EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017DC0590

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de beoordeling van de Europese norm voor elektronische facturering, overeenkomstig Richtlijn 2014/55/EU

COM/2017/0590 final

Brussel, 11.10.2017

COM(2017) 590 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de beoordeling van de Europese norm voor elektronische facturering, overeenkomstig Richtlijn 2014/55/EU


1.Achtergrond

Richtlijn 2014/55/EU inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten 1 (hierna "de richtlijn" genoemd) beoogt het bevorderen van het gebruik van elektronische facturering bij overheidsopdrachten door de interoperabiliteit te waarborgen en de rechtszekerheid te verbeteren. De richtlijn is na een grondige voorbereiding met een groot aantal belanghebbenden onder leiding van de Commissie op 16 april 2014 door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd.

De aanbestedende diensten moeten op grond van de richtlijn elektronische facturen die aan een Europese norm (EN) voor elektronisch factureren voldoen, kunnen ontvangen en verwerken. De richtlijn bepaalt ook dat de desbetreffende normalisatie-instellingen een proces in gang moeten zetten om die norm op te stellen. De verplichting heeft alleen betrekking op facturen in verband met overheidsopdrachten die onder de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten vallen.

Daar de EN ten tijde van de goedkeuring niet beschikbaar was, belast de richtlijn de Commissie (in artikel 3) met de verantwoordelijkheid om de norm voordat die in werking treedt te beoordelen op hanteerbaarheid, gebruikersvriendelijkheid en uitvoeringskosten voor een eindgebruiker. De EN is onlangs door het CEN goedgekeurd en in dit verslag worden de resultaten van de beoordeling uiteengezet.

2.De totstandkoming van de Europese norm voor e-facturering

Als uitvloeisel van de richtlijn heeft de Commissie het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) op 10 december 2014 het mandaat verleend 2 om de EN inzake elektronische facturering en de daarmee samenhangende producten te ontwikkelen. In het mandaat heeft de Commissie het CEN met name verzocht de volgende taken te verrichten:

-een Europese norm (EN) ontwikkelen voor het semantische gegevensmodel voor de kernelementen van een elektronische factuur;

-een beperkt aantal volledig aan de Europese norm voor elektronische facturering beantwoordende syntaxen aanwijzen;

-syntaxbindingen ontwikkelen, d.w.z. informatie die aangeeft hoe het semantische gegevensmodel in de opgegeven syntaxen kan worden weergegeven, en de artefacten voor automatische validatie daarvan;

-richtsnoeren ontwikkelen over interoperabiliteit van elektronische facturen op overdrachtsniveau; rekening houden met de noodzaak om de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van elektronische facturen te waarborgen;

-richtsnoeren ontwikkelen voor het optionele gebruik van sector- en landextensies in combinatie met de Europese norm, daaronder begrepen een methodologie voor toepassing in de daadwerkelijke omgeving;

-onderzoeken of de Europese norm praktisch toepasbaar is voor eindgebruikers.

Om deze taken te verrichten, heeft het CEN een specifiek technisch comité (TC434) en zes werkgroepen (een voor elk van de voormelde punten) ingesteld. Het technisch comité bestaat uit technisch deskundigen op het gebied van e-facturering uit de nationale normalisatie-instellingen van verschillende lidstaten. Ook particuliere deskundigen en overheidsvertegenwoordigers zijn geraadpleegd. Deze brede betrokkenheid van een groot aantal belanghebbenden vormt een solide waarborg dat de EN aansluit bij de laatste marktontwikkelingen en de behoeften van gebruikers.

Dit proces heeft ertoe geleid dat het CEN op 28 juni 2017 de norm en de lijst met syntaxen met referentie EN 16931 formeel heeft uitgegeven.

Het belangrijkste product van het technisch comité is de norm zelf, die de kernelementen van de factuur bevat. In maart 2016 is er een inspraakronde voor alle nationale normalisatie-instellingen georganiseerd, waarop 600 opmerkingen zijn binnengekomen. Het technisch comité heeft deze opmerkingen vervolgens verwerkt in de definitieve concept-EN, die in stemming gebracht is. De EN is door de nationale normalisatie-instellingen unaniem goedgekeurd. Alle andere producten zijn eveneens in stemming gebracht. De laatste stemming, over de technische specificaties van de syntaxbindingen, is op 29 juni 2017 afgesloten.

Een ander belangrijk werkterrein houdt verband met het vraagstuk van de syntaxen, ofwel de softwaretalen die gebruikt kunnen worden om de EN in de praktijk in te voeren. Zowel de richtlijn als het mandaat van de Commissie vermeldden dat het CEN een "beperkt aantal syntaxen" moet aanwijzen, daar er verschillende syntaxen als formaat voor de EN worden gebruikt. Het technisch comité heeft met de overgrote meerderheid van de leden overeenstemming bereikt over een zeer beperkt aantal, namelijk twee, syntaxen: UN/CEFACT CII (Cross Industry Invoice) en UBL 2.1.

3.Beoordeling van de norm

In artikel 3 van Richtlijn 2014/55/EU is bepaald dat de Europese norm voor elektronische facturering voorafgaand aan de invoering in de lidstaten toereikend in de praktijk moet worden getest. Deze beoordeling, waar eindgebruikers bij moeten worden betrokken, moet samen met het opstellen van de norm plaatsvinden. Bij de beoordeling moet in het bijzonder worden gelet op de aspecten hanteerbaarheid en gebruikersvriendelijkheid, en moet worden aangetoond dat de norm op kostenefficiënte en evenredige wijze kan worden ingevoerd.

In dit verslag worden de resultaten van die beoordeling uiteengezet, voornamelijk op basis van twee bronnen:

·Het technisch rapport van het CEN, van WG6 van TC434, met als titel "Test van de Europese norm met betrekking tot de praktische toepasbaarheid voor een eindgebruiker", dat voornamelijk verband houdt met de technische aspecten van de norm.

·Een aanvullend onderzoek dat van eind maart 2017 tot juli 2017 voor de Commissie is uitgevoerd door een externe contractant, PWC. Dat onderzoek richtte zich meer op de praktische aspecten voor eindgebruikers en is beschikbaar op de website van de Commissie, DG GROW/ Overheidsopdrachten/ Onderzoeken.

3.1Resultaten van de test door het CEN

Het technisch rapport beschrijft de test van de EN op semantisch en syntactisch niveau. Het bevat tevens de methodologie en de test van de validatie-artefacten. Deze validatie-artefacten zijn verplichte elementen en regels van de EN in een opensourcecode die het mogelijk maken automatisch te controleren of een factuur aan de EN voldoet.

Het rapport bevat drie hoofdstukken. Het eerste heeft betrekking op de semantische test en geeft een overzicht van de methodologie, de test en de resultaten. Het tweede hoofdstuk heeft betrekking op de methodologie, de test en de resultaten op syntactisch niveau. Het laatste hoofdstuk is onderverdeeld in twee beschrijvende rubrieken over de tests die zijn uitgevoerd om te garanderen dat de EN geschikt is voor respectievelijk betalingen en automatische verwerking.

Tijdens de testprocedure hebben zich geen noemenswaardige problemen voorgedaan. Dit komt vermoedelijk doordat de werkgroep van het CEN die verantwoordelijk was voor de EN zelf al tests had uitgevoerd om de kwaliteit te waarborgen. Ook werd de test gelijktijdig met de ontwikkeling van de EN uitgevoerd, zodat problemen zich niet opstapelden maar parallel met de ontwikkeling konden worden aangepakt.

Op semantisch niveau heeft de test de EN verbeterd omdat uitvoerders en eindgebruikers de norm beter zullen kunnen begrijpen aan de hand van de bijgewerkte definities en gebruiksinformatie die de test heeft opgeleverd.

De syntactische test had voornamelijk ten doel om te garanderen dat de validatie-artefacten geschikt waren om de conformiteit te controleren en was tevens gebaseerd op de lessen die getrokken waren uit het project WS/BII van het CEN (workshop van het CEN over interoperabiliteitsinterfaces in het bedrijfsleven voor overheidsopdrachten in Europa). De beschikbaarheid van validatie-artefacten is cruciaal om de EN voor uitvoerders praktisch bruikbaar te maken.

3.2Aanvullend onderzoek naar de praktische aspecten voor eindgebruikers

Om de technische resultaten van de test door het CEN aan te vullen, heeft de Commissie besloten een aanvullend onderzoek te laten doen, dat is uitgevoerd door PWC. Het doel van het onderzoek door PWC was om de EN te beoordelen op de drie belangrijkste criteria die genoemd worden in Richtlijn 2014/55/EU, namelijk:

A.Hanteerbaarheid: Dit criterium heeft betrekking op elementen als efficiëntie, bruikbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel of een bepaalde situatie.

B.Gebruikersvriendelijkheid: Dit criterium impliceert een beoordeling van het gemak waarmee de norm gebruikt en ingevoerd kan worden, vooral in bestaande systemen zoals Enterprise Resource Planning (ERP).

C.Uitvoeringskosten: Dit criterium heeft betrekking op de kosten die eindgebruikers (aanbestedende diensten en hun leveranciers) moeten maken om de norm door te voeren, met inachtneming van alle vastgestelde scenario's.

De methodologie voor het onderzoek bestond er allereerst in om een aantal verschillende uitvoeringsscenario's te definiëren. Uiteindelijk zijn er scenario's opgesteld voor zes landen: Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Noorwegen en Polen. Om de verscheidenheid aan situaties in de EU weer te geven, zijn deze landen geselecteerd voor een grondige analyse van de volgende gebieden:

·gebied 1: mate van (de)centralisatie voor e-facturering op nationaal niveau;

·gebied 2: ontwikkelingsgraad van e-facturering;

·gebied 3: gebruik van normen voor e-facturering.

De tweede fase van dit project had ten doel om voor beoordeling van de EN benodigde gegevens te verzamelen, te consolideren en te analyseren. Het onderzoek berustte op de testresultaten van het CEN-rapport, dat de praktische toepassing (doelmatigheid) van de EN beschouwde vanuit technisch oogpunt. Verder zijn er gegevens verzameld door middel van deskresearch. Dit onderzoek is gedaan om duidelijkheid te verkrijgen over de aanwezige modellen voor e-facturering, de mogelijkheden die ze bieden en hun prijsmodellen.

Ten slotte zijn gerichte interviews gehouden met autoriteiten uit de lidstaten, regionale autoriteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, dienstverleners en verkopers van software. In die interviews kregen de vertegenwoordigers een vooraf opgestelde reeks vragen voorgelegd. Deze bijeenkomsten zijn opgenomen, in notulen gedocumenteerd en de notulen zijn door de desbetreffende vertegenwoordigers goedgekeurd.

4.Resultaten van de evaluatie

De drie in de richtlijn genoemde criteria worden hieronder achtereenvolgens behandeld.

A.Hanteerbaarheid

De geïnterviewde autoriteiten uit de lidstaten en de belanghebbenden hebben bevestigd dat de Europese norm voor e-facturering voldoende hanteerbaar is. Er zijn geen technische problemen van betekenis vastgesteld. Bovendien is de EN door alle nationale normalisatie-instellingen unaniem goedgekeurd.

De EN voor e-facturering berust op bestaande internationale normen die in Europa algemeen ingang gevonden hebben. De beslissing om het aantal formaten voor invoering van het semantische gegevensmodel van de kernfactuur te beperken tot UBL 2.1 3 en UNCEFACT/CII leidt tot een verdere vereenvoudiging, omdat deze twee syntaxen al zeer gangbaar zijn op de markt. De meeste aanbestedende diensten die voor dit onderzoek zijn ondervraagd, zullen in principe slechts één syntaxis ondersteunen, namelijk UBL 2.1.

B.Gebruikersvriendelijkheid

Het semantische gegevensmodel van de kernfactuur bevat een reeks gemeenschappelijke informatie-elementen die elke factuur moet bevatten om aan de meeste zakelijke en wettelijke vereisten te voldoen en is daarmee van groot belang om gebruikersvriendelijke en kostenefficiënte systemen voor e-facturering op te kunnen zetten.

De rol van leveranciers van ERP en software wordt door centrale, regionale en lokale overheden cruciaal geacht. Met name wanneer de EN direct in hun oplossingen wordt geïntegreerd, hoeft er minder formaatconversie plaats te vinden en nemen de complexiteit en de kosten voor eindgebruikers bijgevolg aanzienlijk af.

De EN wordt als flexibel gezien omdat het mogelijk is de inbegrepen optionele elementen, vrije tekstvelden en codelijsten te gebruiken. Dit voordeel kan echter leiden tot een wildgroei van Core Invoice Usage Specifications (CIUS) en extensies. CIUS zijn specificaties die bedoeld zijn om uitvoerders te helpen de praktische aspecten op te lossen die verbonden zijn aan de ontwikkeling van IT-systemen op basis van de EN. Het gebruik van CIUS en extensies moet gecontroleerd en beperkt worden, mogelijk door een gecoördineerd Europees initiatief, om de grensoverschrijdende interoperabiliteit te waarborgen.

C.Mogelijke uitvoeringskosten

De kosten die met de invoering van e-facturering zijn gemoeid, hangen in elk land voornamelijk af van twee belangrijke variabelen: de ontwikkelingsgraad van e-facturering en de architectuur die de publieke sector voor e-facturering kiest.

De ontwikkelingsgraad van e-facturering op nationaal niveau wordt bepaald door de mate waarin e-facturering in de publieke en private sector al is ingevoerd, de aanwezigheid van een concurrerende markt voor diensten en oplossingen op het gebied van e-facturering en de mate waarin organisaties en IT erop voorbereid zijn. De gevolgen van de EN qua kosten en complexiteit zullen kleiner zijn in lidstaten met een hoge ontwikkelingsgraad. De gevolgen zullen groter zijn in lidstaten waar e-facturering nog weinig wordt gebruikt, waar het aantal leveranciers van oplossingen en diensten beperkt is en waar de nationale IT-infrastructuur niet erg geavanceerd is.

De gevolgen van de EN hangen ook af van nationale wetgeving, beleid en daarmee verband houdende voorschriften. Overheden zullen er baat bij hebben een strategie te formuleren voor de invoering van Richtlijn 2014/55/EU (van minimale naleving van de richtlijn tot volledige automatisering van het factureringsproces) en een nationale uitrol te organiseren. Verschillende landen hebben positieve ervaringen met dergelijke strategieën opgedaan. Leveranciers van de publieke sector kunnen verplicht worden om e-facturering toe te passen, inclusief volgens specifieke formaten.

Bij overheidsopdrachten kunnen twee verschillende architecturen voor e-facturering worden onderscheiden, die in de meeste lidstaten al in gebruik zijn, namelijk:

·een centrale hub (of een combinatie van verschillende hubs) die alle e-facturen van leveranciers ontvangt en doorstuurt naar de desbetreffende aanbestedende instantie/dienst (gecentraliseerd systeem); of

·een gedistribueerd systeem waarin leveranciers de e-facturen rechtstreeks aan de desbetreffende aanbestedende instantie/dienst moeten versturen (gedistribueerd systeem).

Lidstaten waar e-facturering een hoge ontwikkelingsgraad heeft bereikt, worden gekenmerkt door een hoog invoeringspercentage, een concurrerende omgeving voor leveranciers van e-factureringsdiensten en -oplossingen en een hoge mate van voorbereiding bij organisaties en op het vlak van IT.

Lidstaten met een hoogontwikkelde en gedecentraliseerde architectuur voor e-facturering zullen hun systemen laten afstemmen op de EN door leveranciers van diensten en oplossingen voor e-facturering, die publieke en private instanties van elke omvang concurrerende oplossingen aanbieden. In dit scenario heeft de invoering van de EN naar verwachting weinig of tamelijk weinig gevolgen, afhankelijk van de situatie. De kosten voor het upgraden van de systemen komen ten laste van de dienstverleners en bijgevolg van de eindgebruikers (aanbestedende diensten en hun leveranciers). Die kosten zullen marginaal zijn als de dienstverleners normen hanteren die al op de EN zijn afgestemd, maar verhoudingsgewijs hoger als dat niet het geval is. Alle voor het onderzoek geïnterviewde leveranciers van ERP en dienstverleners op het gebied van e-facturering hebben aangegeven dat ze EN-conforme oplossingen zullen leveren op basis van de marktvraag. Naarmate er op nationaal en sectoraal niveau veel extensies worden gebruikt, stijgen echter de invoeringskosten en nemen de voordelen van een gemeenschappelijke norm af.

In lidstaten met een hoogontwikkelde en gecentraliseerde architectuur voor e-facturering zullen de gevolgen die de eindgebruikers van de EN ondervinden over het algemeen gering zijn. Noodzakelijke veranderingen ter aanpassing aan de EN en de kosten daarvan komen voornamelijk voor rekening van de instanties die het centrale systeem voor e-facturering beheren. Zo is bijvoorbeeld het systeem dat sinds januari 2017 operationeel is in Frankrijk, Chorus Pro, gebaseerd op de invoering van een gemeenschappelijke oplossing voor alle leveranciers (zowel particulier als publiek) in de publieke ruimte. De EN heeft geen gevolgen voor (kleine) overheidsorganisaties omdat Chorus Pro gratis is voor overheden en leveranciers. Ook kleine en middelgrote ondernemingen ondervinden geen hinder van de EN, omdat zij pdf-facturen naar overheidsinstellingen mogen blijven sturen.

Kleine aanbestedende diensten zullen hun beslissingen over de mate van investering en procesautomatisering voor e-factureringsdiensten en -oplossingen baseren op de nationale voorschriften en hun businesscase. De aanschafprijs die voor de EN betaald moet worden aan het CEN vormt geen struikelblok, maar het wordt belangrijk geacht dat er gratis informatie over de Europese norm en de aanverwante producten beschikbaar is via de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) en het CEN.

Lidstaten met een laagontwikkelde e-facturering die een gedecentraliseerde architectuur invoeren zullen voor uitdagingen gesteld worden bij het invoeren en toepassen van de EN. Door te voorzien in duidelijke richtsnoeren en regels, zoals het gebruik van normen, kan de overheid dit echter in goede banen leiden. Bovendien wordt het gebruik van de EN aanzienlijk gefaciliteerd door kennis, voorlichting, senior sponsorship, training, expertisecentra en gedeelde diensten. In dit scenario zijn de gevolgen van de EN en de kosten ervan naar verwachting aanzienlijk. Tenzij aanbestedende diensten gedeelde diensten gaan gebruiken, waardoor de kosten enorm gereduceerd en verdeeld zouden worden, of een beleid voor gedeeld gebruik en hergebruik invoeren, zal hun begroting erdoor beïnvloed worden. In lidstaten met een laagontwikkelde e-facturering die een gecentraliseerde architectuur invoeren, hangen de gevolgen van de EN af van de nationale voorschriften en de mate van voorbereiding in de publieke en private sector. Landen die het gebruik van reeds op de EN afgestemde normen verplicht gesteld hebben, zullen geen grote technische uitdagingen ondervinden. Als de mate van voorbereiding hoog is, verloopt de invoering van e-facturering dienovereenkomstig sneller. Aanbestedende diensten zullen door het gecentraliseerde systeem worden ondersteund en gefaciliteerd, terwijl leveranciers zich zullen verlaten op commerciële partijen en in sommige gevallen zullen voor een beperkt aantal facturen gratis diensten worden aangeboden. Om deze voordelen te kunnen benutten moet de centrale overheid echter een zekere investering doen om een dergelijk centraal systeem in te voeren.

5.Gevolgen voor specifieke belanghebbenden

Gevolgen voor kleine aanbestedende diensten

Uit de interviews met regionale en lokale autoriteiten blijkt het volgende:

·Om de kosten te beperken is het cruciaal dat lokale autoriteiten de norm gebruiken.

·Naar verwachting kan de EN doorgaans worden ingevoerd door de norm via een upgrade in ERP-systemen te integreren.

·Mits extensies kunnen worden vermeden, zal invoering van de EN naar verwachting voor alle overheden goedkoop zijn.

Er wordt dan ook van uitgegaan dat de beperkte invoeringskosten gecompenseerd zullen worden door de voordelen van vereenvoudigde betalingsprocedures.

Zoals eerder vermeld, geldt Richtlijn 2014/55/EU alleen voor aanbestedingen met een waarde boven de EU-drempels, waardoor het aantal kleine aanbestedende diensten dat deze verplichting treft beperkt blijft. In het algemeen zullen aanbestedende diensten vrij zijn om het automatiseringsniveau en de IT-ontwikkeling van hun systemen en de hoogte van de investering zelf te bepalen. Die beslissingen zullen afhangen van hun businesscase en nationale voorschriften. De financiering door CEF Telecom wordt beschouwd als een nuttig instrument om de invoering van de EN te ondersteunen.

Gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo/mkb)

De richtlijn verplicht particuliere partijen niet om e-facturering te gebruiken, hoewel nationale regels anders kunnen bepalen. Het feit dat de EN overheden in verschillende landen dezelfde e-factureringsspecificaties oplegt, kan positief uitwerken voor kleine en middelgrote ondernemingen als ze besluiten e-facturering te gebruiken bij aanbestedingen. In sommige lidstaten kunnen kleine en middelgrote ondernemingen voor een beperkt aantal e-facturen profiteren van gratis e-factureringsdiensten. In Italië biedt de kamer van koophandel een dergelijke dienst aan, met inbegrip van e-archivering.

Ten slotte is de EN neutraal ten aanzien van het gebruik van e-handtekeningen. Voor zover ze gevestigd zijn in lidstaten waar het gebruik van e-handtekeningen verplicht is, moeten kleine en middelgrote ondernemingen de kosten in verband met het gebruik van e-handtekeningen voor e-facturering aan de publieke sector in hun begroting opnemen.

6.Toekomstige uitdagingen

De aangezochte belanghebbenden hebben een aantal maatregelen voorgesteld om de uitrol van de EN te ondersteunen en de voordelen te maximaliseren. Deze zijn hieronder op volgorde van frequentie vermeld:

·de bestaande testomgeving moet vrij toegankelijk zijn (geen authenticatie vereist) om verder verbeterd te worden (bijvoorbeeld met duidelijkere uitleg over fouten en beschikbaarheid van updates naarmate de validatie-artefacten zich ontwikkelen) en voorbeelden geven van complexe en eenvoudige facturen;

·een centraal Europees register met alle aanbieders van diensten en oplossingen die de EN of CIUS als hoofdelement van een bestuurssysteem ondersteunen;

·duidelijke documentatie over de EN en de invoering ervan;

·een technische servicedesk om ondersteuning te bieden gedurende de invoering van de EN;

·validatie-artefacten voor de EN moeten openbaar toegankelijk zijn en de testdiensten moeten beschikbaar zijn via een toepassingsprogramma-interface (API) die bij een breder publiek bekend wordt gemaakt;

·financiële steun voor de uitvoerders;

·er kan worden gedacht aan de kernvocabulaires van ISA² en relevante semantische specificaties.

Voor de uitrol van de EN is onderhoud en bestuur nodig. Zo zou er een bestuurssysteem ingevoerd moeten worden om de extensies op semantisch en syntactisch niveau te beoordelen en middels een gecontroleerd proces overeenkomsten tussen landen en sectoren te zoeken.

Daarnaast valt er voordeel te behalen voor kopers uit de publieke sector die een "maximaalstrategie" invoeren op basis van volledige procesautomatisering. Om dit te bevorderen, vervullen het technisch comité en de Europese Commissie een cruciale rol bij het verschaffen van de nodige ondersteuning.

7.Conclusie

Met dit verslag worden de voorbereidende werkzaamheden betreffende de Europese norm voor e-facturering afgerond. De drie criteria die in de richtlijn zelf zijn genoemd (hanteerbaarheid, gebruikersvriendelijkheid en mogelijke uitvoeringskosten) zijn beoordeeld. Volgens de twee voornaamste bronnen, het technisch rapport van het CEN en het onderzoek van PWC, wordt de EN geschikt geacht.

Gelijk met de overdracht van dit verslag aan het Europees Parlement en de Raad wordt de referentie van de EN in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Krachtens artikel 11 van de richtlijn vormt deze bekendmaking het startpunt voor de in de eerste alinea van artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2014/55/EU vermelde uiterste termijnen voor de toepassing.

(1)

PB L 133 van 6.5.2014, blz. 1.

(2)

M/528 UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE C(2014) 7912 final van 10.12.2014 betreffende een normalisatieverzoek aan de Europese normalisatie-instellingen met betrekking tot een Europese norm voor elektronische facturering en een reeks aanvullende normalisatieproducten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad.

(3)

     Bij Uitvoeringsbesluit 2014/771/EU van de Commissie van 31 oktober 2014 betreffende de vaststelling van Universal Business Language versie 2.1 als referentie bij openbare aanbestedingen is UBL 2.1 door de Commissie aangewezen als referentie bij openbare aanbestedingen.

Top