EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012XG1220(01)

Gezamenlijk verslag 2012 van de Raad en de Commissie betreffende de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)

OJ C 394, 20.12.2012, p. 5–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 394/5


Gezamenlijk verslag 2012 van de Raad en de Commissie betreffende de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)

2012/C 394/03

1.   INLEIDING

In de resolutie van de Raad over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (1), ook wel EU-strategie voor jongeren genoemd, is bepaald dat aan het eind van elke cyclus van drie jaar een jeugdverslag van de Unie moet worden opgesteld, dat een tweeledig doel dient: namelijk de vooruitgang evalueren en als basis dienen voor het vaststellen van een reeks prioriteiten voor de volgende werkcyclus.

Het ontwerp van gezamenlijk jeugdverslag van de Unie gaat vergezeld van twee door de diensten van de Commissie opgestelde werkdocumenten: een document waarin de situatie van jonge mensen in de Unie onder de loep wordt genomen en een document dat een analyse bevat van de uit hoofde van het nieuwe kader ondernomen acties.

2.   AAN HET NIEUWE KADER VOOR EUROPESE SAMENWERKING GEGEVEN UITVOERING

De Raad heeft in 2009 zijn goedkeuring gehecht aan een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), dat gebaseerd was op de mededeling „EU-strategie voor jongeren — Investeringen en empowerment”. Met het nieuwe kader worden, door middel van nauwere samenwerking en het delen van goede praktijken, twee globale doelen nagestreefd:

i)

voor alle jongeren in het onderwijs en op de arbeidsmarkt meer kansen en gelijke kansen creëren, en

ii)

onder alle jongeren actief burgerschap, sociale inclusie en solidariteit bevorderen.

Image

Zoals uit het boomdiagram is af te lezen, berust het nieuwe kader op het ondernemen van actie op acht beleidsterreinen (actiegebieden): onderwijs en opleiding; werkgelegenheid en ondernemerschap; sociale inclusie; gezondheid en welzijn; participatie; creativiteit en cultuur; vrijwilligersactiviteiten; en jongeren en de wereld.

Het nieuwe kader is gefundeerd op de volgende instrumenten: empirisch onderbouwde beleidsvorming; wederzijds leren; periodieke voortgangsverslagen, verspreiding van resultaten en monitoring; een gestructureerde dialoog met jongeren en jeugdorganisaties; en het aanwenden van middelen uit programma’s en fondsen van de Unie. In het nieuwe kader wordt jeugdwerk (2) als steunpilaar gezien voor alle actiegebieden en sectoroverschrijdende samenwerking als onderliggend beginsel.

3.   EUROPA 2020 — ONDERSTEUNING VAN JONGEREN IN TIJDEN VAN CRISIS

Europa lijdt onder een crisis die jonge Europeanen met ongekende werkloosheidscijfers en met het risico op sociale uitsluiting en armoede confronteert. Europa 2020 is de strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei waarmee de Unie door middel van een gecoördineerde Europese respons beoogt sterker uit de crisis te komen en de welvaart van haar burgers op termijn te verbeteren.

In Europa 2020 nemen jongeren een centrale plaats in; zo is een van de kerndoelen vermindering van het aantal vroegtijdige schoolverlaters en verhoging van het aantal afgestudeerden in het tertiair onderwijs. Ook twee andere kerndoelen hebben een duidelijke jeugddimensie gemeen — het risico op armoede verminderen en meer mensen aan werk helpen.

Daarnaast stimuleert het vlaggenschipinitiatief (3)„Jeugd in beweging” de jeugdmobiliteit, en zijn jonge mensen ook onderdeel van „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen” (4) en „Een platform tegen armoede en sociale uitsluiting” (5). De Raad is te dien aanzien nader op die initiatieven ingegaan met zijn conclusies over het initiatief „Jeugd in beweging” — Een geïntegreerde aanpak als reactie op de uitdagingen waarmee jongeren geconfronteerd worden (6) en met zijn conclusies over de sociale dimensie van onderwijs en opleiding (7).

De Raad heeft voorts op 26 november 2012 een politiek akkoord bereikt over een aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren.

In het tweede Europees semester voor economische beleidscoördinatie heeft de Europese Commissie met klem gewezen op de noodzaak stappen te ondernemen om de onaanvaardbaar hoge jongerenwerkloosheidscijfers terug te dringen. In de jaarlijkse groeianalyse 2012, die de prioriteiten bepaalt voor de op Unieniveau en op nationaal niveau te ondernemen actie tot stimulering van groei en werkgelegenheid, zijn de lidstaten opgeroepen om werkgelegenheid voor jongeren te ondersteunen. Tot de concrete aanbevelingen behoorde het propageren van kwalitatief hoogwaardige leerplekken en stages en van ondernemersvaardigheden. Er is ook opgeroepen tot hervormingen in de arbeidswetgeving en in onderwijs en opleiding. De Commissie, die bezorgd is dat het sociale weefsel van de Unie onder druk komt te staan, heeft de lidstaten ook opgeroepen tot bescherming van kwetsbare groepen, met betrekking tot sociale bescherming, inclusiestrategieën en toegang tot diensten die zorgen voor integratie in de arbeidsmarkt en de maatschappij (8). Er werden naargelang van de specifieke situaties van de individuele lidstaten landenspecifieke aanbevelingen vastgesteld (9).

Tegen deze achtergrond heeft de Europese Commissie een specifiek initiatief voorgesteld, getiteld „Kansen voor jongeren” (10), dat strekt tot het aanwenden van middelen en het opvoeren van de inspanningen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden en de arbeidsmarktinzetbaarheid van jongeren te ontwikkelen. In deze context heeft de Commissie de lidstaten aangemoedigd om het Europees Sociaal Fonds beter te benutten teneinde jongeren te ondersteunen. Actieteams van de Commissie bieden ondersteuning aan acht lidstaten (11) waar het jeugdwerkloosheidspercentage boven het gemiddelde ligt. Daarnaast omvat het recente „Werkgelegenheidspakket” (12) een eerste voortgangsverslag over het initiatief „Kansen voor jongeren” en een raadpleging betreffende een nieuw kwaliteitskader voor stageplaatsen. De Raad heeft zich over jongerenwerkloosheid en sociale insluiting gebogen door een resolutie aan te nemen over de actieve insluiting van jongeren: bestrijding van werkloosheid en armoede (13) en over bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020 (14).

De Commissie tracht ook hindernissen uit de weg te ruimen waarmee Europese burgers, ook jongeren, worden geconfronteerd bij het uitoefenen van hun rechten als burgers van de Unie, met name het recht van vrij verkeer binnen de Unie, ook met het oog op vrijwilligersactiviteiten, studie of werk.

Inspanningen om de inzetbaarheid, leermobiliteit en participatie van jongeren te bevorderen, worden ondersteund door de lopende programma’s „Een leven lang leren” en „Jeugd in actie”, die met ingang van 2014 zullen vervolgd met een nieuw programma van de Unie dat gericht zal zijn op onderwijs, opleiding, jeugd en sport.

4.   DE EERSTE CYCLUS VAN HET NIEUWE KADER (2010-2012)

Vrijwel alle lidstaten melden dat het nieuwe kader de bestaande prioriteiten op nationaal niveau heeft versterkt; verscheidene lidstaten benadrukken dat het nieuwe kader rechtstreekse invloed heeft gehad. Zo vermeldt Litouwen dat het nieuwe kader als leidraad voor de ontwikkeling van zijn nationale jeugdbeleid fungeert. Oostenrijk vermeldt dat de band tussen jeugdbeleid en arbeidsmarktbeleid is verstevigd, en in België heeft de Vlaamse Gemeenschap de dialoog met jongeren verder ontwikkeld.

In het nieuwe kader wordt voor de uitvoering van het jeugdbeleid op alle niveaus een sectoroverschrijdende aanpak bepleit. De meeste lidstaten melden te beschikken over een nationale jeugdstrategie of over een sectoroverschrijdend plan met jongeren als doelgroep. Alle lidstaten op twee na beschikken over een interministeriële werkgroep voor jeugdzaken of over een ander geïnstitutionaliseerd mechanisme. Hoewel in sommige nationale jeugdverslagen een aanpak wordt geschetst die tot voorbeeld kan dienen, zijn die werkgroepen vaak louter samengesteld uit verschillende actoren en stakeholders van de sector jeugd als zodanig, met weinig of geen betrokkenheid van andere beleidssectoren van de overheid, zodat het sectoroverschrijdende karakter van die groepen beperkt blijft.

Tegen die achtergrond wordt aanbevolen dat Commissie en lidstaten zich sterker toeleggen op het ontplooien van sectoroverschrijdende samenwerking, waarbij in het bijzonder dient te worden nagegaan hoe de bij jeugdbeleid en jeugdwerk gevolgde benaderingen en methodieken in andere relevante sectoren kunnen worden ingezet. Het instellen van nieuwe sectoroverschrijdende partnerschappen en het ontwikkelen van gezamenlijke projecten en initiatieven op jeugdgebied moet worden ondersteund.

Jeugdwerk biedt ondersteuning voor tal van actiegebieden. Een meerderheid van de lidstaten meldt maatregelen te hebben genomen tot erkenning, ondersteuning en nadere ontwikkeling van jeugdwerk conform de resolutie van de Raad over jeugdwerk (15). In juli 2010 is door het Belgische voorzitterschap een Europese jeugdwerkconventie georganiseerd, die beleidsmakers en stakeholders van jeugdbeleid uit heel Europa heeft samengebracht en ter afsluiting waarvan een verklaring is goedgekeurd waarin de prioriteiten en acties met betrekking tot jeugdwerk voor de komende jaren aan de orde worden gesteld.

4.1.   Implementatie van de acht actiegebieden

In het nieuwe kader worden, voor elk van de bijbehorende actiegebieden, door de lidstaten en/of de Commissie te ontplooien initiatieven voorgesteld. Hierna volgt een overzicht van de maatregelen die op Unieniveau zijn genomen en maatregelen die door de lidstaten voor de werkcyclus 2010-2012 zijn vermeld (16).

Onderwijs en opleiding

De Commissie en de lidstaten werken samen aan de verbetering van onderwijs en opleidingen door middel van het „ET 2020”-kader (17). In dit verband heeft de Raad conclusies aangenomen naar aanleiding van de mededeling waarin de Commissie in 2011 een strategie voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen (18) heeft gepresenteerd; momenteel werkt de Commissie aan een initiatief met als motto „Een nieuwe visie op onderwijs: investeren in vaardigheden met het oog op betere sociaaleconomische uitkomsten” (voorlopige vertaling) dat later in 2012 zal worden gelanceerd om de beleidsontwikkeling inzake vaardigheden en competenties te ondersteunen.

In het nieuwe kader wordt niet-formeel en informeel leren primair naar voren geschoven als een complementair hulpmiddel ter verwerving van de horizontale vaardigheden (19) die hoog gewaardeerd worden op de arbeidsmarkt (20). De Commissie heeft in september 2012 een voorstel voor een ontwerpaanbeveling van de Raad ingediend betreffende de erkenning en validatie van niet-formeel en informeel leren (21) en werkt ook aan instrumenten om de met niet-formeel en informeel leren verworven vaardigheden makkelijker te kunnen registreren.

Zowel de Commissie als de lidstaten bieden actieve ondersteuning aan jeugdorganisaties die belangrijk zijn als aanbieder van mogelijkheden tot niet-formeel leren. Veel lidstaten (22) benadrukken de rol die het jeugdwerk speelt bij het bereiken van voortijdige schoolverlaters, om deze groep weer op de schoolbanken of op de arbeidsmarkt te krijgen. Die lidstaten hebben recentelijk actie ondernomen om niet-formeel en informeel leren sterker onder de aandacht te brengen en leerresultaten op nationaal niveau te erkennen.

Werkgelegenheid en ondernemerschap

Jeugdwerkloosheid was de algemene thematische prioriteit van het eerste voorzitterschapstrio na de inwerkingtreding van het nieuwe kader. In die periode heeft de Raad resoluties aangenomen over de actieve insluiting van jongeren (23) en de rol van jeugdwerk bij het bevorderen van de inzetbaarheid van jongeren.

Volgens de nationale jeugdverslagen hebben verscheidene lidstaten hun arbeidswetgeving gewijzigd of belastingprikkels toegepast om de toegang tot de arbeidsmarkt voor jongeren te verbeteren. Deze maatregelen worden veelal gecombineerd met programma’s die jongeren in staat stellen om werkervaring op te doen, ook in het buitenland. Vele jongeren krijgen begeleiding aangeboden door onderwijsinstellingen, diensten voor arbeidsbemiddeling of voorlichtingsdiensten voor jongeren. Veel landen bieden ondersteuning, cursussen, begeleiding of stages aan met werkloze of kwetsbare jongeren als doelgroep. Stages zijn veelal beschikbaar als onderdeel van formeel onderwijs en verscheidene landen beschikken over een systeem van alternerend onderwijs waarin theoretisch onderwijs en praktijkopleiding gecombineerd worden (24).

In de eerste cyclus van de gestructureerde dialoog was ook de jeugdwerkloosheid een centraal thema. Jongeren deden concrete aanbevelingen die werden meegenomen in een resolutie van de Raad (25) waarin de behoefte aan toegankelijke informatie over de arbeidsmarkt, niet-formeel leren, een kwaliteitshandvest voor bedrijfsstages, flexibiliteit en zekerheid en gelijke mobiliteitsmogelijkheden expliciet aan de orde werden gesteld. Die aanbevelingen en de beste praktijken uit de lidstaten vormden de inspiratie voor latere initiatieven van de Commissie, zoals de ontwerpaanbeveling betreffende niet-formeel en informeel leren en, in bredere context, het initiatief „Kansen voor jongeren”.

Onderwijs in ondernemerschap wordt steeds vaker gepropageerd in de meeste Europese landen. Tot dusver hebben acht landen specifieke strategieën gelanceerd, terwijl dertien andere landen dit thema hebben opgenomen in hun nationale strategieën voor een leven lang leren, jeugdstrategieën of groeistrategieën (26).

Op Unieniveau is ondernemerschap van jongeren voor het voetlicht gebracht tijdens de Europese jeugdweek, om het publiek bewust te maken van de waarde van ondernemersvaardigheden en van het opstarten van een bedrijf als loopbaankeuze. Er lopen ook een aantal acties om het aanleren van ondernemerschap op alle onderwijsniveaus te ondersteunen.

De lidstaten en de Commissie wordt aanbevolen hun gezamenlijke inspanningen in de bestrijding van werkloosheid onder jongeren vol te houden en sectoroverschrijdende initiatieven op dit terrein nader te ontwikkelen.

Gezondheid en welzijn

Op Unieniveau vormen jonge mensen een specifieke doelgroep van initiatieven die de Unie op gezondheidsgebied ontplooit ter bestrijding van roken, alcoholgerelateerde ongevallen, zwaarlijvigheid en drugsgebruik.

Alle lidstaten op twee na melden concrete maatregelen te hebben genomen naar aanleiding van de resolutie van de Raad over de gezondheid en het welzijn van jongeren (27). Veel lidstaten (28) vermelden initiatieven die gericht zijn op specifieke kwesties, zoals alcoholgebruik, tabak of gezonde voeding, of die de waarde benadrukken van „peer-to-peer”-leren voor het propageren van een gezonde levensstijl.

Sociale inclusie

De initiatieven die de Unie ontplooit om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, spelen ook een belangrijke rol in het beleid inzake sociale inclusie van jongeren. Zo heeft een meerderheid van de lidstaten (29) jongeren in het kader van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010), als specifieke doelgroep benaderd: bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. In deze initiatieven wordt benadrukt dat armoede op jonge leeftijd bestrijding behoeft om te voorkomen dat armoede van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Veel lidstaten (30) bevestigen het belang van een sectoroverschrijdende benadering van sociale inclusie waarbij een link wordt gelegd met beleidsterreinen als onderwijs, werkgelegenheid of gezondheid. Heel wat lidstaten maken melding van speciale opleidingsprogramma’s voor jongerenwerkers, jeugdleiders en jongeren om intercultureel bewustzijn te ontwikkelen en vooroordelen te bestrijden. Een aantal lidstaten (31) heeft voorbeelden gegeven van ondersteuningsmaatregelen met betrekking tot huisvesting met jongeren als doelgroep.

Daarom wordt de lidstaten aanbevolen om op kennis gebaseerde en empirisch onderbouwde verslagen op te stellen over de maatschappelijke omstandigheden en de woonsituatie van jongeren. In dit verband dienen de lidstaten ook te worden aangemoedigd tot het nemen van maatregelen om transgenerationele armoede en uitsluiting door middel van sectoroverschrijdende samenwerking te bestrijden.

Participatie

Jongerenparticipatie heeft de afgelopen jaren in het jeugdbeleid van de Unie een prominente plaats ingenomen. Participatie is een cruciale factor in het jeugdbeleid van alle lidstaten en er zijn tal van activiteiten verricht, zoals de ontwikkeling van structuren om jongeren bij de besluitvorming te betrekken en het toetsen van participatiemechanismen aan kwaliteitsnormen. Er zijn ook activiteiten ondernomen om een bredere betrokkenheid van jongeren bij participatie te propageren, zoals voorzien in toepasselijk voorlichtingsmateriaal en ruimte creëren voor onlinedialoog.

De Raad heeft zijn toewijding aan dit actieterrein bevestigd door de participatie van jongeren aan het democratisch leven tot een algemene prioriteit te maken van het tweede voorzitterschapstrio jeugdzaken (medio 2011-2012), conform artikel 165 VWEU. Voorts heeft de Raad een resolutie aangenomen over het aanmoedigen van nieuwe, doeltreffende vormen van participatie van alle jongeren aan het democratisch leven in Europa (32). De gestructureerde dialoog is als instrument voor het betrekken van jonge mensen bij de besluitvorming van steeds grotere betekenis. Alle lidstaten hebben nationale werkgroepen ingesteld om het overleg met jongeren op nationaal niveau te organiseren en het resultaat van dit overleg in de debatten op het niveau van de Unie mee te nemen.

De Commissie heeft stappen gezet om de empirische onderbouwing van jongerenparticipatie te versterken door middel van de Eurobarometer inzake „Jeugd in beweging” (33) en een toekomstige studie over veranderende patronen van jongerenparticipatie. Daarnaast heeft de Commissie twee processen opgestart die in de volgende driejarencyclus tot wasdom zullen komen: het vernieuwen van de Europese Jongeren Site (34) als interactief platform voor online betrokkenheid, en een Jeugd in beweging-kaart die de mobiliteit en de participatie van jongeren verder zou moeten bevorderen door middel van prikkels, informatie en ondersteunende diensten.

De participatie van jongeren in het politieke bedrijf neemt nieuwe vormen aan, zoals het ondertekenen van petities en het formuleren van verklaringen op het internet, in de sociale media enz.

Daarom dienen de lidstaten en de Commissie na te gaan welke vormen van participatie aan de behoeften van jongeren tegemoetkomen en daarvoor diverse vormen van ondersteuning te bieden.

Vrijwilligersactiviteiten

De lidstaten en de Commissie hebben samengewerkt om de aanbeveling over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (35) in een deskundigengroep te implementeren. Circa de helft van de lidstaten (36) heeft gemeld dat zij in het verlengde van deze aanbeveling jonge vrijwilligers op de mogelijkheden inzake mobiliteit hebben geattendeerd. Naast het Europees vrijwilligerswerk maakt een aantal lidstaten ook melding van bilaterale of multilaterale uitwisselingsprogramma’s.

Verscheidene lidstaten (37) melden dat zij nationale systemen voor vrijwilligerswerk hebben ontwikkeld of een nieuwe burgerschapsdienst hebben opgestart. Veel lidstaten vermelden het programma „Jeugd in actie” en dan vooral het Europees vrijwilligerswerk als een belangrijk, zo niet het voornaamste aanknopingspunt voor het verrichten van vrijwilligerswerk in een ander land. Een aantal landen doet mee aan bilaterale of multilaterale uitwisselingsprogramma’s. In sommige landen maakt preventie van uitsluiting deel uit van bredere jeugdstrategieën en financieringsregelingen, waarin ook vrijwilligerswerk aan bod komt.

Lidstaten zijn actief in de weer om te zorgen dat de met vrijwilligerswerk opgedane ervaring gepaste waardering en erkenning krijgt, bijvoorbeeld door middel van de jongerenpas, uitstraling op de arbeidsmarkt of maatschappelijke erkenning. Voorts zijn er lidstaten die het propageren van vrijwilligerswerk onder jongeren strategisch benaderen, bijvoorbeeld om maatschappelijke doelen te verwezenlijken. In het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk (2011) is naar betrokkenheid van jongeren en jeugdorganisaties gestreefd door de jeugddimensie te benadrukken.

Aangezien de gegevens er al met al op wijzen dat deelname aan vrijwilligersactiviteiten in andere landen tot dusverre een gering aantal jonge Europeanen aanbelangt, wordt de lidstaten verzocht nota te nemen van de potentiële belemmeringen voor vrijwilligerswerk en acties/maatregelen te overwegen om die belemmeringen weg te nemen (38).

Cultuur en creativiteit

Op dit actiegebied werken de lidstaten en de Commissie nauw samen door middel van een Europese agenda voor cultuur (39). De Raad heeft in zijn conclusiesdiverse malen gewezen op het belang van creativiteit, cultuur en de rol van jongeren (40). Uit hoofde van het nieuwe kader is in 2010 een studie over de toegang van jongeren tot cultuur in Europa gepubliceerd (41), waarin goede praktijken en voorstellen zijn gepresenteerd om belemmeringen zoals kosten en afstand te ondervangen.

Hoewel de lidstaten het bestaan van verbanden tussen cultuur en creativiteit en jeugdbeleid onderkennen, worden er in de nationale jeugdverslagen weinig activiteiten op dit actiegebied gemeld.

Jongeren en de wereld

De Commissie heeft door middel van het jeugdpartnerschap met de Raad van Europa in de oostelijke en zuidelijke buurlanden een aantal symposia op hoog niveau over jeugdbeleid georganiseerd en ondersteund (42). De Raad heeft conclusies aangenomen over de oostelijke dimensie van de participatie van jongeren (43), bedoeld om verder afgelegen landen in Oost-Europa en de Kaukasus te bereiken. Er is bovendien besloten om in het Oostelijk Partnerschap een jeugdprogramma in te stellen om meer financieringsmogelijkheden te bieden voor jeugdpartnerschappen en jeugdsamenwerking in het kader van het programma „Jeugd in actie”. Tijdens het Jaar van de jeugd EU-China (2011) zijn er in Europa en in China activiteiten georganiseerd. De Commissie heeft ook een bijdrage geleverd aan het door de VN uitgeroepen Internationaal Jaar van de jeugd (2011) en de bijbehorende jeugdtop in Mexico. Zij hielp ook bij de organisatie van twee beleidsconferenties als onderdeel van een bilaterale samenwerkingsovereenkomst met Canada.

De lidstaten melden dat zij zich ook vóór 2010 reeds bezighielden met dit actiegebied, dat zij nog steeds van belang achten. Bijna de helft van de lidstaten (44) meldt het terrein al te hebben opgenomen in hun onderwijsprogramma of in hun strategieën voor jeugdbeleid. De meeste lidstaten stellen jongeren in de gelegenheid met beleidsmakers over mondiale aangelegenheden van gedachten te wisselen.

4.2.   Uitvoeringsinstrumenten

Het nieuwe kader behelst de toepassing van een set specifieke instrumenten voor het verrichten van activiteiten op de acht bovenvermelde actiegebieden. Hierna wordt aan de hand van de door de Commissie verrichte beoordelingen en de door de lidstaten in hun nationale verslagen verstrekte gegevens nagegaan in welke mate deze instrumenten met succes zijn aangewend om de algemene doelstellingen van de strategie te verwezenlijken.

Empirisch onderbouwde beleidsvorming

In het verlengde van het nieuwe kader heeft de Commissie — samen met de door de lidstaten en stakeholders van het jeugdbeleid aangeduide deskundigen — een dashboard met EU-jeugdindicatoren ontwikkeld dat in 2011 is gepubliceerd (45). Het dashboard bevat 40 indicatoren die samen de acht actiegebieden dekken.

Tijdens de eerste werkcyclus van het nieuwe kader heeft de Commissie twee studies (46) en een Flash Eurobarometerenquête naar jeugdzaken verricht. Het jeugdpartnerschap tussen de EU en de Raad van Europa heeft ook een bijdrage geleverd aan het versterken van de empirische onderbouwing van het jeugdbeleid in Europa door middel van het Europees kenniscentrum voor jeugdbeleid (EKCYP) en zijn nationale correspondenten en de Pool Europese onderzoekers Jeugd (European Youth Researchers — PEYR).

Wederzijds leren

In het verlengde van het nieuwe kader is er aan wederzijds leren bijgedragen met een aantal uiteenlopende evenementen, zoals activiteiten, conferenties en seminars inzake leren onder gelijken, met fora en groepen van prominente deskundigen, en met studies en analysen.

Naast de geboden gelegenheden tot uitwisseling van ervaringen, zoals conferenties en vergaderingen van de directeuren-generaal jeugdzaken, blijkt uit een studie van de Commissie (47) dat de ontwikkeling van de EU-jeugdindicatoren het jeugdbeleid niet alleen erkenning en zichtbaarheid heeft opgeleverd, maar ook positieve ontwikkelingen heeft teweeggebracht in de lidstaten, zowel bij het streven naar sectoroverschrijdende samenwerking als bij de toepassing van een empirisch onderbouwde benadering. Er zijn uit nationale vertegenwoordigers bestaande deskundigengroepen ingesteld om het dashboard met jeugdindicatoren te evalueren en om de aanbeveling van de Raad over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie te implementeren. Aan wederzijds leren is ook gestalte gegeven met een activiteit inzake leren onder gelijken die specifiek op sectoroverschrijdende samenwerking (48) gericht was.

In mei 2012 is er een nieuwe deskundigengroep leren onder gelijken ingesteld inzake creativiteit en innoverend potentieel bij jongeren en met niet-formeel en informeel leren verworven vaardigheden die jongeren toerusten voor de arbeidsmarkt (49). Hiermee wordt nuttig bijgedragen aan het op gestructureerde wijze verder ontwikkelen van wederzijds leren in de context van de open coördinatiemethode in jeugdzaken.

Aanbevolen wordt de coördinatie van de activiteiten inzake leren onder gelijken verder uit te bouwen. De Commissie en de lidstaten dienen te overwegen hoe een betere benutting van de gegevens en voorbeelden van beste praktijken in de lidstaten op termijn doeltreffender exercities inzake wederzijds leren kan opleveren.

Periodieke voortgangsverslagen, verspreiding van resultaten en monitoring

Voor de opstelling van dit verslag heeft de Commissie een onlinevragenlijst ontwikkeld over specifieke in het nieuwe kader vermelde concrete acties. Hierdoor was het mogelijk een vergelijkende beoordeling te maken van de nationale jeugdverslagen die door alle lidstaten, Noorwegen, Zwitserland, Montenegro en Kroatië zijn ingediend (50). Er is ook input aangeleverd door het Europees jeugdforum, het representatieve platform van internationale niet-gouvernementele jeugdorganisaties en nationale jeugdraden.

Naast de publicatie van het door de diensten van de Commissie opgestelde werkdocument dat het jeugdverslag van de Unie vergezelt, worden alle nationale jeugdverslagen op de website van de Commissie openbaar gemaakt. De lidstaten worden geacht het jeugdverslag van de Unie op nationaal niveau naar behoren te verspreiden. Het nieuwe kader vergt immers dat de resultaten van deze verslaglegging breed worden verspreid.

De Commissie en de lidstaten dienen te overwegen hoe een betere benutting van de indicatoren, gegevens en voorbeelden van beste praktijken in de lidstaten op termijn nog uitvoeriger jeugdverslagen van de Unie kan opleveren.

Gestructureerde dialoog met jongeren en jeugdorganisaties

De gestructureerde dialoog met jongeren biedt een goed kader voor overleg, leren onder gelijken en het delen van ervaringen tussen nationale beleidsmakers en jongeren in jeugdzaken. Om de zes maanden wordt er een EU-jeugdconferentie georganiseerd door het land dat het voorzitterschap bekleedt, met ondersteuning van de Commissie. Deze conferenties brengen jonge mensen en beleidsmakers uit de hele Unie samen om de resultaten van de gestructureerde dialoog te bespreken en gezamenlijke aanbevelingen te doen, die worden meegenomen bij de opstelling van door de Raad aan te nemen resoluties of conclusies.

Alle lidstaten hebben vroeg in de eerste cyclus nationale werkgroepen opgericht voor de gestructureerde dialoog met jongeren. De gestructureerde dialoog — een zorgvuldig uitgewerkte, formele methodiek voor overleg met jongeren — heeft zich ontwikkeld tot een bruisend en integraal onderdeel van de beleidsvorming in jeugdzaken. Het in de loop van het eerste voorzitterschapstrio (2010-2011) tussen beleidsmakers jeugdzaken en jongeren gevoerde overleg heeft waardevolle gezamenlijke aanbevelingen betreffende de meest dringende werkgelegenheidsproblemen opgeleverd.

In 2011 is de gestructureerde dialoog een tweede cyclus ingegaan, ditmaal met jongerenparticipatie als thema. Een groot aantal jeugdleiders en jongeren is rechtstreeks bij dit raadplegingsproces betrokken.

Om het raadplegingsproces te optimaliseren en beter te monitoren verdient het aanbeveling om, naargelang het leidende thema van de gestructureerde dialoog, op lokaal, regionaal en Europees niveau andere deskundigen in de nationale werkgroepen af te vaardigen. Daarnaast dienen de resultaten van de gestructureerde dialoog onder de stakeholders van andere beleidssectoren te worden verspreid. In het raadplegingsproces moet een duidelijke rol voor onderzoekers jeugd worden ingeruimd.

De rol van de jongerenconferentie van de Unie als forum voor de gestructureerde dialoog tussen alle jongeren, jeugdorganisaties en beleidsmakers moet worden versterkt teneinde tastbare politieke uitkomsten te bewerkstelligen. Waar mogelijk dient de betrokkenheid van onderzoekers jeugd te worden gepropageerd.

Aanwenden van middelen van EU-programma’s

Het programma „Jeugd in actie” is een belangrijk instrument voor de ondersteuning van het nieuwe kader. Naast het programma voor een leven lang leren, heeft dit programma bijgedragen tot de leermobiliteit van jongeren. Het programma is gericht op activiteiten inzake niet-formeel leren voor jongeren, jeugdwerkers en jeugdorganisaties. Conform het nieuwe kader beoogt het programma onder jongeren burgerschapszin en solidariteit te propageren, en legt het de nadruk op jeugdwerk, vrijwilligerswerk en burgerschapsactiviteiten als een geschikte omgeving waarin transversale vaardigheden kunnen worden verworven. Bij het programma waren in 2010 circa 150 000 deelnemers betrokken en in 2011 circa 185 000, een duidelijke stijging ten opzichte van het aantal deelnemers bij de aanvang van het programma (111 000 in 2007).

Bijna alle lidstaten melden andere bronnen van Uniefinanciering te hebben gebruikt, zoals het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en/of Progress om jonge mensen in de arbeidsmarkt te integreren. Ook zijn middelen uit het Cohesiefonds gebruikt om bij jongeren de ontwikkeling te ondersteunen van actief burgerschap, participatie en competenties.

Aanbevolen wordt het programma „Jeugd in beweging” en het toekomstige programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport voor ondersteuning van het nieuwe kader in te zetten, zonder vooruit te lopen op de onderhandelingen betreffende het toekomstig meerjarig financieel kader.

5.   DE VOLGENDE CYCLUS VAN HET NIEUWE KADER (2013-2015)

Het verband tussen het nieuwe kader en Europa 2020 versterken

Volgens de resolutie van de Raad over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken zullen er voor elke werkcyclus een aantal prioriteiten voor Europese samenwerking worden bepaald om bijdragen te leveren aan de in het nieuwe kader vermelde actiegebieden. De prioriteiten voor de volgende cyclus zullen worden goedgekeurd op basis van het onderhavige jeugdverslag van de Unie.

De voorzitterschappen van de Unie hebben in de eerste cyclus „werkgelegenheid en ondernemerschap” en „participatie” als centrale thema’s gekozen. Het nieuwe kader en de daarin vermelde actiegebieden omvatten over het geheel genomen alle kwesties die jongeren in de overgangsfase van onderwijs naar werk — weliswaar in variërende mate — aanbelangen. Belangrijker is dat in het nieuwe kader de kruisverbanden tussen deze actiegebieden en onder de stakeholders worden onderkend en versterkt, wat doeltreffende instrumenten moet opleveren om beleidscoördinatie en synergieën tot stand te brengen.

Het jeugdverslag van de Unie en de nationale jeugdverslagen bevestigen de degelijkheid en relevantie van het nieuwe kader en de twee daarmee nagestreefde algemene doelen: i) voor alle jongeren meer kansen en gelijke kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt creëren en ii) burgerschap, sociale inclusie en solidariteit bevorderen. Beide doelen sluiten goed aan bij Europa 2020, de jaarlijkse groeianalyse 2012, het programma „Jeugd in beweging” en het initiatief „Kansen voor jongeren”.

De prioriteiten voor de volgende werkcyclus moeten een afspiegeling zijn van de algemene doelen van de huidige cyclus en van de activiteiten uit hoofde van Europa 2020. Jeugdwerkloosheid zal een prominente plaats op de agenda van de Unie blijven innemen. Voortbouwend op de jaarlijkse groeianalyse 2012 en de mogelijke herijking van de prioriteiten in de aanstaande jaarlijkse groeianalyse 2013 en op het initiatief „Kansen voor jongeren” dienen de lidstaten in het bijzonder jongeren die geen werk hebben noch onderwijs of een opleiding volgen, in het vizier te nemen en daarbij de beschikbare Uniefinanciering ten volle te benutten. De lidstaten dienen meer te ondernemen om de toegang van jongeren tot werk, stageplaatsen of leerplaatsen evenals de inzetbaarheid van jongeren te verbeteren.

De Commissie ondersteunt de inspanningen van de lidstaten met nieuwe initiatieven van de Unie, zoals „Je eerste EURES-baan”, dat jongeren helpt een baan in het buitenland te vinden, ondersteuning voor de ontwikkeling van jeugdgaranties (51) en een kwaliteitskader voor stageplaatsen, waarin een waardevolle rol is weggelegd voor jeugdwerk in partnerschap met onderwijsinstellingen en diensten voor arbeidsbemiddeling. Zij heeft ook meer mogelijkheden gecreëerd voor leermobiliteit met de programma’s „Een leven lang leren” (52) en „Jeugd in actie” (53). Voorts kunnen de uit hoofde van het nieuwe kader ontwikkelde horizontale instrumenten dienen om een impuls te geven aan partnerschappen tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij het bieden van ondersteuning aan jongeren bij de diverse aspecten van de overgangsfase van onderwijs naar werk, zoals diensten voor arbeidsbemiddeling, onderwijsinstellingen, jeugdwerk, sociale diensten, werkgevers en jongeren zelf.

Nauwere samenwerking op het terrein kan vrucht afwerpen door het aanbieden van maatwerk, vooral voor jongeren met een meer complexe levenssituatie of jongeren die moeilijk met traditionele methoden te bereiken zijn. Het nieuwe kader kan ook een rol spelen bij het propageren en erkennen van niet-formeel en informeel leren door middel van jeugdwerk en bij het aanmoedigen van deelname in jeugdorganisaties als middel om transversale vaardigheden te ontwikkelen. Aldus kan het een bijdrage leveren aan het versterken van synergieën tussen verschillende vormen van formeel, niet-formeel en informeel leren.

De arbeidsmarktomstandigheden en de werkloosheid hebben gerelateerde maatschappelijke gevolgen. In de jaarlijkse groeianalyse 2012 wordt gewezen op duidelijke tekenen dat steeds meer mensen worden geconfronteerd met het risico op inkomensarmoede — vooral kinderarmoede — en sociale uitsluiting, dat in de meest extreme gevallen gepaard gaat met acute gezondheidsproblemen en dakloosheid. Een groeiende groep jonge mensen wordt met het risico op sociale uitsluiting geconfronteerd.

Jongeren staan in ernstige mate bloot aan het risico op sociale uitsluiting en armoede — Een van de kerndoelen van Europa 2020 is het aantal Europeanen dat met armoede en sociale uitsluiting wordt bedreigd, tegen 2020 met 25 % te hebben teruggedrongen, zodat ten minste 20 miljoen mensen aan de armoede ontsnappen. Het percentage jongeren dat met dat risico wordt geconfronteerd, is hoger dan het percentage voor de bevolking in het algemeen. Tussen 2009 en 2010 lag de stijging van het aantal jongeren met een armoederisico significant hoger dan het geval was voor de totale bevolking. Ook het welzijn van jongeren staat onder druk — Waar de hoge werkloosheidscijfers ertoe hebben geleid dat het aantal gezinnen met een laag inkomen en het aantal huishoudens zonder baan zijn toegenomen en jongeren de groep met het hoogste risico op armoede en sociale uitsluiting zijn, heeft de crisis ook de gezondheid en het welzijn van jongeren beïnvloed. Werkloosheid, verarming, slechte woonomstandigheden en gezinsontwrichting zijn factoren die het risico op psychische problemen, zoals depressie, stoornissen als gevolg van alcoholmisbruik en zelfdoding, significant doen toenemen. Aangezien de gezondheidsschade en de welzijnsschade levenslange gevolgen kunnen hebben, is de invloed van dergelijke schade op jongeren bijzonder ernstig.

Het nieuwe kader kan een rol spelen bij de participatie van alle jongeren in de diverse aspecten van de samenleving. In het nieuwe kader komt een veelheid van uitdagingen aan bod die verband houden met uitsluiting, vervreemding en de inspanningen van jonge mensen om een onafhankelijk en verantwoord leven op te bouwen. De komende jaren moet in het nieuwe kader een nog centralere plaats worden ingeruimd voor sociale insluiting en voor gezondheid en welzijn van jongeren. Daartoe moet het vizier sterker gericht worden op participatie in democratische en maatschappelijke activiteiten, maar moet ook worden ingezet op jeugdwerk om de zelfredzaamheid van jongeren, hun algehele persoonlijke ontwikkeling en een gevoel van thuishoren in de maatschappij waarin ze leven, te ontwikkelen.

Om de bovengenoemde uitdagingen beter het hoofd te kunnen bieden, dienen de lidstaten en de Commissie de mogelijkheden te verkennen tot verdere ontwikkeling van expertise en tot het vinden van meer voorbeelden van beste praktijken op de gebieden waar de open coördinatiemethode zou kunnen worden ingezet om meerwaarde te creëren. Voorgesteld wordt om de specifieke gebieden sociale insluiting en gezondheid en welzijn van jongeren voor dit soort samenwerking in aanmerking te laten komen.

Verdere stappen in de uitvoering

De sectoroverschrijdende samenwerking kan verder worden verbeterd op alle beleidsterreinen die jongeren aangaan. De lidstaten en de Commissie moeten trachten de sectoroverschrijdende samenwerking op nationaal en op Europees niveau verder op te voeren. Er moeten extra inspanningen worden geleverd om de empirische onderbouwing van het jeugdbeleid te versterken en voorbeelden van goede praktijken door middel van wederzijds leren te delen.

Het jeugdbeleid moet blijven inzetten op de dialoog met jongeren om volledig inzicht te krijgen in de uitdagingen waarmee jongeren worden geconfronteerd, alsook in hun verwachtingen ten aanzien van beleidsmakers en dienstverleners. De gestructureerde dialoog met jongeren kan verder worden ontwikkeld door nadere evaluatie van het verloop en de uitkomsten van de gestructureerde dialoog, aan de hand van de aanbevelingen van de Europese Jeugdweek en de bevindingen van het onderhavige verslag, door de samenstelling van de nationale werkgroepen inclusiever te maken en door ervoor te zorgen dat beleidsmakers de aanbevelingen van jonge mensen vollediger in aanmerking nemen.

De Commissie zal het initiatief inzake de Jeugd in beweging-kaart ontwikkelen zodat het makkelijker wordt voor jongeren om in heel Europa mobiel te zijn. Zij zal ook de hand reiken aan en de dialoog vergemakkelijken met alle jongeren, en in het bijzonder met de kansarmere onder hen, door middel van de nieuwe interactieve instrumenten van het Europese Jongeren Site. In het kader van het jeugdbeleid zullen ook maatregelen worden verkend om het creatieve en innovatieve potentieel van jongeren te stimuleren bij het aanpakken van de uitdagingen op het vlak van werkgelegenheid, inzetbaarheid en inclusie (54).

Het programma „Jeugd in actie” en het toekomstige programma van de Unie waarin jongeren naast andere doelgroepen centraal staan, zullen een bijzondere rol spelen bij de ondersteuning van deze initiatieven.

6.   CONCLUSIES

Bij de uitvoering van de eerste driejarige werkcyclus (2010-2012) is gebleken dat het nieuwe kader duurzaam en flexibel heeft gefunctioneerd voor een hele waaier aan door de Commissie, de lidstaten en andere relevante stakeholders ondernomen acties. Het nieuwe kader met zijn sectoroverschrijdende en inclusieve karakter is met belangstelling verwelkomd en heeft niet alleen lidstaten van de Unie maar ook landen buiten de Unie geïnspireerd.

Het nieuwe kader heeft kruisverbanden gelegd tussen actiegebieden, zoals werkgelegenheid en ondernemerschap, onderwijs en opleiding, en sociale inclusie om veelzijdige oplossingen te ontwikkelen die jongeren ondersteunen. Dit is relevant gebleken in de zoektocht naar antwoorden om de momenteel zeer hoog liggende jeugdwerkloosheid aan te pakken en het groeiende aantal jongeren die geen werk hebben, noch onderwijs of een opleiding volgen, te ondersteunen. Jeugdwerk heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van jonge mensen en biedt potentieel om meer te doen op alle actiegebieden.

De participatie van jongeren aan het democratisch leven staat centraal in het jeugdbeleid. Het verdiepen en verbreden van de dialoog met jongeren komt niet alleen de kwaliteit en legitimiteit van het jeugdbeleid ten goede, maar houdt ook in dat meer van de Unie en haar lidstaten wordt verwacht. De Unie moet haar uiterste best doen om jongeren aan te moedigen tot betrokkenheid bij het vormgeven aan de toekomst van de Unie, vooral in de aangelegenheden die hen, zoals uit opeenvolgende raadplegingen en enquêtes is gebleken, het meeste aanbelangen. Jongerenorganisaties en jeugdwerk spelen hierbij een cruciale rol.

In de tweede driejarige werkcyclus van het nieuwe kader (2013-2015) moeten allereerst oplossingen worden gevonden voor de uitdagingen waarmee jonge mensen door de crisis worden geconfronteerd. Hierbij moet de nadruk blijven liggen op werkgelegenheid en ondernemerschap, het verbeteren van de toegang tot werk en het ontwikkelen van de innovatieve en creatieve capaciteiten van jongeren. Steeds meer aandacht moet ook gaan naar sociale inclusie, gezondheid en welzijn.

Het lopende programma Jeugd in beweging levert een bijdrage aan de verwezenlijking van de met het nieuwe kader nagestreefde doelen. Ook het toekomstige op jongeren gerichte programma van de Unie dient aan het halen van die doelen te blijven bijdragen.


(1)  PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1.

(2)  Jeugdwerk dekt een brede waaier aan sociale, culturele, educatieve en politieke activiteiten door, met en voor jonge mensen. Het heeft betrekking op buitenschoolse vorming en vrijetijdsactiviteiten die worden georganiseerd door professionele of vrijwillige jongerenwerkers en jeugdleiders. Het is gebaseerd op niet-formeel leren en vrijwillige participatie.

(3)  COM(2010) 477.

(4)  COM(2010) 682.

(5)  COM(2010) 758.

(6)  PB C 326 van 3.12.2010, blz. 9.

(7)  PB C 135 van 26.5.2010, blz. 2.

(8)  COM(2011) 815.

(9)  COM(2012) 299.

(10)  COM(2011) 933.

(11)  Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Portugal, Slowakije en Spanje.

(12)  COM(2012) 173, SWD(2012) 98, SWD(2012) 99.

(13)  PB C 137 van 27.5.2010, blz. 1.

(14)  Doc. 11838/11.

(15)  PB C 327 van 4.12.2010, blz. 1.

(16)  De activiteiten op de actiegebieden van de strategie worden nader beschreven in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat deze mededeling vergezelt.

(17)  PB C 119 van 28.5.2009, blz. 2.

(18)  PB C 372 van 20.12.2011; COM(2011) 567.

(19)  Zie ook het referentiekader inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB L 394 van 30.12.2006).

(20)  Eurobarometerenquête naar attitudes van werkgevers ten aanzien van vaardigheden.

(21)  COM(2012) 485 van 5.9.2012.

(22)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 14.

(23)  PB C 137 van 27.5.2010, blz. 1.

(24)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 27.

(25)  PB C 164 van 2.6.2011, blz. 1.

(26)  Onderwijs in ondernemerschap op Europese scholen, Europese Commissie, 2012.

(27)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 1.

(28)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 57.

(29)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 51.

(30)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 45.

(31)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 47.

(32)  PB C 169 van 9.6.2011, blz. 1.

(33)  Jeugd in beweging — Analytische verslagen, met leeftijdsklasse 15-30 als doelgroep.

(34)  http://europa.eu/youth

(35)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8.

(36)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 75.

(37)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 69.

(38)  Aanbeveling van de Raad van 20 november 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8).

(39)  PB C 287 van 29.11.2007, blz. 1.

(40)  PB C 326 van 3.12.2010, blz. 2; PB C 372 van 20.12.2011, blz. 19; PB C 169 van 15.6.2012, blz. 1.

(41)  Interarts, EACEA/2008/01.

(42)  Sharm-al-Sheikh (2010), Odessa (2011), Tbilisi (2012), Tunis (2012).

(43)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 10.

(44)  Doc. 13707/12 ADD 1, blz. 86.

(45)  SEC(2011) 401.

(46)  Studies betreffende de toegang van jongeren tot cultuur (InterARTS, 2010) en betreffende de participatie van jongeren aan het democratische leven (London School of Economics, 2012).

(47)  Accessing practices for using indicators in fields related to youth. Eindverslag voor de Europese Commissie, DG Onderwijs en Cultuur (Ecorys, 2011).

(48)  Georganiseerd onder het Spaanse voorzitterschap.

(49)  PB C 169 van 15.6.2012, blz. 1.

(50)  Deze vier niet-EU-landen hebben gehoor gegeven aan de tot Europese kandidaat-lidstaten en EVA-landen gerichte uitnodiging om op vrijwillige basis nationale jeugdverslagen in te dienen. De drie taalgemeenschappen van België hebben elk voor zich een bijdrage ingediend.

(51)  De Commissie is voornemens nog in 2012 een voorstel in te dienen voor een aanbeveling van de Raad betreffende richtsnoeren tot instelling van jeugdgaranties.

(52)  130 000 bedrijfsstages in 2012 in andere EU-landen voor studenten uit het universitair en het beroepsonderwijs.

(53)  10 000 jongeren met mogelijkheden in het kader van het Europees vrijwilligerswerk.

(54)  Conclusies van de Raad over het stimuleren van creativiteit en innoverend potentieel bij jongeren (PB C 169 van 15.6.2012, blz. 1).


Top