EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0338

2004/338/EG,Euratom: Besluit van de Raad van 22 maart 2004 houdende vaststelling van zijn reglement van orde

OJ L 106, 15.4.2004, p. 22–45 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Estonian: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Latvian: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Lithuanian: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Hungarian Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Maltese: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Polish: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Slovak: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79
Special edition in Slovene: Chapter 01 Volume 005 P. 55 - 79

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2006

ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/2004/338/oj

15.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 106/22


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 maart 2004

houdende vaststelling van zijn reglement van orde

(2004/338/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 121, lid 3,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie geeft de Europese Raad de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en stelt hij algemene politieke beleidslijnen vast.

(2)

De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst van 21 en 22 juni 2002 in Sevilla overeenstemming bereikt over een aantal regels voor de voorbereiding, het verloop en de conclusies van zijn werkzaamheden om ten volle deze rol te kunnen vervullen, namelijk de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Europese Unie geven en algemene politieke beleidslijnen vaststellen. Ter wille van de doorzichtigheid en de doeltreffendheid dient in het reglement van orde van de Raad uitdrukkelijk te worden gewezen op het bestaan van deze regels, voor de uitvoering waarvan praktische maatregelen moeten worden genomen.

(3)

Het is van belang dat de Raad voor de organisatie van zijn werk regels hanteert waarmee hij de onvermijdelijk beperkte beschikbare tijd beter kan benutten. Om dit te bewerkstelligen heeft de Raad op 18 maart 2003 een gedragscode aangenomen waarvan het doel een efficiëntere voorbereiding en een efficiënter verloop van de zittingen van de Raad en de vergaderingen van zijn voorbereidende instanties is. Deze gedragscode dient in het reglement van orde te worden opgenomen om deze juridisch afdwingbaar te maken,

BESLUIT:

 Enigartikel

Het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (Besluit 2002/682/EG, Euratom) (1) wordt vervangen door de volgende bepalingen, die op 23 maart 2004 in werking treden:

REGLEMENT VAN ORDE VAN DE RAAD

Artikel 1

Convocatie en vergaderplaatsen

1.   De Raad wordt door zijn voorzitter, op diens initiatief, op initiatief van één van zijn leden of van de Commissie, in vergadering bijeengeroepen (2).

2.   Zeven maanden vóór de datum waarop het voorzitterschap zijn werkzaamheden aanvangt, doet het, in voorkomend geval na raadpleging van het voorgaande en het volgende voorzitterschap, mededeling van de beoogde data voor de zittingen die de Raad moet houden om zijn wetgevingswerkzaamheden te verrichten of operationele besluiten te nemen.

3.   De Raad heeft zijn zetel te Brussel. In de maanden april, juni en oktober houdt de Raad zijn zittingen in Luxemburg (3).

In uitzonderlijke omstandigheden en om deugdelijk gemotiveerde redenen kan de Raad of het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper), met eenparigheid van stemmen, besluiten dat een zitting op een andere plaats wordt gehouden.

Artikel 2

Raadsformaties, rol van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, programmering

1.   De Raad kan bijeenkomen in verschillende formaties, afhankelijk van de besproken aangelegenheden. De Raad in zijn formatie Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (hierna „Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen” genoemd), in vergadering bijeen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), stelt de lijst van de formaties vast; deze lijst staat in bijlage I.

2.   De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen heeft als belangrijkste de volgende twee werkterreinen, waarvoor hij afzonderlijke zittingen houdt, met afzonderlijke agenda's en eventueel op verschillende dagen, die respectievelijk gewijd zijn aan:

a)

de voorbereiding en follow-up van de bijeenkomsten van de Europese Raad, met inbegrip van de vereiste coördinatie van het voorbereidende werk, de algehele coördinatie van het beleid, institutionele en administratieve vraagstukken, horizontale dossiers die gevolgen hebben voor verschillende beleidsterreinen van de Europese Unie, alsmede elk dossier waarmee het door de Europese Raad wordt belast, met inachtneming van de EMU-regels;

b)

het gehele externe optreden van de Europese Unie, namelijk het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, het Europees veiligheids- en defensiebeleid, de buitenlandse handel, alsmede ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp.

3.   Ter voorbereiding van de bijeenkomsten van de Europese Raad is de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, in vergadering bijeen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), belast met:

a)

het opstellen van een geannoteerde ontwerp-agenda op voorstel van het voorzitterschap, uiterlijk vier weken voor de bijeenkomst van de Europese Raad;

b)

het houden van een laatste voorbereidende zitting de dag vóór de bijeenkomst van de Europese Raad, en het goedkeuren van de agenda.

Bijdragen van andere Raadsformaties aan de werkzaamheden van de Europese Raad worden uiterlijk twee weken voor de bijeenkomst van de Europese Raad toegezonden aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, in vergadering bijeen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a).

Behalve om dringende en onvoorziene redenen, bijvoorbeeld in verband met de internationale actualiteit, mag er geen zitting van een andere Raadsformatie of vergadering van een met de voorbereiding van een Raadszitting belast comité plaatsvinden tussen de laatste voorbereidende zitting, bedoeld onder b), en de bijeenkomst van de Europese Raad.

De voor de praktische voorbereiding van de werkzaamheden van de Europese Raad noodzakelijke maatregelen worden genomen door het voorzitterschap, tezamen met het secretariaat-generaal, overeenkomstig de regels waarover de Europese Raad zelf overeenstemming heeft bereikt.

4.   De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, in vergadering bijeen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), beveelt de Europese Raad aan een strategisch meerjarenprogramma voor de komende drie jaren aan te nemen, dat gebaseerd is op een gezamenlijk voorstel van de betrokken voorzitterschappen dat in overleg met de Commissie wordt opgesteld.

5.   De twee voorzitterschappen van het komende jaar leggen in het licht van het strategische meerjarenprogramma en na passend overleg gezamenlijk een ontwerp van operationeel jaarprogramma van de werkzaamheden van de Raad voor dat jaar voor. Dit ontwerp-programma wordt ieder jaar in december aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen voorgelegd. Dit ontwerp houdt onder meer rekening met de relevante elementen van de dialoog over de jaarlijkse beleidsprioriteiten, die op initiatief van de Commissie wordt aangegaan. De twee voorzitterschappen stellen de definitieve versie van dit programma vast op basis van de besprekingen in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, in vergadering bijeen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a).

6.   Het aantredende voorzitterschap stelt indicatieve voorlopige agenda's van de voor de komende zes maanden geplande Raadszittingen op, waarin de beoogde wetgevingswerkzaamheden en operationele besluiten worden vermeld. Deze indicatieve voorlopige agenda's worden uiterlijk één week voor de datum waarop het voorzitterschap zijn werkzaamheden aanvangt, opgesteld op basis van het jaarprogramma en na raadpleging van de Commissie. Wanneer nodig, kunnen meer Raadszittingen dan de aanvankelijk beoogde worden gepland.

Soortgelijke indicatieve voorlopige agenda's van de Raadszittingen die zijn gepland voor de zes maanden na de in lid 1 bedoelde periode, worden door het betrokken voorzitterschap opgesteld, na raadpleging van de Commissie en het volgende voorzitterschap, uiterlijk een week voor de datum waarop het voorzitterschap zijn werkzaamheden aanvangt.

Indien in de loop van een periode van zes maanden blijkt dat een voor die periode geplande zitting niet meer gerechtvaardigd is, roept het voorzitterschap die niet bijeen.

Artikel 3 (4)

Agenda

1.   De voorzitter stelt voor iedere zitting de voorlopige agenda op, rekening houdend met het jaarprogramma van de Raad. Deze wordt de overige leden van de Raad en de Commissie ten minste 14 dagen voor de aanvang van de zitting toegezonden.

2.   De voorlopige agenda bevat de punten waarvoor het door een lid van de Raad of door de Commissie ingediende verzoek tot plaatsing op de agenda en, in voorkomend geval, de daarop betrekking hebbende documentatie ten minste 16 dagen voor de aanvang van de zitting op het secretariaat-generaal zijn ontvangen. Op de voorlopige agenda wordt ook door middel van een asterisk aangegeven over welke punten het voorzitterschap, een lid van de Raad of de Commissie een stemming kunnen vragen. Een dergelijke aanduiding wordt aangebracht zodra is voldaan aan alle procedurevereisten waarin de Verdragen voorzien.

3.   De punten betreffende de aanneming van een besluit of een gemeenschappelijk standpunt inzake een wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een uit hoofde van titel VI van het EU-Verdrag vast te stellen maatregel worden pas met het oog op een besluit op de agenda geplaatst nadat de in punt 3 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie bepaalde periode van zes weken is verstreken.

De Raad kan met eenparigheid van stemmen van de periode van zes weken afwijken wanneer voor het plaatsen van een punt op de agenda de uitzondering wegens urgentie bedoeld in punt 3 van het genoemde protocol geldt.

4.   Op de voorlopige agenda kunnen slechts de punten worden geplaatst waarvoor de documentatie uiterlijk op de verzenddatum van die agenda aan de leden van de Raad en aan de Commissie wordt toegezonden.

5.   Het secretariaat-generaal doet de leden van de Raad en de Commissie de verzoeken tot plaatsing van punten op de agenda en de documentatie toekomen waarvoor bovengenoemde termijnen niet in acht zijn genomen.

Tenzij de urgentie gebiedt anders te handelen en onverminderd lid 2, worden punten die betrekking hebben op de in artikel 7 bedoelde wetgevingswerkzaamheden en waarvan het Coreper de behandeling niet uiterlijk aan het einde van de week voorafgaand aan de week vóór de zitting heeft voltooid, door het voorzitterschap van de voorlopige agenda afgevoerd.

6.   De voorlopige agenda wordt verdeeld in een deel A en een deel B. Onder deel A worden de punten opgenomen die de Raad zonder debat kan goedkeuren; zulks sluit voor elk der leden van de Raad en voor de Commissie niet de mogelijkheid uit om bij de goedkeuring van deze punten zijn mening kenbaar te maken en verklaringen in de notulen te laten opnemen.

7.   De agenda wordt bij de aanvang van iedere zitting door de Raad vastgesteld. Punten die niet op de voorlopige agenda voorkomen, kunnen slechts met eenparigheid van stemmen op de agenda worden geplaatst. Aldus op de agenda geplaatste punten kunnen in stemming worden gebracht indien is voldaan aan alle procedurevereisten waarin de Verdragen voorzien.

8.   Indien een standpuntbepaling ten aanzien van een A-punt evenwel aanleiding kan geven tot een nieuw debat of indien een lid van de Raad of de Commissie hierom verzoekt, wordt dit punt van de agenda afgevoerd, tenzij de Raad anders beslist.

9.   Elk verzoek om een punt onder „Diversen” op te nemen, gaat vergezeld van een schriftelijke toelichting.

Artikel 4

Vertegenwoordiging van een lid van de Raad dat is verhinderd

Behoudens de bepalingen van artikel 11 inzake de overdracht van stemrecht, kan een lid van de Raad dat verhinderd is een zitting bij te wonen, zich laten vertegenwoordigen.

Artikel 5

Zittingen

1.   Behalve in de in artikel 8 bedoelde gevallen zijn de zittingen van de Raad niet openbaar.

2.   De Commissie wordt uitgenodigd deel te nemen aan de zittingen van de Raad. Hetzelfde geldt voor de Europese Centrale Bank in de gevallen waarin deze van haar initiatiefrecht gebruikmaakt. De Raad kan echter besluiten te beraadslagen buiten tegenwoordigheid van de Commissie of de Europese Centrale Bank.

3.   De leden van de Raad en van de Commissie kunnen zich laten vergezellen door ambtenaren die hen bijstaan. De namen en functies van die ambtenaren worden vooraf aan het secretariaat-generaal meegedeeld. Het maximale aantal personen per delegatie dat zich tegelijkertijd in de vergaderzaal bevindt, de leden van de Raad daaronder begrepen, kan door de Raad worden vastgesteld.

4.   Toegang tot de zittingen van de Raad wordt uitsluitend verleend op vertoon van een door het secretariaat-generaal uitgereikte pas.

Artikel 6

Geheimhoudingsplicht en overlegging van documenten in rechte

1.   Onverminderd de artikelen 8 en 9 alsmede bepalingen betreffende de toegang van het publiek tot documenten, zijn de beraadslagingen van de Raad aan geheimhouding onderworpen, voorzover de Raad niet anders besluit.

2.   De Raad of het Coreper kan toestemming verlenen tot het in rechte overleggen van afschriften van of uittreksels uit Raadsdocumenten die nog niet voor het publiek beschikbaar zijn gesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de toegang van het publiek tot documenten.

Artikel 7

Gevallen waarin de Raad optreedt in zijn hoedanigheid van wetgever

De Raad treedt op in zijn hoedanigheid van wetgever in de zin van artikel 207, lid 3, tweede alinea, van het EG-Verdrag, wanneer hij in of voor de lidstaten bindende rechtsregels in de vorm van verordeningen, richtlijnen, kaderbesluiten of besluiten en beschikkingen aanneemt op grond van de desbetreffende bepalingen van de Verdragen, met uitzondering van de beraadslagingen die leiden tot het aannemen van huishoudelijke maatregelen, administratieve of budgettaire besluiten, besluiten die verband houden met interinstitutionele of internationale betrekkingen, of niet-bindende instrumenten (zoals conclusies, aanbevelingen of resoluties).

Wanneer hem wetgevingsvoorstellen of -initiatieven worden voorgelegd, onthoudt de Raad zich ervan instrumenten aan te nemen waar de Verdragen niet in voorzien, zoals resoluties of andere dan de in artikel 9 bedoelde verklaringen.

Artikel 8

Openbare beraadslagingen van de Raad en openbare debatten

1.   De openbaarheid van de beraadslagingen van de Raad over besluiten die volgens de medebeslissingsprocedure uit hoofde van artikel 251 van het EG-Verdrag worden aangenomen, is als volgt geregeld:

a)

De presentatie door de Commissie van haar voornaamste wetgevingsvoorstellen en het daaropvolgende debat in de Raad zijn openbaar. De lijst van die voorstellen wordt aan het begin van ieder halfjaar door de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, in vergadering bijeen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), vastgesteld op aanbeveling van het voorzitterschap, na raadpleging van de Commissie;

b)

de stemming over wetgevingsbesluiten is openbaar, evenals de laatste beraadslagingen van de Raad die tot die stemming leiden en de bijbehorende stemverklaringen (5).

In dergelijke gevallen wordt de openbaarheid van de beraadslagingen van de Raad bewerkstelligd door de zitting van de Raad met audiovisuele middelen uit te zenden, met name in een luisterzaal. Het resultaat van de stemming wordt visueel weergegeven.

Het secretariaat-generaal brengt het publiek zoveel mogelijk vooraf op de hoogte van de dagen en — bij benadering — het uur waarop deze audiovisuele uitzendingen plaatsvinden en treft alle praktische maatregelen om voor een behoorlijke uitvoering van dit lid te zorgen.

2.   De Raad Algemene Zaken en Externe betrekkingen, in vergadering bijeen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), houdt ten minste eenmaal per jaar een openbaar oriënterend debat over het operationele jaarprogramma van de Raad en, in voorkomend geval, het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie. Dit jaarlijkse oriënterende debat wordt met audiovisuele middelen uitgezonden.

3.   Over andere belangrijke nieuwe wetgevingsvoorstellen dan die bedoeld in lid 1, houdt de Raad ten minste één openbaar debat, waartoe met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt besloten door de Raad of het Coreper.

De Raad of het Coreper kan met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen per geval besluiten dat andere openbare debatten plaatsvinden over gewichtige aangelegenheden die de belangen van de Unie raken.

Aangelegenheden of specifieke thema's voor dergelijke debatten worden voorgesteld door het voorzitterschap, de leden van de Raad of de Commissie.

Dergelijke debatten worden met audiovisuele middelen uitgezonden.

Artikel 9

Openbaarheid van stemmingen, stemverklaringen en notulen

1.   Naast de gevallen waarin de beraadslagingen van de Raad uit hoofde van artikel 8, lid 1, openbaar zijn, worden, wanneer de Raad optreedt in zijn hoedanigheid van wetgever in de zin van artikel 7, de uitslag van de stemming en de stemverklaringen van de leden van de Raad, alsmede de verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de aanneming van wetgevingsbesluiten openbaar gemaakt.

Dezelfde regel geldt voor:

a)

de uitslag van de stemmingen en de stemverklaringen, alsmede de verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de aanneming van een gemeenschappelijk standpunt uit hoofde van artikel 251 of 252 van het EG-Verdrag;

b)

de uitslag van de stemmingen en de stemverklaringen van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers in het bij artikel 251 van het EG-Verdrag ingestelde bemiddelingscomité, alsmede de verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de vergadering van het Bemiddelingscomité;

c)

de uitslag van de stemmingen en de stemverklaringen, alsmede de verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de vaststelling door de Raad van een overeenkomst op basis van titel VI van het EU-Verdrag.

2.   De uitslag van de stemmingen wordt voorts openbaar gemaakt:

a)

wanneer de Raad optreedt in het kader van titel V van het EU-Verdrag, bij eenparig besluit van de Raad of het Coreper, genomen op verzoek van een van hun leden;

b)

wanneer de Raad een gemeenschappelijk standpunt vaststelt in de zin van titel VI van het EU-Verdrag, bij eenparig besluit van de Raad of het Coreper, genomen op verzoek van een van hun leden;

c)

in de andere gevallen, bij besluit van de Raad of het Coreper, genomen op verzoek van een van hun leden.

Wanneer de uitslag van een stemming in de Raad overeenkomstig de punten a), b) en c) openbaar wordt gemaakt, worden de stemverklaringen op verzoek van de betrokken leden van de Raad eveneens openbaar gemaakt, met inachtneming van dit reglement van orde, van de rechtszekerheid en van de belangen van de Raad.

De verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de aanneming van de wetgevingsbesluiten bedoeld onder a), b) en c), worden openbaar gemaakt bij besluit van de Raad of het Coreper, genomen op verzoek van een van hun leden.

3.   Voor beraadslagingen die leiden tot een indicatieve stemming of de aanneming van voorbereidende besluiten, wordt de uitslag van de stemming niet openbaar gemaakt.

Artikel 10

Toegang van het publiek tot de documenten van de Raad

De specifieke bepalingen inzake de toegang van het publiek tot de documenten van de Raad staan in bijlage II.

Artikel 11

Stemprocedure en quorum

1.   De Raad stemt op initiatief van zijn voorzitter.

Voorts is de voorzitter verplicht te laten stemmen op initiatief van een lid van de Raad of van de Commissie, voorzover een meerderheid van de leden van de Raad zich in die zin uitspreekt.

2.   De leden van de Raad stemmen in de volgorde der lidstaten die is vastgesteld overeenkomstig artikel 203 van het EG-Verdrag, te beginnen met het lid dat in die volgorde volgt op het lid dat het voorzitterschap uitoefent.

3.   Ieder lid van de Raad kan slechts door één ander lid worden gemachtigd om namens hem te stemmen (6).

4.   Voor het houden van een stemming is de aanwezigheid vereist van de meerderheid van de leden van de Raad die op grond van de Verdragen aan de stemming kunnen deelnemen. Op het tijdstip van de stemming controleert de voorzitter, bijgestaan door het secretariaat-generaal, of er een quorum is.

Artikel 12 (7)

Schriftelijke procedure

1.   De besluiten van de Raad over een dringende aangelegenheid kunnen worden aangenomen door middel van een schriftelijke stemming wanneer de Raad of het Coreper met eenparigheid van stemmen besluit van deze procedure gebruik te maken. Ook de voorzitter kan in bijzondere omstandigheden voorstellen van deze procedure gebruik te maken; in dat geval kan de schriftelijke stemming plaatsvinden wanneer alle lidstaten deze procedure aanvaarden.

2.   Voor toepassing van de schriftelijke procedure is het akkoord van de Commissie vereist in alle gevallen waarin de schriftelijke stemming een onderwerp betreft dat de Commissie bij de Raad aanhangig heeft gemaakt.

3.   Het secretariaat-generaal stelt elke maand een overzicht op van de via de schriftelijke procedure aangenomen besluiten.

4.   Op initiatief van het voorzitterschap kan de Raad tevens ter uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid handelen via de vereenvoudigde schriftelijke procedure (COREU). In dat geval wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen na het verstrijken van de door het voorzitterschap naar gelang van de urgentie van de zaak vastgestelde termijn, tenzij een lid van de Raad bezwaar maakt (8).

5.   Het secretariaat-generaal constateert de voltooiing van de schriftelijke procedures.

Artikel 13

Notulen

1.   Van iedere zitting worden notulen gemaakt, die na goedkeuring ondertekend worden door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (hierna „de secretaris-generaal” te noemen) of door de plaatsvervangend secretaris-generaal. Zij kunnen hun tekenbevoegdheid delegeren aan directeuren-generaal van het secretariaat-generaal.

In de notulen worden in de regel voor elk agendapunt vermeld:

de aan de Raad voorgelegde documenten;

de besluiten of conclusies van de Raad;

de verklaringen van de Raad en de verklaringen die een lid van de Raad of de Commissie in de notulen opgenomen wil zien.

2.   De ontwerp-notulen worden binnen twee weken door het secretariaat-generaal opgesteld en ter goedkeuring aan de Raad of het Coreper voorgelegd.

3.   Ieder lid van de Raad, of de Commissie, kan vóór de goedkeuring van de notulen verzoeken om de besprekingen over een bepaald agendapunt uitvoeriger weer te geven. Die verzoeken kunnen in het Coreper worden gedaan.

Artikel 14

Beraadslagingen en besluiten op basis van documenten en ontwerpen die gesteld zijn in de door de geldende talenregeling voorgeschreven talen

1.   Behoudens een andersluidend besluit dat de Raad, met eenparigheid van stemmen, op grond van de urgentie neemt, beraadslaagt en besluit de Raad alleen op de grondslag van documenten en ontwerpen die gesteld zijn in de talen volgens de geldende regeling van het taalgebruik.

2.   Ieder lid van de Raad kan zich tegen beraadslaging verzetten indien de tekst van eventuele amendementen niet gesteld is in die van de in lid 1 bedoelde talen welke het lid van de Raad aanwijst.

Artikel 15

Ondertekening van de besluiten

De tekst van de door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk aangenomen besluiten, alsmede van de door de Raad aangenomen besluiten, wordt voorzien van de handtekening van de voorzitter die op het ogenblik van de aanneming ervan in functie is, en van die van de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal. De secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal kunnen hun tekenbevoegdheid delegeren aan directeuren-generaal van het secretariaat-generaal.

Artikel 16 (9)

Ontbreken van het recht om aan de stemming deel te nemen

Voor de toepassing van dit reglement van orde zal, overeenkomstig bijlage III, naar behoren rekening worden gehouden met de gevallen waarin één of meer leden van de Raad, op grond van de Verdragen, niet aan de stemming mogen deelnemen.

Artikel 17

Bekendmaking van de besluiten in het Publicatieblad

1.   De volgende besluiten worden door de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal in het Publicatieblad bekendgemaakt:

a)

de in artikel 254, leden 1 en 2, van het EG-Verdrag bedoelde besluiten;

b)

de in artikel 163, eerste alinea, van het EGA-Verdrag bedoelde besluiten;

c)

de door de Raad overeenkomstig de procedures van de artikelen 251 en 252 van het EG-Verdrag vastgestelde gemeenschappelijke standpunten, alsmede de motivering van deze standpunten;

d)

de in artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag bedoelde kaderbesluiten en besluiten;

e)

de door de Raad overeenkomstig artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag vastgestelde overeenkomsten.

In het Publicatieblad wordt melding gemaakt van de inwerkingtreding van deze overeenkomsten;

f)

de tussen lidstaten op basis van artikel 293 van het EG-Verdrag gesloten overeenkomsten.

In het Publicatieblad wordt melding gemaakt van de inwerkingtreding van deze overeenkomsten;

g)

de door de Gemeenschap gesloten internationale overeenkomsten.

In het Publicatieblad wordt melding gemaakt van de inwerkingtreding van deze overeenkomsten.

h)

internationale overeenkomsten, gesloten overeenkomstig artikel 24 van het EU-Verdrag, tenzij de Raad anders besluit op grond van de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (10).

In het Publicatieblad wordt melding gemaakt van de inwerkingtreding van deze overeenkomsten.

2.   Behoudens andersluidend besluit van de Raad of het Coreper, worden de volgende teksten en besluiten door de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal in het Publicatieblad bekendgemaakt:

a)

de door een lidstaat krachtens artikel 67, lid 1, van het EG-Verdrag bij de Raad ingediende initiatieven;

b)

de door een lidstaat krachtens artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag bij de Raad ingediende initiatieven;

c)

de in artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag bedoelde gemeenschappelijke standpunten;

d)

andere richtlijnen dan die bedoeld in artikel 254, leden 1 en 2, van het EG-Verdrag, de andere besluiten dan die bedoeld in artikel 254, lid 1, van het EG-Verdrag, aanbevelingen en adviezen.

3.   De Raad of het Coreper besluit per geval, met eenparigheid van stemmen, of de secretaris-generaal dan wel de plaatsvervangend secretaris-generaal in het Publicatieblad de gemeenschappelijke strategieën, gemeenschappelijke optredens en gemeenschappelijke standpunten bedoeld in artikel 12 van het EU-Verdrag bekend moet maken.

4.   De Raad of het Coreper besluit per geval en rekening houdend met de eventuele bekendmaking van het basisbesluit, of de secretaris-generaal dan wel de plaatsvervangend secretaris-generaal de volgende besluiten bekend moet maken in het Publicatieblad:

a)

de maatregelen ter uitvoering van de gemeenschappelijke optredens bedoeld in artikel 12 van het EU-Verdrag;

b)

de op basis van een gemeenschappelijke strategie aangenomen gemeenschappelijke optredens, gemeenschappelijke standpunten of andere besluiten, bedoeld in artikel 23, lid 2, eerste streepje, van het EU-Verdrag;

c)

de maatregelen ter uitvoering van de besluiten bedoeld in artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag en de maatregelen ter uitvoering van de door de Raad overeenkomstig artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag vastgestelde overeenkomsten.

d)

overige besluiten van de Raad, zoals besluiten sui generis of resoluties.

5.   Wanneer bij een overeenkomst tussen de Gemeenschappen en één of meer staten of internationale organisaties een orgaan wordt ingesteld dat bevoegd is tot het nemen van besluiten, beslist de Raad bij de sluiting van de overeenkomst of de besluiten van dat orgaan in het Publicatieblad moeten worden bekendgemaakt.

Artikel 18

Kennisgeving van de besluiten

1.   Van de andere richtlijnen dan die bedoeld in artikel 254, leden 1 en 2, van het EG-Verdrag en de andere beschikkingen dan die bedoeld in artikel 254, lid 1, van het EG-Verdrag wordt door de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of namens hen door een directeur-generaal kennisgegeven aan de geadresseerden.

2.   Van de onderstaande besluiten wordt, voorzover zij niet in het Publicatieblad worden bekendgemaakt, door de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of namens hen door een directeur-generaal kennisgegeven aan de geadresseerden:

a)

de aanbevelingen;

b)

de gemeenschappelijke strategieën, de gemeenschappelijke optredens en de gemeenschappelijke standpunten, bedoeld in artikel 12 van het EU-Verdrag;

c)

de gemeenschappelijke standpunten, bedoeld in artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag;

d)

de maatregelen ter uitvoering van de op basis van de artikelen 12 en 34 van het EU-Verdrag aangenomen besluiten.

3.   De secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of namens hen een directeur-generaal zendt naar de regeringen van de lidstaten en naar de Commissie een afschrift van de andere richtlijnen van de Raad dan die bedoeld in artikel 254, leden 1 en 2, van het EG-Verdrag, alsmede van de beschikkingen en de aanbevelingen van de Raad.

Artikel 19 (11)

Coreper, comités en werkgroepen

1.   Het Coreper heeft tot taak de werkzaamheden van de Raad voor te bereiden en de door de Raad verstrekte opdrachten uit te voeren. Het Coreper ziet in elk geval (12) toe op de samenhang van het beleid en het optreden van de Europese Unie, alsmede op de inachtneming van de volgende beginselen en regels:

a)

de beginselen van wettigheid, subsidiariteit, evenredigheid en motivering van de besluiten;

b)

de regels tot vaststelling van de bevoegdheden van de instellingen en organen van de Unie;

c)

de begrotingsbepalingen;

d)

de voorschriften ten aanzien van procedures, transparantie en redactionele kwaliteit.

2.   Alle punten op de agenda van een zitting van de Raad worden vooraf behandeld door het Coreper, tenzij dit comité anders besluit. Het Coreper streeft op zijn niveau naar een akkoord, dat voor aanneming aan de Raad wordt voorgelegd. Het Coreper zorgt ervoor dat de dossiers op adequate wijze aan de Raad worden voorgelegd en legt hem, in voorkomend geval, oriëntaties, keuzemogelijkheden of voorstellen tot oplossing voor. In spoedgevallen kan de Raad met eenparigheid van stemmen besluiten te beraadslagen en besluiten te nemen zonder dat de behandeling vooraf heeft plaatsgevonden.

3.   Er kunnen door of met goedkeuring van het Coreper comités of werkgroepen worden ingesteld voor het verrichten van bepaalde vooraf omschreven voorbereidende werkzaamheden of studies.

Het secretariaat-generaal draagt zorg voor de bijwerking en de openbaarmaking van de lijst van de voorbereidende instanties. Alleen de comités en werkgroepen die op deze lijst zijn vermeld, kunnen als voorbereidende instantie van de Raad bijeenkomen.

4.   Het voorzitterschap van het Coreper wordt naar gelang van de onderwerpen op de agenda bekleed door de permanente vertegenwoordiger of de plaatsvervangende permanente vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt. Ook de verschillende bij de Verdragen ingestelde comités worden, behoudens andersluidend besluit van de Raad, voorgezeten door een gedelegeerde van die lidstaat. Dit geldt eveneens voor de in lid 3 bedoelde comités en werkgroepen, behoudens andersluidend besluit van het Coreper.

5.   Voor de voorbereiding van de zittingen van de Raad in formaties die eenmaal per halfjaar bijeenkomen en die in de eerste helft van het halfjaar worden gehouden, kunnen de vergaderingen van andere comités dan het Coreper en van werkgroepen die in het voorafgaande halfjaar worden gehouden, worden voorgezeten door een gedelegeerde van de lidstaat die het voorzitterschap van genoemde zittingen van de Raad zal bekleden.

6.   Wanneer een dossier hoofdzakelijk tijdens een halfjaar zal worden behandeld, kan een afgevaardigde van de lidstaat die het voorzitterschap tijdens dat halfjaar zal bekleden, tijdens het voorgaande halfjaar de vergaderingen van de voorbereidende instanties van de Raad voorzitten waarin dat dossier wordt besproken. De praktische toepassing van deze alinea vindt plaats op basis van een akkoord tussen de twee betrokken voorzitterschappen.

In het specifieke geval van de behandeling van de begroting van de Gemeenschap voor een bepaald begrotingsjaar, worden de vergaderingen van de voorbereidende instanties van de Raad, behalve het Coreper, over de voorbereiding van punten op de agenda van de Raad inzake de behandeling van de begroting voorgezeten door een vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad zal bekleden in het tweede halfjaar van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat. Hetzelfde geldt, mits het andere voorzitterschap daarmee instemt, voor de uitoefening van het voorzitterschap van de zittingen van de Raad op het moment waarop de begrotingspunten in kwestie worden behandeld. De betrokken voorzitterschappen plegen overleg over de praktische regelingen.

7.   Overeenkomstig de hierna genoemde toepasselijke bepalingen, kan het Coreper de volgende procedurebesluiten aannemen, mits de desbetreffende punten ten minste drie werkdagen vóór de vergadering op de voorlopige agenda zijn geplaatst. Om van die termijn af te wijken is eenparigheid van stemmen van het Coreper vereist (13):

a)

besluit om een zitting van de Raad op een andere plaats dan Brussel of Luxemburg te houden (artikel 1, lid 3);

b)

machtiging om een afschrift van of een uittreksel uit een Raadsdocument in rechte over te leggen (artikel 6, lid 2);

c)

besluit om een openbaar debat van de Raad te houden (artikel 8, lid 3);

d)

besluit om de uitslag van de stemmingen openbaar te maken in de in artikel 9, leden 2 en 3, bedoelde gevallen;

e)

besluit om de schriftelijke procedure te volgen (artikel 12, lid 1);

f)

goedkeuring of wijziging van de notulen van de Raad (artikel 13, leden 2 en 3);

g)

besluit om een tekst of een besluit al dan niet in het Publicatieblad bekend te maken (artikel 17, leden 2, 3 en 4);

h)

besluit om een instelling of orgaan te raadplegen;

i)

besluit tot vaststelling of verlenging van een termijn om een instelling of orgaan te raadplegen;

j)

besluit om de in artikel 251, lid 7, van het EG-Verdrag bedoelde termijnen te verlengen;

k)

goedkeuring van de tekst van een aan een instelling of orgaan gerichte brief.

Artikel 20

Het voorzitterschap en het goede verloop van de werkzaamheden

1.   Het voorzitterschap draagt zorg voor de toepassing van dit reglement van orde en ziet toe op het goede verloop van de besprekingen. Met name ziet het voorzitterschap toe en doet het toezien op de eerbiediging van de bepalingen van bijlage IV over de werkmethoden voor een uitgebreide Raad.

Voor een goed verloop van de debatten kan het voorzitterschap bovendien, tenzij de Raad anderszins besluit, elke dienstige maatregel nemen die nodig is om te bevorderen dat de beschikbare tijd tijdens de zittingen optimaal wordt gebruikt, meer in het bijzonder:

a)

het aantal personen per delegatie dat tijdens de zitting in de vergaderzaal aanwezig is, voor de behandeling van een bepaald punt beperken en besluiten om al dan niet een luisterzaal te openen;

b)

de volgorde bepalen waarin de punten zullen worden behandeld, en de duur vaststellen van de bespreking die aan elk punt wordt gewijd;

c)

de tijd die aan de bespreking van een bepaald punt besteed kan worden, indelen, in het bijzonder door de spreektijd van de deelnemers te beperken en de volgorde te bepalen waarin zij het woord kunnen nemen;

d)

de delegaties verzoeken hun voorstellen tot wijziging van de te bespreken tekst vóór een bepaalde datum schriftelijk in te dienen, in voorkomend geval met een beknopte toelichting;

e)

de delegaties die over een bepaald punt, een bepaalde tekst of een gedeelte daarvan een identiek of vergelijkbaar standpunt innemen, verzoeken een woordvoerder aan te wijzen die tijdens de zitting of vooraf schriftelijk hun gedeelde standpunt presenteert.

2.   Onverminderd de bepalingen van artikel 19, leden 4 tot en met 6, en zijn bevoegdheden en algemene politieke verantwoordelijkheid, wordt het voorzitterschap bijgestaan door de vertegenwoordiger van de lidstaat die het volgende voorzitterschap zal bekleden. Deze laatste, die op verzoek van het voorzitterschap handelt, vervangt het voorzitterschap wanneer dat nodig is, neemt zo nodig een deel van de taken van het voorzitterschap over en waarborgt de continuïteit van de werkzaamheden van de Raad.

Artikel 21 (14)  (15)

Verslagen van comités en werkgroepen

Ongeacht de andere bepalingen van dit reglement van orde organiseert het voorzitterschap de vergaderingen van de verschillende comités en werkgroepen zodanig dat hun verslagen beschikbaar zijn vóór de vergadering van het Coreper waarop zij worden behandeld.

Tenzij de urgentie gebiedt anders te handelen, worden de punten die betrekking hebben op wetgevingswerkzaamheden zoals bedoeld in artikel 7 en waarvoor het comité of de werkgroep de werkzaamheden niet ten minste vijf werkdagen vóór de vergadering van het Coreper heeft voltooid, door het voorzitterschap verschoven naar een volgende vergadering van het Coreper.

Artikel 22

Redactionele kwaliteit (16)

Om de Raad bij te staan in zijn taak toe te zien op de redactionele kwaliteit van de wetgevingsbesluiten die hij aanneemt, dient de Juridische dienst tijdig de redactionele kwaliteit van de voorstellen voor of ontwerpen van besluiten na te gaan en, overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 22 december 1998, de Raad en zijn instanties redactionele voorstellen te doen.

Gedurende het gehele wetgevingsproces besteden degenen die teksten voorleggen in het kader van de werkzaamheden van de Raad, bijzondere aandacht aan de redactionele kwaliteit van die teksten.

Artikel 23

De secretaris-generaal en het secretariaat-generaal

1.   De Raad wordt bijgestaan door een secretariaat-generaal onder verantwoordelijkheid van een secretaris-generaal, die wordt bijgestaan door een plaatsvervangend secretaris-generaal die tot taak heeft het secretariaat-generaal te leiden. De secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal worden door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd.

2.   De Raad beslist over de organisatie van het secretariaat-generaal (17).

Onder gezag van de Raad nemen de secretaris-generaal en de adjunct secretaris-generaal de nodige maatregelen om de goede werking van het secretariaat-generaal te waarborgen.

3.   Het secretariaat-generaal wordt voortdurend nauw betrokken bij de organisatie, de coördinatie en het zorgen voor samenhang van de werkzaamheden van de Raad en de uitvoering van het jaarprogramma van de Raad. Onder verantwoordelijkheid en leiding van het voorzitterschap verleent het secretariaat-generaal het voorzitterschap assistentie bij het zoeken naar oplossingen.

Overeenkomstig de bepalingen van het EU-Verdrag staat de secretaris-generaal de Raad en het voorzitterschap bij in aangelegenheden die vallen onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, onder meer bij de coördinatie van de werkzaamheden van de speciale vertegenwoordigers.

In voorkomend geval kan de secretaris-generaal het voorzitterschap verzoeken om een comité of werkgroep bijeen te roepen, met name op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, of om een punt op de agenda van een comité of werkgroep te plaatsen.

4.   De secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal legt de ontwerp-raming van de uitgaven van de Raad op een zodanig tijdstip aan de Raad voor dat de in de financiële voorschriften gestelde termijnen in acht kunnen worden genomen.

5.   De secretaris-generaal, bijgestaan door de plaatsvervangend secretaris-generaal, draagt de volledige verantwoordelijkheid voor het beheer van de kredieten van afdeling II — Raad — van de begroting en neemt alle noodzakelijke maatregelen om het goede beheer ervan te verzekeren. Hij voert deze kredieten uit overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 24

Beveiliging

De voorschriften betreffende de beveiliging worden door de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen aangenomen.

Artikel 25

Taken van depositaris van verdragen en overeenkomsten

Wanneer de secretaris-generaal wordt aangewezen als depositaris van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 24 van het EU-Verdrag, van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en één of meer staten of internationale organisaties, van een overeenkomst tussen lidstaten, of van een overeenkomst krachtens artikel 34 van het EU-Verdrag, worden de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze overeenkomsten op de zetel van de Raad neergelegd.

In die gevallen vervult de secretaris-generaal de taak van depositaris en ziet hij er tevens op toe dat de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomsten in het Publicatieblad wordt bekendgemaakt.

Artikel 26

Vertegenwoordiging voor het Europees Parlement

De Raad kan voor het Europees Parlement of commissies van het Europees Parlement worden vertegenwoordigd door het voorzitterschap of, met instemming van het voorzitterschap, door het volgende voorzitterschap of de secretaris-generaal. In opdracht van het voorzitterschap kan de Raad zich voor deze commissies ook laten vertegenwoordigen door zijn plaatsvervangend secretaris-generaal of door hoge ambtenaren van het secretariaat-generaal.

De Raad kan zijn opvattingen ook schriftelijk ter kennis van het Europees Parlement brengen.

Artikel 27

Bepalingen betreffende de vorm van de besluiten

De bepalingen betreffende de vorm van de besluiten staan in bijlage V.

Artikel 28

Voor de Raad bestemde briefwisseling

De voor de Raad bestemde briefwisseling wordt gericht aan de voorzitter, aan het volgende adres van de Raad:

Raad van de Europese Unie

Wetstraat 175

B-1048 Brussel

BIJLAGE I

LIJST VAN RAADSFORMATIES

1.

Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (18);

2.

Economische en Financiële Zaken (19);

3.

Justitie en Binnenlandse Zaken (20);

4.

Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken;

5.

Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek) (21);

6.

Vervoer, Telecommunicatie en Energie;

7.

Landbouw en Visserij;

8.

Milieu;

9.

Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur (22).

De lidstaten bepalen hoe zij in de Raad worden vertegenwoordigd, overeenkomstig artikel 203 van het EG-Verdrag.

Verscheidene ministers kunnen als lid aan eenzelfde Raadsformatie deelnemen; de agenda en de regeling van de werkzaamheden worden dienovereenkomstig aangepast (23).

Wat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen betreft, laat elke regering zich in de verschillende zittingen van deze formatie vertegenwoordigen door de minister of de staatssecretaris van haar keuze.

BIJLAGE II

SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEGANG VAN HET PUBLIEK TOT DOCUMENTEN VAN DE RAAD

Artikel 1

Werkingssfeer

Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft toegang tot Raadsdocumenten volgens de beginselen en onder de voorwaarden en beperkingen die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 en de specifieke bepalingen van deze bijlage.

Artikel 2

Raadpleging in verband met documenten van derden

1.   Met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 5, en artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en tenzij het na bestudering van het document in het licht van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 duidelijk is dat het niet mag worden vrijgegeven, wordt de derde geraadpleegd indien:

a)

het een gevoelig document betreft zoals omschreven in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

b)

het document afkomstig is van een lidstaat en

vóór 3 december 2001 aan de Raad is toegezonden, of

de betrokken lidstaat verzocht heeft het document niet zonder zijn voorafgaande toestemming vrij te geven.

2.   In alle andere gevallen waarin de Raad een verzoek ontvangt om een document van een derde dat in zijn bezit is, raadpleegt het secretariaat-generaal met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 de betrokken derde, tenzij het na bestudering van het document in het licht van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 duidelijk is dat het moet of niet mag worden vrijgegeven.

3.   De derde wordt schriftelijk (eventueel via e-mail) geraadpleegd en krijgt een redelijke termijn om te antwoorden, rekening houdend met de in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vastgestelde termijn. In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt de derde verzocht schriftelijk advies uit te brengen.

4.   Indien een document niet onder het bepaalde in lid 1, onder a) en b), valt en het secretariaat-generaal in het licht van het negatieve advies van de derde er niet van overtuigd is dat artikel 4, lid 1, of lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing is, wordt de kwestie aan de Raad voorgelegd.

Indien de Raad voornemens is het document vrij te geven, wordt de derde onmiddellijk schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen van de Raad om het document na ten minste tien werkdagen vrij te geven. Tegelijkertijd wordt de derde opmerkzaam gemaakt op artikel 243 van het EG-Verdrag.

Artikel 3

Van andere instellingen of lidstaten ontvangen verzoeken om raadpleging

Verzoeken van een andere instelling of een lidstaat om raadpleging van de Raad betreffende een verzoek om een Raadsdocument worden via e-mail gericht aan access@consilium.eu.int of per fax aan (32-(0)2) 285 63 61.

Rekening houdend met de voor een besluit van de betrokken instelling of lidstaat vereiste termijn, brengt het secretariaat-generaal snel, en uiterlijk binnen vijf werkdagen, namens de Raad advies uit.

Artikel 4

Van lidstaten afkomstige documenten

Verzoeken van een lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 worden schriftelijk bij het secretariaat-generaal ingediend.

Artikel 5

Doorgeleiding van verzoeken door de lidstaten

Wanneer een verzoek door een lidstaat aan de Raad wordt doorgeleid, wordt dit verzoek behandeld overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en de desbetreffende bepalingen van deze bijlage. In geval van volledige of gedeeltelijke afwijzing van toegang, wordt de verzoeker meegedeeld dat confirmatieve verzoeken rechtstreeks aan de Raad moeten worden gericht.

Artikel 6

Adres voor verzoeken

Verzoeken om toegang tot een document worden schriftelijk gericht aan de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger, Wetstraat 175, B-1048 Brussel, via e-mail aan access@consilium.eu.int of per fax aan (32-(0)2) 285 63 61.

Artikel 7

Behandeling van initiële verzoeken

Onverminderd artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt elk verzoek om toegang tot een document van de Raad behandeld door het secretariaat-generaal.

Artikel 8

Behandeling van confirmatieve verzoeken

Onverminderd artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt over confirmatieve verzoeken beslist door de Raad.

Artikel 9

Kosten

De kosten van het maken en verzenden van kopieën van Raadsdocumenten worden vastgesteld door de secretaris-generaal.

Artikel 10

Openbaar register van Raadsdocumenten

1.   Het secretariaat-generaal is verantwoordelijk voor het verschaffen van toegang tot het register van Raadsdocumenten aan het publiek.

2.   Naast de referenties naar documenten wordt in het register aangegeven welke na 1 juli 2000 opgestelde documenten reeds voor het publiek zijn vrijgegeven. Onverminderd Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (24) en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, wordt de inhoud ervan op internet beschikbaar gesteld.

Artikel 11

Voor het publiek rechtstreeks toegankelijke documenten

1.   Dit artikel is van toepassing op alle documenten van de Raad, mits niet gerubriceerd en onverminderd de mogelijkheid om een schriftelijk verzoek in te dienen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder

„verspreiding”: verspreiding van de definitieve versie van een document onder de leden van de Raad, hun vertegenwoordigers of afgevaardigden;

„wetgevingsdocument”: elk document betreffende de behandeling en de aanneming van wetgevingsbesluiten zoals bedoeld in artikel 7 van het reglement van orde van de Raad.

3.   Het secretariaat-generaal stelt de volgende documenten onmiddellijk na hun verspreiding ter beschikking van het publiek:

a)

niet door de Raad of een lidstaat opgestelde documenten die door de auteur, of met diens toestemming, openbaar gemaakt zijn;

b)

voorlopige agenda's voor de zittingen van de verschillende Raadsformaties;

c)

elke door de Raad aangenomen tekst die bestemd is om bekend te worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   Onder de voorwaarde dat zij duidelijk niet vallen onder een van de uitzonderingen van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, kan het secretariaat-generaal tevens de volgende documenten onmiddellijk na hun verspreiding ter beschikking stellen van het publiek:

a)

voorlopige agenda's voor de vergaderingen van comités en werkgroepen;

b)

andere documenten, zoals informatieve nota's, verslagen, voortgangsverslagen en verslagen over de stand van de besprekingen in de Raad of in een van zijn voorbereidende instanties die geen individuele standpunten van delegaties bevatten, met uitzondering van adviezen en bijdragen van de Juridische dienst.

5.   Naast de in de leden 3 en 4 bedoelde documenten stelt het secretariaat-generaal de volgende wetgevende documenten onmiddellijk na hun verspreiding ter beschikking van het publiek:

a)

begeleidende nota's en afschriften van brieven in verband met wetgevingsbesluiten die door andere instellingen of organen van de Europese Unie, dan wel door een lidstaat, onder voorbehoud van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, aan de Raad zijn toegezonden;

b)

ter goedkeuring aan het Comité van permanente vertegenwoordigers en/of aan de Raad voorgelegde nota's (nota's betreffende I/A- en A-punten), alsook de ontwerp-wetgevingsbesluiten waarnaar zij verwijzen;

c)

besluiten die door de Raad zijn aangenomen volgens de procedure van artikel 251 van het EG-Verdrag, en de gemeenschappelijke teksten die door het Bemiddelingscomité zijn goedgekeurd.

6.   Na de aanneming van een in lid 5, onder c), bedoeld besluit of na de definitieve aanneming van het betrokken wetgevingsbesluit, stelt het secretariaat-generaal alle wetgevende documenten in verband met dit wetgevingsbesluit die vóór de aanneming van een dergelijk besluit zijn opgesteld, zoals informatieve nota's, verslagen, voortgangsverslagen en verslagen over de stand van de besprekingen in de Raad of in een van zijn voorbereidende instanties (resultaat besprekingen), met uitzondering van adviezen en bijdragen van de Juridische dienst en documenten die vallen onder de uitzonderingen van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, ter beschikking van het publiek.

Op verzoek van een lidstaat worden documenten die onder de eerste alinea vallen en die het individuele standpunt van de delegatie van die lidstaat in de Raad bevatten, niet uit hoofde van dit besluit aan het publiek beschikbaar gesteld.

BIJLAGE III

1.

Bij de toepassing van de volgende bepalingen van dit reglement van orde en voor de besluiten ten aanzien waarvan één of meer leden van de Raad of van het Coreper op grond van de Verdragen niet aan de stemming mogen deelnemen, wordt met de stem van deze leden geen rekening gehouden:

a)

artikel 1, lid 7, tweede alinea (zitting op een andere plaats dan Brussel of Luxemburg);

b)

artikel 3, lid 7 (op de agenda plaatsen van een punt dat niet voorkomt op de voorlopige agenda);

c)

artikel 3, lid 8 (handhaven, als B-punt op de agenda, van een A-punt dat men anders van de agenda had moeten afvoeren);

d)

artikel 5, lid 2, wat de aanwezigheid van de Europese Centrale Bank betreft (beraadslagen buiten tegenwoordigheid van de Europese Centrale Bank);

e)

artikel 9, lid 2, eerste alinea, onder b) en c), tweede en derde alinea (openbaarmaking van de uitslag van de stemming, de stemverklaringen, de verklaringen in de Raadsnotulen en van de punten van die notulen betreffende de aanneming van een gemeenschappelijk standpunt in het kader van titel VI van het EU-Verdrag; openbaarmaking van de uitslag van de stemming, de stemverklaringen, de verklaringen in de Raadsnotulen en van de punten van die notulen die betrekking hebben op andere gevallen dan die bedoeld in lid 2);

f)

artikel 11, lid 1, tweede alinea (besluit om te laten stemmen);

g)

artikel 12, lid 1 (besluit gebruik te maken van de schriftelijke procedure);

h)

artikel 14, lid 1 (besluit om, bij wijze van uitzondering, te beraadslagen en te besluiten op basis van documenten en ontwerpen die niet in alle talen zijn gesteld) (25);

i)

artikel 17, lid 2, onder a) en b) (niet bekendmaken in het Publicatieblad van een initiatief dat door een lidstaat wordt ingediend op grond van artikel 67, lid 1, van het EG-Verdrag, of artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag);

j)

artikel 17, lid 2, onder c) en d) (niet bekendmaken in het Publicatieblad van een op basis van artikel 34 van het EU-Verdrag aangenomen gemeenschappelijk standpunt, of van bepaalde richtlijnen, besluiten of beschikkingen, aanbevelingen en adviezen);

k)

artikel 17, lid 4, onder c) (bekendmaken in het Publicatieblad van eventuele maatregelen ter uitvoering van de besluiten of overeenkomsten, bedoeld in artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag);

l)

artikel 17, lid 5 (al dan niet bekend maken in het Publicatieblad van besluiten van een bij een internationale overeenkomst ingesteld orgaan).

2.

Een lid van de Raad of van het Coreper kan zich niet beroepen op de volgende bepalingen van dit reglement van orde in verband met besluiten ten aanzien waarvan hij, overeenkomstig de Verdragen, niet aan de stemming mag deelnemen:

a)

artikel 3, lid 8 (mogelijkheid voor een lid van de Raad om te verzoeken dat een A-punt van de agenda wordt afgevoerd);

b)

artikel 11, lid 1, tweede alinea (mogelijkheid voor een lid van de Raad om over een bepaalde kwestie een stemming te vragen);

c)

artikel 11, lid 3 (mogelijkheid voor een lid van de Raad om gemachtigd te worden namens een ander lid te stemmen);

d)

artikel 14, lid 2 (mogelijkheid voor elk lid van de Raad om zich tegen beraadslaging te verzetten indien de tekst van eventuele amendementen niet is gesteld in de taal die hij aangeeft).

BIJLAGE IV

WERKMETHODEN VOOR EEN UITGEBREIDE RAAD

Voorbereiding van de zittingen

1.

Het voorzitterschap zorgt ervoor dat een werkgroep of een comité alleen een dossier naar het Coreper stuurt als er een gerede kans is dat daar vooruitgang wordt geboekt of de standpunten worden verduidelijkt. Omgekeerd worden dossiers alleen naar een werkgroep of een comité teruggestuurd wanneer dat noodzakelijk is en altijd met de opdracht om specifieke, welomschreven problemen aan te pakken.

2.

Het voorzitterschap neemt de nodige maatregelen om tussen de vergaderingen vorderingen te maken. Het kan bijvoorbeeld, met instemming van een werkgroep of comité, op een zo efficiënt mogelijke manier het nodige overleg voeren over specifieke problemen met de bedoeling aan de betrokken groep of het betrokken comité te rapporteren over mogelijke oplossingen. Ook kan het schriftelijk overleg plegen door de delegaties te verzoeken schriftelijk op een voorstel te reageren vóór de volgende vergadering van een groep of comité.

3.

De delegaties dienen zetten, waar dit zinvol is, de standpunten die zij in een komende vergadering waarschijnlijk zullen innemen, vóór die vergadering schriftelijk uiteen. Wanneer die informatie voorstellen voor tekstwijzigingen bevat, stellen de delegaties een nauwkeurig geformuleerde tekst voor. Waar mogelijk dienen delegaties die hetzelfde standpunt innemen, hun schriftelijke inbreng gezamenlijk in.

4.

Het Coreper vermijdt om zaken die al in het kader van de voorbereiding van zijn werkzaamheden zijn besproken, opnieuw te behandelen. Dit geldt met name voor I-punten, informatie over de organisatie en volgorde van zijn werkzaamheden en informatie over de agenda en de organisatie van komende Raadszittingen. Waar mogelijk stellen de delegaties de punten onder „Diversen” aan de orde in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper en niet in het Coreper zelf.

5.

Het voorzitterschap verstrekt de delegaties zo spoedig mogelijk in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper alle informatie om een degelijke voorbereiding van het Coreper mogelijk te maken, waaronder informatie over hetgeen het voorzitterschap met de bespreking van elk agendapunt hoopt te bereiken. Omgekeerd spoort het voorzitterschap waar nodig de delegaties aan om aan de overige delegaties, in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper, informatie mee te delen over de standpunten die zij in het Coreper zullen innemen. Tegen deze achtergrond zal het voorzitterschap de agenda van het Coreper een definitieve vorm geven. Het voorzitterschap kan de groepen die de werkzaamheden van het Coreper voorbereiden, vaker bijeenroepen als de omstandigheden dit vereisen.

Verloop van de zittingen

6.

Punten die alleen door de Commissie of leden van de Raad gepresenteerd hoeven te worden, worden niet meer op de agenda van de Raad geplaatst, tenzij een debat over belangrijke nieuwe initiatieven wordt verwacht.

7.

Het voorzitterschap plaatst geen punten op de agenda van het Coreper die alleen ter informatie dienen. Die informatie, zoals de resultaten van vergaderingen in een ander forum of met een derde staat of een andere instelling, procedurele of organisatorische kwesties, enz., wordt in plaats daarvan in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper aan de delegaties meegedeeld, zo mogelijk schriftelijk, en wordt in het Coreper niet meer herhaald.

8.

Bij het begin van een vergadering verstrekt het voorzitterschap alle nodige verdere informatie over het verloop van de vergadering en geeft het met name aan hoeveel tijd naar verwachting aan elk onderwerp zal worden besteed. Het voorzitterschap vermijdt lange inleidingen en herhaalt geen informatie die de delegaties reeds bekend is.

9.

Afhankelijk van het soort bespreking dat nodig is, deelt het voorzitterschap bij het begin van de besprekingen over een belangrijk punt de delegaties mee hoeveel tijd hun opmerkingen over dat punt maximaal in beslag mogen nemen. In de meeste gevallen bedraagt de toegemeten tijd maximaal twee minuten.

10.

Volledige rondvragen zijn in beginsel niet toegestaan; er mag alleen bij uitzondering voor specifieke kwesties gebruik van worden gemaakt. Het voorzitterschap beperkt de spreektijd.

11.

Het voorzitterschap geeft zoveel mogelijk richting aan de besprekingen, met name door de delegaties te verzoeken om te reageren op compromisteksten of specifieke voorstellen.

12.

Tijdens en aan het eind van de vergaderingen geeft het voorzitterschap geen lange samenvattingen van de besprekingen en beperkt het zich bij zijn conclusies tot een korte weergave van de resultaten met betrekking tot de inhoud en/of een conclusie betreffende de procedure.

13.

De delegaties herhalen geen argumenten van een vorige spreker. Hun bijdragen zijn kort, doelgericht en zakelijk.

14.

Delegaties die op dezelfde lijn zitten, worden aangespoord om overleg te plegen, zodat een gemeenschappelijk standpunt over een specifiek punt door één spreker kan worden vertolkt.

15.

Bij de bespreking van teksten, stellen de delegaties concrete ontwerpen voor, die schriftelijk worden ingediend, in plaats van alleen te verklaren dat zij het niet eens zijn met een bepaald voorstel.

16.

Tenzij het voorzitterschap iets anders aangeeft, nemen de delegaties niet het woord wanneer zij het eens zijn met een bepaald voorstel; in dat geval wordt stilzwijgen geïnterpreteerd als een beginselakkoord.

BIJLAGE V

BEPALINGEN BETREFFENDE DE VORM VAN DE BESLUITEN

A.   Vorm van verordeningen

1.

De door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgestelde verordeningen alsmede de verordeningen van de Raad bevatten:

a)

in de titel het woord „verordening”, een volgnummer, de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp;

b)

respectievelijk de woorden „Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie” of de woorden „de Raad van de Europese Unie”;

c)

de aanduiding van de bepalingen op grond waarvan de verordening wordt vastgesteld, voorafgegaan door de woorden „Gelet op”;

d)

de vermelding van de voorstellen die zijn ingediend en de adviezen die zijn gevraagd;

e)

de motivering van de verordening, voorafgegaan door de formule „Overwegende hetgeen volgt:”, waarbij de overwegingen genummerd zijn;

f)

respectievelijk de formule „hebben de volgende verordening vastgesteld” of de formule „heeft de volgende verordening vastgesteld”, gevolgd door de tekst van de verordening.

2.

De verordeningen worden ingedeeld in artikelen, die samen hoofdstukken en afdelingen kunnen vormen.

3.

Het laatste artikel van een verordening bevat de datum van inwerkingtreding ingeval deze eerder of later valt dan de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking.

4.

Het laatste artikel van een verordening wordt gevolgd:

a)

i)

door de formule: „Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.”,

of

ii)

door de formule: „Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap” in het geval van een verordening die niet van toepassing is op en in alle lidstaten (26);

b)

door de formule „Gedaan te…,”, gevolgd door de datum waarop de verordening is vastgesteld,

en

c)

in het geval van

i)

een door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgestelde verordening, door de formule:

„Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter”

gevolgd door de naam van de voorzitter van het Europees Parlement en de naam van de fungerend voorzitter van de Raad op het ogenblik van de aanneming van de verordening;

ii)

een verordening van de Raad, door de formule:

„Voor de Raad

De voorzitter”

gevolgd door de naam van de fungerend voorzitter van de Raad op het ogenblik van de aanneming van de verordening.

B.   Vorm van richtlijnen, beschikkingen, aanbevelingen en adviezen (EG-Verdrag)

1.

De door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgestelde richtlijnen en beschikkingen alsmede de richtlijnen en de beschikkingen van de Raad dragen de titel „richtlijn” of „beschikking”.

2.

De door de Raad opgestelde aanbevelingen en adviezen dragen de titel „aanbeveling” of „advies”.

3.

Het onder A voor de verordeningen bepaalde is, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van het EG-Verdrag, van overeenkomstige toepassing op richtlijnen en beschikkingen.

C.   Vorm van gemeenschappelijke strategieën van de Europese Raad, gemeenschappelijke optredens en gemeenschappelijke standpunten zoals bedoeld in artikel 12 van het EU-Verdrag. De gemeenschappelijke strategieën, de gemeenschappelijke optredens en de gemeenschappelijke standpunten in de zin van artikel 12 van het EU-Verdrag hebben respectievelijk als opschrift:

a)

„Gemeenschappelijke strategie van de Europese Raad”, een volgnummer (jaar/nummer/GBVB), de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp;

b)

„Gemeenschappelijk optreden van de Raad”, een volgnummer (jaar/nummer/GBVB), de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp;

c)

„Gemeenschappelijk standpunt van de Raad”, een volgnummer (jaar/nummer/GBVB), de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp.

D.   Vorm van gemeenschappelijke standpunten, kaderbesluiten, besluiten en overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag

De gemeenschappelijke standpunten, de kaderbesluiten, de besluiten en de overeenkomsten bedoeld in artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag hebben respectievelijk als opschrift:

a)

„Gemeenschappelijk standpunt van de Raad”, een volgnummer (jaar/nummer/JBZ), de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp;

b)

„Kaderbesluit van de Raad”, een volgnummer (jaar/nummer/JBZ), de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp;

c)

„Besluit van de Raad”, een volgnummer (jaar/nummer/JBZ), de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp;

d)

„Overeenkomst door de Raad vastgesteld op grond van artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie” en de aanduiding van het onderwerp.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. COWEN


(1)  Besluit 2002/682/EG, Euratom van de Raad van 22 juli 2002 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(2)  Dit lid is de letterlijke weergave van artikel 204 van het EG-Verdrag.

(3)  Deze alinea is de letterlijke weergave van punt b) van het enig artikel van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de plaats van de zetels van de instellingen, van bepaalde organen en diensten van de Europese Gemeenschappen en van Europol.

(4)  Zie de verklaringen onder a) en b):

a)

Ad artikel 3, leden 1 en 2

„Het voorzitterschap tracht te bewerkstelligen dat de leden van de Raad de voorlopige agenda van elke Raadszitting die gewijd is aan de tenuitvoerlegging van de bepalingen van titel IV van deel drie van het EG-Verdrag en van titel VI van het EU-Verdrag, alsmede de documenten die bij de agendapunten horen, in beginsel ten minste 21 dagen voor het begin van die zitting ontvangen.”

b)

Ad de artikelen 1 en 3

„Onverminderd artikel 22, lid 2, van het EU-Verdrag, waarin wordt bepaald dat, in gevallen waarin snelle besluitvorming is vereist, een buitengewone zitting van de Raad op zeer korte termijn kan worden bijeengeroepen, is de Raad zich ervan bewust dat de vraagstukken in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid snel en efficiënt moeten worden behandeld. De bepalingen van artikel 3 staan zulks niet in de weg.”

(5)  Zie verklaring onder c):

c)

Ad artikel 8, lid 1, onder b)

„Artikel 8, lid 1, onder b), zal op de volgende wijze worden uitgevoerd: het voorzitterschap zal in de voorlopige agenda met de aanduiding openbare beraadslaging de punten aangeven waarover de Raad aan het eind van de beraadslagingen zal stemmen.

Deze praktische regeling laat de regel van artikel 11, lid 1, van het reglement van orde van de Raad onverlet.”

(6)  Dit lid is de letterlijke weergave van artikel 206 van het EG-Verdrag.

(7)  Zie verklaring onder d):

d)

Ad artikel 12

„De Raad komt overeen te bestuderen of het wenselijk is in het reglement van orde de mogelijkheid in te voeren om een vereenvoudigde schriftelijke procedure te volgen wanneer de Raad handelt uit hoofde van de bepalingen van titel VI van het EU-Verdrag.”

(8)  Zie verklaring onder e):

e)

Ad artikel 12, lid 4

„De Raad herinnert eraan dat het COREU-systeem moet worden gebruikt overeenkomstig de conclusies van de Raad van 12 juni 1995 betreffende de werkmethoden van de Raad.”

(9)  Zie verklaring onder f):

f)

Ad artikel 16 en bijlage III

„De Raad komt overeen dat de bepalingen van artikel 16 en van bijlage III van toepassing zijn voor besluiten voor de aanneming waarvan bepaalde leden van de Raad, overeenkomstig de Verdragen, niet aan de stemming mogen deelnemen. De toepassing van artikel 7 van het EU-Verdrag valt echter niet onder deze bepalingen.

Bij de eerste toepassing van de artikelen 43 en 44 van het EU-Verdrag, zal de Raad, in het licht van de ervaring die op andere gebieden is opgedaan, bezien of aanpassingen van artikel 16 en van bijlage III van dit reglement van orde noodzakelijk zijn.”

(10)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(11)  Deze bepalingen laten de rol van het Economisch en Financieel Comité zoals deze voortvloeit uit artikel 114 van het EG-Verdrag en de bestaande desbetreffende besluiten van de Raad (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 109, en PB L 5 van 1.1.1999, blz. 71), onverlet.

(12)  Zie verklaring onder g):

g)

Ad artikel 19, lid 1:

„Het Coreper ziet toe op de samenhang en op de eerbiediging van de in lid 1 genoemde beginselen, met name voor de dossiers die inhoudelijk in een ander kader worden behandeld.”

(13)  Zie verklaring onder h):

h)

Ad artikel 19, lid 7

„Indien een lid van de Raad van mening is dat met een ontwerp-procedurebesluit dat overeenkomstig artikel 19, lid 7, aan het Coreper ter aanneming is voorgelegd, een inhoudelijke kwestie aan de orde wordt gesteld, zal het ontwerp-besluit aan de Raad worden voorgelegd.”

(14)  Deze bepalingen laten de rol van het Economisch en Financieel Comité zoals die voortvloeit uit artikel 114 van het EG-Verdrag en de bestaande desbetreffende besluiten van de Raad (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 109, en PB L 5 van 9.1.1999, blz. 71) onverlet.

(15)  Zie verklaring onder i):

i)

Ad artikel 21

„De verslagen van de werkgroepen en de andere documenten die als basis dienen voor de beraadslagingen van het Coreper moeten tijdig aan de delegaties worden toegezonden opdat deze ze kunnen bestuderen.”

(16)  Zie verklaring onder j):

j)

Ad artikel 22

„De Juridische dienst van de Raad dient tevens bijstand te verlenen aan de lidstaten die een initiatief nemen in de zin van artikel 67, lid 1, van het EG-Verdrag of artikel 34, lid 2, van het EU-Verdrag, om met name de redactionele kwaliteit van deze initiatieven te toetsen, zulks indien door de betrokken lidstaten om een dergelijke bijstand wordt verzocht.”

Zie verklaring onder k):

k)

Ad artikel 22

„De leden van de Raad formuleren hun opmerkingen over voorstellen tot officiële codificatie van wetteksten binnen 30 werkdagen vanaf de verspreiding van dergelijke voorstellen door het secretariaat-generaal.

De leden van de Raad zien erop toe dat de bestudering van de bepalingen van een voorstel tot herschikking van wetteksten welke zonder inhoudelijke wijziging uit het voorgaande besluit zijn overgenomen, plaatsvindt conform de voor de behandeling van codificatievoorstellen voorgeschreven beginselen.”

(17)  Lid 1 en lid 2, eerste alinea, zijn overgenomen uit artikel 207, lid 2, van het EG-Verdrag.

(18)  Met inbegrip van het Europees veiligheids- en defensiebeleid en de ontwikkelingssamenwerking.

(19)  Met inbegrip van de begroting.

(20)  Met inbegrip van de civiele bescherming.

(21)  Met inbegrip van het toerisme.

(22)  Met inbegrip van de audiovisuele sector.

(23)  Zie verklaring onder (1):

l)

Ad bijlage I, tweede alinea

„Het voorzitterschap zal bij de opstelling van de agenda van Raadszittingen onderling samenhangende agendapunten koppelen, zodat de aanwezigheid van de bevoegde nationale vertegenwoordigers wordt vergemakkelijkt, in het bijzonder wanneer een bepaalde Raadsformatie duidelijk verschillende onderwerpen moet behandelen.”

(24)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(25)  Zie verklaring onder m):

m)

Ad bijlage III, punt 1, punt h)

„De Raad bevestigt dat de huidige regeling, waarbij de teksten die als basis dienen voor zijn besprekingen, in alle talen zijn gesteld, van toepassing zal blijven.”

(26)  Zie verklaring onder n):

n)

Ad bijlage V, deel A, lid 4, punt a), onder ii)

„De Raad herinnert eraan dat het, in de in de Verdragen genoemde gevallen waarin een besluit niet van toepassing is op of in alle lidstaten, noodzakelijk is om de territoriale toepassing ervan duidelijk te doen uitkomen in de motivering en de inhoud van dat besluit.”


Top