EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0203
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS First Report from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on the application of Directive 2010/13/EU "Audiovisual Media Service Directive" Audiovisual Media Services and Connected Devices: Past and Future Perspectives
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Eerste verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de toepassing van Richtlijn 2010/13/EU, de "richtlijn audiovisuele mediadiensten" Audiovisuele mediadiensten en onlinetoestellen in het verleden en in de toekomst
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Eerste verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de toepassing van Richtlijn 2010/13/EU, de "richtlijn audiovisuele mediadiensten" Audiovisuele mediadiensten en onlinetoestellen in het verleden en in de toekomst
/* COM/2012/0203 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Eerste verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de toepassing van Richtlijn 2010/13/EU, de "richtlijn audiovisuele mediadiensten" Audiovisuele mediadiensten en onlinetoestellen in het verleden en in de toekomst /* COM/2012/0203 final */
INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding - Achtergrond van dit
verslag............................................................................. 3 2........... Toepassing van de richtlijn.............................................................................................. 3 2.1........ Land van vestiging, vrij verkeer en
vrijheid van meningsuiting............................................ 3 2.2........ Doelstellingen van het
overheidsbeleid m.b.t. de bescherming van minderjarigen en het aanzetten tot
haat 4 2.3........ Audiovisuele mediadiensten voor
allen: toegankelijkheid................................................... 4 2.4........ Vrijheid van meningsuiting: recht op
informatie................................................................. 4 2.5........ Culturele diversiteit: bevordering
van Europese en onafhankelijke producties.................... 5 2.6........ Commerciële communicatie............................................................................................. 6 2.7........ Zelfreguleringsinitiatieven................................................................................................. 8 3........... Recente technologische
ontwikkelingen en uitbreiding van de Europese markt voor audiovisuele
mediadiensten 9 4........... Conclusies.................................................................................................................... 10 1. Inleiding
- Achtergrond van dit verslag Artikel 33 van de richtlijn audiovisuele
mediadiensten (de "AVMD-richtlijn") noopt de Commissie op gezette
tijden een verslag over de toepassing van de richtlijn aan het Europees
Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité te overleggen. Dit is het eerste verslag over de toepassing van de
AVMD-richtlijn; het bestrijkt de periode 2009-2010[1]. Het eerste deel van het verslag biedt een
terugblik op de tenuitvoerlegging van de richtlijn, en kijkt onder andere naar
de doeltreffendheid van de kwalitatieve reclameregels in een sector waarin het
aanbod van en de individuele respons op reclame aan het veranderen is. Het feit dat de beoordeling gebieden identificeert
die voor verbetering vatbaar zijn, doet geen afbreuk aan de logica van de
AVMD-richtlijn, het wijst er alleen op dat effectievere maatregelen nodig zijn. Het rapport fungeert als bouwsteen, door de feiten
aan te leveren die nodig zijn om dat doel te bereiken. Het tweede deel kijkt naar de toekomst, en
behandelt de invloed van belangrijke technologische hervormingen op het
regelgevingskader, gezien de snelle convergentie van traditionele
omroepdiensten en internet. De AVMD-richtlijn beoogt het vrije verkeer van
audiovisuele mediadiensten te garanderen, en geeft als instrument van de
interne markt uitdrukking aan de in artikel 11 van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie vastgelegde vrijheid van meningsuiting en
informatie, en moet tegelijkertijd zorgen voor de bescherming van belangrijke
doelstellingen van het overheidsbeleid. De AVMD-richtlijn stelt een reeks minimumeisen
vast die bedoeld zijn om te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor en
vrij verkeer van audiovisuele mediadiensten in Europa. Hoewel de AVMD-richtlijn
bepaalde begrippen (zoals het begrip "reclamespot") harmoniseert doet
het geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om specifieke
voorschriften vast te stellen die rekening houden met nationale omstandigheden
en tradities (zoals voorschriften inzake inhoud die schadelijk is voor
minderjarigen). Al met al heeft het Europese regelgevingskader
voor audiovisuele mediadiensten de burgers en bedrijven goede diensten bewezen. In het bedrijfsleven heeft het gezorgd voor
het stabiele wettelijke kader dat aanbieders van mediadiensten nodig hebben om
zakelijke beslissingen te kunnen nemen. Sinds
zijn vaststelling heeft het regelgevingskader ervoor gezorgd dat het
oorspronkelijk kleine aantal dienstverleners is uitgegroeid tot het huidig
niveau van meer dan 7 500 omroeporganisaties. Ook heeft het de ontwikkeling en
groei van video-op-aanvraagdiensten mogelijk gemaakt. Volgens de bevoegde
regelgevende instanties zouden er in januari 2012 minstens 650 diensten op
aanvraag in de EU zijn. In februari 2012[2] werd het aantal online
video-op-aanvraagdiensten[3]
("gemiste uitzending"-televisiediensten, actualiteitendiensten,
(erotische) programma's voor volwassenen, filmtrailers, thuiswinkelprogramma's
en merkdiensten zoals YouTube, Dailymotion, en iTunes niet meegerekend) in de
EU geschat op 251. De toegang tot kanalen en het aantal
audiovisuele diensten waaruit de burger kan kiezen is aanzienlijk toegenomen.
In 2009 nam de televisiekijktijd in bijna alle lidstaten toe; gemiddelden
varieerden van 145 minuten per dag in Oostenrijk tot 265 in Hongarije. De laatste herziening van de richtlijn (2005-2007)
was een reactie op de convergentie van alle audiovisuele media, en heeft
op-aanvraagdiensten ook binnen het regelgevingskader gebracht. De uitdaging is
nu de marktontwikkelingen en de nieuwe bedrijfsmodellen te blijven volgen om
ervoor te zorgen dat de regelgeving steeds de juiste omstandigheden creëert
voor groei en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van
overheidsbeleid. Naar aanleiding van het verzoek van de
Europese Raad om een stappenplan op te stellen voor een werkelijk eengemaakte
digitale markt in Europa tegen 2015 en in het kader van de Europa 2020-strategie
voor groei en werkgelegenheid en van het vlaggenschipinitiatief de Digitale
Agenda voor Europa, zal de Europese Commissie een debat starten over de
uitdagingen die de convergentie biedt, en de mogelijkheden die deze schept. 2. Toepassing
van de richtlijn De richtlijn audiovisuele mediadiensten is een
interne-marktinstrument dat het recht om audiovisuele diensten te verlenen
combineert met het recht op vrije meningsuiting en informatie, en met de
bescherming van belangrijke doelstellingen van algemeen belang. Eind 2011 zijn van in totaal 23 lidstaten
kennisgevingen binnengekomen over de omzetting van de AVMD-richtlijn; twintig
daarvan betroffen volledige omzetting in nationale wetgeving. Drie lidstaten
moeten nog een aantal wijzigingen in hun wetgeving doorvoeren om aan de
richtlijn te voldoen. De door twee lidstaten gemelde maatregelen worden nog
onderzocht. Eind 2011 liepen nog zeven inbreukprocedures wegens niet-mededeling
van omzettingsmaatregelen. In 2011 schreef de Commissie 24 lidstaten aan,
om informatie te verzamelen over hoe zij de AVMD-richtlijn ten uitvoer hadden
gebracht. Dit werd opgevolgd door bijeenkomsten met de betrokken lidstaten. 2.1. Land
van vestiging, vrij verkeer en vrijheid van meningsuiting
(artikelen 2, 3 en 4) De regels voor de interne markt en het recht
op vrijheid van meningsuiting en informatie vinden praktische toepassing in het
"land van vestiging"-beginsel van artikel 2 van de richtlijn
audiovisuele mediadiensten. Diensten die voldoen aan de wettelijke eisen van de
lidstaat waar de aanbieders van die diensten gevestigd zijn, genieten vrij
verkeer in Europa, zonder een tweede controle door de ontvangende lidstaat. Deze vrijheid van verkeer van diensten is
echter niet onbeperkt. De richtlijn bevat vrijwaringsclausules voor het
ontvangende land, ter bescherming van maatschappelijke belangen van het
grootste belang, zoals de bescherming van minderjarigen en verboden tot het
aanzetten tot haat. In de praktijk kunnen lidstaten beschermende maatregelen
nemen wanneer een televisie-uitzending uit een andere lidstaat een duidelijke,
belangrijke en ernstige inbreuk doet op de bepalingen van de richtlijn inzake
de bescherming van minderjarigen of het aanzetten tot haat. Een soortgelijke
bepaling bestaat ten aanzien van diensten op aanvraag. Eerbiediging van de vrijheid en pluriformiteit
van de media zijn essentiële kenmerken van democratische samenlevingen en
worden expliciet als zodanig erkend in het Handvest van de grondrechten van de
Europese Unie, als onderdeel van het recht op vrijheid van meningsuiting en van
informatie. Lidstaten moeten deze fundamentele
beginselen in acht nemen, met name wanneer zij gebruik maken van de
mogelijkheid die artikel 4, lid 1, van de richtlijn audiovisuele mediadiensten
biedt om strengere voorschriften toe te passen ten aanzien van de onder hun
bevoegdheid vallende aanbieders. Deze
overwegingen vormden ook de basis van het overleg tussen de Commissie en de
Hongaarse autoriteiten over de nieuwe mediawetgeving wat betreft de
verplichting van evenwichtige verslaggeving en de regels inzake aanstootgevende
inhoud. De Commissie en de Hongaarse autoriteiten kwamen ook een aantal
wijzigingen overeen van andere bepalingen die een inbreuk zouden kunnen vormen
op de AVMD-richtlijn en/of op de regels van het vrije verkeer van diensten en
vrijheid van vestiging[4]. 2.2. Doelstellingen
van het overheidsbeleid m.b.t. de bescherming van minderjarigen en het
aanzetten tot haat (artikelen 6, 12 en 27) Het verbieden van het aanzetten tot haat
wegens ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit is een belangrijke
doelstelling van de richtlijn audiovisuele mediadiensten. Tijdens de
referentieperiode werd deze bepaling toegepast ten aanzien van het herhaald
uitzenden, door het onder Franse bevoegdheid opererende satellietkanaal Al
Aqsa, van materiaal dat aanzet tot antisemitisme. Na tussenkomst van de Commissie werd de Franse
aanbieder van satellietcapaciteit Eutelsat door de Franse regelgevende
instantie gelast de doorgifte van Al Aqsa TV te staken, wat een einde maakte
aan de uitzending van die programma's in Europa. 2.3. Audiovisuele
mediadiensten voor allen: toegankelijkheid (artikel 7)
Toegankelijkheid
van audiovisuele mediadiensten voor alle EU-burgers, een andere belangrijke
doelstelling van de AVMD-richtlijn, wordt nagestreefd door de eis dat de
toegang voor slechthorenden en slechtzienden gaandeweg verbetert. Alle
lidstaten hebben regels te dien einde ingevoerd. De uitvoering van die regels
weerspiegelt echter de uiteenlopende marktomstandigheden. Sommige lidstaten
hebben zeer gedetailleerde wettelijke regelingen of zelfregulering, andere
hebben slechts zeer algemene voorzieningen of passen de
toegankelijkheidsverplichting alleen toe op de publieke omroepen. 2.4. Vrijheid
van meningsuiting: recht op informatie (artikelen 14 en 15) Lidstaten kunnen, ter bescherming van het
recht van het algemene publiek op informatie over belangrijke evenementen, een
lijst opstellen van evenementen die zij van het hoogste belang achten voor hun
maatschappij. De lijst van evenementen en de maatregelen moeten door de
Commissie worden goedgekeurd. FIFA en UEFA hebben bij het Gerecht een klacht
ingediend tegen de besluiten van de Commissie betreffende de door België en het
Verenigd Koninkrijk opgestelde lijsten van belangrijke evenementen. Dit was in
verband met het op deze lijsten voorkomen van het volledige eindtoernooi van de
FIFA-wereldbeker en van het UEFA Europees kampioenschap. Het Gerecht heeft de mogelijkheid erkend dat
de fundamentele vrijheden om dwingende redenen van openbaar belang, in dit
geval het recht op informatie van het publiek als onderdeel van de vrijheid van
meningsuiting en van informatie, worden beperkt[5]. Het Gerecht heeft alle overlegde stukken
nauwgezet onderzocht en erkent de geldigheid van het besluit van de Commissie
betreffende de opname van het volledige eindtoernooi van de FIFA-wereldbeker en
het UEFA Europees kampioenschap in de Belgische en Britse lijst van evenementen
van aanzienlijk belang. 2.5. Culturele
diversiteit: bevordering van Europese en onafhankelijke producties
(artikelen 13, 16 en 17) Omroeporganisaties dienen ter bevordering van
culturele diversiteit het grootste deel van hun zendtijd te reserveren voor
Europese producties. Zij moeten ook ten minste 10% van hun zendtijd of hun
programmabudget reserveren voor Europese producties van onafhankelijke
producenten. Een soortgelijke verplichting bestaat voor
video-op-aanvraagdiensten. De Commissie brengt regelmatig verslag uit over de
manier waarop deze verplichtingen worden nageleefd. Het vorige verslag[6] laat zien dat de gemiddelde
zendtijd voor Europese producties in de EU is toegenomen van 62,6% in 2007 tot 63,2%
in 2008. Tussen 2005 en 2008 bleef dit aandeel stabiel, op een bevredigend
niveau. Het gemiddelde aandeel van door alle Europese omroepen uitgezonden
onafhankelijke producties is in 2008 licht gedaald (34,9%) in vergelijking met 2007
(35,3%). Op middellange termijn (2005-2008) laten onafhankelijke producties ook
een enigszins neerwaartse trend zien. De geboekte resultaten wijzen
desalniettemin op een bevredigende tenuitvoerlegging van artikel 17. Een aantal lidstaten hebben strengere of
aanvullende voorschriften in hun nationale wetgeving opgenomen, door hogere
eisen te stellen aan het aandeel van Europese producties, onafhankelijke werken
of producties in een officiële taal van het land[7].
Spaanse wetgeving bijvoorbeeld verplicht omroeporganisaties ertoe een bepaald
percentage van hun exploitatieopbrengsten te besteden aan de voorfinanciering
van Europese bioscoopfilms en televisiefilms. 60% van deze financiering wordt
gereserveerd voor de vervaardiging van producties in één van de officiële talen
van Spanje. Tegen deze verplichting werd bij het Europees Hof van Justitie
verzet aangetekend[8].
Het Hof bevestigde dat de lidstaten als onderdeel van hun cultuurbeleid
maatregelen mogen nemen ter bescherming of bevordering van een of meerdere
officiële talen. 2.6. Commerciële
communicatie (de artikelen 10, 11 en 19 tot en met 25) Het aandeel aan reclame en telewinkelspots op
televisie mag niet meer bedragen dan 12 minuten per uur. De toepassing van
deze regel heeft aanleiding gegeven tot discussie over het begrip reclamespot.
In Spanje blijken speciale commerciële formaten te worden gebruikt, de
zogenaamde "anuncios publicitarios de patrocinio",
"microespacios", "merchandising spots", "telepromotion
spots" en "morphing spots", die duidelijk bedoeld zijn voor
reclamedoeleinden maar volgens de Spaanse autoriteiten geen reclamespots zijn
en dus niet onder de 12‑minutenregel vallen. Het Hof was net als de Commissie van mening
dat elke vorm van televisiereclame die tussen programma's of gedurende de
onderbrekingen wordt uitgezonden, in beginsel een reclamespot is, tenzij het
betrokken type reclame kan worden gerekend tot een andere uitdrukkelijk door de
richtlijn audiovisuele mediadiensten geregelde vorm van reclame, of tenzij het
betrokken soort reclame wegens de wijze van presentatie ervan een langere duur
dan reclamespots vereist, indien de toepassing van de aan die spots gestelde beperkingen
ertoe zou leiden dat de reclamevorm in kwestie wordt benadeeld ten opzichte van
reclamespots, zonder dat daarvoor een geldige rechtvaardiging bestaat[9]. Met andere woorden, het
Gerecht interpreteerde het begrip "reclamespot" op brede en uniforme
wijze, overeenkomstig het doel van artikel 23 van de AVMD-richtlijn (de kijker
te beschermen tegen een teveel aan reclame). Gedurende de referentieperiode heeft de
Commissie reclamepraktijken in acht lidstaten onder de loep genomen. In een
aantal lidstaten wordt de 12-minuutslimiet van reclamespots regelmatig
overschreden. Op basis van deze bevindingen zijn officiële brieven aan de
betrokken lidstaten gezonden. Overleg over dit onderwerp is nog gaande. De
Commissie is voornemens om te blijven toezien dat de lidstaten de 12-minuutsregel
naleven, en zal zo nodig inbreukprocedures inleiden[10]. Het toezicht op
reclamepraktijken bracht ook een aantal kwesties aan licht op het gebied van
commerciële mededelingen betreffende sponsoring, zelfpromotie en
productplaatsing. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan verduidelijking van de
regels betreffende de verschillende vormen van commerciële communicatie. Tijdens de
referentieperiode is de uitvoering van de kwalitatieve bepalingen inzake
reclame voor het eerst afzonderlijk gecontroleerd. De relevante bepalingen
hebben betrekking op alcoholreclame, genderdiscriminatie en reclame gericht op
minderjarigen. Inhoudelijke analyse werd de meest geschikte methode geacht[11]. In de gecontroleerde lidstaten en in de
onderzochte periode vormde alcoholreclame tussen 0,8% en 3% van alle op
audiovisuele mediadiensten uitgezonden reclame. Met betrekking tot de
toepassing van de relevante bepaling van de AVMD-richtlijn zijn zeer weinig
gevallen van duidelijke overtredingen geconstateerd. Een aanzienlijk deel (meer
dan 50%) van de reclamespots bevatten echter elementen die mogelijk in verband
gebracht kunnen worden met bepaalde door de richtlijn verboden kenmerken, maar
door de gedetailleerde vereisten van de AVMD-richtlijn kan niet worden gesproken
van duidelijke overtredingen. Bij de uitvoering van de vereisten van de
AVMD-richtlijn wat betreft alcoholreclame hadden 22 lidstaten enigszins
strengere regels voor alcoholreclame ingesteld[12]
die van toepassing zijn op kanalen, geadverteerde producten of zendtijden. De AVMD-richtlijn regelt ook reclame die
specifiek op kinderen is gericht. Audiovisuele commerciële communicatie mag
minderjarigen geen lichamelijke of zedelijke schade toebrengen. Dit betekent
dat deze: minderjarigen niet direct mag aansporen tot het kopen of huren van
een product of dienst door misbruik te maken van hun onervarenheid of hun
goedgelovigheid; minderjarigen niet rechtstreeks mag aansporen hun ouders of
anderen te overreden tot het kopen van producten of diensten waarvoor reclame
wordt gemaakt; niet mag profiteren van het bijzondere vertrouwen dat
minderjarigen in ouders, leerkrachten of andere personen stellen; en geen
minderjarigen op onredelijke wijze in gevaarlijke situaties mag tonen. Uit inhoudelijke analyse van de honderd meest
uitgezonden reclamespots blijkt dat de bepalingen van de richtlijn inzake de
bescherming van minderjarigen zelden worden overtreden. Net als met
alcoholreclame hebben de gedetailleerde bewoordingen van de desbetreffende
bepalingen tot gevolg dat het aantal overtredingen van de AVMD-richtlijn laag
blijft. Het lijkt er echter wel op dat specifiek op minderjarigen gerichte
reclametechnieken vaak in televisiereclame worden gebruikt. Vijf lidstaten verbieden reclame tijdens
kinderprogramma's. In vier lidstaten gelden gedeeltelijke verboden of andere
beperkingen op het maken van reclame tijdens kinderprogramma's die ofwel gelden
voor de tijden van uitzending, ofwel specifieke producten beperken, en zeven
lidstaten verbieden het tonen van logo's van sponsors in kinderprogramma's[13]. In het licht van
het bovenstaande lijkt het passend de interpretatieve mededeling van de
Commissie over bepaalde aspecten van de bepalingen van de richtlijn
"Televisie zonder grenzen" betreffende televisiereclame[14] in 2013 bij te werken. De
ervaring die is opgedaan met de werkzaamheden van het EU-platform voor voeding
en het EU-forum Alcohol en gezondheid, en de werkzaamheden op het gebied van op
surfgedrag gebaseerde reclame zal daarbij in aanmerking worden genomen. Verder
onderzoek is nodig om een inschatting te kunnen maken van het effect van
commerciële communicatie op minderjarigen, vooral wat betreft het verband
tussen blootstelling aan reclame voor alcoholische dranken en gebruiksgedrag,
en de mate waarin de door de richtlijn opgelegde beperkingen erin slagen de
nodige bescherming te bieden, waarbij tevens rekening gehouden moet worden met
de kosten-batenverhouding van het toezicht. De Commissie zal het nodige
onderzoek in 2013 opstarten. Een ander door de
AVMD-richtlijn aangekaart vraagstuk op het gebied van commerciële communicatie
is discriminatie wegens geslacht, ras of etnische afstamming, nationaliteit,
godsdienst of levensbeschouwing, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Een
dergelijke discriminatie is verboden. Een ander aspect van discriminatie is het
systematisch verbinden van een bepaalde categorie van de bevolking met bepaalde
rollen of houdingen. Discriminatie wegens geslacht en genderstereotypen werd
onderzocht aan de hand van de honderd reclamespots die in acht lidstaten het
meest werden uitgezonden. Stereotiepe rolpatronen werden in 21% tot 36% van de
geanalyseerde spotjes aangetroffen. Het systematisch koppelen van een bepaald
geslacht aan specifieke functies, beroepen of producten kwam in sommige
lidstaten echter meer voor dan in andere. Geen van de onderzochte landen is
geheel vrij van dergelijke stereotypen. Lidstaten en belanghebbenden wilden weten of
grensoverschrijdende uitzendingen van gokreclame binnen het werkingsgebied van
de AVMD-richtlijn vallen. Artikel 1, lid 1, onder h), is bedoeld om alle
vormen van audiovisuele commerciële communicatie ("beelden, al dan niet
met geluid, welke dienen om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de
diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische
activiteit verricht, te promoten") te bestrijken. De AVMD-richtlijn is
echter niet van toepassing op de kansspeldiensten zelf. 2.7. Zelfreguleringsinitiatieven
(artikel 4, lid 7) Een andere belangrijke eigenschap van de
AVMD-richtlijn is het feit dat erin verwezen wordt naar alternatieve wijzen van
regulering, zoals zelf- en coreguleringsinitiatieven, met name op het gebied
van reclame. De betrokken regelingen moeten brede steun genieten van de
belangrijkste belanghebbenden in de betrokken lidstaten, en moeten effectief te
handhaven zijn. Op twee na alle lidstaten hebben zelf- of
coreguleringmechanismen, of hebben aanmoedigingsbepalingen rechtstreeks in de
mediawetgeving opgenomen[15]. Wat betreft op
kinderen gerichte reclame over en marketing van levensmiddelen is
zelfregulering op EU-niveau ook bevorderd door het EU-actieplatform op het
gebied van eetgewoonten, lichaamsbeweging en gezondheid. Het platform heeft in
totaal meer dan 300 toezeggingen van betrokkenen verkregen[16]. Verantwoorde commerciële
communicatie over alcoholhoudende dranken is ook goed voor 25% van meer dan 200
toezeggingen, gedaan door de leden van het EU-forum Alcohol en gezondheid.
Zelfregulering van reclame over en marketing van alcoholhoudende dranken is dus
aanzienlijk verbeterd wat betreft de betrokken mediadiensten en lidstaten. In
welke mate deze initiatieven bijdragen aan de verwezenlijking van het vereiste
beschermingsniveau, en of gemeenschappelijke definities moeten worden ingevoerd
om de doeltreffendheid ervan te versterken, moet nog worden onderzocht. Volgens
een evaluatie van het actieplatform op het gebied van eetgewoonten,
lichaamsbeweging en gezondheid[17]
zijn de initiatieven van belanghebbenden op het gebied van marketing en reclame
op de juiste weg, maar kunnen zij nog effectiever zijn. In het kader van deze
programma's zal de Commissie ondersteuning geven aan het opstellen van
strengere eisen wat betreft leeftijd en kijkcijferdrempels voor reclame en
marketing, en de harmonisatie van benchmarks voor voeding binnen het
bedrijfsleven. Lidstaten spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van
zelfreguleringsmechanismen door het bedrijfsleven, in het bijzonder wat betreft
een efficiënte en goed ondersteunde administratie van gedragscodes en de
behandeling van klachten. Op het meer specifieke gebied van audiovisuele
commerciële communicatie in kinderprogramma's over zoete, vette of zoute
levensmiddelen of dranken moeten de lidstaten aanbieders van audiovisuele
mediadiensten aanmoedigen gedragscodes op te stellen met betrekking tot
ongepaste audiovisuele commerciële communicatie in kinderprogramma's. 3. Recente
technologische ontwikkelingen en uitbreiding van de Europese markt voor
audiovisuele mediadiensten De opkomst van internettelevisie of hybride
televisie, waarbij internet- en web 2.0‑capaciteiten worden geïntegreerd
in moderne televisietoestellen, markeert een nieuwe etappe in de convergentie
van het internet en televisie. Sommige dienstverleners bieden een beperkt
aantal toepassingen zonder echte internettoegang, anderen bieden open toegang
tot audiovisuele inhoud op internet. Verschillende grote Amerikaanse bedrijven zijn
bezig hun diensten in de EU te lanceren, en de opkomst van nieuwe platforms zal
ongetwijfeld leiden tot hogere concurrentiedruk op de oprichting, financiering
en verkoop van diensten uit de EU. Internettelevisie is op het moment al in
Duitsland en Italië te krijgen, en de invoering ervan in Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk staat op stapel. Internettelevisie wordt thans nog op
beperkt schaal gebruikt. Hoewel veel van de momenteel verkochte
televisietoestellen aangesloten kunnen worden, is slechts 20% tot 30%
daadwerkelijk online. Gezien de toename in het aantal mensen met een snelle
internetverbinding, het aantal aangesloten apparaten en de beschikbare inhoud,
zal internettelevisie in de komende jaren naar verwachting vrij snel groeien. Naast traditionele televisie bestaat er voor
consumenten ook de mogelijkheid om via apps en "gemiste
uitzending"-diensten video op aanvraag te bekijken op onlineapparaten
(tabletten, smartphones en consoles), vanaf hybride-breedbandplatforms van de
omroepen. Eind 2011 zullen er in Europa naar schatting 47 miljoen apparaten
online zijn, waaronder internettelevisietoestellen, spelconsoles, stand-alone
tv-settop boxes, Blu-raydiscspelers en decoders voor betaaltelevisie[18]. De overgang naar internettelevisie biedt
aanzienlijke mogelijkheden en stelt aanzienlijke uitdagingen, waaronder de
totstandbrenging van een gelijk speelveld, normalisatievraagstukken, toegang
tot de onderliggende platforms, overstapkosten en "lock-in", controle
van reclame en inhoud, gevolgen voor de doeltreffendheid van de maatregelen ter
bevordering van Europese werken, intellectuele eigendomsrechten[19], de bescherming van
minderjarigen, gegevensbescherming en mediageletterdheid van kwetsbare groepen. Deze technologische ontwikkeling kan vervaging
tot gevolg hebben van de grenzen tussen traditionele vormen van uitzending en
directe levering van audiovisuele inhoud. Het regelgevingskader van de AVMD-richtlijn
zal moeten worden getoetst aan de steeds veranderende kijkpatronen en
leveringswijzen. Het niveau van bescherming dient in alle audiovisuele
mediaomgevingen vergelijkbaar te zijn, rekening houdend met hun specifieke
kenmerken. Uit recent onderzoek blijkt dat er voor consumenten aanzienlijke
nadelen verbonden zijn aan het gebruik van digitale inhoud, met inbegrip van
audiovisuele media, met name vanwege problemen met toegang tot de inhoud,
onduidelijke of ontbrekende gegevens, en inhoudelijk lage kwaliteit[20]. Kijkers koesteren ook hoge
verwachtingen ten aanzien van controle op de inhoud van televisie-uitzendingen,
video op aanvraag en "gemiste uitzending"-diensten[21]. Wat op-aanvraagdiensten
betreft biedt de richtlijn al hetzelfde hoge niveau van bescherming op een
aantal vlakken, waaronder dienstverleneridentificatie, een volledig verbod op
het aanzetten tot haat en kwalitatieve normen voor audiovisuele commerciële
communicatie. Een belangrijke
factor voor toekomstige ontwikkelingen is het niveau van mediageletterdheid.
Mediageletterdheid is het vermogen om zich in uiteenlopende contexten toegang
te verschaffen tot de media, verschillende aspecten van de media en van de
media-inhoud te begrijpen en kritisch te beoordelen, en via de media te communiceren.
Volgens gedurende de referentieperiode gehouden onderzoek van de Commissie naar
het kritisch begrip van de EU-bevolking heeft 28% alleen basiskennis, scoort 41%
middelhoog en kan 31% van de bevolking als "gevorderd" worden
geclassificeerd[22].
Een aanzienlijk
deel van de bevolking (75-80%) lijkt een nogal kritische kijk te hebben op
audiovisuele mediadiensten en weet dat regelgeving op dat gebied bestaat. Toch
zijn er delen van de bevolking (mensen die geen aansluiting hebben, jongeren,
de lage-inkomensgroepen) waar het niveau van mediageletterdheid en bekendheid
met regelgeving duidelijk veel lager is. Wat betreft jongere leeftijdsgroepen
en hun perceptie van de reclame concludeert de studie dat leeftijd weliswaar
meetelt bij de identificatie van reclame, maar niet de enige factor is.
Reclamegeletterdheid draagt ertoe bij dat jongeren zich realiseren wat het doel
van reclame is (iets verkopen), maar het herkennen van de subtielere technieken
blijkt een stuk moeilijker, en ligt over het algemeen niet binnen het bereik
van de meeste kinderen. Gezien het bovenstaande moeten technologische
ontwikkelingen nauwlettend worden gevolgd. Er is al voorbereidend overleg
geweest met de EU-werkgroep Regelgevende instanties op het gebied van
audiovisuele diensten, en het Contactcomité. Verdere gesprekken met de
belanghebbenden moeten bijdragen tot het opstellen van een Europees beleid dat
de mogelijkheden voor burgers en voor de Europese audiovisuele sector
optimaliseert, en helpen het hoofd te bieden aan de beleidsmatige uitdagingen
die internettelevisie oproept. De Commissie zal in de komende maanden haar
analyse verder uitwerken en een bredere raadplegingsprocedure opstarten, met
het oog op een beleidsdocument over internettelevisie. 4. Conclusies Al met al vindt
het Europese regelgevingskader voor audiovisuele mediadiensten het juiste
evenwicht, en zijn zowel burgers als bedrijven erbij gebaat. Toch moet nog aandacht worden besteed aan een
aantal punten, met name op het gebied van audiovisuele commerciële communicatie,
waar een aantal kwesties verder gevolgd en geëvalueerd zullen moeten worden, om
ervoor te zorgen dat de regels hun doel nog beter treffen, en dan met name wat
betreft de bescherming van minderjarigen in de verschillende audiovisuele
media. De geplande actualisering van de interpretatieve mededeling van de
Commissie over bepaalde aspecten van de bepalingen inzake televisiereclame in
de richtlijn "Televisie zonder grenzen" zal opheldering verschaffing
over bepaalde vraagstukken op dit gebied. Er moet harder gewerkt worden aan
schaalvergroting, ondersteuning en beste praktijken op het gebied van
gedragscodes op het gebied van ongeschikte, op kinderen gerichte commerciële
communicatie over levensmiddelen met een hoog gehalte aan vet, zout of suiker.
De doeltreffendheid van dergelijke gedragscodes zal verder moeten worden
beoordeeld. Technologische ontwikkelingen die nu al te
voorzien zijn, kunnen de grenzen doen vervagen tussen televisie en directe
levering van audiovisuele inhoud. Als gevolg zal het misschien nodig zijn om
het bestaande regelgevingskader van de AVMD-richtlijn te toetsen aan de
voortdurend veranderende kijkpatronen en leveringswijzen, rekening houdend met
daaraan verwante beleidsdoelstellingen zoals consumentenbescherming en het
niveau van mediageletterdheid. De huidige en toekomstige situatie moeten
volledig worden beoordeeld, aangezien de eventuele gevolgen voor de markt en
voor het regelgevingskader nog niet geheel duidelijk zijn. De Commissie heeft
een open debat over directe levering van audiovisuele inhoud met de
belanghebbenden opgestart, en zal haar analyse hiervan in de komende maanden
verder uitwerken, met het oog op een beleidsdocument over internettelevisie. [1] Ontwikkelingen in 2011 worden voor zover relevant ook
behandeld. [2] Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector. [3] Speelfilms, korte films, tv-programma's, animatie,
documentaires, opleiding, muziek en archieven. [4] http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=SPEECH/11/6&format=HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en [5] Zaken
T-385/07, T-55/08 en T-68/08, de FIFA/UEFA/Commissie, 17.2.2011. [6] COM(2010) 450. [7] Zie
het document van het Contactcomité: http://ec.europa.eu/comm/avpolicy/reg/tvwf/contact_comm/index_en.htm [8] Zaak C-222/07, UTECA, 5.3.2009. [9] Zaak C-281/09, Commissie/Spanje, 24.11.2011. [10] Zie
voor de resultaten van eerdere controles de toepassingsverslagen op:
http://ec.europa.eu/avpolicy/reg/tvwf/implementation/reports/index_en.htm. Eind
2012 zal de naleving in alle lidstaten zijn gecontroleerd. [11] Inhoudelijke analyse is een onderzoekstechniek gericht op
het objectief, systematisch en kwantitatieve beschrijven van de manifeste
(waarneembare) inhoud van communicatie. Zie het werkdocument voor meer
hierover. [12] Zie
het document van het Contactcomité http://ec.europa.eu/comm/avpolicy/reg/tvwf/contact_comm/index_en.htm [13] Zie
het document van het Contactcomité http://ec.europa.eu/comm/avpolicy/reg/tvwf/contact_comm/index_en.htm [14] PB C 102 van 28.4.2004, blz. 2, zie de bijlage. [15] Zie document van het Contactcomité
http://ec.europa.eu/comm/avpolicy/reg/tvwf/contact_comm/index_en.htm [16] http://ec.europa.eu/health/nutrition_physical_activity/platform/platform_db_en.htm [17] http://ec.europa.eu/health/nutrition_physical_activity/docs/evaluation_frep_en.pdf
[18] IHS Source Digest. [19] Zie ook het Groenboek betreffende de onlinedistributie van
audiovisuele werken in de Europese Unie, COM(2011) 427 definitief. [20] Europe Economics: Digital Content Services for Consumers: Assessment of Problems Experienced by
Consumers (2011): http://ec.europa.eu/justice/consumer-marketing/files/empirical_report_final_-_2011-06-15.pdf
Gedetailleerde resultaten van de
enquête: http://ec.europa.eu/justice/consumer-marketing/files/empirical_report_final_appendix_9_2011-06-15.pdf [21] Ipsos MORI, Protecting
Audiences in a Converged World, januari 2012. [22] Deens Technologisch Instituut en de Europese vereniging
voor kijkersbelangen, Testing and Refining Criteria to assess Media Literacy
levels in Europe, april 2011.