EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004L0037R(01)

Rectificatie van Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (gecodificeerde versie) (PB L 158 van 30.4.2004)

OJ L 229, 29.6.2004, p. 23–34 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2004/37/corrigendum/2004-06-29/oj

29.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 229/23


Rectificatie van Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (gecodificeerde versie)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 158 van 30 april 2004 )

Richtlijn 2004/37/EG wordt als volgt gelezen:

RICHTLIJN 2004/37/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 29 april 2004

betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad)

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van bescherming en gezondheid kunnen garanderen wat betreft de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk, is dwingend vereist om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen en beoogt tevens een niveau van minimale bescherming van alle werknemers in de Gemeenschap mogelijk te maken.

(3)

De onderhavige richtlijn is een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (4). De bepalingen van laatstgenoemde richtlijn zijn derhalve ten volle van toepassing met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan carcinogene of mutagene agentia, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen.

(4)

Een consistent niveau van bescherming tegen de risico's in verband met carcinogene of mutagene agentia wordt voor de Gemeenschap als geheel verwezenlijkt en dat beschermingsniveau wordt niet door uitgebreide voorschriften maar door een kader van algemene principes bereikt teneinde de lidstaten in staat te stellen de minimumvoorschriften op consistente wijze toe te passen.

(5)

Kiemcelmutagene agentia zijn stoffen die een blijvende verandering in de hoeveelheid of de structuur van het genetisch materiaal van een cel kunnen veroorzaken, leidend tot een verandering van de fenotypische kenmerken van die cel, die op afstammende dochtercellen kan worden overgedragen.

(6)

Kiemcelmutagene agentia hebben gezien hun werkingsmechanisme waarschijnlijk carcinogene effecten.

(7)

In bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (5) zijn criteria voor de indeling en de nadere bepalingen voor het kenmerken van de onderscheiden stoffen opgenomen.

(8)

In Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (6) zijn bijzonderheden betreffende de indeling en het kenmerken van deze preparaten opgenomen.

(9)

Werknemers dienen in alle arbeidssituaties te worden beschermd met betrekking tot preparaten die één of meer carcinogene of mutagene agentia bevatten alsmede met betrekking tot op het werk vrijkomende carcinogene of mutagene verbindingen.

(10)

Voor sommige agentia dienen alle absorptiemogelijkheden, waaronder huidpenetratie, te worden nagegaan, teneinde een optimaal beschermingsniveau te waarborgen.

(11)

Het is bij de huidige stand van de wetenschappelijke kennis weliswaar niet mogelijk een niveau vast te stellen waaronder er geen gezondheidsrisico's meer bestaan, maar een beperking van de blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia zal deze risico's desalniettemin verminderen.

(12)

Om bij te dragen tot het verlagen van deze risico's, dienen grenswaarden en andere daarmee rechtstreeks verband houdende bepalingen te worden vastgesteld voor al die carcinogene of mutagene agentia waarvoor de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, zulks mogelijk maken.

(13)

Grenswaarden voor beroepsblootstelling dienen te worden beschouwd als een belangrijk bestanddeel van de algemene maatregelen ter bescherming van werknemers. Dergelijke grenswaarden dienen te worden herzien wanneer dit op grond van wetenschappelijke gegevens van recentere datum noodzakelijk wordt.

(14)

Het is zaak het voorzorgsbeginsel toe te passen op de bescherming van de gezondheid van werknemers.

(15)

Voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van aan carcinogene of mutagene agentia blootgestelde werknemers dienen preventieve maatregelen te worden genomen.

(16)

Deze richtlijn vormt een concreet element in het kader van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt.

(17)

Overeenkomstig Besluit 74/325/EEG van de Raad (7) heeft de Commissie het Raadgevend Comité voor de veiligheid en de gezondheid op de arbeidsplaats geraadpleegd voor de uitwerking van de voorstellen voor de in de onderhavige richtlijn opgenomen richtlijnen.

(18)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage IV, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

1.   Deze richtlijn heeft ten doel de werknemers te beschermen tegen gevaren voor hun veiligheid en gezondheid die zich tijdens hun werk door blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia voordoen of kunnen voordoen, en tevens dergelijke gevaren te voorkomen.

In deze richtlijn worden de bijzondere minimumvoorschriften terzake vastgesteld, grenswaarden daarbij inbegrepen.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op werknemers die uitsluitend blootstaan aan stralingen waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is.

3.   Richtlijn 89/391/EEG geldt ten volle voor het gehele in lid 1 bedoelde terrein, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen.

4.   Wat asbest betreft, dat in Richtlijn 83/477/EEG (8) wordt behandeld, gelden de bepalingen van deze richtlijn wanneer zij voor de veiligheid en gezondheid op het werk gunstiger zijn.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„carcinogeen agens”:

i)

een stof die op grond van de criteria van bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG dient te worden ingedeeld als carcinogeen agens van categorie 1 of 2;

ii)

een uit één of meer van de onder i) bedoelde stoffen samengesteld preparaat, waarbij de concentratie van één of meer van de afzonderlijke stoffen voldoet aan de concentratiegrensvereisten voor de indeling van een preparaat als carcinogeen agens van categorie 1 of 2 zoals vermeld in:

hetzij bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG,

hetzij bijlage II, deel B, bij Richtlijn 1999/45/EG voorzover de stof of stoffen niet voorkomt of voorkomen in bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG, ofwel erin voorkomt of voorkomen zonder vermelding van concentratiegrenzen;

iii)

een stof, preparaat of procédé, zoals bedoeld in bijlage I bij de onderhavige richtlijn, alsmede een stof of preparaat die of dat vrijkomt bij een in die bijlage bedoeld procédé;

b)

„mutageen agens”:

i)

een stof die op grond van de criteria van bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG dient te worden ingedeeld als mutageen agens van categorie 1 of 2;

ii)

een uit één of meer van de onder i) bedoelde stoffen samengesteld preparaat, waarbij de concentratie van één of meer van de afzonderlijke stoffen voldoet aan de concentratiegrensvereisten voor de indeling van een preparaat als mutageen agens van categorie 1 of 2 zoals vermeld in

hetzij bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG,

hetzij bijlage II, deel B, bij Richtlijn 1999/45/EG voorzover de stof of stoffen niet voorkomt of voorkomen in bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG, ofwel erin voorkomt of voorkomen zonder vermelding van concentratiegrenzen;

c)

„grenswaarde”: tenzij anders omschreven, de limiet van het tijdgewogen gemiddelde van de concentratie voor een „carcinogeen of mutageen agens” in de lucht in de ademhalingszone van een werknemer gedurende een gespecificeerde referentieperiode als bepaald in bijlage III bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 3

Werkingssfeer — Vaststelling en beoordeling van de risico's

1.   Deze richtlijn is van toepassing op werkzaamheden waarbij werknemers ten gevolge van hun werk aan carcinogene of mutagene agentia worden of kunnen worden blootgesteld.

2.   Voor alle werkzaamheden waarbij zich het risico van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia kan voordoen, moeten de aard, de mate en de duur van blootstelling van de werknemers worden bepaald teneinde alle risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers te kunnen beoordelen en te kunnen vaststellen welke maatregelen moeten worden genomen.

Deze beoordeling moet op gezette tijden worden herhaald en in ieder geval telkens wanneer er een wijziging plaatsvindt van de omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de blootstelling van werknemers aan carcinogene of mutagene agentia.

De werkgever dient de verantwoordelijke instanties op hun verzoek mede te delen welke elementen bij deze beoordeling hebben meegespeeld.

3.   Bij de beoordeling van het risico moet rekening worden gehouden met alle andere manieren van blootstelling, zoals absorptie in en/of via de huid.

4.   Bij de beoordeling van het risico besteedt de werkgever bijzondere aandacht aan de eventuele gevolgen voor de veiligheid of de gezondheid van bijzonder kwetsbare risicogroepen en houdt hij onder andere rekening met de wenselijkheid de betrokken werknemers niet te werk te stellen op plaatsen waar zij in contact kunnen komen met carcinogene of mutagene agentia.

HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS

Artikel 4

Vermindering en vervanging

1.   De werkgever vermindert het gebruik van een carcinogeen of mutageen agens op het werk, met name door het agens, voorzover dat technisch uitvoerbaar is, te vervangen door een stof, een preparaat of een procédé die (dat) in de omstandigheden waaronder zij (het) wordt gebruikt, niet of minder gevaarlijk is voor de gezondheid of in voorkomend geval voor de veiligheid van de werknemers.

2.   Op verzoek van de verantwoordelijke instantie deelt de werkgever het resultaat van zijn onderzoek aan die instantie mede.

Artikel 5

Maatregelen ter voorkoming of vermindering van blootstelling

1.   Indien uit de resultaten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde beoordeling blijkt dat er een risico voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, moet de blootstelling van de werknemers worden voorkomen.

2.   Indien het technisch niet mogelijk is het carcinogeen of mutageen agens te vervangen door een stof, een preparaat of een procédé die (dat), in de omstandigheden waaronder zij (het) wordt gebruikt, niet of minder gevaarlijk is voor de veiligheid of de gezondheid, zorgt de werkgever ervoor dat de productie en het gebruik van het carcinogeen of mutageen agens plaatsvinden in een gesloten systeem, voorzover dat technisch uitvoerbaar is.

3.   Indien de toepassing van een gesloten systeem niet technisch uitvoerbaar is, zorgt de werkgever ervoor dat blootstelling van de werknemers wordt beperkt tot een zo laag mogelijk niveau als technisch uitvoerbaar is.

4.   De blootstelling mag de grenswaarde van een carcinogeen agens, zoals bepaald in bijlage III, niet overschrijden.

5.   In alle gevallen waarin een carcinogeen of mutageen agens wordt gebruikt, past de werkgever alle onderstaande maatregelen toe:

a)

beperking van de hoeveelheden van een carcinogeen of mutageen agens op het werk;

b)

beperking van het aantal werknemers dat wordt of kan worden blootgesteld tot het laagste mogelijke niveau;

c)

een zodanige opzet van de arbeidsprocédés en de technische maatregelen, dat het vrijkomen van carcinogene of mutagene agentia op het werk wordt vermeden of tot een minimum beperkt;

d)

passende verwijdering van de carcinogene of mutagene agentia aan de bron, passende plaatselijke afzuiging of passende algemene ventilatie die stroken met de noodzaak van bescherming van de volksgezondheid en het milieu;

e)

gebruik van geschikte bestaande meetmethoden voor carcinogene of mutagene agentia, in het bijzonder voor de vroegtijdige opsporing van abnormale blootstellingen ten gevolge van een onvoorzien voorval of een ongeval;

f)

toepassing van geschikte arbeidsprocédés en -methoden;

g)

collectieve beschermingsmaatregelen en/of, wanneer de blootstelling niet met andere middelen kan worden vermeden, individuele beschermingsmaatregelen;

h)

hygiënische maatregelen, met name het regelmatig reinigen van vloeren, muren en andere oppervlakken;

i)

voorlichting van de werknemers;

j)

afbakening van gevarenzones en gebruik van adequate waarschuwings- en veiligheidssignalen, met inbegrip van rookverboden, in zones waar de werknemers aan carcinogene of mutagene agentia zijn of kunnen worden blootgesteld;

k)

treffen van voorzieningen voor noodgevallen die tot abnormaal hoge blootstellingen kunnen leiden;

l)

middelen voor risicovrij opslaan, hanteren en vervoeren, met name door gebruik van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte recipiënten;

m)

middelen voor het veilig verzamelen, opslaan en verwijderen van afvalstoffen door de werknemers, met inbegrip van het gebruik van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte recipiënten.

Artikel 6

Informatie ten behoeve van de bevoegde instantie

Indien uit de resultaten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde beoordeling blijkt dat er een risico voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, verstrekken de werkgevers desgevraagd de volgende relevante gegevens aan de bevoegde instantie:

a)

de verrichte werkzaamheden en/of toegepaste industriële procédés, met opgave van de redenen waarom er carcinogene of mutagene agentia worden gebruikt;

b)

de gefabriceerde of gebruikte hoeveelheden stoffen of preparaten die carcinogene of mutagene agentia bevatten;

c)

het aantal blootgestelde werknemers;

d)

de getroffen preventieve maatregelen;

e)

het te gebruiken soort beschermende uitrusting;

f)

de aard en de mate van de blootstelling;

g)

de gevallen waarin agentia worden vervangen.

Artikel 7

Onvoorziene blootstelling

1.   Bij onvoorziene voorvallen of ongevallen die tot abnormale blootstelling van de werknemers kunnen leiden, worden de werknemers door de werkgever ingelicht.

2.   Zolang de normale toestand niet is hersteld en de oorzaken van de abnormale blootstelling niet zijn uitgeschakeld:

a)

mogen alleen de werknemers die onmisbaar zijn voor het uitvoeren van reparaties en andere noodzakelijke werkzaamheden in de betrokken zone werken;

b)

worden beschermende kleding en individuele ademhalingsapparatuur ter beschikking gesteld van de betrokken werknemers, die deze moeten dragen; deze blootstelling mag niet blijvend zijn en wordt voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke beperkt;

c)

niet-beschermde werknemers mogen niet in de betrokken zone werken.

Artikel 8

Voorziene blootstelling

1.   Voor bepaalde werkzaamheden, zoals onderhoud, waarvoor de mogelijkheid van een aanzienlijke toename van de blootstelling kan worden voorzien en waarvoor alle mogelijkheden om andere preventieve technische maatregelen ter beperking van de blootstelling te treffen, reeds zijn uitgeput, stelt de werkgever na raadpleging van de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of de inrichting, onverminderd de verantwoordelijkheid van de werkgever, de nodige maatregelen vast om de duur van de blootstelling van de werknemers zoveel mogelijk te beperken en om hen tijdens deze werkzaamheden te beschermen.

Met het oog op de toepassing van de eerste alinea worden beschermende kleding en individuele ademhalingsapparatuur ter beschikking gesteld van de betrokken werknemers, die deze moeten dragen zolang de abnormale blootstelling aanhoudt; deze blootstelling mag niet blijvend zijn en wordt voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke beperkt.

2.   Er worden passende maatregelen getroffen om te bewerkstelligen dat de zones waar de in lid 1, eerste alinea, bedoelde werkzaamheden worden uitgevoerd, duidelijk worden afgebakend en worden aangegeven, dan wel om met andere middelen te voorkomen dat niet-bevoegde personen deze plaatsen betreden.

Artikel 9

Toegang tot de gevaarlijke zones

Er worden door de werkgevers passende maatregelen getroffen om te bewerkstelligen dat de zones waar de werkzaamheden die blijkens de in artikel 3, lid 2, bedoelde beoordeling een risico voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers opleveren, worden uitgevoerd, alleen toegankelijk zijn voor werknemers die deze plaatsen wegens hun werk of functie moeten betreden.

Artikel 10

Maatregelen op het gebied van de hygiëne en individuele beschermingsmaatregelen

1.   Voor alle werkzaamheden waarbij een kans op besmetting door carcinogene of mutagene agentia bestaat, zijn de werkgevers gehouden passende maatregelen te treffen om te bewerkstelligen dat:

a)

de werknemers niet eten, drinken en roken in werkzones waar gevaar voor besmetting door carcinogene of mutagene agentia bestaat;

b)

passende beschermende kleding of andere geschikte bijzondere kleding ter beschikking van de werknemers wordt gesteld;

c)

afzonderlijke bergruimten voor werk- of beschermende kleding en voor normale kleding beschikbaar worden gesteld;

d)

er passende en adequate was- en toiletfaciliteiten ter beschikking van de werknemers worden gesteld;

e)

de beschermende uitrusting op correcte wijze op een daartoe aangewezen plaats wordt bewaard en zo mogelijk vóór, maar in ieder geval na ieder gebruik gecontroleerd en gereinigd;

f)

defecte beschermende uitrusting wordt hersteld of vervangen voordat deze weer wordt gebruikt.

2.   De kosten van de in lid 1 bedoelde maatregelen mogen niet op de werknemers worden verhaald.

Artikel 11

Voorlichting en opleiding van de werknemers

1.   De werkgever neemt passende maatregelen opdat de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of de inrichting een voldoende en tevens adequate opleiding op basis van alle beschikbare gegevens krijgen, met name in de vorm van voorlichting en instructies. Deze opleiding moet betrekking hebben op:

a)

de mogelijke gevaren voor de gezondheid, inclusief de bijkomende gevaren ten gevolge van roken;

b)

de voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen;

c)

de voorschriften betreffende hygiëne;

d)

het dragen en het gebruiken van beschermende uitrusting en kleding;

e)

de door de werknemers, meer bepaald het reddingspersoneel, te nemen maatregelen in geval van en ter voorkoming van ongevallen.

Deze opleiding moet:

worden aangepast aan de ontwikkeling van de risico's en aan het ontstaan van nieuwe risico's, en

indien nodig, op gezette tijden worden herhaald.

2.   De werkgevers zijn gehouden de werknemers ervan op de hoogte te brengen welke installaties en bijbehorende recipiënten carcinogene of mutagene agentia bevatten en er voor te zorgen dat alle recipiënten, verpakkingen en installaties die carcinogene of mutagene agentia bevatten, duidelijk leesbaar worden gekenmerkt en dat er duidelijk zichtbare gevarensignalen worden aangebracht.

Artikel 12

Voorlichting van de werknemers

Er worden passende maatregelen getroffen om te bewerkstelligen dat:

a)

de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of inrichting zich ervan kunnen vergewissen dat de voorschriften van deze richtlijn worden toegepast, of bij de toepassing ervan kunnen worden betrokken, met name voor wat betreft:

i)

de gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers van het kiezen, het dragen en het gebruik van beschermende kleding en uitrusting, onverminderd de verantwoordelijkheid van de werkgever om de doeltreffendheid van de beschermende kleding en uitrusting te bepalen;

ii)

de door de werkgever vastgestelde maatregelen bedoeld in artikel 8, lid 1, eerste alinea, onverminderd de verantwoordelijkheid van de werkgever om deze maatregelen vast te stellen;

b)

de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of inrichting zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld van abnormale blootstellingen, met inbegrip van de in artikel 8 bedoelde blootstellingen, van de oorzaken daarvan, alsmede van de reeds getroffen of nog te treffen maatregelen om die situatie te verhelpen;

c)

de werkgever een bijgewerkte lijst bijhoudt van de werknemers die belast zijn met de uitvoering van de werkzaamheden die blijkens de resultaten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde beoordeling een risico opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers, met vermelding van de blootstelling die zij ondergaan hebben indien hierover gegevens beschikbaar zijn;

d)

de arts en/of de bevoegde instantie, alsmede iedere andere persoon die verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid of de gezondheid op het werk, inzage krijgen in de onder c) bedoelde lijst;

e)

iedere werknemer inzage krijgt in de in de lijst vervatte gegevens die hem persoonlijk betreffen;

f)

de werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of inrichting inzage krijgen in de anonieme collectieve gegevens.

Artikel 13

Raadpleging en medezeggenschap van de werknemers

Overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG worden de werknemers en/of hun vertegenwoordigers geraadpleegd en hebben zij medezeggenschap omtrent de materies die onder de onderhavige richtlijn vallen.

HOOFDSTUK III

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 14

Medische controle

1.   De lidstaten treffen overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk maatregelen met het oog op een passende controle van de gezondheid van werknemers wier veiligheid of gezondheid blijkens de resultaten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde beoordeling wordt bedreigd.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen moeten van dien aard zijn dat elke werknemer in voorkomend geval aan een passende medische controle kan worden onderworpen

alvorens te worden blootgesteld, en

daarna met regelmatige tussenpozen.

Deze maatregelen moeten van dien aard zijn dat rechtstreeks individuele medische maatregelen en maatregelen op het gebied van de arbeidsgeneeskunde ten uitvoer kunnen worden gelegd.

3.   Indien een werknemer een afwijking vertoont die het gevolg van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia zou kunnen zijn, kan de arts of de voor de medische controle op de werknemers verantwoordelijke instantie verlangen dat andere werknemers die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld een medische controle ondergaan.

In dit geval wordt het blootstellingsgevaar overeenkomstig artikel 3, lid 2, opnieuw geëvalueerd.

4.   Bij een medische controle wordt een persoonlijk medisch dossier bijgehouden en stelt de arts of de voor de medische controle verantwoordelijke instantie de met betrekking tot iedere werknemer individueel te nemen beschermende of preventieve maatregelen voor.

5.   Aan de werknemers moeten informatie en advies worden verschaft over elke medische controle waaraan zij na beëindiging van de blootstelling kunnen worden onderworpen.

6.   Overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk:

hebben de werknemers toegang tot de hen betreffende resultaten van de medische controle, en

kan de betrokken werknemer of de werkgever om herziening van de resultaten van de medische controle verzoeken.

7.   Praktische aanbevelingen voor de medische controle van de werknemers zijn in bijlage II opgenomen.

8.   Alle gevallen van kanker die overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk zijn herkend als een gevolg van blootstelling aan een carcinogeen of mutageen agens op het werk, moeten aan de verantwoordelijke instantie worden gemeld.

Artikel 15

Bewaring van dossiers

1.   De in artikel 12, onder c), bedoelde lijst en het in artikel 14, lid 4, bedoelde medische dossier moeten ten minste veertig jaar na de beëindiging van de blootstelling en overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk worden bewaard.

2.   Ingeval de onderneming haar werkzaamheden staakt, moeten deze documenten, overeenkomstig de nationale wetgevingen en/of praktijken, aan de verantwoordelijke instantie worden overgedragen.

Artikel 16

Grenswaarden

1.   De Raad stelt volgens de procedure van artikel 137, lid 2, van het Verdrag in richtlijnen grenswaarden vast op de grondslag van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische informatie daarbij inbegrepen, ten aanzien van alle carcinogene of mutagene agentia waarvan dit mogelijk is, en, zo nodig, andere daarmee rechtstreeks verband houdende bepalingen.

2.   De grenswaarden en andere daarmee rechtstreeks verband houdende bepalingen zijn opgenomen in bijlage III.

Artikel 17

Bijlagen

1.   De bijlagen I en III mogen enkel overeenkomstig de procedure van artikel 137, lid 2, van het Verdrag worden gewijzigd.

2.   De zuiver technische aanpassingen van bijlage II in verband met de technische vooruitgang, de ontwikkeling van internationale regelingen of specificaties en de kennis op het gebied van carcinogene of mutagene agentia, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG.

Artikel 18

Bewerking van gegevens

De resultaten van de bewerking van de in artikel 14, lid 8, bedoelde gegevens door de verantwoordelijke nationale instanties worden ter beschikking van de Commissie gehouden.

Artikel 19

Mededeling aan de Commissie

De lidstaten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 20

Intrekking

Richtlijn 90/394/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage IV, deel A, bij de onderhavige richtlijn genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage IV, deel B, bij de onderhavige richtlijn genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage V opgenomen concordantietabel.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 22

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 29 april 2004.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. COX

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL

BIJLAGE I

Lijst van stoffen, preparaten en procédés

(artikel 2, onder a), iii))

1.

Vervaardiging van auramine.

2.

Werkzaamheden die blootstelling aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen, aanwezig in roet, teer of pek van steenkool, met zich brengen.

3.

Werkzaamheden waarbij men wordt blootgesteld aan stof, dampen of nevels die vrijkomen bij roosting en elektroraffinage van nikkelsteen.

4.

Procédé met sterk zuur bij de fabricage van isopropylalcohol.

5.

Werkzaamheden waarbij men wordt blootgesteld aan stof van hardhout (9).

BIJLAGE II

Praktische aanbevelingen voor de medische controle van de werknemers

(artikel 14, lid 7)

1.

De arts en/of de instantie die voor de medische controle van de aan carcinogene of mutagene agentiablootgestelde werknemers verantwoordelijk is/zijn, dient/dienen goed op de hoogte te zijn van de voorwaarden en omstandigheden van de blootstelling van elke werknemer.

2.

De medische controle van de werknemers dient te geschieden overeenkomstig de beginselen en de gebruiken van de arbeidsgeneeskunde; daarbij moeten ten minste de volgende maatregelen worden genomen:

het aanleggen van een dossier met de medische voorgeschiedenis en het beroepsverleden van de werknemer;

het voeren van een persoonlijk gesprek;

indien gepast, biologische monitoring alsmede opsporing van de eerste en nog reversibele effecten.

Voor elke werknemer die aan medische controle is onderworpen, kan tot verder onderzoek worden besloten op grond van de jongste inzichten op het terrein van de arbeidsgeneeskunde.

BIJLAGE III

Grenswaarden en andere daarmee rechtstreeks verband houdende bepalingen

(artikel 16)

A.   GRENSWAARDEN VOOR BEROEPSMATIGE BLOOTSTELLING

Naam agens

Einecs(1)

CAS(2)

Grenswaarden

Notatie

Overgangsmaatregelen

mg/m3 (3)

ppm(4)

Benzeen

200-753-7

71-43-2

3,25 (10)

1 (14)

Huid (15)

Grenswaarde: 3 ppm (= 9,75 mg/m3) tot 27 juni 2003

Vinylchloridemonomeer

200-831

75-01-4

7,77 (14)

3 (14)

Stof van hardhout

5,00 (14)  (16)

B.   ANDERE DAARMEE RECHTSTREEKS VERBAND HOUDENDE BEPALINGEN

p.m.

BIJLAGE IV

DEEL A

Ingetrokken richtlijn en achtereenvolgende wijzigingen daarvan

(bedoeld in artikel 20)

Richtlijn 90/394/EEG van de Raad

(PB L 196 van 26.7.1990, blz. 1)

Richtlijn 97/42/EG van de Raad

(PB L 179 van 8.7.1997, blz. 4)

Richtlijn 1999/38/EG van de Raad

(PB L 138 van 1.6.1999, blz. 66)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 20)

Richtlijn

Omzettingstermijn

90/394/EEG

31 december 1992

97/42/EG

27 juni 2000

1999/38/EG

29 april 2003

BIJLAGE V

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 90/394/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder aa)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder c)

Artikelen 3 t/m 9

Artikelen 3 t/m 9

Artikel 10, lid 1, onder a)

Artikel 10, lid 1, onder a)

Artikel 10, lid 1, onder b), eerste zinsnede

Artikel 10, lid 1, onder b)

Artikel 10, lid 1, onder b), tweede zinsnede

Artikel 10, lid 1, onder c)

Artikel 10, lid 1, onder c)

Artikel 10, lid 1, onder d)

Artikel 10, lid 1, onder d), eerste en tweede zinsnede

Artikel 10, lid 1, onder e)

Artikel 10, lid 1, onder d), derde zinsnede

Artikel 10, lid 1, onder f)

Artikel 10, lid 2

Artikel 10, lid 2

Artikelen 11 t/m 18

Artikelen 11 t/m 18

Artikel 19, lid 1, eerste alinea

––

Artikel 19, lid 1, tweede alinea

––

Artikel 19, lid 1, derde alinea

––

Artikel 19, lid 2

Artikel 19

––

Artikel 20

––

Artikel 21

Artikel 20

Artikel 22

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

––

Bijlage IV

––

Bijlage V


(1)  PB C 368 van 20.12.1999, blz. 18.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 2 september 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2004.

(3)  PB L 196 van 26. 7. 1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/38/EG (PB L 138 van 1. 6. 1999, blz. 66).

(4)  Zie bijlage IV, deel A.

(5)  PB L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(6)  PB 196 van 16. 8. 1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(7)  PB L 200 van 30. 7. 1999, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(8)  PB L 185 van 9.7.1974, blz. 15. Besluit ingetrokken bij besluit van de Raad van 22 juli 2003 (PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1).

(9)  Een lijst van enkele soorten hardhout staat in deel 62 van de Monographs on the Evaluation of Carcinogenic Risks to Humans („Wood Dust and Formaldehyde”) (Monografieën over de evaluatie van carcinogene risico's voor de mens („Houtstof en formaldehyde”)), gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek (Lyon, 1995).

(10)  Einecs: European Inventory of Existing Chemical Substances.

(11)  CAS: Chemical Abstract Service Number.

(12)  mg/m3 = milligram per kubieke meter lucht bij 20 °C en 101,3 kPa (760 mm kwikdruk).

(13)  ppm = parts per million uitgedrukt in luchtvolume (ml/m3).

(14)  Gemeten of berekend over een referentieperiode van acht uur.

(15)  Dermale blootstelling kan aanzienlijk bijdragen tot de totale belasting van het lichaam.

(16)  Inhaleerbare fractie; indien stof van hardhout wordt gemengd met ander houtstof, is de grenswaarde van toepassing op alle soorten houtstof in dat mengsel.


Top