EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R2394

Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 345, 27.12.2017, p. 1–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/2394/oj

27.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 345/1


VERORDENING (EU) 2017/2394 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2017

betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) voorziet in geharmoniseerde voorschriften en procedures om de samenwerking te bevorderen tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van grensoverschrijdende wetgeving inzake consumentenbescherming. Artikel 21 bis van Verordening (EG) nr. 2006/2004 voorziet in een toetsing van de doeltreffendheid en de operationele mechanismen van die Verordening. Na deze evaluatie heeft de Commissie geconcludeerd dat Verordening (EG) nr. 2006/2004 niet toereikend is om op doeltreffende wijze de handhavingsproblemen op de eengemaakte markt, waaronder de uitdagingen van de digitale eengemaakte markt, aan te pakken.

(2)

In de mededeling van de Commissie van 6 mei 2015 over de strategie voor de digitale eengemaakte markt voor Europa werd het vergroten van het consumentenvertrouwen door middel van snelle en consistente handhaving van consumentenwetgeving één van de prioriteiten genoemd. In de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2015 over de strategie voor de eengemaakte markt werd herhaald dat de handhaving van het Unierecht inzake consumentenbescherming verder moet worden aangescherpt door de hervorming van Verordening (EG) nr. 2006/2004.

(3)

Door de ineffectieve handhaving in gevallen van grensoverschrijdende inbreuken, waaronder inbreuken in de digitale omgeving, kunnen handelaren handhaving omzeilen door zich elders binnen de Unie te vestigen. Dit leidt tevens tot concurrentieverstoring voor handelaren die zich aan de wet houden en hun activiteiten, online dan wel offline, nationaal dan wel grensoverschrijdend uitvoeren, waardoor consumenten rechtstreeks schade wordt berokkend en het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende transacties en de interne markt wordt ondermijnd. Verdergaande harmonisatie die ervoor zorgt dat bevoegde openbare handhavingsautoriteiten doeltreffend en efficiënt kunnen samenwerken op het gebied van handhaving is derhalve noodzakelijk om inbreuken die onder deze verordening vallen, op te sporen en te onderzoeken en de beëindiging of het verbod daarvan te gelasten.

(4)

In het kader van Verordening (EG) nr. 2006/2004 is een netwerk van bevoegde openbare autoriteiten opgezet in de gehele Unie. Een doeltreffende coördinatie tussen de verschillende bevoegde autoriteiten die deelnemen aan het netwerk en andere overheidsinstanties op lidstaatniveau is noodzakelijk. De coördinerende rol van het verbindingsbureau moet in elke lidstaat worden toevertrouwd aan een overheidsinstantie. Deze overheidsinstantie moet over voldoende bevoegdheden en de nodige middelen beschikken om deze sleutelrol te vervullen. Elke lidstaat wordt aangemoedigd om één van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening aan te wijzen als verbindingsbureau.

(5)

Consumenten moeten ook worden beschermd tegen inbreuken die onder deze verordening vallen en die reeds zijn beëindigd, maar waarvan de schadelijke gevolgen daarna nog merkbaar kunnen zijn. De bevoegde autoriteiten moeten beschikken over de noodzakelijke minimumbevoegdheden om dergelijke inbreuken te kunnen onderzoeken en in de toekomst te verbieden, om herhaling te voorkomen en een hoog niveau van consumentenbescherming te verzekeren.

(6)

De bevoegde autoriteiten moeten ten minste beschikken over de bevoegdheden op het gebied van onderzoek en handhaving om deze verordening toe te passen, om sneller en doeltreffender met elkaar samen te werken en om handelaren te weerhouden van het plegen van inbreuken die onder deze verordening vallen. Deze bevoegdheden moeten toereikend zijn om uitdagingen met betrekking tot handhaving op het gebied van elektronische handel en de digitale omgeving doeltreffend aan te pakken en om te voorkomen dat handelaren die zich niet aan de wet houden, gebruikmaken van tekortkomingen in het handhavingssysteem door zich in lidstaten te vestigen waar de bevoegde autoriteiten niet over voldoende middelen beschikken om onrechtmatige praktijken aan te pakken. Deze bevoegdheden moeten de lidstaten in staat stellen te verzekeren dat de noodzakelijke informatie en bewijs op geldige wijze tussen de bevoegde autoriteiten kunnen worden uitgewisseld, om zo in alle lidstaten een gelijkwaardig niveau van doeltreffende handhaving te bereiken.

(7)

Elke lidstaat dient ervoor te zorgen dat alle bevoegde autoriteiten binnen zijn rechtsgebied ten minste over alle bevoegdheden beschikken die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening. Niettemin moeten de lidstaten kunnen besluiten niet alle bevoegdheden aan alle bevoegde autoriteiten toe te kennen, zolang elk van deze bevoegdheden, voor zover nodig, op doeltreffende wijze kan worden uitgeoefend ten aanzien van alle onder deze verordening vallende inbreuken. De lidstaten moeten tevens kunnen beslissen, conform deze verordening, bepaalde taken in het kader van deze verordening toe te vertrouwen aan aangewezen instanties, of bevoegde autoriteiten de bevoegdheid te verlenen om consumentenorganisaties, handelsverenigingen, aangewezen instanties of andere betrokkenen te raadplegen over de doeltreffendheid van de door de handelaar voorgestelde toezeggingen om de inbreuk die onder deze verordening valt, te beëindigen. De lidstaten mogen echter geenszins worden verplicht de aangewezen instanties te betrekken bij de toepassing van deze verordening, of te voorzien in overleg met consumentenorganisaties, handelsverenigingen, aangewezen organen of andere betrokkenen over de doeltreffendheid van de voorgestelde toezeggingen om de inbreuk die onder deze verordening valt, te beëindigen.

(8)

De bevoegde autoriteiten moeten in staat zijn op eigen initiatief een onderzoek of een procedure te starten wanneer hun op andere wijze dan via klachten van consumenten inbreuken die onder deze verordening vallen, ter kennis komen.

(9)

De bevoegde autoriteiten moeten toegang hebben tot alle relevante documenten, gegevens en informatie met betrekking tot een onderwerp van het onderzoek of van het gecoördineerd onderzoeken van een consumentenmarkt (sweep) om vast te kunnen stellen of er een inbreuk op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen die onder deze verordening valt, heeft plaatsgevonden of plaatsvindt, en in het bijzonder om de verantwoordelijke handelaar te identificeren, ongeacht wie de documenten, gegevens of informatie in kwestie in bezit heeft, welke vorm ze hebben, de manier waarop ze opgeslagen zijn of de plaats waar ze opgeslagen zijn. De bevoegde autoriteiten moeten externe partijen in de digitale waardeketen rechtstreeks kunnen verzoeken om alle bewijsstukken, gegevens en informatie te verstrekken overeenkomstig Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), en in overeenstemming met wetgeving over de bescherming van persoonsgegevens.

(10)

De bevoegde autoriteiten moeten om alle relevante informatie kunnen verzoeken van publieke overheden, organen of instanties in hun lidstaat en/of van elke natuurlijke of rechtspersoon, waaronder bijvoorbeeld betaaldienstaanbieders, internetaanbieders, telecombedrijven, domeinregisters en registrerende instanties en aanbieders van hostingdiensten, om vast te kunnen stellen of er een inbreuk die onder deze verordening valt, heeft plaatsgevonden of plaatsvindt.

(11)

De bevoegde autoriteiten moeten de noodzakelijke inspecties ter plaatse kunnen uitvoeren en over de bevoegdheid beschikken om alle kantoren, terreinen of vervoermiddelen te betreden waarvan de bij de inspectie betrokken handelaar gebruikmaakt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit.

(12)

De bevoegde autoriteiten moeten een vertegenwoordiger of personeelslid van de bij de inspectie betrokken handelaar kunnen verzoeken om toelichting te geven over feiten, of om informatie, gegevens of documenten te verstrekken die verband houden met het onderwerp van de inspectie en de door die vertegenwoordiger of dat personeelslid gegeven antwoorden kunnen vastleggen.

(13)

De bevoegde autoriteiten moeten de naleving van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangenkunnen controleren en bewijs van inbreuken die onder deze verordening vallen, kunnen verkrijgen, ook van inbreuken die plaatsvinden tijdens of na de aanschaf van goederen of diensten. Bevoegde autoriteiten moeten daarom de bevoegdheid krijgen om goederen of diensten, waar nodig, met gebruikmaking van een fictieve identiteit als testaankoop aan te schaffen om inbreuken die onder deze verordening vallen, op te sporen, zoals bijvoorbeeld de weigering om uitvoering te geven aan het herroepingsrecht van de consument bij overeenkomsten op afstand, en bewijsmateriaal te verkrijgen. Deze bevoegdheid moet ook de mogelijkheid omvatten producten of diensten die daartoe door de bevoegde autoriteit zijn aangeschaft te observeren, te bestuderen, te demonteren of te testen. De bevoegdheid tot de aanschaf van goederen of diensten als proefaankopen kan inhouden dat de bevoegde autoriteiten bevoegd zijn om toe te zien op de terugbetaling van reeds gedane betalingen indien die terugbetaling niet onevenredig is en ook anderszins in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht.

(14)

Juist in de digitale omgeving moeten de bevoegde autoriteiten snel en doeltreffend een einde kunnen maken aan inbreuken die onder deze verordening vallen, met name wanneer de handelaar die goederen of diensten verkoopt zijn identiteit verbergt of zich elders vestigt binnen de Unie of in een derde land om zo handhaving te voorkomen. In gevallen waarin het risico bestaat op ernstige schade voor de collectieve consumentenbelangen moeten de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het nationale recht tijdelijke maatregelen kunnen nemen, waaronder het verwijderen van inhoud van een online interface of gelasten dat een duidelijk zichtbare waarschuwing wordt getoond wanneer consumenten zich toegang tot de online interface verschaffen. Tijdelijke maatregelen mogen niet verder gaan dan wat nodig is om hun doelstelling te verwezenlijken. Voorts moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben te gelasten een duidelijke zichtbare waarschuwing aan consumenten te tonen wanneer zij zich toegang verschaffen tot de online interface, of digitale inhoud te verwijderen of te wijzigen wanneer er geen andere doeltreffende middelen zijn om een eind te maken aan een illegale praktijk. Die maatregelen mogen niet verder gaan dan wat nodig is om een inbreuk die onder deze verordening valt, te beëindigen of te verbieden.

(15)

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, en benadrukkend dat het van belang is dat handelaren bereid zijn conform het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen te handelen en de gevolgen van hun inbreuken die onder deze verordening vallen, te verhelpen, moeten bevoegde autoriteiten de mogelijkheid hebben met handelaren afspraken te maken over toezeggingen die de stappen en maatregelen bevatten die een handelaar moet nemen met betrekking tot een inbreuk, met name om een inbreuk te beëindigen.

(16)

Sancties voor inbreuken op het consumentenrecht vormen een belangrijk onderdeel van het handhavingssysteem aangezien zij invloed hebben op de afschrikkende werking van de publieke handhaving. Aangezien nationale sanctieregelingen niet altijd rekening houden met de grensoverschrijdende dimensie van een inbreuk, moeten bevoegde autoriteiten, als onderdeel van hun minimumbevoegdheden, het recht hebben sancties op te leggen voor inbreuken die onder deze verordening vallen. Om deze bevoegdheid uit te oefenen hoeven de lidstaten geen nieuwe sanctieregeling voor deze specifieke soort inbreuk in te stellen, maar enkel de geldende regeling voor binnenlandse inbreuken toe te passen, waar mogelijk rekening houdend met de omvang en de reikwijdte van de betreffende inbreuk. Met het oog op de conclusies van het verslag van de Commissie van de „fitness check” van het consumenten- en marketingrecht, kan het noodzakelijk worden geacht de strafmaat voor inbreuken op de consumentenwetgeving van de Unie aan te pakken.

(17)

Consumenten moeten recht hebben op herstel van schade die is veroorzaakt door inbreuken die onder deze verordening vallen. Afhankelijk van het geval moet het recht van de bevoegde autoriteiten om van de handelaar, op diens initiatief, aanvullende toezeggingen tot herstel te verkrijgen, ten voordele van consumenten die nadeel hebben ondervonden van de veronderstelde inbreuken die onder deze verordening vallen, of in voorkomend geval te trachten van de handelaar toezeggingen tot adequaat herstel te verkrijgen ten voordele van consumenten die nadeel hebben ondervonden van die inbreuk, bijdragen tot het wegnemen van de nadelige gevolgen voor de consument van grensoverschrijdende inbreuken. Dergelijke maatregelen kunnen, onder meer, reparaties, vervanging, prijsverlaging, beëindiging van contracten of terugbetaling van de voor de goederen of diensten betaalde prijs omvatten, al naargelang het geval, teneinde de negatieve gevolgen voor de betrokken consument van de inbreuk die onder deze verordening valt, te verzachten, conform de eisen van het Unierecht. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de consument om met passende middelen compensatie te vorderen. Indien van toepassing, moeten de bevoegde autoriteiten consumenten die stellen schade te hebben geleden als gevolg van een inbreuk die onder deze verordening valt, met passende middelen meedelen hoe zij de compensatie kunnen vorderen waarin het nationale recht voorziet.

(18)

De toepassing en uitoefening van bevoegdheden op grond van deze verordening moet evenredig zijn en passend gezien de aard en de algehele werkelijke of potentiële schadelijke gevolgen van de inbreuk op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen. De bevoegde autoriteiten moeten rekening houden met alle feiten en omstandigheden van het geval en de meest geschikte maatregelen kiezen die nodig zijn om de inbreuk die onder deze verordening valt, aan te pakken. De maatregelen moeten evenredig, doeltreffend en afschrikkend zijn.

(19)

De toepassing en uitoefening van bevoegdheden op grond van deze verordening moet ook in overeenstemming zijn met ander Unie- en nationaal recht, in het bijzonder met de toepasselijke procedurele waarborgen en de beginselen van de grondrechten. De lidstaten moeten de vrijheid behouden om de voorwaarden en de grenzen te bepalen voor de uitoefening van de bevoegdheden volgens het nationale recht, in overeenstemming met het Unierecht. Indien bijvoorbeeld volgens het nationale recht de voorafgaande goedkeuring van de gerechtelijke autoriteit van de betrokken lidstaat nodig is om toegang te krijgen tot de kantoren van natuurlijke en rechtspersonen, mag de bevoegdheid om dergelijke locaties te betreden enkel worden uitgeoefend nadat een dergelijke voorafgaande toestemming is verkregen.

(20)

De lidstaten moeten kunnen kiezen of de bevoegde autoriteiten deze bevoegdheden rechtstreeks krachtens eigen gezag uitoefenen, met de hulp van andere bevoegde autoriteiten of andere overheidsinstanties, door middel van een opdracht aan aangewezen instanties of door middel van de indiening van een verzoek bij de bevoegde rechtbanken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze bevoegdheden doeltreffend en tijdig worden uitgeoefend.

(21)

Wanneer bevoegde autoriteiten reageren op een verzoek dat is gedaan via het mechanisme voor wederzijdse bijstand, moeten zij, in voorkomend geval, tevens gebruikmaken van andere bevoegdheden of maatregelen die hen op nationaal niveauzijn toegekend, waaronder de bevoegdheid tot het instellen van strafrechtelijke vervolging of verwijzing naar de strafrechter. Het is van het grootste belang dat rechtbanken en andere instanties, in het bijzonder de instanties die betrokken zijn bij strafrechtelijke vervolging, over de noodzakelijke middelen en bevoegdheden beschikken om doeltreffend en tijdig met de bevoegde autoriteiten samen te werken.

(22)

De doeltreffendheid en de doelmatigheid van het mechanisme voor wederzijdse bijstand moeten worden verbeterd. De gevraagde informatie moet worden verstrekt binnen de in deze verordening gestelde termijn en de benodigde onderzoeks- en handhavingsmaatregelen moeten tijdig worden vastgesteld. De bevoegde autoriteiten moeten binnen vaste termijnen reageren op verzoeken om informatie en handhaving, tenzij anders is overeengekomen. De verplichtingen van de bevoegde autoriteit binnen het mechanisme voor wederzijdse bijstand moeten onverkort blijven bestaan, tenzij handhavingsmaatregelen en administratieve besluiten op nationaal niveau buiten het mechanisme voor wederzijdse bijstand er waarschijnlijk toe leiden dat de inbreuk binnen de Unie spoedig en effectief wordt beëindigd of verboden. Administratieve besluiten moeten in dit verband worden begrepen als besluiten waarmee uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen die zijn genomen om de inbreuk binnen de Unie te beëindigen of te verbieden. In die uitzonderlijke gevallen moeten de bevoegde autoriteiten het recht hebben om te weigeren gevolg te geven aan een verzoek om handhavingsmaatregelen binnen het mechanisme voor wederzijdse bijstand.

(23)

Wanneer zich problemen voordoen, moet de Commissie beter in staat zijn om het functioneren van het mechanisme voor wederzijdse bijstand te coördineren en daar toezicht op te houden, richtsnoeren te verstrekken, aanbevelingen te doen en adviezen te verstrekken aan de lidstaten. De Commissie moet tevens beter in staat zijn bevoegde autoriteiten doeltreffend en snel bij te staan bij de beslechting van geschillen over de interpretatie van hun verplichtingen die voortvloeien uit het mechanisme voor wederzijdse bijstand.

(24)

Deze verordening moet voorzien in geharmoniseerde regels voor de procedures voor de coördinatie van het onderzoek en de handhaving van wijdverbreide inbreuken en wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie. Gecoördineerde acties tegen wijdverbreide inbreuken en wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie moeten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten de meest geschikte en efficiënte hulpmiddelen kunnen kiezen om een einde te maken aan deze inbreuken en in voorkomend geval om van de verantwoordelijke handelaren toezeggingen tot herstel voor consumenten te ontvangen of trachten te verkrijgen.

(25)

In het kader van de gecoördineerde actie moeten de betrokken bevoegde autoriteiten hun onderzoeks- en handhavingsmaatregelen coördineren, om de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie effectief aan te pakken en te doen beëindigen of verbieden. Daartoe moeten al het nodige bewijs en alle nodige informatie worden uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten, en moet de nodige bijstand worden verleend. De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie moeten op gecoördineerde wijze de nodige handhavingsmaatregelen nemen voor het doen beëindigen of verbieden van die inbreuk.

(26)

De deelname van elke bevoegde autoriteit aan een gecoördineerde actie, en met name de onderzoeks- en handhavingsmaatregelen die een bevoegde autoriteit moet nemen, moet voldoende zijn om de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie doeltreffend aan te pakken. Van de betrokken bevoegde autoriteiten moet enkel gevraagd worden de onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van al het nodige bewijs en alle nodige informatie betreffende de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie en voor het doen beëindigen of verbieden daarvan. Een gebrek aan beschikbare middelen bij de betrokken bevoegde autoriteiten kan evenwel niet worden beschouwd als een legitieme reden om niet deel te nemen aan een gecoördineerde actie.

(27)

De bij de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie betrokken bevoegde autoriteiten die deelnemen aan een gecoördineerde actie moeten nationale onderzoeks- en handhavingsactiviteiten met betrekking tot dezelfde inbreuk en tegen dezelfde handelaar kunnen uitvoeren. Tegelijkertijd echter moet de verplichting van de bevoegde autoriteit om haar onderzoeks- en handhavingsactiviteiten in het kader van de gecoördineerde actie te coördineren met andere bij die inbreuk betrokken bevoegde autoriteiten onverkort blijven bestaan, tenzij de handhavingsmaatregelen en administratieve beslissingen die op nationaal niveau worden genomen buiten het kader van de gecoördineerde actie er waarschijnlijk toe zullen leiden dat de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie spoedig en doeltreffend zal worden beëindigd of verboden. Administratieve besluiten moeten in dit verband worden begrepen als besluiten waarmee uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen die zijn genomen om de inbreuk te beëindigen of te verbieden. In dergelijke uitzonderlijke gevallen moeten de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid hebben om deelname aan de gecoördineerde actie te weigeren.

(28)

Wanneer er een redelijk vermoeden van wijdverbreide inbreuk bestaat, moeten de bij een veronderstelde wijdverbreide inbreuk betrokken bevoegde autoriteiten, in onderlinge overeenstemming een gecoördineerde actie starten. Om vast te stellen welke bevoegde autoriteiten bij een wijdverbreide inbreuk betrokken zijn, moeten alle relevante aspecten van de inbreuk in overweging worden genomen, in het bijzonder de plaats van vestiging of van verblijf van de handelaar, de locatie van de vermogensbestanddelen van de handelaar, de locatie van de consumenten die schade hebben geleden door de veronderstelde inbreuk en de plaats van de verkooppunten van de handelaar, namelijk winkels en websites.

(29)

De Commissie moet nauwer samenwerken met de lidstaten om te voorkomen dat zich grootschalige inbreuken voordoen. De Commissie moet de bevoegde autoriteiten derhalve in kennis stellen van elk vermoeden van inbreuk die onder deze verordening valt. Indien de Commissie, bijvoorbeeld door het monitoren van de door de bevoegde autoriteiten ingediende waarschuwingen, een redelijk vermoeden heeft dat een wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie is gepleegd, moet zij de lidstaten hiervan in kennis stellen via de bevoegde autoriteiten en verbindingsbureaus die bij die veronderstelde inbreuk betrokken zijn, waarbij zij in de kennisgeving melding maken van de gronden die een mogelijke gecoördineerde actie rechtvaardigen. De betrokken bevoegde autoriteiten moeten adequate onderzoeken instellen die zijn gebaseerd op de beschikbare gegevens of gegevens waartoe zij eenvoudig toegang kunnen krijgen. Zij moeten de resultaten van hun onderzoeken meedelen aan de andere bevoegde autoriteiten, de verbindingsbureaus die bij de inbreuk betrokken zijn en de Commissie. Indien de betrokken bevoegde autoriteiten tot de conclusie komen dat uit die onderzoeken blijkt dat mogelijk een inbreuk plaatsvindt, moeten zij de gecoördineerde actie starten door de in deze verordening vermelde maatregelen te nemen. Een gecoördineerde aanpak van een wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie moet altijd worden gecoördineerd door de Commissie. Als duidelijk blijkt dat de lidstaat betrokken is bij deze inbreuk, moet hij deelnemen aan een gecoördineerde actie om te helpen bij het verzamelen van al het nodige bewijs en alle nodige informatie betreffende de inbreuk en helpen bij het doen beëindigen of verbieden daarvan. Wat betreft de handhavingsmaatregelen mogen strafrechtelijke of gerechtelijke procedures in de lidstaten geen invloed ondervinden van de toepassing van deze verordening. Het ne bis in idem-beginsel moet in acht worden genomen. Wanneer evenwel dezelfde handelaar een handeling of omissie herhaalt die een inbreuk vormt die onder deze verordening valt en die reeds het voorwerp is geweest van een handhavingsprocedure die heeft geleid tot het beëindigen of verbieden van die inbreuk, moet dit als een nieuwe inbreuk worden beschouwd, die door de bevoegde autoriteiten moet worden behandeld.

(30)

De betrokken bevoegde autoriteiten moeten de nodige onderzoeksmaatregelen nemen om de specifieke kenmerken van de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie vast te stellen, en met name de identiteit van de handelaar, door de handelaar begane handelingen of omissies en de gevolgen van de inbreuk. De bevoegde autoriteiten moeten handhavingsmaatregelen nemen die gebaseerd zijn op de resultaten van het onderzoek. In voorkomend geval moeten de resultaten van het onderzoek en de beoordeling van de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie worden vastgelegd in een Gemeenschappelijk Standpunt dat wordt overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten van de bij de gecoördineerde actie betrokken lidstaten en wordt gericht tot de voor die inbreuk verantwoordelijke handelaren. Het Gemeenschappelijk Standpunt mag geen bindend besluit van de bevoegde autoriteiten vormen. Het moet de betrokken handelaar evenwel de gelegenheid bieden om te worden gehoord over zaken die onderdeel uitmaken van het gemeenschappelijke standpunt.

(31)

Bij wijdverbreide inbreuken of wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie moeten de rechten van verweer van de handelaren worden geëerbiedigd. Hiervoor is in het bijzonder vereist dat de handelaar het recht heeft om gehoord te worden en om tijdens de procedure gebruik te maken van de officiële taal of een van de voor officiële doeleinden gebruikte officiële talen van de lidstaat waar de handelaar is gevestigd of zijn verblijfplaats heeft. Het is tevens van essentieel belang te waarborgen dat het Unierecht betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie wordt nageleefd.

(32)

De betrokken bevoegde autoriteiten moeten binnen hun jurisdictie de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen nemen. De gevolgen van wijdverbreide inbreuken of wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie zijn evenwel niet beperkt tot één lidstaat. Derhalve is samenwerking tussen bevoegde autoriteiten nodig voor het aanpakken van die inbreuken en het doen beëindigen of verbieden daarvan.

(33)

De effectieve opsporing van inbreuken die onder deze verordening vallen, moet worden ondersteund door het uitwisselen van informatie tussen bevoegde autoriteiten en de Commissie via het versturen van waarschuwingen wanneer er een redelijk vermoeden van die inbreuken bestaat. De Commissie moet de informatie-uitwisseling coördineren.

(34)

Consumentenorganisaties spelen een essentiële rol bij het informeren van consumenten over hun rechten, de educatie van consumenten en het beschermen van de consumentenbelangen, onder meer door de beslechting van geschillen. Consumenten moeten worden gestimuleerd om samen te werken met de bevoegde autoriteiten om de toepassing van deze verordening te versterken.

(35)

Ook consumentenorganisaties en in voorkomend geval ondernemersverenigingen moeten de bevoegde autoriteiten op de hoogte kunnen brengen van veronderstelde inbreuken die onder deze verordening vallen en informatie met hen kunnen delen die noodzakelijk is voor het opsporen, onderzoeken en beëindigen van inbreuken, en hun mening kunnen geven over onderzoeken of inbreuken en de bevoegde autoriteiten op de hoogte kunnen brengen van gevallen van misbruik van Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen.

(36)

Met het oog op de juiste tenuitvoerlegging van deze verordening moeten de lidstaten de aangewezen organen, Europese consumentencentra, consumentenorganisaties en -verenigingen en, in voorkomend geval, ondernemersverenigingen met de nodige deskundigheid, de bevoegdheid verlenen externe waarschuwingen te geven aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten en de Commissie over vermoedelijke inbreuken die onder deze verordening vallen en hen de nodige informatie te verstrekken waarover zij beschikken. lidstaten kunnen goede redenen hebben om die entiteiten niet de bevoegdheid te verlenen die acties uit te voeren. Een lidstaat die besluit een van de bovenbedoelde entiteiten niet het recht te geven externe waarschuwingen te geven, moet dit gemotiveerd toelichten.

(37)

Sweeps zijn een andere vorm van handhavingscoördinatie die doeltreffend is gebleken als hulpmiddel tegen inbreuken op het Unierecht ter bescherming van consumentenbelangen en moeten worden behouden en in de toekomst versterkt voor zowel de online als de offlinesector. Sweeps moeten met name worden uitgevoerd wanneer uit marktontwikkelingen, klachten van consumenten of andere aanwijzingen blijkt dat inbreuken op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen hebben plaatsgevonden of plaatsvinden.

(38)

Gegevens die verband houden met klachten van consumenten kunnen beleidsmakers op het niveau van de Unie en op nationaal niveau helpen bij de beoordeling van het functioneren van consumentenmarkten en de opsporing van inbreuken. De uitwisseling van dergelijke gegevens op het niveau van de Unie moet worden bevorderd.

(39)

Voor zover noodzakelijk om de doelstellingen van deze verordening te helpen verwezenlijken, is het van essentieel belang dat de lidstaten elkaar en de Commissie inlichten over hun activiteiten op het gebied van bescherming van de consumentenbelangen, onder meer over hun steun aan de activiteiten van consumentenvertegenwoordigers, hun steun aan de activiteiten van organen die belast zijn met de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen en hun steun aan de toegang van de consument tot de rechter. De lidstaten moeten, in samenwerking met de Commissie, gemeenschappelijke activiteiten kunnen uitvoeren met betrekking tot de uitwisseling van informatie over het consumentenbeleid in de hierboven genoemde gebieden.

(40)

De bestaande uitdagingen op het gebied van handhaving overschrijden de grenzen van de Unie en de consumentenbelangen in de Unie moeten worden beschermd tegen malafide handelaren die zijn gevestigd in derde landen. Daarom moet er worden onderhandeld over internationale overeenkomsten met derde landen op het gebied van wederzijdse bijstand bij de handhaving van het recht van de Unie ter bescherming van de consumentenbelangen. Deze internationale overeenkomsten moeten mede de inhoud omvatten die in deze verordening is vastgelegd en er moet op het niveau van de Unie over worden onderhandeld om de optimale bescherming van consumenten in de Unie en een soepele samenwerking met derde landen te verzekeren.

(41)

Voor informatie die tussen bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld, moeten strikte regels voor geheimhouding en beroeps- en bedrijfsgeheim gelden, zodat het onderzoek niet in het gedrang komt en de reputatie van handelaren niet ten onrechte wordt geschaad. De bevoegde autoriteiten mogen alleen besluiten dergelijke informatie bekend te maken wanneer dit passend en noodzakelijk is, van geval tot geval, conform het evenredigheidsbeginsel, rekening houdend met het openbaar belang, zoals openbare veiligheid, consumentenbescherming, volksgezondheid en milieubescherming, en het goede verloop van het strafrechtelijk onderzoek.

(42)

Om het samenwerkingsnetwerk transparanter te maken en meer bewustzijn te creëren onder consumenten en het grote publiek, moet de Commissie om de twee jaar een overzicht opstellen van de in het kader van de handhavingssamenwerking in de zin van deze verordening verkregen informatie, statistieken en trends op het gebied van de handhaving van de consumentenwetgeving, en dit overzicht bekendmaken.

(43)

Wijdverbreide inbreuken moeten op doeltreffende en efficiënte wijze worden beëindigd. Om dit te bereiken, moet een systeem van tweejaarlijkse uitwisseling van handhavingsprioriteiten worden ingevoerd.

(44)

Om eenduidige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de praktische en operationele regelingen voor het functioneren van de elektronische databank vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(45)

Deze verordening doet geen afbreuk aan sectorale voorschriften van de Unie die voorzien in samenwerking tussen sectorale regulerende autoriteiten of toepasselijke sectorale voorschriften van de Unie betreffende de compensatie van consumenten voor schade als gevolg van inbreuk op deze voorschriften. Deze verordening doet geen afbreuk aan de andere samenwerkingssystemen en -netwerken die zijn vastgesteld in sectorale wetgeving van de Unie. Deze verordening bevordert de samenwerking en coördinatie tussen de netwerken inzake consumentenbescherming en de netwerken van regelgevende organen en autoriteiten die zijn ingesteld krachtens sectorale wetgeving van de Unie. Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing in de lidstaten van maatregelen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken.

(46)

Deze verordening doet geen afbreuk aan het in het nationale recht vastgelegde recht om individuele of collectieve compensatie te vorderen, en voorziet niet in de executie van die vorderingen.

(47)

Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6), Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (8) moeten van toepassing zijn in het kader van deze verordening.

(48)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepasselijke voorschriften van de Unie met betrekking tot de bevoegdheden van nationale regelgevende instanties die zijn opgericht krachtens sectorale wetgeving van de Unie. Deze organen moeten, indien passend en mogelijk, de bevoegdheden waarover zij op grond van het nationale recht en het recht van de Unie beschikken, gebruiken om inbreuken binnen de Unie, wijdverbreide inbreuken of wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie te beëindigen of te verbieden, en om de bevoegde autoriteiten hierin bij te staan.

(49)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de rol en bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten en van de Europese Bankautoriteit met betrekking tot de bescherming van de collectieve economische consumentenbelangen in zaken die verband houden met betaalrekeningsdiensten en kredietovereenkomsten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen op grond van Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) en Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (10).

(50)

Gezien de bestaande samenwerkingsmechanismen op grond van Richtlijn 2014/17/EU en Richtlijn 2014/92/EU is het mechanisme voor wederzijdse bijstand niet van toepassing op binnen de Unie gepleegde inbreuken op deze richtlijnen.

(51)

Deze verordening doet geen afbreuk aan Verordening nr. 1 van de Raad (11).

(52)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in de constitutionele tradities van de lidstaten worden bevestigd. Derhalve dient deze verordening te worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid en de pluriformiteit van de media. Bij de uitoefening van de in deze verordening vastgelegde minimumbevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten een goed evenwicht zien te vinden tussen de belangen die door de grondrechten worden beschermd, zoals een hoog niveau van consumentenbescherming, de vrijheid van ondernemerschap en de vrijheid van informatie.

(53)

Daar de doelstelling van deze verordening, te weten de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, omdat zij alléén niet kunnen zorgen voor samenwerking en coördinatie, maar vanwege haar territoriale en personele omvang beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(54)

Verordening (EG) nr. 2006/2004 moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening legt de voorwaarden vast waaronder de bevoegde autoriteiten die door hun lidstaten zijn aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen, met elkaar en met de Commissie samenwerken en acties coördineren om die wetgeving te doen naleven en het soepel functioneren van de interne markt te waarborgen, en de economische consumentenbelangen beter te beschermen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op inbreuken binnen de Unie, wijdverbreide inbreuken en wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie, ongeacht of deze inbreuken zijn beëindigd alvorens de handhaving is begonnen of afgerond.

2.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels van de Unie met betrekking tot het internationale privaatrecht, in het bijzonder de regels met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht.

3.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing in de lidstaten van maatregelen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, met name de werking van het Europees justitieel netwerk.

4.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de overige verplichtingen van de lidstaten inzake wederzijdse bijstand bij de bescherming van de collectieve economische consumentenbelangen, onder meer in strafzaken die voortvloeien uit andere wet- of regelgeving, waaronder bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

5.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (12).

6.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van openbare of privaatrechtelijke handhaving krachtens nationaal recht.

7.   Deze verordening doet geen afbreuk aan het toepasselijke Unierecht inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

8.   Deze verordening doet geen afbreuk aan het nationale recht betreffende de schadeloosstelling van consumenten naar aanleiding van inbreuken op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen.

9.   Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de bevoegde autoriteiten om onderzoeks- of handhavingsmaatregelen tegen twee of meer handelaren te nemen voor het plegen van soortgelijke inbreuken, zoals gedefinieerd in deze verordening.

10.   Hoofdstuk III van deze verordening is niet van toepassing op inbreuken binnen de Unie uit hoofde van de Richtlijnen 2014/17/EU en 2014/92/EU.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen”: de in de bijlage genoemde verordeningen en de richtlijnen zoals omgezet in het interne recht van de lidstaten;

2.   „inbreuk binnen de Unie”: elke handeling of omissie die in strijd is met het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen en die schade heeft veroorzaakt, veroorzaakt of waarschijnlijk zal veroorzaken aan de collectieve belangen van consumenten die woonachtig zijn in een andere lidstaat dan de lidstaat waar:

a)

de handeling of omissie haar oorsprong vond of plaatshad;

b)

de voor de handeling of omissie verantwoordelijke handelaar gevestigd is, of

c)

bewijsmateriaal of vermogensbestanddelen van de handelaar met betrekking tot de handeling of omissie kunnen worden gevonden;

3.   „wijdverbreide inbreuk”:

a)

elke handeling of omissie die in strijd is met het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen en die schade heeft veroorzaakt, veroorzaakt of waarschijnlijk zal veroorzaken voor de collectieve belangen van consumenten die woonachtig zijn in minstens twee andere lidstaten dan de lidstaat waar:

i)

de handeling of omissie haar oorsprong vond of plaatshad;

ii)

de voor de handeling of omissie verantwoordelijke handelaar gevestigd is, of

iii)

bewijsmateriaal of vermogensbestanddelen van de handelaar met betrekking tot de handeling of omissie gevonden kunnen worden, of

b)

elke handeling of omissie die in strijd is met het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen en die schade heeft veroorzaakt, veroorzaakt of kan veroorzaken voor de collectieve belangen van consumenten en gemeenschappelijke kenmerken heeft, wat wil zeggen dat dezelfde onrechtmatige praktijk of inbreuk op hetzelfde belang zich gelijktijdig voordoet in minstens drie lidstaten, en door dezelfde handelaar wordt begaan;

4.   „wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie”: een wijdverbreide inbreuk die schade heeft veroorzaakt, veroorzaakt of waarschijnlijk zal veroorzaken voor de collectieve belangen van consumenten in ten minste twee derde van de lidstaten waarvan de bevolking ten minste twee derde uitmaakt van de bevolking van de Unie;

5.   „inbreuken die onder deze verordening vallen”: inbreuken binnen de Unie, wijdverbreide inbreuken en wijdverbreide in breuken met een Uniedimensie;

6.   „bevoegde autoriteit”: elke overheidsinstantie op nationaal, regionaal of lokaal niveau die door een lidstaat is aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen;

7.   „verbindingsbureau”: de overheidsinstantie die door een lidstaat is aangewezen als verantwoordelijk voor de coördinatie van de toepassing van deze verordening binnen die lidstaat;

8.   „aangewezen instantie”: een instantie die een rechtmatig belang heeft bij het beëindigen of het verbieden van inbreuken op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen, die door een lidstaat is aangewezen en die van een bevoegde autoriteit de opdracht heeft gekregen om de nodige informatie te verzamelen en de nodige hem krachtens het nationale recht ter beschikking staande handhavingsmaatregelen te nemen om de inbreuk namens de bevoegde autoriteit te doen beëindigen of verbieden;

9.   „verzoekende autoriteit”: de bevoegde autoriteit die om wederzijdse bijstand verzoekt;

10.   „aangezochte autoriteit”: de bevoegde autoriteit die een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt;

11.   „handelaar”: iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon, ongeacht of deze in publieke of private handen is, die handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep, waaronder via een andere persoon die in zijn naam of namens hem handelt;

12.   „consument”: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

13.   „consumentenklacht”: een met redelijk bewijsmateriaal gestaafde verklaring dat een handelaar inbreuk heeft gemaakt, maakt of kan maken op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen;

14.   „schade aan de collectieve belangen van consumenten”: daadwerkelijke of mogelijke schade aan de belangen van een aantal consumenten die nadeel ondervinden van inbreuken binnen de Unie, bij wijdverbreide inbreuken of bij wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie;

15.   „online interface”: alle software, waaronder een website, een deel van een website of een applicatie, die door of namens een handelaar wordt beheerd en als middel dient om consumenten toegang te geven tot de goederen of diensten van die handelaar;

16.   „sweep”: een gecoördineerd onderzoek van consumentenmarkten via gelijktijdige gecoördineerde acties ter controle van de naleving van, of ter opsporing van schendingen van, het Unierecht ter bescherming van dat de consumentenbelangen.

Artikel 4

Kennisgeving van verjaringstermijnen

Elk verbindingsbureau stelt de Commissie in kennis van de verjaringstermijnen die in zijn eigen lidstaat gelden en die van toepassing zijn op handhavingsmaatregelen overeenkomstig artikel 9, lid 4. De Commissie stelt een overzicht op van die verjaringstermijnen en maakt dat overzicht beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten.

HOOFDSTUK II

BEVOEGDE AUTORITEITEN EN HUN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5

Bevoegde autoriteiten en verbindingsbureaus

1.   Elke lidstaat wijst een of meer bevoegde autoriteiten en één verbindingsbureau aan die belast zijn met de toepassing van deze verordening.

2.   De bevoegde autoriteiten komen op eigen initiatief hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na, en alsof zij namens consumenten in hun eigen lidstaat en op eigen initiatief handelen.

3.   In elke lidstaat is het verbindingsbureau verantwoordelijk voor de coördinatie van onderzoeks- en handhavingsactiviteiten van de bevoegde autoriteiten, andere overheidsinstanties zoals bedoeld in artikel 6, en, in voorkomend geval, aangewezen instanties in verband met inbreuken die onder deze verordening vallen.

4.   De lidstaten waarborgen dat bevoegde autoriteiten en verbindingsbureaus beschikken over de middelen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening, waaronder toereikende begrotings- en andere middelen, deskundigheid, procedures en andere regelingen.

5.   Indien meer dan één instantie op hun grondgebied bevoegd is, zien de lidstaten erop toe dat de respectieve taken van deze bevoegde autoriteiten duidelijk worden omschreven en dat zij nauw met elkaar samenwerken zodat zij zich op doeltreffende wijze van deze taken kunnen kwijten.

Artikel 6

Samenwerking voor de toepassing van deze verordening in de lidstaten

1.   Met het oog op de juiste toepassing van deze verordening zorgt elke lidstaat ervoor dat zijn bevoegde autoriteiten, andere overheidsinstanties en, in voorkomend geval, aangewezen instanties op doeltreffende wijze met elkaar samenwerken.

2.   Op verzoek van een bevoegde autoriteit treffen de in lid 1 bedoelde andere overheidsinstanties alle noodzakelijke maatregelen die hun uit hoofde van het nationale recht ter beschikking staan om inbreuken die onder deze verordening vallen, te doen beëindigen of verbieden.

3.   De lidstaten waarborgen dat de andere overheidsinstanties als bedoeld in lid 1 beschikken over de middelen en bevoegdheden die nodig zijn om bij de toepassing van deze verordening op doeltreffende wijze met de bevoegde autoriteiten samen te werken. Deze andere overheidsinstanties informeren de bevoegde autoriteit regelmatig over de voor de toepassing van deze verordening genomen maatregelen.

Artikel 7

Rol van aangewezen instanties

1.   In voorkomend geval kan een bevoegde autoriteit („opdrachtgevende autoriteit”) in overeenstemming met zijn nationale recht een aangewezen instantie gelasten de nodige informatie met betrekking tot een inbreuk die onder deze verordening valt, te verzamelen of de nodige handhavingsmaatregelen te treffen die overeenkomstig het nationale recht tot haar beschikking staan, om die inbreuk te doen beëindigen of verbieden. De opdrachtgevende autoriteit gelast een aangewezen instantie uitsluitend indien, na overleg met de verzoekende autoriteit of de andere bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de inbreuk die onder deze verordening valt, zowel de verzoekende instantie als de aangezochte autoriteit of alle betrokken bevoegde autoriteiten het er over eens zijn dat het op deze manier waarschijnlijk is dat de aangewezen instantie de nodige informatie zal verkrijgen of dat de beëindiging van of het verbod op de inbreuk op minstens even doelmatige en doeltreffende wijze zal worden bewerkstelligd als door een optreden van de opdrachtgevende autoriteit.

2.   Indien de verzoekende autoriteit of de andere bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij een inbreuk die onder deze verordening valt, van mening zijn dat niet aan de in lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan, stellen zij de opdrachtgevende autoriteit onverwijld schriftelijk en met redenen omkleed in kennis van deze mening. Indien de opdrachtgevende autoriteit deze mening niet deelt, kan de opdrachtgevende autoriteit de zaak verwijzen naar de Commissie, die onverwijld een advies ter zake verstrekt.

3.   De opdrachtgevende autoriteit blijft verplicht de nodige informatie te verzamelen of de nodige handhavingsmaatregelen te treffen indien:

a)

de aangewezen instantie er niet in slaagt onverwijld de nodige informatie te verkrijgen of de inbreuk die onder deze verordening valt, te doen beëindigen of verbieden, of

b)

de bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij een inbreuk die onder deze verordening valt, het er niet over eens zijn dat de aangewezen instantie een opdracht in de zin van lid 1 kan krijgen.

4.   De opdrachtgevende autoriteit neemt alle nodige maatregelen om te voorkomen dat informatie die is onderworpen aan de in artikel 33 vervatte voorschriften inzake vertrouwelijkheid en beroeps- en handelsgeheim openbaar wordt gemaakt.

Artikel 8

Informatie en lijsten

1.   Elke lidstaat deelt de Commissie onverwijld de volgende informatie en elke wijziging daarvan mee:

a)

de identiteit en contactgegevens van de bevoegde autoriteiten, van het verbindingsbureau, van de aangewezen instanties en van de entiteiten die externe waarschuwingen geven overeenkomstig artikel 27, lid 1, en

b)

informatie over de organisatie, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten.

2.   De Commissie houdt op haar website een openbare lijst bij van bevoegde autoriteiten, verbindingsbureaus, aangewezen instanties en entiteiten die externe waarschuwingen geven overeenkomstig artikel 27, lid 1 of lid 2.

Artikel 9

Minimumbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

1.   Elke bevoegde autoriteit beschikt over de voor de toepassing van deze verordening vereiste minimum onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden overeenkomstig de leden 3, 4, 6 en 7 van dit artikel en zij oefent deze uit overeenkomstig artikel 10.

2.   Niettegenstaande lid 1 kunnen de lidstaten besluiten niet alle bevoegdheden aan elke bevoegde autoriteit toe te kennen, op voorwaarde dat elke bevoegdheid doeltreffend kan worden uitgeoefend zoals vereist ten aanzien van alle onder deze verordening vallende inbreuken door minstens één bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 10.

3.   Bevoegde autoriteiten beschikken ten minste over de volgende onderzoeksbevoegdheden:

a)

de bevoegdheid om te beschikken over toegang tot alle relevante documenten, gegevens of informatie met betrekking tot een inbreuk die onder deze verordening valt, in elke vorm en in elk formaat en ongeacht het medium waarop of de locatie van opslag;

b)

de bevoegdheid om alle overheidsinstellingen, organen of instanties in hun lidstaat of alle natuurlijke personen of rechtspersonen te gelasten alle relevante informatie, gegevens of documenten in elk formaat en in elke vorm en ongeacht het medium of de locatie van opslag, te overleggen om te kunnen vaststellen of een inbreuken die onder deze verordening valt, heeft plaatsgevonden of plaatsvindt, het vaststellen van de specifieke kenmerken van deze inbreuk, waaronder het opsporen van financiële en gegevensstromen, van het vaststellen van de identiteit van personen die betrokken zijn bij financiële en gegevensstromen, en het verkrijgen van informatie over bankrekeningen en de eigendom van websites;

c)

de bevoegdheid om alle noodzakelijke inspecties ter plaatse uit te voeren, waaronder de bevoegdheid om alle kantoren, terreinen of vervoersmiddelen te betreden waarvan de handelaar die wordt onderzocht, gebruikmaakt voor doeleinden in verband met zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep, of om andere overheidsinstanties te verzoeken dat te doen, om informatie, gegevens of documenten te onderzoeken, in beslag te nemen, mee te nemen of hiervan kopieën te verkrijgen, ongeacht het medium waarop ze zijn opgeslagen; de bevoegdheid om alle informatie, gegevens of documenten in beslag te nemen zolang en voor zover dat nodig is voor de inspectie; zij beschikken over de bevoegdheid een vertegenwoordiger of personeelslid van de handelaar die wordt onderzocht te verzoeken om uitleg te geven over feiten en informatie of documenten te verschaffen die verband houden met het onderwerp van de inspectie, en de antwoorden vast te leggen;

d)

de bevoegdheid om goederen of diensten als testaankoop te kopen, indien nodig ook met gebruikmaking van een fictieve identiteit, teneinde inbreuken die onder deze verordening vallen op te sporen en bewijsmateriaal te verkrijgen, alsmede de bevoegdheid om goederen of diensten te inspecteren, te bestuderen, te demonteren of te testen.

4.   Bevoegde autoriteiten beschikken ten minste over de volgende handhavingsbevoegdheden:

a)

de bevoegdheid om tijdelijke maatregelen te nemen om het gevaar van ernstige schade voor de collectieve belangen van consumenten te voorkomen;

b)

de bevoegdheid om toezeggingen tot het beëindigen van de inbreuk trachten te verkrijgen of aanvaarden van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk die onder deze verordening valt;

c)

de bevoegdheid om van de handelaar, op diens initiatief, aanvullende toezeggingen tot herstel te verkrijgen in het belang van consumenten die nadeel hebben ondervonden van de vermoede inbreuk die onder deze verordening valt, of, waar passend, toezeggingen van de handelaar trachten te verkrijgen die adequaat herstel bieden aan consumenten die nadeel ondervinden van die inbreuk;

d)

de bevoegdheid om, indien van toepassing, consumenten die beweren schade te hebben geleden als gevolg van een inbreuk die onder deze verordening valt, in te lichten over middelen waarmee zij compensatie kunnen vorderen overeenkomstig het nationale recht;

e)

de bevoegdheid om de handelaar schriftelijk te gelasten inbreuken die onder deze verordening vallen, te beëindigen;

f)

de bevoegdheid om inbreuken die onder deze verordening vallen te doen beëindigen of te verbieden;

g)

indien er geen andere doeltreffende middelen zijn om de inbreuk die onder deze verordening valt, te doen beëindigen of te verbieden, en om het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen:

i)

de bevoegdheid om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan consumenten wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen;

ii)

de bevoegdheid om aanbieders van hostingdiensten te gelasten toegang tot een online interface te deactiveren, te blokkeren of te beperken, of

iii)

in voorkomend geval, de bevoegdheid om domeinregisters of registrerende instanties te gelasten een volledig gekwalificeerde domeinnaam te schrappen en de betrokken bevoegde autoriteit toe te laten deze te registreren.

h)

de bevoegdheid om sancties op te leggen, waaronder geldboetes of dwangsommen„ voor inbreuken die onder deze verordening vallen en voor het niet in acht nemen van een besluit, bevel, tijdelijke maatregel, toezegging van de handelaar of andere op grond van deze verordening vastgestelde maatregel.

De in punt h) bedoelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend, in overeenstemming met het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen. Er wordt, in voorkomend geval, met name rekening gehouden met de aard, ernst en duur van de betrokken inbreuk.

5.   De bevoegdheid tot het opleggen van sancties, waaronder geldboeten of dwangsommen, voor inbreuken die onder deze verordening vallen, geldt voor alle inbreuken op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen, voor zover de toepasselijke in de bijlage vermelde Uniehandeling in sancties voorziet. Dit doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van nationale autoriteiten tot het opleggen van sancties overeenkomstig het nationale recht, zoals administratieve of andersoortige boeten of dwangsommen, indien de in de bijlage opgenomen rechtshandelingen van de Unie niet in sancties voorzien.

6.   Bevoegde autoriteiten beschikken over de bevoegdheid om op eigen initiatief onderzoeken of procedures in te stellen om inbreuken die onder deze verordening vallen, te doen beëindigen of verbieden.

7.   Bevoegde autoriteiten kunnen alle uit hoofde van deze verordening vastgestelde definitieve besluiten, toezeggingen van handelaars of bevelen bekendmaken, met inbegrip van de identiteit van de handelaar die verantwoordelijk is voor een inbreuk die onder deze verordening valt.

8.   Bevoegde autoriteiten zijn bevoegd om, voor zover van toepassing, consumentenorganisaties, ondernemersverenigingen, aangewezen instanties of andere betrokkenen te raadplegen over de doeltreffendheid van de door de handelaar voorgestelde toezeggingen om de inbreuk die onder deze verordening valt, te beëindigen.

Artikel 10

Uitoefening van minimumbevoegdheden

1.   De bevoegde autoriteiten oefenen de in artikel 9 vastgestelde minimumbevoegdheden als volgt uit:

a)

rechtstreeks door en op eigen gezag van de bevoegde autoriteiten;

b)

indien noodzakelijk, door een beroep te doen op andere bevoegde autoriteiten of andere overheidsinstanties;

c)

in voorkomend geval, door aangewezen instanties instructies te geven, of

d)

door een verzoek in te dienen bij de rechtbanken die bevoegd zijn het vereiste besluit te nemen, onder meer door, in voorkomend geval, beroep in te stellen ingeval het verzoek tot het geven van het vereiste besluit wordt afgewezen.

2.   De uitoefening van de in artikel 9 vastgestelde bevoegdheden uit hoofde van deze verordening staan in verhouding tot en zijn in overeenstemming met deze verordening, Unierecht en nationaal recht, met inbegrip van de toepasselijke procedurele waarborgen en met het Handvest. De onderzoeks- en handhavingsmaatregelen die ter uitvoering van deze verordening zijn vastgesteld, zijn afgestemd op de aard en de algehele werkelijke of potentiële schadelijke gevolgen van de inbreuk op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen.

HOOFDSTUK III

MECHANISME VOOR WEDERZIJDSE BIJSTAND

Artikel 11

Verzoeken om informatie

1.   Een aangezochte autoriteit verstrekt de verzoekende autoriteit op haar verzoek onverwijld, en in elk geval binnen 30 dagen, tenzij anders is overeengekomen, alle relevante informatie die nodig is om vast te stellen of er een inbreuk binnen de Unie heeft plaatsgevonden of plaatsvindt, en om de beëindiging van die inbreuk te bewerkstelligen.

2.   De aangezochte autoriteit voert de passende en noodzakelijke onderzoeken uit of neemt andere noodzakelijke of passende maatregelen om de vereiste informatie te verzamelen. Indien nodig, worden deze onderzoeken uitgevoerd met steun van andere overheidsinstanties of aangewezen instanties.

3.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit kan de aangezochte autoriteit bevoegde ambtenaren van de verzoekende autoriteit toestaan de ambtenaren van de aangezochte autoriteit bij hun onderzoek te vergezellen.

Artikel 12

Verzoeken om handhavingsmaatregelen

1.   Een aangezochte autoriteit neemt op verzoek van een verzoekende autoriteit alle nodige en evenredige handhavingsmaatregelen om de inbreuk binnen de Unie onverwijld te doen beëindigen of verbieden door het uitoefenen van de bij artikel 9 vastgestelde bevoegdheden en eventuele aanvullende bevoegdheden die haar uit hoofde van het nationaal recht zijn toegekend. De aangezochte autoriteit bepaalt welke handhavings- maatregelen geschikt zijn om de inbreuk binnen de Unie te doen beëindigen of verbieden en neemt deze maatregelen onverwijld, en in ieder geval uiterlijk zes maanden na het verzoek te hebben ontvangen, tenzij de aangezochte autoriteit specifieke redenen opgeeft voor de verlenging van deze termijn. Indien nodig legt de aangezochte autoriteit sancties, zoals boeten of dwangsommen, op aan de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk binnen de Unie. De aangezochte autoriteit kan van de handelaar, op diens eigen initiatief, aanvullende toezeggingen tot herstel verkrijgen in het belang van consumenten die nadeel ondervinden van de vermoede inbreuk binnen de Unie, of, waar passend, toezeggingen van de handelaar trachten te verkrijgen om adequaat herstel te bieden aan consumenten die nadeel ondervinden van die inbreuk.

2.   De aangezochte autoriteit informeert de verzoekende autoriteit regelmatig over de genomen stappen en maatregelen, alsook over de stappen en maatregelen die zij voornemens is te nemen. De aangezochte autoriteit gebruikt de bij artikel 35 ingestelde elektronische databank om de verzoekende autoriteit, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis te stellen van de genomen maatregelen en het effect van deze maatregelen op de inbreuk binnen de Unie en deelt tevens mee:

a)

of er tijdelijke maatregelen zijn opgelegd;

b)

of de inbreuk is beëindigd;

c)

welke maatregelen er zijn vastgesteld en of die maatregelen zijn uitgevoerd;

d)

de mate waarin aan consumenten die nadeel hebben ondervonden van de vermoede inbreuk toezeggingen tot herstel zijn gedaan.

Artikel 13

Procedure voor verzoeken om wederzijdse bijstand

1.   Bij het verzoek om wederzijdse bijstand verstrekt de verzoekende autoriteit alle noodzakelijke informatie, waaronder al het noodzakelijke bewijsmateriaal dat alleen in de lidstaat van de verzoekende autoriteit kan worden verkregen, zodat een aangezochte autoriteit aan het verzoek kan voldoen.

2.   De verzoekende autoriteit zendt deze verzoeken om wederzijdse bijstand naar het verbindingsbureau van de lidstaat van de aangezochte autoriteit en naar het verbindingsbureau van de lidstaat van de verzoekende autoriteit ter informatie. Het verbindingsbureau van de lidstaat van de aangezochte autoriteit zendt de verzoeken onverwijld toe aan de betrokken bevoegde autoriteit.

3.   Verzoeken om wederzijdse bijstand en alle daarmee verband houdende communicatie worden schriftelijk ingediend met behulp van de standaardformulieren en worden via de overeenkomstig artikel 35 opgerichte elektronische databank verzonden.

4.   De betrokken bevoegde autoriteiten stellen in onderling overleg vast welke talen worden gebruikt voor verzoeken om wederzijdse bijstand en voor alle daarmee verband houdende communicatie.

5.   Indien geen overeenstemming over de talen kan worden bereikt, worden de verzoeken om wederzijdse bijstand toegezonden in de officiële taal, of een van de officiële talen, van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, en de antwoorden in de officiële taal, of een van de officiële talen, van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd. In dat geval is elke bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor de noodzakelijke vertalingen van de verzoeken, antwoorden en andere documenten die zij van een andere bevoegde autoriteit ontvangt.

6.   De aangezochte autoriteit antwoordt rechtstreeks de verzoekende autoriteit en de verbindingsbureaus van de lidstaten waar de verzoekende en de aangezochte autoriteit gevestigd zijn.

Artikel 14

Weigering gevolg te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand

1.   Een aangezochte autoriteit kan weigeren gevolg te geven aan een verzoek om informatie overeenkomstig artikel 11, wanneer een of meer van de onderstaande gevallen van toepassing zijn:

a)

na overleg met de verzoekende autoriteit, blijkt deze de gevraagde informatie niet nodig te hebben om vast te stellen of er een inbreuk binnen de Unie heeft plaatsgevonden of plaatsvindt, dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatsvinden;

b)

de verzoekende autoriteit deelt niet de mening dat de informatie onderworpen is aan de in artikel 33 neergelegde regels inzake vertrouwelijkheid en het beroeps- en handelsgeheim;

c)

met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar is al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of van de verzoekende autoriteit.

2.   Een aangezochte autoriteit kan, na overleg met de verzoekende autoriteit, weigeren gevolg te geven aan een verzoek om handhavingsmaatregelen overeenkomstig artikel 12, wanneer een of meer van de onderstaande gevallen van toepassing zijn:

a)

met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar is al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een beslissing gegeven, een gerechtelijke schikking getroffen of een gerechtelijk bevel uitgesproken voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte autoriteit;

b)

met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar zijn al de nodige handhavingsbevoegdheden uitgeoefend, of is er met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar in de lidstaat van de aangezochte autoriteit reeds een administratief besluit vastgesteld, om de inbreuk binnen de Unie spoedig en doeltreffend te doen beëindigen of verbieden;

c)

de aangezochte autoriteit komt na behoorlijk onderzoek tot de conclusie dat er geen inbreuk binnen de Unie heeft plaatsgevonden;

d)

de aangezochte autoriteit komt tot de conclusie dat de verzoekende autoriteit niet de informatie heeft verstrekt die is vereist volgens artikel 13, lid 1;

e)

de aangezochte autoriteit heeft de door de handelaar voorgestelde toezegging dat hij de inbreuken binnen de Unie binnen een bepaalde termijn zal stopzetten, aanvaard en deze termijn is nog niet verstreken.

De aangezochte autoriteit zal evenwel voldoen aan het verzoek om handhavings- maatregelen overeenkomstig artikel 12 indien de handelaar nalaat zijn toezeggingen als bedoeld onder e) na te komen.

3.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit en de Commissie in kennis van de weigering gevolg te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand en motiveert deze weigering.

4.   Indien de verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit het oneens zijn, kan de verzoekende of de aangezochte autoriteit de zaak verwijzen naar de Commissie, die onverwijld advies zal uitbrengen. Wanneer de zaak niet naar haar wordt doorverwezen, kan de Commissie toch op eigen initiatief een advies uitbrengen. Voor het uitbrengen van dat advies kan de Commissie verzoeken om relevante informatie en om tussen de verzoekende en de aangezochte autoriteit uitgewisselde documenten.

5.   De Commissie houdt toezicht op het functioneren van het mechanisme voor wederzijdse bijstand en op de naleving door de bevoegde autoriteiten van de procedures en uiterste termijnen voor de afhandeling van verzoeken om wederzijdse bijstand. De Commissie heeft toegang tot de verzoeken om wederzijdse bijstand en tot de informatie en documenten die worden uitgewisseld tussen de verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit.

6.   De Commissie kan, in voorkomend geval, richtsnoeren uitbrengen en advies verstrekken aan de lidstaten om de doeltreffende en doelmatige werking van het mechanisme voor wederzijdse bijstand te waarborgen.

HOOFDSTUK IV

GECOÖRDINEERD ONDERZOEKS- EN HANDHAVINGSMECHANISME VOOR WIJDVERBREIDE INBREUKEN EN VOOR WIJDVERBREIDE INBREUKEN MET EEN UNIEDIMENSIE

Artikel 15

Procedure voor besluitvorming tussen de lidstaten onderling

De betrokken bevoegde autoriteiten handelen in aangelegenheden die onder dit hoofdstuk vallen bij consensus.

Artikel 16

Algemene beginselen van samenwerking

1.   Indien er een redelijk vermoeden bestaat dat zich een wijdverbreide inbreuk of een wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie voordoet, brengen de bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij die inbreuk en de Commissie elkaar en het betrokken verbindingsbureau daarvan onverwijld op de hoogte, door het geven van waarschuwingen overeenkomstig artikel 26.

2.   De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, coördineren de onderzoeks- en handhavingsmaatregelen die zij nemen met het oog op het bestrijden van de inbreuken. Zij wisselen al het nodige bewijsmateriaal en alle nodige informatie uit en verlenen elkaar en de Commissie onverwijld alle nodige bijstand.

3.   De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, zorgen ervoor dat het nodige bewijsmateriaal en alle nodige informatie worden verzameld en dat alle nodige handhavingsmaatregelen worden genomen om die inbreuk te doen beëindigen of verbieden.

4.   Onverminderd lid 2 doet deze verordening geen afbreuk aan het verrichten door de betrokken bevoegde autoriteiten van nationale onderzoeks- en handhavingsactiviteiten die door bevoegde autoriteiten met betrekking tot dezelfde inbreuk en dezelfde handelaar zijn verricht.

5.   De bevoegde autoriteiten kunnen in voorkomend geval ambtenaren van de Commissie en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd, uitnodigen deel te nemen aan de gecoördineerde onderzoeken, handhavingsacties en andere maatregelen die onder dit hoofdstuk vallen.

Artikel 17

Inleiden van gecoördineerde actie en aanwijzen van de coördinator

1.   Indien er een redelijk vermoeden van een wijdverbreide inbreuk bestaat, leiden de bevoegde autoriteiten die bij die inbreuk betrokken zijn in onderling overleg een gecoördineerde actie in. Van de inleiding van een gecoördineerde actie wordt onverwijld kennis gegeven aan de bij die inbreuk betrokken verbindingsbureaus en aan de Commissie.

2.   De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de vermoede wijdverbreide inbreuk, wijzen in onderling overleg een bevoegde autoriteit die betrokken is bij de vermoede wijdverbreide inbreuk aan als coördinator. Indien deze bevoegde autoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken over die aanwijzing, neemt de Commissie de functie van coördinator op zich.

3.   Indien de Commissie een redelijk vermoeden heeft van een wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, stelt zij in overeenstemming met artikel 26 de bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de vermoede inbreuk en de betrokken verbindingsbureaus onverwijld in kennis van de vermoede inbreuk. In de kennisgeving vermeldt de Commissie de redenen voor een eventuele gecoördineerde actie. De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de vermoede wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie stellen adequate onderzoeken in die zijn gebaseerd op de beschikbare gegevens of gegevens waartoe zij gemakkelijk toegang kunnen krijgen. De bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de vermoede wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie stellen in overeenstemming met artikel 26 de andere bevoegde autoriteiten, de verbindingsbureaus die betrokken zijn bij die inbreuk en de Commissie binnen één maand na de datum van de kennisgeving door de Commissie van de resultaten van die onderzoeken in kennis. Indien uit dergelijk onderzoek blijkt dat er sprake kan zijn van een wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, beginnen de bevoegde autoriteiten waaronder de inbreuk ressorteert met de gecoördineerde actie, en nemen zij de maatregelen als bedoeld in artikel 19 en, waar passend, de maatregelen als bedoeld in artikel 20 en artikel 21.

4.   De gecoördineerde acties als bedoeld in lid 3 wordt gecoördineerd door de Commissie.

5.   Een bevoegde autoriteit voegt zich bij de gecoördineerde actie indien tijdens de gecoördineerde actie blijkt dat zij betrokken is bij de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie.

Artikel 18

Redenen tot weigering van deelname aan een gecoördineerde actie

1.   Een bevoegde autoriteit kan weigeren aan een gecoördineerde actie deel te nemen om een of meer van de volgende redenen:

a)

met betrekking tot dezelfde inbreuk is tegen dezelfde handelaar in de lidstaat van die bevoegde autoriteit al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid, een rechterlijke beslissing genomen of een gerechtelijke schikking getroffen;

b)

met betrekking tot dezelfde inbreuk zijn tegen dezelfde handelaar worden in de lidstaat van die bevoegde autoriteit al vóór de afgifte van een waarschuwing als bedoeld in artikel 17, lid 3, de nodige handhavingsbevoegdheden uitgeoefend, of is een administratief besluit vastgesteld, om de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie spoedig en doeltreffend te doen beëindigen of verbieden;

c)

uit adequaat onderzoek blijkt dat de feitelijke of potentiële gevolgen van de vermoede wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie in de lidstaat van die bevoegde autoriteit verwaarloosbaar zijn en dat de bevoegde autoriteit derhalve geen handhavingsmaatregelen hoeft te nemen;

d)

de betrokken wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie heeft zich in de lidstaat van die bevoegde lidstaat niet voorgedaan en de bevoegde autoriteit hoeft derhalve geen handhavingsmaatregelen te nemen;

e)

de bevoegde autoriteit heeft ingestemd met de toezegging van de handelaar die verantwoordelijk is voor de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, dat hij die inbreuk in de lidstaat van die bevoegde autoriteit zal beëindigen, en de handelaar is deze toezegging nagekomen; de bevoegde autoriteit hoeft derhalve geen handhavingsmaatregelen te treffen.

2.   Indien een bevoegde autoriteit weigert aan de gecoördineerde actie deel te nemen, brengt zij de Commissie, de andere bevoegde autoriteiten en verbindingsbureaus die bij de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie betrokken zijn, onverwijld op de hoogte van haar besluit, dat zij met redenen omkleedt en staaft met de nodige ondersteunende documenten.

Artikel 19

Onderzoeksmaatregelen bij gecoördineerde acties

1.   De bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten waarborgen dat de onderzoeken en inspecties doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd worden gevoerd. Zij streven ernaar onderzoeken en inspecties onderling gelijktijdig te verrichten, en, voor zover het nationale procedurele recht dat toelaat, tijdelijke maatregelen gelijktijdig toe te passen.

2.   Indien nodig kan het mechanisme voor wederzijdse bijstand overeenkomstig hoofdstuk III worden gebruikt, met name voor het verzamelen van noodzakelijk bewijsmateriaal en andere informatie uit andere lidstaten dan de lidstaten die betrokken zijn bij de gecoördineerde actie of om te verzekeren dat de betrokken handelaar handhavingsmaatregelen niet omzeilt.

3.   Indien passend, leggen de bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten de resultaten van het onderzoek en de beoordeling van de wijdverbreide inbreuk of, in voorkomend geval, de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie vast in een Gemeenschappelijk Standpunt dat zij onderling zijn overeengekomen.

4.   Tenzij de bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten anders zijn overeengekomen, deelt de coördinator het gemeenschappelijke standpunt mee aan de voor de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie verantwoordelijke handelaar. Aan deze handelaar wordt de gelegenheid geboden te worden gehoord over zaken die deel uitmaken van het gemeenschappelijke standpunt.

5.   Waar dat passend is en zonder afbreuk te doen aan artikel 15 of aan de voorschriften betreffende geheimhouding en op het gebied van het beroeps- en handelsgeheim die zijn neergelegd in artikel 33, maken de bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten het gemeenschappelijke standpunt of delen daarvan bekend op hun websites, en kunnen zij verzoeken om de mening van consumentenorganisaties, handelsverenigingen en andere betrokken partijen. De Commissie maakt het Gemeenschappelijk Standpunt of delen daarvan op haar website bekend met goedkeuring van de betrokken bevoegde autoriteiten.

Artikel 20

Toezeggingen bij gecoördineerde acties

1.   Op basis van een overeenkomstig artikel 19, lid 3, vastgesteld Gemeenschappelijk Standpunt kunnen de bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten de handelaar die verantwoordelijk is voor de wijdverbreide inbreuk of voor de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, uitnodigen om binnen een bepaalde termijn toezeggingen tot beëindiging van die inbreuk voor te stellen. De handelaar kan ook op eigen initiatief toezeggingen tot beëindiging van de inbreuk voorstellen of toezeggingen tot herstel aanbieden aan consumenten die nadeel hebben ondervonden van die inbreuk.

2.   Waar dat passend is en zonder afbreuk te doen aan de voorschriften betreffende geheimhouding en op het gebied van het beroeps- en handelsgeheim die zijn neergelegd in artikel 33, kunnen de bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten de toezeggingen die zijn gedaan door de voor de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie verantwoordelijke handelaar op hun websites bekendmaken, of kan, in voorkomend geval, de Commissie de door die handelaar gedane toezeggingen op haar website bekendmaken indien de betrokken bevoegde autoriteiten daarom verzoeken. De bevoegde autoriteiten en de Commissie kunnen verzoeken om de mening van consumentenorganisaties, handelsorganisaties en andere betrokken partijen.

3.   De bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten beoordelen de gedane toezeggingen en delen de resultaten van de beoordeling mee aan de voor de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie verantwoordelijke handelaar en, in voorkomend geval, indien de handelaar toezeggingen tot herstel heeft gedaan, informeren zij de consumenten die stellen schade te hebben geleden als gevolg van de inbreuk. Indien de toezeggingen toereikend en evenredig zijn om de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie te beëindigen, worden zij aanvaard door de bevoegde autoriteiten, die een uiterste termijn voor het nakomen van de toezeggingen vaststellen.

4.   De bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten houden toezicht op de nakoming van de toezeggingen. Zij waarborgen in het bijzonder dat de handelaar die verantwoordelijk is voor de wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, regelmatig verslag aan de Commissie uitbrengt over de voortgang van de nakoming van de toezeggingen. De bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten kunnen, in voorkomend geval, consumentenorganisaties en deskundigen vragen naar hun opvattingen om te verifiëren of de door de handelaar genomen stappen overeenstemmen met de toezeggingen.

Artikel 21

Handhavingsmaatregelen bij gecoördineerde acties

1.   De bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten nemen binnen hun bevoegdheidsgebied alle noodzakelijke handhavingsmaatregelen tegen de handelaar die verantwoordelijk is voor de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, teneinde die inbreuk te doen beëindigen of verbieden.

Waar passend, leggen zij sancties, zoals boeten of dwangsommen, op aan de handelaar die verantwoordelijk is voor de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie. De bevoegde autoriteiten kunnen van de handelaar, op diens eigen initiatief, aanvullend, toezeggingen tot herstelmaatregelen verkrijgen voor consumenten die nadeel ondervinden van de vermoede wijdverbreide inbreuk of de vermoede wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie, of, waar passend, toezeggingen van de handelaar trachten te verkrijgen om adequaat herstel te bieden aan consumenten die nadeel hebben ondervonden van die inbreuk.

Handhavingsmaatregelen zijn met name passend indien:

a)

een onmiddellijke handhavingsactie noodzakelijk is om de inbreuk snel en doeltreffend te doen beëindigen of verbieden;

b)

het onwaarschijnlijk is dat de inbreuk zal worden beëindigd als gevolg van de voorgestelde toezeggingen van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk;

c)

de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk geen toezeggingen heeft voorgesteld binnen de daartoe door de bevoegde autoriteiten gestelde termijn;

d)

de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk toezeggingen doet die niet voldoende zijn om te waarborgen dat de inbreuk wordt beëindigd, of, in voorkomend geval, de schade die consumenten als gevolg van de inbreuk hebben geleden, te herstellen, of

e)

de voor de inbreuk verantwoordelijke handelaar zich niet houdt aan de toezegging om vóór de in artikel 20, lid 3, bedoelde termijn de inbreuk te doen beëindigen of, waar passend, de consumenten die als gevolg van de inbreuk schade hebben geleden, te compenseren;

2.   De handhavingsmaatregelen overeenkomstig lid 1 worden op een doeltreffende, efficiënte en gecoördineerde wijze genomen om de wijdverbreide inbreuk of de wijdverbreide inbreuk met een Uniedimensie te doen beëindigen of te verbieden. De betrokken bevoegde autoriteiten streven ernaar gelijktijdig handhavingsmaatregelen te nemen in de lidstaten die bij de inbreuk betrokken zijn.

Artikel 22

Afsluiting van gecoördineerde acties

1.   De gecoördineerde actie wordt afgesloten als de bij de gecoördineerde actie betrokken bevoegde autoriteiten, concluderen dat die wijdverbreide inbreuk of wijdverbreide inbreuk met Uniedimensie in alle betrokken lidstaten is beëindigd of verboden of dat er geen wijdverbreide inbreuk is gepleegd.

2.   De coördinator informeert de Commissie en, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten en de verbindingsbureaus van de bij de gecoördineerde actie betrokken lidstaten onverwijld over de afsluiting van de gecoördineerde actie.

Artikel 23

Rol van de coördinator

1.   De overeenkomstig artikel 17 of 29 aangewezen coördinator doet met name het volgende:

a)

ervoor zorgen dat alle betrokken bevoegde autoriteiten en de Commissie naar behoren en tijdig worden geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek of van de handhavingsactie, naargelang het geval, de verwachte volgende stappen en de vast te stellen maatregelen;

b)

coördineren van en toezien op de overeenkomstig deze verordening door de betrokken bevoegde autoriteiten genomen onderzoeksmaatregelen;

c)

coördineren van de voorbereiding en verspreiding van alle benodigde documenten onder de betrokken bevoegde autoriteiten en de Commissie;

d)

onderhouden van contact met de handelaar en andere partijen die zijn betrokken bij de onderzoeks- of handhavingsmaatregelen, naargelang het geval, tenzij anders is overeengekomen door de betrokken bevoegde autoriteiten en de coördinator;

e)

indien van toepassing, coördineren van de beoordeling, de raadplegingen en het toezicht door de betrokken bevoegde autoriteiten, evenals van de andere stappen die nodig zijn om de door de betrokken handelaren voorgestelde toezeggingen te verwerken en uit te voeren;

f)

in voorkomend geval, coördineren van handhavingsmaatregelen die zijn vastgesteld door de betrokken bevoegde autoriteiten;

g)

coördineren van verzoeken om wederzijdse bijstand die zijn ingediend door de betrokken bevoegde autoriteiten uit hoofde van hoofdstuk III.

2.   De coördinator wordt niet verantwoordelijk gehouden voor de handelingen of omissies van de betrokken bevoegde autoriteiten wanneer zij gebruikmaken van de in artikel 9 vermelde bevoegdheden.

3.   Wanneer de gecoördineerde acties betrekking hebben op wijdverbreide inbreuken of wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie op de in artikel 2, lid 10, bedoelde rechtshandelingen van de Unie, verzoekt de coördinator de Europese Bankautoriteit om de rol van waarnemer op zich te nemen.

Artikel 24

Talenregeling

1.   Door de betrokken bevoegde autoriteiten wordt in onderling overleg vastgesteld welke talen zij gebruiken voor kennisgevingen en voor alle onder dit hoofdstuk vallende communicatie in verband met gecoördineerde acties en sweeps.

2.   Indien er tussen de betrokken bevoegde autoriteiten geen overeenstemming kan worden bereikt, worden kennisgevingen en andere mededelingen toegezonden in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat die de kennisgeving of de andere communicatie doet uitgaan. In dat geval zorgt elke betrokken bevoegde autoriteit zo nodig voor vertalingen van de kennisgevingen, mededelingen en andere documenten die zij van andere bevoegde autoriteiten ontvangt.

Artikel 25

Talenregeling voor de communicatie met handelaren

Voor de toepassing van de in dit hoofdstuk beschreven procedures mag de handelaar communiceren in de officiële taal of een van de officiële talen die gebruikt worden voor officiële doeleinden in de lidstaat waar de handelaar is gevestigd of woont.

HOOFDSTUK V

UNIEBREDE ACTIVITEITEN

Artikel 26

Waarschuwingen

1.   Een bevoegde autoriteit stelt de Commissie, andere bevoegde autoriteiten en verbindingsbureaus onverwijld in kennis van elk redelijk vermoeden dat er een inbreuk die onder deze verordening valt, op haar grondgebied plaatsvindt die de belangen van consumenten in andere lidstaten kan schaden.

2.   De Commissie stelt onverwijld de betrokken bevoegde autoriteiten en verbindingsbureaus in kennis van elk redelijk vermoeden dat er een inbreuk die onder deze verordening valt, heeft plaatsgevonden.

3.   De bevoegde autoriteit of de Commissie die een waarschuwing als bedoeld in de leden 1 en 2 afgeeft, vermeldt daarin informatie over de vermoede inbreuk die onder deze verordening valt en in het bijzonder, indien beschikbaar, de volgende informatie:

a)

een beschrijving van de handeling of omissie die de inbreuk vormt;

b)

details van het product of de dienst waarop de inbreuk betrekking heeft;

c)

de namen van de lidstaten die door de inbreuk worden of zouden kunnen worden getroffen;

d)

de identiteit van de handelaar die verantwoordelijk is of van wie wordt vermoed dat hij verantwoordelijk is voor de inbreuk;

e)

de rechtsgrondslag voor mogelijke acties onder verwijzing naar het nationale recht en de relevante bepalingen van de rechtshandelingen van de Unie die zijn opgenomen in de bijlage;

f)

een beschrijving van alle gerechtelijke procedures, handhavingsmaatregelen of andere maatregelen die met betrekking tot de inbreuk zijn genomen evenals de data en duur alsmede de status daarvan;

g)

de identiteit van de bevoegde autoriteiten die de gerechtelijke procedure voeren en andere maatregelen nemen.

4.   Bij een waarschuwing kan de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten en betrokken verbindingsbureaus in andere lidstaten en de Commissie verzoeken, of de Commissie kan de bevoegde autoriteiten en de betrokken verbindingsbureaus verzoeken na te gaan of er, uitgaande van informatie waarover de betrokken bevoegde autoriteiten of de Commissie beschikken of die voor hen gemakkelijk toegankelijk is, soortgelijke vermoede inbreuken binnen de Unie of wijdverbreide inbreuken plaatsvinden op het grondgebied van die andere lidstaten, dan wel of er in die andere lidstaten al handhavings- maatregelen tegen dergelijke inbreuken zijn genomen. Die bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie antwoorden onverwijld op dat verzoek.

Artikel 27

Externe waarschuwingen

1.   Tenzij dit niet gerechtvaardigd is, machtigt iedere lidstaat aangewezen instanties, Europese consumentencentra, consumentenorganisaties en -verenigingen en, indien van toepassing, handelarenverenigingen met de vereiste deskundigheid om de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van vermoede inbreuken die onder deze verordening vallen, en om de in artikel 26, lid 3, bedoelde informatie waarover zij beschikken te verstrekken („externe waarschuwing”). Iedere lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van de lijst van die entiteiten en van eventuele wijzigingen daarvan.

2.   De Commissie machtigt, na overleg met de lidstaten, verenigingen die op Unieniveau belangen van consumenten en, waar passend, van het bedrijfsleven behartigen, om een externe waarschuwing te doen uitgaan.

3.   De bevoegde autoriteiten zijn niet verplicht een procedure te starten of andere actie te ondernemen in reactie op een externe waarschuwing. Entiteiten die een externe waarschuwing geven, zorgen ervoor dat de verstrekt informatie correct, actueel en nauwkeurig is en corrigeren de medegedeelde informatie onverwijld, of trekken deze in, naargelang het geval.

Artikel 28

Uitwisseling van andere informatie die relevant is voor de opsporing van inbreuken

Voor zover nodig voor het verwezenlijken van de doelstellingen van deze verordening, stellen bevoegde autoriteiten via de in artikel 35 bedoelde elektronische databank de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten onverwijld in kennis van alle maatregelen die zij hebben genomen om een inbreuk die onder deze verordening valt, binnen hun bevoegdheidsgebied aan te pakken als zij vermoeden dat de inbreuk in kwestie de belangen van consumenten in andere lidstaten kan schaden.

Artikel 29

Sweeps

1.   De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten sweeps uit te voeren om de naleving van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen te controleren of inbreuken hierop op te sporen. Tenzij anders is overeengekomen door de betrokken bevoegde autoriteiten worden sweeps gecoördineerd door de Commissie.

2.   Bij de uitvoering van sweeps kunnen de betrokken bevoegde autoriteiten gebruikmaken van de in artikel 9, lid 3, vermelde onderzoeksbevoegdheden en van alle andere bevoegdheden die hun uit hoofde van het nationale recht zijn verleend.

3.   De bevoegde autoriteiten kunnen aangewezen instanties, ambtenaren van de Commissie en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd, uitnodigen om deel te nemen aan sweeps.

Artikel 30

Coördinatie van andere activiteiten die bijdragen aan onderzoek en handhaving

1.   Voor zover nodig voor het verwezenlijken van de doelstelling van deze verordening, stellen de lidstaten elkaar en de Commissie in kennis van hun activiteiten op de volgende gebieden:

a)

de opleiding van hun bij de toepassing van deze verordening betrokken ambtenaren;

b)

het verzamelen, classificeren en uitwisselen van gegevens over consumentenklachten;

c)

de ontwikkeling van sectorspecifieke netwerken van ambtenaren;

d)

de ontwikkeling van informatie- en communicatiemiddelen, en

e)

indien van toepassing, de ontwikkeling van normen, methodologieën en richtsnoeren voor de toepassing van deze verordening.

2.   Voor zover nodig voor het verwezenlijken van de doelstelling van deze verordening, kunnen de lidstaten activiteiten coördineren en gezamenlijk organiseren op de in lid 1 bedoelde gebieden.

Artikel 31

Uitwisseling van ambtenaren tussen bevoegde autoriteiten

1.   De bevoegde autoriteiten mogen deelnemen aan programma’s voor de uitwisseling van ambtenaren uit andere lidstaten om de samenwerking te verbeteren. De bevoegde autoriteiten treffen de nodige maatregelen opdat ambtenaren uit andere lidstaten een doeltreffende rol kunnen spelen bij de activiteiten van de bevoegde autoriteit. Daartoe worden deze ambtenaren gemachtigd de taken uit te voeren die hun door de bevoegde autoriteit van ontvangst overeenkomstig het recht van haar lidstaat worden toevertrouwd.

2.   Tijdens de uitwisseling wordt de civiel- en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de ambtenaar op dezelfde manier behandeld als die van de ambtenaren van de bevoegde autoriteit van ontvangst. De ambtenaren uit andere lidstaten nemen beroepsnormen in acht alsmede de toepasselijke interne gedragscode van de bevoegde autoriteit van ontvangst. Deze gedragscode waarborgt in het bijzonder de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, eerlijke procedures en de passende inachtneming van de voorschriften met betrekking tot vertrouwelijkheid en het beroeps- en handelsgeheim zoals neergelegd in artikel 33.

Artikel 32

Internationale samenwerking

1.   Voor zover nodig voor het verwezenlijken van de doelstelling van deze verordening, werkt de Unie op de door deze verordening bestreken gebieden samen met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties om de consumentenbelangen te beschermen. De Unie en de betrokken derde landen kunnen overeenkomsten sluiten met betrekking tot regelingen voor de samenwerking, met inbegrip van de instelling van regelingen voor wederzijdse bijstand, de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en de programma’s voor de uitwisseling van personeel.

2.   Overeenkomsten die worden gesloten tussen de Unie en derde landen met betrekking tot samenwerking en wederzijdse bijstand ter bescherming en bevordering van de belangen van consumenten nemen de toepasselijke gegevensbeschermings- voorschriften voor de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen in acht.

3.   Wanneer een bevoegde autoriteit van een instantie van een derde land informatie ontvangt die mogelijk van belang is voor bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, verstrekt zij deze informatie aan die betrokken bevoegde autoriteiten voor zover dit krachtens toepasselijke bilaterale bijstandsovereenkomsten met dat derde land is toegestaan en in overeenstemming is met het Unierecht inzake de bescherming van personen wat betreft de verwerking van persoonsgegevens.

4.   Een bevoegde autoriteit kan de in het kader van deze verordening verstrekte informatie ook aan een instantie van een derde land verstrekken uit hoofde van een bilaterale bijstandsovereenkomst met dat derde land, mits de bevoegde autoriteit die de informatie aanvankelijk heeft verstrekt daarmee instemt en dit in overeenstemming is met het Unierecht inzake de bescherming van personen wat betreft de verwerking van persoonsgegevens.

HOOFDSTUK VI

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELINGEN

Artikel 33

Gebruik en bekendmaking van informatie en beroeps- en handelsgeheim

1.   Informatie die bij de uitvoering van deze verordening wordt verzameld door of meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten en de Commissie, wordt uitsluitend gebruikt voor het waarborgen van de naleving van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt vertrouwelijk behandeld en mag alleen worden gebruikt en doorgegeven met inachtneming van de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van bedrijfsgeheimen en intellectuele eigendom.

3.   Niettemin mogen de bevoegde autoriteiten, na raadpleging van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt, de noodzakelijke informatie bekendmaken om:

a)

inbreuken die onder deze verordening vallen, aan te tonen, of

b)

inbreuken die onder deze verordening vallen, te doen beëindigen of verbieden.

Artikel 34

Gebruik van bewijsmateriaal en onderzoeksbevindingen

De bevoegde autoriteiten kunnen de verkregen informatie, documenten, bevindingen, verklaringen, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of inlichtingen als bewijsmateriaal gebruiken op dezelfde basis als vergelijkbare documenten die zij in hun eigen lidstaat verkrijgen, ongeacht het medium waarop zij zijn opgeslagen;.

Artikel 35

Elektronisch gegevensbestand

1.   Door de Commissie wordt een elektronische databank opgezet en onderhouden voor alle communicatie tussen bevoegde autoriteiten, verbindingsbureaus en de Commissie uit hoofde van deze verordening. Alle informatie die wordt verstuurd middels die elektronische databank wordt in die elektronische databank opgeslagen en verwerkt. Deze databank wordt rechtstreeks toegankelijk gemaakt voor de bevoegde autoriteiten, verbindingsbureaus en de Commissie.

2.   Informatie die wordt verstrekt door entiteiten die een externe waarschuwing doen uitgaan op grond van artikel 27, lid 1 of 2, wordt opgeslagen en verwerkt in de elektronische gegevensbank. Deze instanties hebben echter geen toegang tot die databank.

3.   Wanneer een bevoegde autoriteit, een aangewezen orgaan of een entiteit die een externe waarschuwing doet uitgaan als bedoeld in artikel 27, lid 1 of 2, vaststelt dat een krachtens de artikelen 26 of 27 door haar gedane waarschuwing betreffende een inbreuk achteraf ongegrond blijkt te zijn, trekt zij deze waarschuwing in. De Commissie verwijdert de desbetreffende informatie onverwijld uit de databank en brengt de partijen op de hoogte van de redenen van die verwijdering.

De gegevens die verband houden met een inbreuk worden in de elektronische databank opgeslagen, zulks niet langer dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij werden verzameld en verwerkt, en niet langer dan vijf jaar na de dag waarop:

a)

een aangezochte instantie de Commissie uit hoofde van artikel 12, lid 2, ervan in kennis stelt dat een inbreuk binnen de Unie is beëindigd;

b)

de coördinator overeenkomstig artikel 22, lid 1, meedeelt dat de gecoördineerde actie ten einde is, of

c)

de informatie is ingevoerd in de databank, in alle overige gevallen.

4.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de praktische en operationele regelingen voor het functioneren van de elektronische databank. Deze uitvoerings- handelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 38, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 36

Afstand van de vergoeding van kosten

1.   De lidstaten zien af van alle aanspraken op de vergoeding van onkosten die zij maken voor de toepassing van deze verordening.

2.   Niettegenstaande lid 1, blijft de lidstaat van de verzoekende autoriteit die handelt op grond van een verzoek om handhavingsmaatregelen uit hoofde van artikel 12 aansprakelijk ten aanzien van de lidstaat van de aangezochte autoriteit voor alle kosten en verliezen die zijn veroorzaakt door maatregelen die door een rechtbank zijn afgewezen en ongegrond verklaard voor zover het de inhoud van de desbetreffende inbreuk betreft.

Artikel 37

Handhavingsprioriteiten

1.   Uiterlijk 17 januari 2020 en daarna om de twee jaar, wisselen de lidstaten onderling en met de Commissie informatie uit over hun handhavingsprioriteiten voor de toepassing van deze verordening.

Deze informatie omvat:

a)

informatie over markttendensen die de belangen van consumenten in de betrokken lidstaat en andere lidstaten kunnen schaden;

b)

een overzicht van de in de voorgaande twee jaar krachtens deze verordening uitgevoerde acties, en met name onderzoeks- en handhavingsmaatregelen betreffende de wijdverbreide inbreuken;

c)

statistieken uitgewisseld met betrekking tot waarschuwingen als bedoeld in artikel 26;

d)

proefprioriteitsgebieden voor de handhaving van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen voor de komende twee jaar in de betrokken lidstaat, en

e)

de voorgestelde prioriteitsgebieden voor de handhaving van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen op Unieniveau voor de komende twee jaar.

2.   Onverminderd artikel 33, stelt de Commissie om de twee jaar een overzicht op van de informatie bedoeld in de punten a), b) en c) van lid 1 en maakt dit openbaar. De Commissie stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.

3.   Wanneer een aanzienlijke verandering in de omstandigheden of marktvoorwaarden optreedt tijdens de twee jaar na de laatste indiening van informatie over hun handhavingsprioriteiten, passen de lidstaten hun handhavingsprioriteiten aan en stellen zij de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis.

4.   De Commissie maakt een samenvatting van de door de lidstaten overeenkomstig lid 1 van dit artikel ingediende handhavingsprioriteiten en brengt jaarlijks verslag aan het in artikel 38, lid 1, bedoelde comité uit ter vergemakkelijking van de prioritering van acties op grond van deze verordening. De Commissie wisselt beste praktijken en benchmarking uit met de lidstaten, met name met het oog op de ontwikkeling van activiteiten voor capaciteitsopbouw.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 38

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 39

Kennisgevingen

De lidstaten delen de Commissie onverwijld de tekst mee van alle bepalingen van nationaal recht die betrekking hebben op onder deze verordening vallende aangelegenheden die zij vaststellen, alsmede van overeenkomsten met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden, met uitzondering van overeenkomsten ter afhandeling van individuele zaken.

Artikel 40

Verslagen

1.   Uiterlijk 17 januari 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening.

2.   Dat verslag bevat een evaluatie van de toepassing van deze verordening, inclusief een beoordeling van de doeltreffendheid van de handhaving van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen op grond van deze verordening, met name betreffende de krachtens artikel 9 verleende bevoegdheden van bevoegde autoriteiten, naast met name een onderzoek van de manier waarop de naleving door handelaren van het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen zich heeft ontwikkeld op de belangrijkste consumentenmarkten waar grensoverschrijdende handel een rol speelt.

Dit verslag gaat, in voorkomend geval, vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 41

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt ingetrokken met ingang van 17 januari 2020.

Artikel 42

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 17 januari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 100.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 november 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 november 2017.

(3)  Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(8)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en intrekking van het Kaderbesluit van de Raad 2008/977/JBZ (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(9)  Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).

(10)  Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).

(11)  Verordening nr. 1 van de Raad tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).

(12)  Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 110 van 1.5.2009, blz. 30).


BIJLAGE

De richtlijnen en verordeningen die worden bedoeld in artikel 3, punt 1)

1.

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

2.

Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27).

3.

Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

4.

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

5.

Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67): artikelen 86 tot en met 100.

6.

Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37): artikel 13.

7.

Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

8.

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).

9.

Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

10.

Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1).

11.

Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21): artikel 1, artikel 2, onder c), en artikelen 4 tot en met 8.

12.

Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36): artikel 20.

13.

Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).

14.

Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

15.

Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3): artikelen 22, 23 en 24.

16.

Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (PB L 33 van 3.2.2009, blz. 10).

17.

Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (Richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1): artikelen 9, 10, 11 en artikelen 19 tot en met 26.

18.

Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1).

19.

Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

20.

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

21.

Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63): artikel 13.

22.

Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Verordening ODR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 1): artikel 14.

23.

Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34): artikelen 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 21, 22 en 23, hoofdstuk 10 en bijlagen I en II.

24.

Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214): artikelen 3 tot en met 18 en artikel 20, lid 2.

25.

Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1).

26.

Verordening (EU) 2017/1128 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 1.).


Top