EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten

Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten

 

SAMENVATTING VAN:

Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die krachtens Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTSNOEREN?

  • In de richtsnoeren wordt de methode vastgelegd die de Europese Commissie moet toepassen voor de berekening van de geldboeten die worden opgelegd aan ondernemingen* die inbreuk maken op de mededingingsregels van de EU, die een verbod inhouden op:
    • kartels* en andere beperkende handelspraktijken (oud artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG), thans artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — VWEU), en
    • misbruik van een machtspositie (oud artikel 82 VEG, thans artikel 102 VWEU).

KERNPUNTEN

Verordening (EG) nr. 1/2003 (zie samenvatting), gebaseerd op artikel 103 VWEU (oud artikel 83), verleent bevoegdheden aan de Commissie om de mededingingsregels te handhaven en ondernemingen boeten op te leggen wegens inbreuken. Op grond van de richtsnoeren, die ter vervanging dienen van de eerdere richtsnoeren die in 1998 zijn aangenomen, worden zwaardere boeten opgelegd aan bedrijven die inbreuk maken op de EU-regels die kartels en andere beperkende handelspraktijken verbieden.

In artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 is bepaald dat bij de vaststelling van geldboeten rekening wordt gehouden met zowel de ernst als de duur van de inbreuk. Geldboeten kunnen oplopen tot 10 % van de wereldwijde omzet van de ondernemingsgroep waartoe de inbreukmakende onderneming behoort in het vorige boekjaar.

Om haar doelstellingen te verwezenlijken dat boeten worden opgelegd die hoog genoeg zijn om de betrokken bedrijven te straffen en andere te weerhouden van praktijken waarbij de mededingingsregels niet worden nageleefd, neemt de Commissie bepaalde factoren in aanmerking, zoals:

  • de waarde van de verkochte goederen of diensten die met de inbreuk verband houden;
  • de duur van de inbreuk — het aantal jaren waarin een bedrijf aan de inbreuk heeft deelgenomen moet in de boete tot uiting komen om op passende wijze rekening te houden met de gevolgen ervan voor de markt;
  • de ernst van de inbreuk, met name door de verwijzing naar het type boete en de aard van het inbreukmakende gedrag en bepaalde andere factoren;
  • factoren die specifiek zijn voor individuele ondernemingen en die een verhoging of verlaging van een boete kunnen rechtvaardigen.

Tweestappenmethode

De Commissie:

  • 1.

    bepaalt voor elke onderneming of ondernemersvereniging een basisbedrag van de geldboete; en

  • 2.

    kan dit basisbedrag naar boven of naar beneden bijstellen.

Basisbedrag van de geldboete

  • Het basisbedrag wordt berekend als percentage van de waarde van de verkopen die verband houden met de inbreuk, vermenigvuldigd met het aantal jaren dat de inbreuk geduurd heeft.
  • Het percentage van de waarde van de verkopen wordt bepaald aan de hand van de ernst van de inbreuk (aard, gecumuleerd marktaandeel van alle betrokken partijen, geografische reikwijdte, enz.) en kan maximaal 30 % bedragen. Voor kartels, die tot de ernstigste mededingingsbeperkingen behoren, wordt een hoog percentage vastgesteld (minimaal 15 %).
  • De Commissie kan aan deze initiële berekening een extra bedrag toevoegen dat wordt toegepast op alle kartelzaken en, naar eigen goeddunken, op andere inbreuken. Dat bedrag ligt tussen de 15 en 25 % van de waarde van de jaarlijkse verkopen, ongeacht de duur van de inbreuk. Dit staat bekend als de “entry fee” en is bedoeld om bedrijven te ontmoedigen om zich, zelfs voor een korte periode, met illegale praktijken in te laten.

Aanpassingen van het basisbedrag van de geldboete

  • De Commissie kan het basisbedrag bijstellen voor individuele ondernemingen; naar beneden als zij van oordeel is dat er sprake is van verzachtende omstandigheden of naar boven als er sprake is van verzwarende omstandigheden.
  • Herhaalde overtreders krijgen een zwaardere boete opgelegd. Wanneer bedrijven opnieuw een inbreuk plegen, kan hun boete met 100 % worden verhoogd omdat zij al eerder inbreuken hebben gepleegd.
  • Om ervoor te zorgen dat boeten een voldoende afschrikkende werking hebben, kan de Commissie ook een boete verhogen die zij oplegt aan een onderneming die een bijzonder hoge groepsomzet heeft die geen verband houdt met de waarde van de verkopen waarop de inbreuk betrekking heeft.
  • De richtsnoeren voor de berekening van boeten hebben geen invloed op de toepassing van de clementieregels van de EU, op grond waarvan boeten voor ondernemingen die hun deelname aan een kartel melden en meewerken aan het onderzoek van de Commissie, kunnen worden verlaagd of immuniteit tegen deze boeten kan worden verleend.
  • Boeten kunnen verder worden verlaagd uit hoofde van het beleid van de Commissie op het gebied van kartelzaken of, bij andere inbreuken dan kartels, op basis van daadwerkelijke medewerking en erkenning van de inbreuk door de onderneming(en).
  • De maximale geldboete wordt voor elk bedrijf vastgesteld op 10 % van de in het voorafgaande boekjaar behaalde totale omzet (Verordening (EG) nr. 1/2003).

VANAF WANNEER ZIJN DE RICHTSNOEREN VAN TOEPASSING?

De richtsnoeren zijn van toepassing sinds 1 september 2006.

ACHTERGROND

Zie voor meer informatie:

KERNBEGRIPPEN

Onderneming: elke eenheid die een economische activiteit — een activiteit bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt — uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, wordt als een onderneming beschouwd.
Kartel: een groep van gelijksoortige, onafhankelijke ondernemingen die zich verenigen om prijzen af te spreken, productie te beperken of markten of klanten onderling te verdelen.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2-5)

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde Deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII — Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen — Hoofdstuk 1 — Regels betreffende de mededinging — Eerste afdeling — Regels voor de ondernemingen — Artikel 101 (oud artikel 81 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 88-89)

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde Deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII — Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen — Hoofdstuk 1 — Regels betreffende de mededinging — Eerste afdeling — Regels voor de ondernemingen — Artikel 102 (oud artikel 82 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 89)

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII — Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen — Hoofdstuk 1 — Regels betreffende de mededinging — Eerste afdeling — Regels voor de ondernemingen — Artikel 103 (oud artikel 83 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 89-90)

Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB C 298 van 8.12.2006, blz. 17-22)

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1-25)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn opgenomen in de oorspronkelijke tekst. Deze geconsolideerde versie heeft slechts informatieve waarde.

Laatste bijwerking 29.05.2020

Top