

VOORBEELDEN VAN HET EG-TYPEGOEDKEURINGSMERK VOOR EEN TYPE ONDERDEEL

image

Figuur 1

Afzonderlijke lichten

Voorbeeld 1

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-typegoedkeuringsmerk is een koplicht, dat voldoet aan de in bijlage II (volgnummer 01) genoemde voorschriften wat het dimlicht betreft en uitsluitend is ontworpen voor linksrijdend verkeer en dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.

image

Voorbeeld 2

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-goedkeuringsmerk is een koplicht, dat voldoet aan de in bijlage II (volgnummer 01) genoemde voorschriften zowel wat het dimlicht betreft als het groot licht en is ontworpen voor beide verkeerssystemen door middel van afstelling van de optische eenheid of de lamp en dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.

image

Voorbeeld 3

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-goedkeuringsmerk is een sealed-beam-koplicht, dat voldoet aan de in bijlage III (volgnummer 02) genoemde voorschriften zowel wat betreft het dimlicht als het groot licht en uitsluitend is ontworpen voor rechtsrijdend verkeer en dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.

image

Voorbeeld 4

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-goedkeuringsmerk is een koplicht met een glas van kunststof, dat voldoet aan de in bijlage IV (volgnummer 04) genoemde voorschriften wat het groot licht betreft en uitsluitend is ontworpen voor rechtsrijdend verkeer en dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1471. Het getal 30 geeft aan dat de maximumlichtsterkte van het groot licht ligt tussen 86 250 en 101 250 candela.

image

Voorbeeld 5

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-goedkeuringsmerk is een koplicht, dat voldoet aan de in bijlage V (volgnummer 02) genoemde voorschriften zowel wat betreft het dimlicht als het groot licht en uitsluitend is ontworpen voor linksrijdend verkeer en dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1471. Het dimlicht mag niet tegelijkertijd zijn ontstoken met het groot licht of enig ander licht waarmee het is samengebouwd. Voor de betekenis van het getal 30, zie voorbeeld 4.

image

Voorbeeld 6

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-goedkeuringsmerk is een halogeen-sealed-beam-koplicht met een glas van kunststof, dat voldoet aan de in bijlage VI (volgnummer 02) genoemde voorschriften wat het groot licht betreft en uitsluitend is ontworpen voor rechtsrijdend verkeer en dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1471. Voor de betekenis van het getal 30, zie voorbeeld 4.

image

Voorbeeld 7

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-goedkeuringsmerk is een koplicht met een glas van kunststof, dat voldoet aan de in bijlage VIII (volgnummer 00) genoemde voorschriften wat het dimlicht betreft en is ontworpen voor beide verkeerssystemen, dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1471 en dat is gecombineerd, gegroepeerd of samengebouwd met het groot licht. Het dimlicht mag niet tegelijkertijd zijn ontstoken met het groot licht. Voor de betekenis van het getal 30, zie voorbeeld 4.

image

Figuur 2

Vereenvoudigd merk van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten wanneer twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde eenheid

(De verticale en horizontale lijnen vormen het schema van de lichtsignaalinrichting. Deze maken geen deel uit van het goedkeuringsmerk)

MODEL A

image

MODEL B

image

MODEL C

image

MODEL D

NB:

De vier voorbeelden van de goedkeuringsmerken, de modellen A, B, C en D, zijn vier mogelijke varianten van de merktekens voor een verlichtings- en lichtsignaalinrichting, waarbij twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde inrichting. Dit merkteken geeft aan dat de inrichting in Duitsland (e1) werd goedgekeurd met als basisgoedkeuringsnummer 7120 en bestaat uit:

een breedtelicht (A), goedgekeurd overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 02, voor linkse montage;

een koplicht (HCR) met een gedimde lichtbundel ontworpen voor links- en rechtsrijdend verkeer en een grootlichtbundel met een maximumlichtintensiteit die ligt tussen 86 250 en 101 250 candela (aangeduid door het getal 30), goedgekeurd overeenkomstig bijlage V bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 02, met een glas van kunststof (PL);

een mistvoorlicht (B), goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/762/EEG, volgnummer 02, met een lens van kunststof (PL);

een voorrichtingaanwijzer van categorie 1a, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/759/EEG, volgnummer 01.

image

Figuur 3

Licht samengebouwd of gegroepeerd met een koplicht

Voorbeeld 1

Het bovenstaande voorbeeld komt overeen met het merk op een lens die is bestemd om te worden gebruikt op verschillende typen koplichten, namelijk:

een koplicht met een gedimde lichtbundel, ontworpen voor beide verkeerssystemen, en een grootlichtbundel met een maximumlichtintensiteit die ligt tussen 52 500 en 67 500 candela (aangeduid door het getal 20), goedgekeurd in Duitsland (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 7120 overeenkomstig bijlage IV bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 04, dat is samengebouwd met een breedtelicht, goedgekeurd overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 76/759/EEG, volgnummer 02;

ofwel

een koplicht met een gasontladingslamp voor het dimlicht en het groot licht met een maximumlichtintensiteit die ligt tussen 86 250 en 101 250 candela (aangeduid door het getal 30), ontworpen voor beide verkeerssystemen, goedgekeurd in Duitsland (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 7122 overeenkomstig bijlage VIII bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 00, dat is samengebouwd met hetzelfde breedtelicht als hierboven;

ofwel

een van de bovengenoemde koplichten, goedgekeurd als één licht.

Het hoofdonderdeel van het koplicht is voorzien van het enige geldige goedkeuringsnummer, bijvoorbeeld:

image

of

image

of

image

of

image

image

Voorbeeld 2

Het bovenstaande voorbeeld komt overeen met het merk op een lens van kunststof, dat wordt gebruikt voor een samenstel van twee koplichten, dat is goedgekeurd in Duitsland (e1) met als basisgoedkeuringsnummer 1151, bestaande uit:

 een koplicht met een halogeenlamp voor het dimlicht, ontworpen voor beide verkeerssystemen, en een halogeenlamp voor het groot licht met een maximumlichtintensiteit die ligt tussen x en y candela, dat voldoet aan de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 04, en

 een koplicht met een gasontladingslamp voor het groot licht met een maximumlichtintensiteit die ligt tussen w en z candela, ontworpen voor beide verkeerssystemen, dat voldoet aan de voorschriften van bijlage VIII bij Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 00, waarbij de maximumlichtintensiteit van de samenstellende delen van het dimlicht als geheel ligt tussen 86 250 en 101 250 candela (aangeduid door het getal 30).

image

Figuur 4

Lichtbronnen

Het hierboven afgebeelde EG-goedkeuringsmerk op een lichtbron geeft aan dat deze lichtbron in Duitsland is goedgekeurd (e1) met als goedkeuringsnummer 2A1. Het eerste getal geeft aan dat de lichtbron voldoet aan de voorschriften van bijlage VII wat gloeilampen betreft.




BIJLAGE II

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel, uitgerust met gloeilampen van de categorieën R2 en/of HS1.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 1 en 5 tot en met 8 en de bijlagen 3, 4 en 6 tot en met 8 bij VN-ECE-reglement nr. 1, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 de 01-reeks amendementen, met inbegrip van de supplementen 1 tot en met 3 op de 01-reeks amendementen ( 9 );

 supplement 4 op de 01-reeks amendementen ( 10 );

 supplement 5 op de 01-reeks amendementen, met inbegrip van de correcties op supplement 3 van de 01-reeks amendementen en de correcties op herziening 4 van reglement nr. 1 ( 11 );

 supplement 6 op de 01-reeks amendementen ( 12 );

 supplement 7 op de 01-reeks amendementen ( 13 ),

behalve dat:

2.1.1. wanneer naar „reglement nr. 37” wordt verwezen, dit dient te worden gelezen als „bijlage VII bij deze richtlijn”;

2.1.2. in punt 6.5 „punt 2.1” wordt gelezen als „punt 1.4.2.3 van aanhangsel 1 bij bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.3. in punt 2.5 van bijlage 3 „punt 9.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”;

2.1.4. in punt 1.1 van bijlage 7 en aanhangsel 1, de titel van tabel A „punt 2.2.4 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.5. in punt 1.2 van bijlage 7 en aanhangsel 1, de titel van tabel B „punt 2.2.3 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.6. in punt 2.4.2 van bijlage 7 „punt 2.2.4” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.7. in de punten 2.3 en 3.3 van bijlage 8 „punt 10” wordt gelezen als „artikel 11 van Richtlijn 70/156/EEG”.

2.1.8. Uitsluitend koplichten die wit licht uitstralen overeenkomstig deze richtlijn worden goedgekeurd.




BIJLAGE III

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op sealed-beam-koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 2, 6 tot en met 8 en 11 en de bijlagen 3, 4 (blz. 32 tot en met 39 van het referentiedocument ( 14 )), 5 tot en met 7 bij VN-ECE-reglement nr. 5, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 de 01- en de 02-reeks amendementen, met inbegrip van de supplementen 1 en 2 op de 02-reeks amendementen (14) ;

 corrigendum 1 op revisie 3 van reglement nr. 5 ( 15 );

 supplement 3 op de 02-reeks amendementen ( 16 );

 supplement 4 op de 02-reeks amendementen ( 17 ),

behalve dat:

2.1.1. in punt 2.5 van bijlage 3 „punt 12.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”;

2.1.2. in punt 1.1 van bijlage 6 en aanhangsel 1, de titel van tabel A „punt 3.2.4 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.3. in punt 1.2 van bijlage 6 en aanhangsel 1, de titel van tabel B „punt 3.2.3 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.4. in punt 2.4.2 van bijlage 6 „punt 2.2.4” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.5. in de punten 2.3 en 3.3 van bijlage 7 „Punt 13” wordt gelezen als „artikel 11 van Richtlijn 70/156/EEG”.

2.1.6. Uitsluitend koplichten die wit licht uitstralen overeenkomstig deze richtlijn worden goedgekeurd.




BIJLAGE IV

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide met een halogeenlamp van de categorieën H1, H2, H3, HB3, HB4, H7 en/of H8.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 1, 5, 6, 8 en 9 en de bijlagen 2 en 4 tot en met 7 bij VN-ECE-reglement nr. 8, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 de 01- tot en met de 04-reeks amendementen, met inbegrip van de supplementen 1 tot en met 4 op de 04-reeks amendementen ( 18 );

 supplement 5 op de 04-reeks amendementen ( 19 );

 corrigendum 1 op supplement 4 op de 04-reeks amendementen ( 20 );

 corrigendum 2 op revisie 3 van reglement nr. 8 ( 21 );

 supplement 6 op de 04-reeks amendementen ( 22 );

 supplement 7 op de 04-reeks amendementen ( 23 );

 supplement 8 op de 04-reeks amendementen ( 24 );

 supplement 9 op de 04-reeks amendementen ( 25 );

 supplement 10 op de 04-reeks amendementen ( 26 ),

behalve dat:

2.1.1. wanneer naar „reglement nr. 37” wordt verwezen, dit dient te worden gelezen als „bijlage VII bij deze richtlijn”;

2.1.2. in punt 6.3.2.1.2 „punt 4.2.2.7” wordt gelezen als „punt 5.2.3.8 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.3. in punt 6.4 „punt 2.1.3” wordt gelezen als „punt 1.4.2.3 van aanhangsel 1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.4. in punt 2.5 van bijlage 2 „punt 12.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”;

2.1.5. in punt 1.1 van bijlage 6 en aanhangsel 1, de titel van tabel A „punt 2.2.4 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.6. in punt 1.2 van bijlage 6 en aanhangsel 1, de titel van tabel B „punt 2.2.3 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.7. in punt 2.4.2 van bijlage 6 „punt 2.2.4” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.8. in de punten 2.3 en 3.3 van bijlage 7 „punt 13” wordt gelezen als „artikel 11 van Richtlijn 70/156/EEG”.

2.1.9. Uitsluitend koplichten die wit licht uitstralen overeenkomstig deze richtlijn worden goedgekeurd.




BIJLAGE V

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide met een halogeenlamp van categorie H4.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 1, 5, 6, 8 en 9 en de bijlagen 3 tot en met 7 bij VN-ECE-reglement nr. 20, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 de 01- en de 02-reeks amendementen, met inbegrip van de supplementen 1 tot en met 3 op de 02-reeks amendementen ( 27 );

 supplement 4 op de 02-reeks amendementen ( 28 );

 supplement 5 op de 02-reeks amendementen, met inbegrip van de correcties op supplement 3 op de 02-reeks amendementen en de correcties op herziening 2 van reglement nr. 20 ( 29 );

 supplement 6 op de 02-reeks amendementen ( 30 ),

behalve dat:

2.1.1. wanneer naar „reglement nr. 37” wordt verwezen, dit dient te worden gelezen als „bijlage VII bij deze richtlijn”;

2.1.2. in punt 6.3.2.1.2 „punt 4.2.2.7” wordt gelezen als „punt 5.2.3.8 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.3. in punt 6.4 „punt 2.1.3” wordt gelezen als „punt 1.4.2.3 van aanhangsel 1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.4. in punt 2.5 van bijlage 5 „punt 12.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”;

2.1.5. in punt 1.1 van bijlage 6 en aanhangsel 1, de titel van tabel A „punt 2.2.4 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.6. in punt 1.2 van bijlage 6 en aanhangsel 1, de titel van tabel B „punt 2.2.3 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.7. in punt 2.4.2 van bijlage 6 „punt 2.2.4.1.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.8. in de punten 2.3 en 3.3 van bijlage 7 „punt 13” wordt gelezen als „artikel 11 van Richtlijn 70/156/EEG”.

2.1.9. Uitsluitend koplichten die wit licht uitstralen overeenkomstig deze richtlijn worden goedgekeurd.




BIJLAGE VI

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op halogeen-sealed-beam-koplichten van motorvoertuigen met een asymmetrische gedimde lichtbundel of grootlichtbundel of beide.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 2, 6 tot en met 8 en 10 en de bijlagen 3 tot en met 8 bij VN-ECE-reglement nr. 31, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 de 01- en de 02-reeks amendementen, met inbegrip van de supplementen 1 en 2 op de 02-reeks amendementen ( 31 );

 corrigendum 1 op revisie 1 van reglement nr. 31 ( 32 );

 supplement 3 op de 02-reeks amendementen ( 33 );

 supplement 4 op de 02-reeks amendementen ( 34 ),

behalve dat:

2.1.1. in punt 8.3.2.1.2 „punt 5.2.2.5” wordt gelezen als „punt 5.2.3.8 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.2. in punt 2.5 van bijlage 5 „punt 11.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”;

2.1.3. in punt 1.1 van bijlage 7 en aanhangsel 1, de titel van tabel A „punt 3.2.4 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.4. in punt 1.2 van bijlage 7 en aanhangsel 1, de titel van tabel B „punt 3.2.3 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.5. in punt 2.4.2 van bijlage 7 „punt 3.2.4.1.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.6. in de punten 2.3 en 3.3 van bijlage 8 „punt 12” wordt gelezen als „artikel 11 van Richtlijn 70/156/EEG”.

2.1.7. Uitsluitend koplichten die wit licht uitstralen overeenkomstig deze richtlijn worden goedgekeurd.




BIJLAGE VII

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde verlichtingsinrichtingen van motorvoertuigen en de aanhangwagens daarvan.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 2.1 en 3 en de bijlagen 1 en 4 tot en met 9 bij VN-ECE-reglement nr. 37, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 de 02- en de 03-reeks amendementen, met inbegrip van corrigendum 2 en de supplementen 1 tot en met 9 op de 03-reeks amendementen ( 35 );

 corrigendum 1 op revisie 2 ( 36 );

 de supplementen 10 tot en met 12 op de 03-reeks amendementen ( 37 );

 supplement 13 op de 03-reeks amendementen ( 38 );

 supplement 14 op de 03-reeks amendementen ( 39 );

 supplement 15 op de 03-reeks amendementen ( 40 ),

behalve dat:

2.1.1. in punt 2.5 van bijlage 6 „punt 4.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”.




BIJLAGE VIII

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op koplichten van motorvoertuigen met gasontladingslichtbronnen.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 1, 5, 6 en 7 en de bijlagen 3 tot en met 9 bij VN-ECE-reglement nr. 98, dat bestaat uit de volgende geconcolideerde documenten:

 het reglement in de oorspronkelijke vorm (00) ( 41 );

 supplement 1 op reglement nr. 98 ( 42 ),

behalve dat:

2.1.1. wanneer naar „reglement nr. 99” wordt verwezen, dit dient te worden gelezen als „bijlage IX bij deze richtlijn”;

2.1.2. in punt 1.5 „reglement nr. 48” wordt gelezen als „Richtlijn 76/756/EEG”;

2.1.3. in punt 6.3.2.2 „punt 4.2.2.7” wordt gelezen als „punt 5.2.3.8 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.4. in punt 6.5 „punt 2.1.4” wordt gelezen als „punt 1.4.2.3 van aanhangsel 1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.5. in punt 1.1 van bijlage 5 en aanhangsel 1, de titel van tabel A „punt 2.2.4 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.6. in punt 1.2 van bijlage 5 en aanhangsel 1, de titel van tabel B „punt 2.2.3 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1.2.1 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.7. in punt 2.4.2 van bijlage 5 „punt 2.2.4” wordt gelezen als „punt 2.1.2.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.8. in punt 2.5 van bijlage 8 „punt 9.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”;

2.1.9. in de punten 2.3 en 3.3 van bijlage 9 „punt 10” wordt gelezen als „artikel 11 van Richtlijn 70/156/EEG”.

2.1.10 Uitsluitend koplichten die wit licht uitstralen overeenkomstig deze richtlijn worden goedgekeurd.




BIJLAGE IX

TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde verlichtingsinrichtingen van motorvoertuigen.

2.   TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

2.1.

De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 2.1 en 3 en de bijlagen 1 en 4 tot en met 8 bij VN-ECE-reglement nr. 99, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten:

 het reglement in de oorspronkelijke vorm (00) ( 43 );

 supplement 1 op reglement nr. 99 ( 44 ),

behalve dat:

2.1.1. in de punten 3.2.1 en 3.4.2 en in punt 2 van bijlage 4 „punt 2.2.2.4” wordt gelezen als „punt 2.2.2.2 van bijlage I bij deze richtlijn”;

2.1.2. in punt 2.5 van bijlage 6 „punt 4.1 van dit reglement” wordt gelezen als „punt 2.1 van bijlage X bij Richtlijn 70/156/EEG”.



( 1 ) PB nr. C 76 van 7. 4. 1975, blz. 37.

( 2 ) PB nr. C 255 van 7. 11. 1975, blz. 2.

( 3 ) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

( 4 ) Zie blz. 1 van dit Publikatieblad.

(

5



E/ECE/324

Add. 1 van 24. 3. 1960. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 6 ) Bij koplichten die zodanig zijn ontworpen dat ze alleen voldoen aan de voorschriften voor aan één zijde van de weg rijdend verkeer (hetzij links hetzij rechts), wordt voorts aanbevolen dat het deel van het glas dat kan worden verduisterd om ongemak voor de gebruikers in een land waar het verkeer aan de andere kant van de weg als dat van het land waar de koplamp was ontworpen rijdt, onuitwisbaar op het glas moet worden gemarkeerd en worden toegelicht in het onderhoudsboekje bij het voertuig. Deze markering is echter niet noodzakelijk wanneer de desbetreffende plek door het ontwerp duidelijk herkenbaar is.

( 7 ) Indien het glas niet kan worden afgenomen van het hoofdonderdeel van het koplicht, is een ruimte voor het merkteken op de lens voldoende.

( 8 ) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

A B C D E F G H J K L M N P R S T U V W X Y Z.

(

9



E/ECE/324

Add. 1/Rev. 4. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

10



E/ECE/324

Add. 1/Rev. 4/Amend. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

11



E/ECE/324

Add 1/Rev. 4/Amend. 2. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 12 ) TRANS/WP.29/489.

( 13 ) TRANS/WP.29/535.

(

14



E/ECE/324

Add. 4/Rev. 3. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

15



E/ECE/324

Add. 4/Rev. 3/Corr. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 16 ) TRANS/WP.29/491.

( 17 ) TRANS/WP.29/567.

(

18



E/ECE/324

Add. 7/Rev. 3. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

19



E/ECE/324

Add. 7/Rev. 3/Amend. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

20



E/ECE/324

Add. 7/Rev. 3/Corr. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

21



E/ECE/324

Add. 7/Rev. 3/Corr. 2. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 22 ) TRANS/WP.29/492.

( 23 ) TRANS/WP.29/520.

( 24 ) TRANS/WP.29/538.

( 25 ) TRANS/WP.29/585.

( 26 ) TRANS/WP.29/623.

(

27



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 19/Rev. 2. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

28



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 19/Rev. 2/Amend. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

29



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 19/Rev. 2/Amend. 2. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 30 ) TRANS/WP.29/541.

(

31



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 30/Rev. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

32



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 30/Rev. 1/Corr. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 33 ) TRANS/WP.29/497.

( 34 ) TRANS/WP.29/569.

(

35



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 36/Rev. 2. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

36



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 36/Rev. 2/Corr. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

(

37



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 36/Rev. 2/Amend. 1. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 38 ) TRANS/WP.29/498.

( 39 ) TRANS/WP.29/523.

( 40 ) TRANS/WP.29/586.

(

41



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 97. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 42 ) TRANS/WP.29/553.

(

43



E/ECE/324

Rev. 1/Add. 98. right accolade

E/ECE/TRANS/505

( 44 ) TRANS/WP.29/587.

Top