EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007PC0667

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en –informatienetwerk (Gecodificeerde versie)

/* COM/2007/0667 def. - COD 2007/0235 */

52007PC0667

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en –informatienetwerk (Gecodificeerde versie) /* COM/2007/0667 def. - COD 2007/0235 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 31.10.2007

COM(2007) 667 definitief

2007/0235 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en –informatienetwerk (Gecodificeerde versie)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het Gemeenschapsrecht om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het Gemeenschapsrecht kan ontlenen.

Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in het oorspronkelijke besluit en gedeeltelijk in de latere wijzigingsbesluiten te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal besluiten moet worden vergeleken.

Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het Gemeenschapsrecht duidelijk en doorzichtig te maken.

2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie daarom haar diensten opgedragen alle wetgevingbesluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

3. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

Bij codificatie moet het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap volledig in acht worden genomen.

Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen.

4. Dit voorstel beoogt de codificatie van Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en - informatienetwerk[3]. De nieuwe verordening vervangt de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de besluiten die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie , in alle officiële talen, van Verordening (EEG) nr. 1210/90 en de besluiten tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Voorzover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage III bij de gecodificeerde verordening.

ê 1210/90 (aangepast)

2007/0235 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING (EG) Nr. …/… VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van […]

inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel Ö 175 Õ,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[6],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[7],

Overwegende hetgeen volgt:

ê

1. Verordening (EEG) nr. 12109/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en - informatienetwerk[8] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[9]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

ê 1210/90 overweging 1

2. Het Verdrag voorziet in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een communautair milieubeleid, en bevat de doelstellingen en beginselen die aan dit beleid ten grondslag moeten liggen.

ê 1210/90 overweging 2

3. De eisen ter zake van milieubescherming vormen een bestanddeel van de andere takken van Gemeenschapsbeleid.

ê 1210/90 overweging 3 (aangepast)

4. Volgens artikel Ö 174 Õ van het Verdrag dient de Gemeenschap bij de uitwerking van haar optreden op milieugebied onder meer rekening te houden met de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens.

ê 1210/90 overweging 5

5. Verzameling, verwerking en analyse van milieugegevens op Europees niveau is nodig om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verschaffen die het de Gemeenschap en de lidstaten mogelijk maakt de ter bescherming van het milieu noodzakelijke maatregelen te nemen, de resultaten van die maatregelen te beoordelen en een degelijke voorlichting van het publiek over de toestand van het milieu te waarborgen.

ê 1210/90 overweging 6

6. In de Gemeenschap en de lidstaten bestaan reeds voorzieningen waarmee voor informatievoorziening en dienstverlening op dit gebied wordt zorg gedragen.

ê 1210/90 overweging 7 (aangepast)

7. Op basis hiervan dient Ö het Õ Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk Ö op communautair niveau Õ te worden Ö gecoördineerd door Õ het Europees Milieuagentschap.

ê 1641/2003 overweging 2

8. De algemene beginselen en de beperkingen die van toepassing zijn op de uitoefening van het recht op toegang tot documenten, in de zin van artikel 255 van het Verdrag, zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[10].

ê 1210/90 overweging 8

9. Het Agentschap dient met de bestaande communautaire structuren samen te werken, opdat de Commissie ervoor kan zorgen dat de communautaire milieuwetgeving onverkort wordt toegepast.

ê 1210/90 overweging 9

10. De rechtspositie en de structuur van het Agentschap moeten zijn afgestemd op het objectieve karakter van de resultaten die het zou moeten opleveren. Het Agentschap moet de mogelijkheid worden geboden zijn taken in nauwe samenwerking met de bestaande nationale en internationale voorzieningen te vervullen.

ê 1210/90 overweging 10

11. Het Agentschap dient juridisch autonoom te zijn, zij het dat het een nauwe band met de Instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten moet kunnen onderhouden.

ê 1210/90 overweging 11

12. Het is dienstig te voorzien in de mogelijkheid dat andere landen die de belangstelling van de Gemeenschap en de lidstaten voor de doelstellingen van het Agentschap delen, krachtens tussen die landen en de Gemeenschap te sluiten overeenkomsten aan de werkzaamheden van het Agentschap deelnemen,

ê 1210/90

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Bij deze verordening wordt het Europees Milieuagentschap, hierna "het Agentschap" genoemd, opgericht en de vorming van een Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk beoogd.

ê 933/1999 art. 1, punt 1 (aangepast)

2. Om de bij het Verdrag en de achtereenvolgende communautaire milieuactieprogramma's vastgestelde doelstellingen op het gebied van bescherming en verbetering van het milieu alsmede duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, Ö hebben het Agentschap en het Europees milieuobservatie- en –informatienetwerk tot doel Õ de Gemeenschap en de lidstaten:

ê 1210/90 (aangepast)

a) objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie op Europees niveau te verschaffen op grond waarvan zij de nodige maatregelen ter bescherming van het milieu kunnen nemen, de resultaten daarvan kunnen beoordelen en het publiek degelijke informatie kunnen geven over de toestand van het milieu Ö, en Õ te dien einde

b) in technisch en wetenschappelijk opzicht de nodige bijstand te verlenen.

Artikel 2

Om het in artikel 1 gestelde doel te bereiken vervult het Agentschap de volgende taken:

a) in samenwerking met de lidstaten het in artikel 4 bedoelde Netwerk tot stand brengen en coördineren; daartoe zorgt het Agentschap voor het verzamelen, verwerken en analyseren van gegevens, met name op de in artikel 3 genoemde gebieden;

ê 933/1999 art. 1, punt 2, onder a)

b) de Gemeenschap en de lidstaten voorzien van de objectieve informatie die noodzakelijk is voor het bepalen en uitvoeren van een oordeelkundig en doeltreffend milieubeleid; daartoe met name aan de Commissie de nodige informatie verschaffen zodat zij haar taken op het gebied van het identificeren, voorbereiden en evalueren van milieumaatregelen en -wetgeving succesvol kan uitvoeren;

c) assistentie verlenen bij het controleren van milieumaatregelen via aangepaste steun ten behoeve van de rapportering (ook door deelneming aan de opstelling van vragenlijsten, de verwerking van rapporten van de lidstaten en de verspreiding van de resultaten) overeenkomstig zijn meerjarenprogramma teneinde de rapportage te coördineren;

d) afzonderlijke lidstaten op verzoek van advies dienen, wanneer dat strookt met zijn jaarprogramma, over het ontwerpen, opzetten en uitbreiden van hun systemen voor de controle op milieumaatregelen, mits die activiteiten de volvoering van de andere in dit artikel genoemde taken niet in gevaar brengt; dit advies kan op uitdrukkelijk verzoek van lidstaten ook evaluatie door deskundigen op het betrokken vakgebied (peer reviews) omvatten;

e) registreren, compileren en evalueren van gegevens betreffende de toestand van het milieu, opstellen van deskundigenrapporten betreffende kwaliteit, gevoeligheid en belasting van het milieu op het grondgebied van de Gemeenschap, aanleggen van uniforme criteria voor de evaluatie van milieu-informatie in alle lidstaten, verdere ontwikkeling en behoud van een referentiecentrum van milieu-informatie; de Commissie maakt van deze informatie gebruik bij haar opdracht om de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving te verzekeren;

ê 1210/90

f) bijdragen tot het vergelijkbaar maken van de milieugegevens op Europees niveau en, indien nodig, via passende wegen een betere harmonisatie van de meetmethoden bevorderen;

g) bevorderen van integratie van de Europese milieu-informatie in internationale milieubewakingsprogramma's, zoals die welke in het kader van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde instellingen daarvan zijn opgesteld;

ê 933/1999 art. 1, punt 2, onder a)

h) om de vijf jaar een rapport over de toestand van het milieu en de tendensen en vooruitzichten op milieugebied publiceren, aangevuld met indicatorrapporten over specifieke vraagstukken;

ê 1210/90

i) stimuleren van de ontwikkeling en de toepassing van de technieken voor milieuprognoses op grond waarvan tijdig adequate preventieve maatregelen kunnen worden genomen;

j) stimuleren van de ontwikkeling van methoden voor de evaluatie van de kosten van schade aan het milieu en van de kosten van een beleid gericht op preventie en bescherming en herstel van het milieu;

k) stimuleren van de uitwisseling van informatie over de beste technologie die beschikbaar is om schade aan het milieu te voorkomen of te verminderen;

l) samenwerken met de in artikel 15 bedoelde instanties en programma's;

ê 933/1999 art. 1, punt 2, onder b)

m) zorgen voor een ruime verspreiding van betrouwbare en vergelijkbare milieu-informatie, met name over de toestand van het milieu, onder het grote publiek en daartoe het gebruik van nieuwe telematicatechnologieën bevorderen;

n) de Commissie assisteren bij de uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van methodieken en beste praktijken voor milieubeoordelingen;

o) de Commissie assisteren bij de verspreiding van informatie over de resultaten van relevant milieuonderzoek in een vorm die de beleidsontwikkeling het beste dient.

ê 1210/90

è1 933/1999 art. 1, punt 3, onder a)

Artikel 3

1. De voornaamste werkterreinen van het Agentschap omvatten voorzover mogelijk alles wat dienstig kan zijn voor het verzamelen van informatie met behulp waarvan de huidige en de te verwachten toestand van het milieu kan worden beschreven vanuit de volgende invalshoeken:

a) kwaliteit van het milieu,

b) belasting van het milieu,

c) gevoeligheid van het milieu,

è1 en die aspecten in de context van een duurzame ontwikkeling kunnen worden geplaatst. ç

2. Het Agentschap verschaft informatie die bij de tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de Gemeenschap rechtstreeks te gebruiken is.

Aan de volgende werkterreinen wordt voorrang gegeven:

a) luchtkwaliteit en emissies in de atmosfeer,

ê 1210/90 (aangepast)

b) waterkwaliteit, Ö verontreinigende stoffen Õ en watervoorraden,

ê 1210/90

c) toestand van bodem, flora, fauna en biotopen,

d) bodemgebruik en natuurlijke hulpbronnen,

e) afvalbeheer,

f) geluidsemissies,

g) milieugevaarlijke chemische stoffen,

ê 933/1999 art. 1, punt 3, onder b)

h) bescherming van de kust en de zee.

ê 1210/90

In het bijzonder worden grensoverschrijdende, plurinationale en globale verschijnselen behandeld.

De sociaal-economische aspecten worden eveneens in aanmerking genomen.

ê 933/1999 art. 1, punt 3, onder c) (aangepast)

3. Het Agentschap kan ook samenwerken bij de uitwisseling van informatie met andere organisaties, waaronder het Ö Europees netwerk voor de toepassing van en het toezicht op de milieuwetgeving Õ (IMPEL-netwerk).

Het Agentschap vermijdt dat zijn werk de door andere instellingen en organisaties reeds ondernomen activiteiten overlapt.

ê 1210/90

Artikel 4

1. Het Netwerk omvat:

a) de voornaamste componenten van de nationale informatienetwerken;

b) de nationale knooppunten;

c) de thematische centra.

ê 933/1999 art. 1, punt 4, onder a) en 1210/90 art. 4, lid 2, eerste alinea (aangepast)

2. De lidstaten houden het Agentschap op de hoogte van de voornaamste Ö componenten Õ van hun nationale milieu-informatienetwerken Ö, in het bijzonder op de in artikel 3, lid 2, genoemde prioritaire gebieden, en delen mede welke instellingen volgens hen aan de werkzaamheden van het Agentschap zouden kunnen meewerken, gelet op de noodzaak dat hun grondgebied zo volledig mogelijk wordt bestreken. Õ.

De lidstaten werken zo nodig samen met het Agentschap en dragen bij tot het werk van het Europees milieuobservatie- en milieu-informatienetwerk, overeenkomstig het werkprogramma van het Agentschap, door in het gehele land gegevens te vergaren, met elkaar te vergelijken en te analyseren.

De lidstaten kunnen zich ook verenigen om daarbij op transnationaal niveau samen te werken.

ê 1210/90

3. De lidstaten kunnen met name één van de in lid 2 genoemde instellingen of een andere op hun grondgebied gevestigde organisatie aanwijzen als «nationaal knooppunt», belast met de coördinatie en/of het doorsturen van de informatie die op nationaal niveau moet worden verstrekt aan het Agentschap en aan de instellingen of organisaties die deel uitmaken van het Netwerk, met inbegrip van de in lid 4 genoemde thematische centra.

4. De lidstaten kunnen tevens de op hun grondgebied gevestigde instellingen of andere organisaties aanwijzen die specifiek zouden kunnen worden belast met samenwerking met het Agentschap ten aanzien van bepaalde thema's die van bijzonder belang zijn.

Een aldus aangewezen instelling zou een overeenkomst met het Agentschap moeten kunnen sluiten om als thematisch centrum van het Netwerk op te treden voor het vervullen van specifieke taken.

Deze centra werken samen met andere instellingen die deel uitmaken van het Netwerk.

ê 933/1999 art. 1, punt 4, onder c)

5. De thematische centra worden aangewezen door de raad van bestuur, als omschreven in artikel 8, lid 1, voor een periode die niet langer is dan de looptijd van elk meerjarig werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 4. Deze aanwijzing kan echter worden verlengd.

ê 1210/90

6. De toekenning van de specifieke taken aan de thematische centra wordt vermeld in het in artikel 8, lid 4, bedoelde meerjarig werkprogramma van het Agentschap.

7. In het licht van met name het meerjarig werkprogramma onderwerpt het Agentschap de in lid 2 bedoelde componenten van het Netwerk aan een periodieke heroverweging en brengt het daarin de wijzigingen aan waartoe de raad van bestuur heeft besloten, met inachtneming van eventuele nieuwe aanwijzingen van de lidstaten.

Artikel 5

Het Agentschap kan met de in artikel 4 bedoelde instellingen of organisaties die deel uitmaken van het Netwerk, de nodige regelingen treffen, en met name contracten sluiten, om de taken die het deze kan toevertrouwen succesvol uit te voeren.

Een lidstaat kan voor op zijn grondgebied gevestigde nationale instellingen of organisaties bepalen dat dergelijke regelingen met het Agentschap moeten worden getroffen met instemming van het nationale knooppunt.

ê 1641/2003 art. 1, punt 1

Artikel 6

1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten die bij het Agentschap berusten.

ê 1641/2003 art. 1, punt 1

2. Tegen de beslissingen van het Agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan beroep worden ingesteld, door middel van een klacht bij de Ombudsman of door middel van een beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

ê 1210/90

Artikel 7

Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.

Artikel 8

ê 933/1999 art. 1, punt 5, onder a)

1. Het Agentschap heeft een raad van bestuur bestaande uit één vertegenwoordiger van iedere lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie. Bovendien kan er een vertegenwoordiger zijn van ieder ander land dat deelneemt aan het Agentschap, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen.

ê 1210/90

Voorts wijst het Europese Parlement als leden van de raad van bestuur twee vooraanstaande wetenschappers aan, die vooral deskundig zijn op het gebied van de milieubescherming en die op grond van de van hen te verwachten persoonlijke bijdrage tot de werkzaamheden van het Agentschap worden gekozen.

Elk lid van de raad van bestuur kan zich door een plaatsvervangend lid doen vervangen.

2. De raad van bestuur kiest zijn voorzitter uit zijn leden voor een periode van drie jaar en stelt zijn reglement van orde vast. Ieder lid van de raad van bestuur beschikt over één stem.

ê 933/1999 art. 1, punt 5, onder b)

De raad van bestuur verkiest een bureau waaraan hij uitvoeringsbesluiten kan delegeren volgens het reglement dat hij vaststelt.

ê 933/1999 art. 1, punt 5, onder c)

3. De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van twee derden van zijn leden genomen.

4. De raad van bestuur neemt op basis van een ontwerp dat de in artikel 9 bedoelde uitvoerend directeur na raadpleging van het in artikel 10 bedoelde wetenschappelijk comité en na advies van de Commissie heeft voorgelegd, een meerjarig werkprogramma aan waarin wordt uitgegaan van de in artikel 3, lid 2, beschreven prioritaire thema's. Het meerjarige werkprogramma bevat een meerjarige begrotingsraming, onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Gemeenschap.

ê 1210/90

5. In het kader van het meerjarig programma neemt de raad van bestuur ieder jaar het werkprogramma van het Agentschap aan op basis van een ontwerp dat de uitvoerend directeur na raadpleging van het wetenschappelijk comité en na advies van de Commissie heeft voorgelegd. Dit programma kan in de loop van het jaar volgens dezelfde procedure worden aangepast.

ê 1641/2003 art. 1, punt 2, onder a)

6. De raad van bestuur stelt het jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap vast en dient dit uiterlijk op 15 juni in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten.

ê 1641/2003 art. 1, punt 2, onder b)

7. Het Agentschap doet de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toekomen.

ê 1210/90

Artikel 9

1. Het Agentschap staat onder leiding van een uitvoerend directeur, die door de raad van bestuur op voorstel van de Commissie wordt benoemd voor een periode van vijf jaar, welke telkens met vijf jaar kan worden verlengd.

De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.

De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor:

a) een passende uitwerking en uitvoering van de door de raad van bestuur vastgestelde besluiten en programma's;

b) de dagelijkse leiding van het Agentschap;

c) de uitvoering van de in de artikelen 12 en 13 beschreven taken;

d) de opstelling en publicatie van de in artikel 2, onder h), genoemde rapporten;

ê 933/1999 art. 1, punt 6, onder a)

e) voor alle personeelsaangelegenheden, voor de uitvoering van de in artikel 8, leden 4 en 5, bedoelde taken.

ê 1210/90

Hij wint voor de aanwerving van het wetenschappelijk personeel van het Agentschap advies in bij het in artikel 10 bedoelde wetenschappelijk comité.

2. Hij is voor zijn activiteiten aan de raad van bestuur verantwoording schuldig.

Artikel 10

1. De raad van bestuur en de uitvoerend directeur worden bijgestaan door een wetenschappelijk comité. Dit comité heeft tot taak advies te geven in de in deze verordening bedoelde gevallen en over elke wetenschappelijke aangelegenheid die met de werkzaamheden van het Agentschap verband houdt en door de raad van bestuur of door de uitvoerend directeur aan het comité wordt voorgelegd.

De adviezen van het wetenschappelijk comité worden gepubliceerd.

ê 933/1999 art. 1, punt 7

2. Het wetenschappelijk comité bestaat uit leden die bijzonder gekwalificeerd zijn op milieugebied en door de raad van bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar, die eenmaal met vier jaar kan worden verlengd, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de wetenschapsgebieden die in het comité vertegenwoordigd moeten zijn ter ondersteuning van het Agentschap op de gebieden waarop het werkzaam is. In het in artikel 8, lid 2, bedoelde reglement van orde wordt de werking van het comité geregeld.

ê 1210/90

Artikel 11

1. Voor alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten ramingen worden gemaakt voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar; deze ontvangsten en uitgaven moeten worden opgenomen in de begroting van het Agentschap.

2. De ontvangsten en uitgaven op de begroting moeten in evenwicht zijn.

3. De ontvangsten van het Agentschap omvatten, onverminderd andere inkomsten, een in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen bijdrage van de Gemeenschap en de betalingen ontvangen ter vergoeding van verleende diensten.

4. De uitgaven van het Agenschap omvatten met name de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke kosten en de uitgaven uit hoofde van de met instellingen of organisaties die deel uitmaken van het Netwerk, alsmede met derden gesloten contracten.

ê 1641/2003 art. 1, punt 3

Artikel 12

1. De raad van bestuur stelt jaarlijks, op basis van een ontwerp van de uitvoerend directeur, de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar vast. Deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, wordt uiterlijk op 31 maart door de raad van bestuur bij de Commissie ingediend.

2. De raming wordt samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad («de begrotingsautoriteit»).

3. Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

4. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het Agentschap goed.

De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het Agentschap vast.

5. De begroting wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. De begroting wordt zo nodig dienoverkomstig aangepast.

6. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.

Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, doet hij dit advies aan de raad van bestuur toekomen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.

ê 1641/2003 art. 1, punt 4

Artikel 13

1. De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2. Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[11].

3. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de Rekenkamer. Het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

4. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 maakt de uitvoerend directeur onder zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt deze voor advies voor aan de raad van bestuur.

5. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

6. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen met het advies van de raad van bestuur in bij het Europees Parlement, de Raad, de Rekenkamer en de Commissie.

7. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

8. De uitvoerend directeur dient uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling. Hij dient dit antwoord ook in bij de raad van bestuur.

9. De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek, overeenkomstig het bepaalde in artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

10. Vóór 30 april van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

ê 1641/2003 art. 1, punt 5

Artikel 14

De financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag slechts afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie[12], indien de specifieke vereisten van de werking van het Agentschap dit noodzakelijk maken en mits de Commissie hiermee voorafgaandelijk heeft ingestemd.

ê 1210/90 (aangepast)

Artikel 15

1. Het Agentschap streeft actief naar samenwerking met andere communautaire instanties en programma's, met name het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, het Bureau voor de Statistiek Ö van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) Õ en de communautaire milieuonderzoek- en -ontwikkelingsprogramma's. Daarbij geldt dat:

a) de samenwerking met het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek met name de in punt A van bijlage I omschreven taken omvat;

b) de coördinatie met Eurostat en het Statistiekprogramma van de Europese Gemeenschappen volgens de richtsnoeren in punt B van bijlage I geschiedt.

ê 1210/90

2. Het Agentschap werkt tevens actief samen met andere organisaties, zoals het Europees Ruimte-Agentschap, de Organisatie voor Economische Samenwerking en ontwikkeling (OESO), de Raad van Europa, het Internationale Energie-Agentschap, de Verenigde Naties en de gespecialiseerde instellingen ervan, met name het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), de Wereld Meteorologische Organisatie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie.

ê 933/1999 art. 1, punt 8, onder a)

3. Op gebieden van gemeenschappelijk belang kan het Agentschap samenwerken met instellingen in landen die geen lid zijn van de Gemeenschap, maar die gegevens, informatie en deskundigheid of methodieken voor het verzamelen, analyseren en evalueren van gegevens ter beschikking kunnen stellen die van gemeenschappelijk belang en voor de succesvolle uitvoering van het werk van het Agentschap noodzakelijk zijn.

ê 933/1999 art. 1, punt 8, onder b)

4. Bij de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde samenwerking wordt met name rekening gehouden met de noodzaak overlappingen te vermijden.

ê 1210/90

Artikel 16

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op het Agentschap van toepassing.

Artikel 17

Het personeel van het Agentschap is onderworpen aan de verordeningen en regelingen van toepassing op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

Het Agentschap oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit van het tot aanstelling bevoegde gezag.

De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie passende uitvoeringsbepalingen vast.

Artikel 18

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding dat in een door het Agentschap gesloten overeenkomst is opgenomen.

2. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid betreft, moet het Agentschap, overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door het Agentschap of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in geschillen over vergoeding van deze schade.

3. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens het Agentschap wordt geregeld bij de bepalingen die op het personeel van het Agentschap van toepassing zijn.

Artikel 19

Het Agentschap staat open voor landen die geen lid zijn van de Gemeenschap, maar met de Gemeenschap en de lidstaten de belangstelling delen voor de doelstellingen van het Agentschap, krachtens tussen die landen en de Gemeenschap overeenkomstig de procedure van artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

ê

Artikel 20

Verordening (EEG) nr. 1210/90 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

ê 1210/90

Artikel 21

ê

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[…] […]

ê 1210/90 bijlage (aangepast)

BIJLAGE I

A. SAMENWERKING MET HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK

- Harmonisatie van milieumeetmethoden[13];

- onderlinge ijking van apparatuur1;

- standaardisatie van dataformats;

- ontwikkeling van nieuwe milieumeetmethoden en apparatuur daarvoor;

- andere taken als overeengekomen tussen de uitvoerend directeur van het Agentschap en de directeur-generaal van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

B . SAMENWERKING MET EUROSTAT

ê 933/1999 art. 1, punt 10

1. Het Agentschap maakt zoveel mogelijk gebruik van gegevens die verzameld zijn via de officiële statistiekdiensten van de Gemeenschap. Die gegevens vloeien voort uit de werkzaamheden van Eurostat en de nationale statistiekdiensten op het gebied van de verzameling, validering en verspreiding van sociale en economische statistieken, met inbegrip van nationale rekeningen en aanverwante informatie.

ê 1210/90 (aangepast)

2. Het Statistiekprogramma op milieugebied Ö wordt Õ door de uitvoerend directeur van het Agentschap en de directeur-generaal van Eurostat in onderling overleg opgesteld en aan de raad van bestuur van het Agentschap en aan het Comité voor het Statistiekprogramma ter goedkeuring worden voorgelegd.

3. Het Statistiekprogramma wordt opgezet en uitgevoerd in het kader dat door internationale statistische organisaties, zoals de Statistical Commission van de Verenigde Naties, de Conferentie van Europese Statistici en de OESO is opgezet.

________________

é

BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 1210/90 | (PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1) |

Verordening (EG) nr. 933/1999 | (PB L 117 van 5.5.1999, blz. 1) |

Verordening (EG) nr. 1641/2003 van het Europees Parlement en de Raad | (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 1) |

_____________

BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 1210/90 | De onderhavige verordening |

Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1 |

Artikel 1, lid 2, aanhef | Artikel 1, lid 2, aanhef |

Artikel 1, lid 2, eerste streepje | Artikel 1, lid 2, onder a) |

Artikel 1, lid 2, tweede streepje | Artikel 1, lid 2, onder b) |

Artikel 2, aanhef | Artikel 2, aanhef |

Artikel 2, punt i) | Artikel 2, onder a) |

Artikel 2, punt ii), eerste streepje | Artikel 2, onder b) |

Artikel 2, punt ii), tweede streepje | Artikel 2, onder c) |

Artikel 2, punt ii), derde streepje | Artikel 2, onder d) |

Artikel 2, punt iii) | Artikel 2, onder e) |

Artikel 2, punt iv) | Artikel 2, onder f) |

Artikel 2, punt v) | Artikel 2, onder g) |

Artikel 2, punt vi) | Artikel 2, onder h) |

Artikel 2, punt vii) | Artikel 2, onder i) |

Artikel 2, punt viii) | Artikel 2, onder j) |

Artikel 2, punt ix) | Artikel 2, onder k) |

Artikel 2, punt x) | Artikel 2, onder l) |

Artikel 2, punt xi) | Artikel 2, onder m) |

Artikel 2, punt xii) | Artikel 2, onder n) |

Artikel 2, punt xiii) | Artikel 2, onder o) |

Artikel 3, lid 1, aanhef | Artikel 3, lid 1, aanhef |

Artikel 3, lid 1, punt i) | Artikel 3, lid 1, onder a) |

Artikel 3, lid 1, punt ii) | Artikel 3, lid 1, onder b) |

Artikel 3, lid 1, punt iii) | Artikel 3, lid 1, onder c) |

Artikel 3, lid 1, slot | Artikel 3, lid 1, slot |

Artikel 3, lid 2, eerste alinea | Artikel 3, lid 2, eerste alinea |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, aanhef | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, aanhef |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, eerste streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder a) |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, tweede streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder b) |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, derde streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder c) |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, vierde streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder d) |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, vijfde streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder e) |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, zesde streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder f) |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, zevende streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder g) |

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, achtste streepje | Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder h) |

Artikel 3, lid 2, derde alinea | Artikel 3, lid 2, derde alinea |

Artikel 3, lid 2, vierde alinea | Artikel 3, lid 2, vierde alinea |

Artikel 3, lid 3 | Artikel 3, lid 3 |

Artikel 4, lid 1, aanhef | Artikel 4, lid 1, aanhef |

Artikel 4, lid 1, eerste streepje | Artikel 4, lid 1, onder a) |

Artikel 4, lid 1, tweede streepje | Artikel 4, lid 1, onder b) |

Artikel 4, lid 1, derde streepje | Artikel 4, lid 1, onder c) |

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, van “om” tot “zijn” | ___ |

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, van “in” tot “bestreken” | Artikel 4, lid 2, eerste alinea, einde van de eerste zin |

Artikel 4, lid 2, tweede alinea | Artikel 4, lid 2, eerste, tweede en derde alinea |

Artikel 4, lid 3 | Artikel 4, lid 3 |

Artikel 4, lid 4 | Artikel 4, lid 4, eerste, tweede en derde alinea |

Artikel 4, lid 5, eerste alinea | ___ |

Artikel 4, lid 5, tweede alinea | Artikel 4, lid 5 |

Artikel 4, leden 6 en 7 | Artikel 4, leden 6 en 7 |

Artikel 5 | Artikel 5, eerste en tweede alinea |

Artikel 6, lid 1 | Artikel 6, lid 1 |

Artikel 6, lid 2 | ___ |

Artikel 6, lid 3 | Artikel 6, lid 2 |

Artikelen 7 en 8 | Artikelen 7 en 8 |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, eerste zin | Artikel 9, lid 1, eerste alinea |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, tweede zin | Artikel 9, lid 1, tweede alinea |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, aanhef | Artikel 9, lid 1, derde alinea, aanhef |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, eerste streepje | Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder a) |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, tweede streepje | Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder b) |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, derde streepje | Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder c) |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, vierde streepje | Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder d) |

Artikel 9, lid 1, eerste alinea, vijfde streepje | Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder e) |

Artikel 9, lid 1, tweede alinea | Artikel 9, lid 1, vierde alinea |

Artikel 9, lid 2 | Artikel 9, lid 2 |

Artikel 10 | Artikel 10 |

Artikel 11 | Artikel 11 |

Artikel 12 | Artikel 12 |

Artikel 13 | Artikel 13 |

Artikel 14 | Artikel 14 |

Artikel 15, lid 1, aanhef | Artikel 15, lid 1, aanhef |

Artikel 15, lid 1, eerste streepje | Artikel 15, lid 1, onder a) |

Artikel 15, lid 1, tweede streepje | Artikel 15, lid 1, onder b) |

Artikel 15, lid 2 | Artikel 15, lid 2 |

Artikel 15, lid 2a | Artikel 15, lid 3 |

Artikel 15, lid 3 | Artikel 15, lid 4 |

Artikel 16 | Artikel 16 |

Artikel 17 | Artikel 17 |

Artikel 18 | Artikel 18 |

Artikel 19 | Artikel 19 |

Artikel 20 | ___ |

___ | Artikel 20 |

Artikel 21 | Artikel 21 |

Bijlage | Bijlage I |

___ | Bijlage II |

___ | Bijlage III |

_____________

[1] COM(87) 868 PV.

[2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies.

[3] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het Acquis communautaire, COM (2001) 645 def.

[4] Zie bijlage II bij dit voorstel.

[5] PB C […] van […], blz. […].

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1641/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 1).

[9] Zie bijlage II.

[10] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

[11] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[12] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

[13] Bij samenwerking op deze gebieden moet ook rekening worden gehouden met de werkzaamheden van Ö het Instituut voor Referentiematerialen en -metingen Õ.

Top