EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Vrijstelling voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten

Legal status of the document This summary has been archived and will not be updated, because the summarised document is no longer in force or does not reflect the current situation.

Vrijstelling voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten

 

SAMENVATTING VAN:

Verordening (EU) nr. 1217/2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?

  • Artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bevat de regels met betrekking tot onderling afgestemde feitelijke gedragingen en overeenkomsten tussen ondernemingen. Als algemene regel geldt dat dergelijke onderling afgestemde feitelijke gedragingen en overeenkomsten verboden zijn, tenzij ze onder artikel 101, lid 3, vallen als het uitzonderingen op de regel zijn.
  • Volgens Verordening (EU) nr. 1217/2010 is artikel 101 niet van toepassing op onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten* (O&O-overeenkomsten) wanneer de partijen gezamenlijk O&O-activiteiten verrichten ten aanzien van producten of processen en de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk exploiteren, of deze activiteiten afzonderlijk verrichten.

KERNPUNTEN

  • Artikel 101, lid 1, VWEU is niet van toepassing op O&O-overeenkomsten. Verordening (EEG) nr. 2821/71 voorziet echter in een vrijstelling voor O&O-overeenkomsten die bepalingen bevatten betreffende de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten om de gezamenlijke O&O-activiteiten, de tegen betaling verrichte O&O-activiteiten of de gezamenlijke exploitatie te verrichten, zolang die bepalingen niet het voornaamste onderwerp van die overeenkomsten vormen, maar daarmee rechtstreeks verband houden en noodzakelijk zijn voor de uitvoering.
  • Bij de verordening wordt ook een groepsvrijstelling verleend voor de gezamenlijke exploitatie van de resultaten van O&O-activiteiten die zijn verricht door de partijen krachtens de verordening. Deze verordening vervangt Verordening (EG) nr. 2659/2000 die op 31 december 2010 kwam te vervallen.

Voorwaarden voor vrijstelling

  • Om te worden vrijgesteld moet in de overeenkomst zijn vastgelegd dat alle partijen vrije toegang krijgen tot de eindresultaten van de O&O-activiteiten, met inbegrip van de mogelijk daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten en knowhow, met het oog op verder O&O en exploitatie. Wanneer de partijen hun exploitatierechten beperken, kan de toegang tot de resultaten met het oog op exploitatie dienovereenkomstig worden beperkt.
  • Wanneer de overeenkomst alleen in gezamenlijke O&O-activiteiten of O&O-activiteiten tegen betaling voorziet, moet elke partij toegang hebben tot alle bestaande knowhow van de andere betrokken partijen, voor zover deze knowhow onmisbaar is voor de exploitatie van de resultaten. Voor deze uitwisseling van bestaande knowhow kan een vergoeding in rekening worden gebracht, maar de vergoeding mag niet zo hoog zijn dat deze de toegang tot de knowhow in werkelijkheid belemmert.
  • Gezamenlijke exploitatie mag alleen betrekking hebben op resultaten die door intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd of die knowhow vormen en die onmisbaar zijn voor de vervaardiging van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën.

Marktaandeeldrempel en duur van de vrijstelling

  • Wanneer de partijen bij de O&O-overeenkomst geen concurrerende ondernemingen zijn, geldt de in deze verordening bedoelde vrijstelling voor de duur van de O&O-activiteiten. Wanneer de resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd, blijft de vrijstelling zeven jaar gelden nadat de contractproducten of contracttechnologieën voor het eerst op de markt van de Europese Unie (EU) worden gebracht.
  • Wanneer de partijen concurrerende ondernemingen zijn op het tijdstip waarop de O&O-overeenkomst wordt gesloten, geldt de vrijstelling alleen als:
    • in het geval van gezamenlijke O&O-overeenkomsten, het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op de relevante product- en technologiemarkt niet meer dan 25 % bedraagt;
    • in het geval van O&O-overeenkomsten tegen betaling, het gezamenlijke marktaandeel van de financier en alle partijen waarmee de financier O&O-overeenkomsten heeft gesloten, ten aanzien van dezelfde contractproducten of contracttechnologieën, op de relevante product- en technologiemarkt niet meer dan 25 % bedraagt.
  • Na de periode van zeven jaar blijft de vrijstelling gelden zolang het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op de relevante markten niet meer dan 25 % bedraagt.

Hardcore beperkingen

  • De vrijstelling geldt niet voor O&O-overeenkomsten die, als zodanig of in combinatie met andere factoren waarover de partijen controle hebben, direct of indirect tot doel hebben:
    • de vrijheid van de partijen te beperken om O&O-activiteiten te verrichten op een ander gebied;
    • de vrijheid van de partijen te beperken om na de voltooiing van de betrokken O&O-overeenkomst O&O-activiteiten te verrichten op een daarmee verband houdend gebied;
    • de productie of de verkoop te beperken, met bepaalde uitzonderingen.

Uitgesloten beperkingen

  • De vrijstelling geldt niet voor de volgende in O&O-overeenkomsten vervatte verbodsbepalingen:
    • het verbod om na voltooiing van de O&O-activiteiten de geldigheid van gerelateerde intellectuele-eigendomsrechten aan te vechten;
    • het verbod om aan derden licenties te verlenen voor de vervaardiging van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën, tenzij de overeenkomst voorziet in de exploitatie van de resultaten door ten minste één van de partijen en deze exploitatie ten aanzien van derden in de interne markt plaatsvindt.

Richtsnoeren van de Europese Commissie

In 2011 heeft de Europese Commissie richtsnoeren vastgesteld voor de interpretatie en toepasselijkheid van artikel 101 VWEU op horizontale samenwerkingsovereenkomsten*, waar O&O-overeenkomsten deel van uitmaken (zie samenvatting).

VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening is sinds 1 januari 2011 van toepassing en vervalt op 30 juni 2023.

ACHTERGROND

In 2019 is de Commissie begonnen met een evaluatie om te onderzoeken of de EU-verordeningen betreffende horizontale overeenkomsten moeten verdwijnen wanneer ze in december 2022 vervallen, of dat ze (en de richtsnoeren voor de interpretatie ervan) moeten worden verlengd of gewijzigd. De resultaten van deze evaluatie zijn in juli 2021 gepubliceerd (zie persbericht). Op grond van de evaluatie werd geconcludeerd dat bepaalde kwesties moeten worden aangepakt om de rechtszekerheid te vergroten. De Commissie zal de effectbeoordelingsfase van de herziening starten om de tijdens de evaluatie geïdentificeerde kwesties te onderzoeken, met de bedoeling om uiterlijk op 31 december 2022, wanneer de huidige regels verlopen, herziene regels in te voeren.

KERNBEGRIPPEN

Onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst. Een overeenkomst tussen twee of meer partijen die betrekking heeft op de voorwaarden waaronder deze partijen:
  • gezamenlijk O&O-activiteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën en de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk exploiteren;
  • de resultaten van de O&O-activiteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, die gezamenlijk zijn verricht op grond van een eerdere overeenkomst tussen dezelfde partijen, gezamenlijk exploiteren;
  • gezamenlijk O&O-activiteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, zonder dat de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd;
  • tegen betaling O&O-activiteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën en de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk exploiteren;
  • de resultaten van O&O-activiteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, die op grond van een eerdere overeenkomst tussen dezelfde partijen tegen betaling zijn verricht, gezamenlijk exploiteren;
  • tegen betaling O&O-activiteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, zonder dat de resultaten daarvan gezamenlijk worden geëxploiteerd.
Horizontale samenwerkingsovereenkomsten. Overeenkomsten tussen twee of meer ondernemingen die actief zijn op hetzelfde niveau van de markt. Horizontale samenwerking heeft in de meeste gevallen betrekking op samenwerking tussen daadwerkelijke of potentiële concurrenten op gebieden zoals O&O, productie, inkoop, commercialisering of standaardisering. Het kan ook gaan om de uitwisseling van informatie, als een op zichzelf staande overeenkomst of in het kader van een ander soort horizontale samenwerkingsovereenkomst.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Verordening (EU) nr. 1217/2010 van de Commissie van 14 december 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (PB L 335 van 18.12.2010, blz. 36-42)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EU) nr. 1217/2010 van de Commissie zijn opgenomen in de oorspronkelijke tekst. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde deel: Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII: Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgeving — Hoofdstuk 1: Regels betreffende de mededinging — Sectie 1: Op ondernemingen toepasselijke mededingingsregels — Artikel 101 (oud artikel 81 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 88-89)

Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (PB C 11 van 14.1.2011, blz. 1-72)

Verordening (EEG) nr. 2821/71 van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (PB L 285 van 29.12.1971, blz. 46-48)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 16.01.2023

Top