EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999D0705

1999/705/EG: Beschikking van de Commissie van 20 juli 1999 betreffende staatssteun van Nederland ten behoeve van 633 Nederlandse tankstations in de grensstreek met Duitsland (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 2539) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

OJ L 280, 30.10.1999, p. 87–121 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/705/oj

31999D0705

1999/705/EG: Beschikking van de Commissie van 20 juli 1999 betreffende staatssteun van Nederland ten behoeve van 633 Nederlandse tankstations in de grensstreek met Duitsland (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 2539) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 280 van 30/10/1999 blz. 0087 - 0121


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 1999

betreffende staatssteun van Nederland ten behoeve van 633 Nederlandse tankstations in de grensstreek met Duitsland

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 2539)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(1999/705/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de bovengenoemde bepalingen(1) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en rekening houdend met deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1. PROCEDURE

(1) Bij brief van 14 augustus 1997, welke op 18 augustus 1997 werd ingeschreven, meldden de Nederlandse autoriteiten hun voornemen bij de Commissie aan steun toe te kennen aan 633 Nederlandse tankstations die dicht bij de Duitse grens zijn gelegen. Bij brief van 22 september 1997 verzocht de Commissie om bijkomende gegevens, waarop de Nederlandse autoriteiten bij brief van 30 oktober 1997, ingeschreven op 31 oktober 1997, hebben geantwoord. Bij brief van 17 december 1997 verzocht de Commissie opnieuw om inlichtingen over de kwesties waarop nog geen bevredigend antwoord was gegeven. Op 15 januari 1998 deden de Nederlandse autoriteiten een verzoek om verder uitstel, dat op 22 januari 1998 voor een periode tot 10 februari 1998 werd ingewilligd. Op 16 februari 1998 zond de Commissie de Nederlandse autoriteiten een herinnering. Op 17 februari 1998 verstrekten de Nederlandse autoriteiten een deel van de gevraagde inlichtingen.

(2) Daar de antwoorden van de Nederlandse autoriteiten na een aanzienlijke vertraging tegenstrijdig en onvolledig bleven, overwoog de Commissie op 2 april 1998 de procedure van artikel 88, lid 2. in te leiden. Op verzoek van de Nederlandse autoriteiten werd de inleiding van de procedure evenwel uitgesteld. Tijdens een bijeenkomst op 13 mei 1998 herhaalden de Nederlandse autoriteiten hun verzoek om uitstel, met de toezegging dat zij bij inwilliging de noodzakelijke inlichtingen zouden verschaffen. Dit verzoek werd echter afgewezen in verband met de lange periode die was verstreken sinds het moment van de aanmelding.

(3) Op 3 juni 1998 besloot de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, in te leiden. Dit besluit werd de Nederlandse regering meegedeeld bij schrijven SG(98) D/6545 van 29 juli 1998, waarin de Nederlandse autoriteiten werd verzocht hun opmerkingen binnen een maand, d.w.z, vóór 29 augustus 1998, in te dienen.

(4) Bij brief van 2 september 1998, ingeschreven op 4 september 1998, verzochten de Nederlandse autoriteiten om verder uitstel van één maand, d.w.z. tot 29 september 1998, om te kunnen antwoorden. Dit verzoek werd op 9 september 1998 door de Commissie ingewilligd. Bij schrijven van 25 september 1998, ingeschreven op 29 september 1998, verzochten de Nederlandse autoriteiten om nog eens twee maanden tijd, te rekenen vanaf de datum van verzending van het schrijven van de Commissie, dus tot 29 november 1998. Bij schrijven van 9 oktober 1998 accepteerde de Commissie een bijkomende uiterste termijn van een maand, d.w.z. tot 29 oktober 1998, waarbij zij de Nederlandse autoriteiten te kennen gaf dat, indien deze informatie op die datum nog niet zou zijn ontvangen, de Commissie zich gedwongen zou kunnen zien uitsluitend op grond van de beschikbare gegevens een negatieve beschikking te geven. Bij schrijven van 29 oktober, ingeschreven op 4 november 1998, dienden de Nederlandse autoriteiten hun opmerkingen in.

(5) De bekendmaking van de Commissie, waarin belanghebbenden werden uitgenodigd hun opmerkingen te maken, werd op 7 oktober 1998 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2) bekendgemaakt. Op 9 november 1998, de in de bekendmaking genoemde uiterste termijn, hadden belanghebbenden tien opmerkingen ingediend. Deze opmerkingen werden bij schrijven ven 21 december 1998 aan de Nederlandse autoriteiten meegedeeld, welke de gelegenheid kregen zich hierover uit te spreken.

(6) Op 17 februari 1999 maande de Commissie de Nederlandse autoriteiten aan de noodzakelijke informatie te verstrekken, omdat zij niet hadden aangetoond dat er geen cumulering van steun was. Deze beslissing werd de Nederlandse autoriteiten meegedeeld bij schrijven SG(99) D/1411 van 25 februari 1999, waarin de Nederlandse autoriteiten werd verzocht hun opmerkingen binnen 15 werkdagen vanaf de bekendmaking van deze beslissing, d.w.z. vóór 18 maart 1999, in te dienen.

(7) Bij brieven van 17 maart 1999 en 6 april 1999, ingeschreven op 17 maart 1999 en 7 april 1999, verstrekten de Nederlandse autoriteiten i) een lijst van alle begunstigden van de steun, d.w.z. 633 tankstations, ii) de tekst van de rechtsgrondslag, de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland, gedateerd op 21 juli 1997 respectievelijk 15 december 1997, iii) een afschrift van de tussen het ministerie van Financiën en Senter gemaakte uitvoeringsafspraken inzake de tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland(3) en iv) 574 exclusieve afnameovereenkomsten en door Senter opgestelde vragenlijsten in verband met de in aanmerking komende tankstations.

(8) Nadat de Commissie deze overeenkomsten had onderzocht, verzocht zij bij schrijven van 5 mei 1999 om aanvullende inlichtingen. Bij schrijven van 20 mei 1999, ingeschreven op 21 mei 1999, zijn de Nederlandse autoriteiten gedeeltelijk op dit verzoek ingegaan.

2. NAUWKEURIGE BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

(9) De steun is bedoeld voor 633 Nederlandse tankstations die zich dicht bij de Duitse grens bevinden. Natuurlijke of rechtspersonen, vennootschappen onder firma of besloten vennootschappen, voor rekening waarvan één of meer tankstations worden gedreven, en hun rechtsopvolgers komen voor de subsidie in aanmerking. In de bijlage bij de onderhavige beschikking is een lijst opgenomen waarop alle begunstigden van de steun zijn vermeld.

(10) Het doel van de steun is de compensatie van de vermeende omzetdaling die het gevolg is van de verhoging van de accijnzen op lichte olie, welke op 1 juli 1997 in Nederland van kracht werd. De Nederlandse autoriteiten vrezen dat de Nederlandse consumenten als gevolg van deze stijging geneigd zullen zijn te gaan tanken in de Duitse tankstations die dicht bij de Nederlandse grens zijn gelegen.

(11) De subsidie wordt berekend op basis van de hoeveelheid afgeleverde lichte olie. De omvang van de subsidie neemt af naar mate de afstand tot de Duitse grens groter is, dat wil zeggen dat tankstations die gevestigd zijn op niet meer dan 10 km van de grens, 100 NLG (45 EUR) ontvangen per 1000 liter lichte olie die is afgeleverd en de stations die gevestigd zijn tussen 10 en 20 km van de grens, 50 NLG (23 EUR) ontvangen per 1000 liter lichte olie die is afgeleverd(4). Deze bedragen worden vervolgens verdubbeld.

(12) Indien de accijns op lichte olie in Duitsland wordt verhoogd, worden de steunbedragen verminderd met 10/11 respectievelijk 5/11 deel van het bedrag waarmee het tarief van de accijns op lichte olie per 1000 liter in Duitsland wordt verhoogd(5). De totale steun zou ongeveer 126 miljoen NLG bedragen (52,7 miljoen EUR(6)), afhankelijk van de door de tankstations geboekte omzet en eventuele stijgingen van de accijnzen in Duitsland. De looptijd van de subsidieregeling bedraagt maximaal drie jaar, tot 1 juli 2000.

(13) In de aanmelding(7) gaven de Nederlandse autoriteiten aan dat de maatregel onder de "de minimis"-regeling zou moeten vallen aangezien een maximum van 100000 EUR per tankstation geldt voor de looptijd van de steunmaatregel. In dit kader menen zij dat elk tankstation afzonderlijk als onderneming kan worden aangemerkt en dat de Commissie deze maatregelen zonder bezwaren zou moeten goedkeuren.

(14) Volgens de Nederlandse autoriteiten zijn er in Nederland drie soorten tankstations:

(15) In de eerste categorie, die van de wederverkoper/eigenaar (dealer-owned/dealer-operated - Do/Do), is de wederverkoper eigenaar van het tankstation, exploiteert hij dit op eigen risico en is hij aan zijn leverancier gebonden door exclusieve afnameovereenkomsten gedurende een periode van vijf jaar, met een mogelijkheid tot verlenging met vijf jaar, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie(8).

(16) In de tweede categorie, die van de wederverkoper/huurder (company-owned/dealer-operated - Co/Do), is de wederverkoper huurder van het tankstation, exploiteert hij dit op eigen risico en is hij, zolang hij het tankstation huurt, aan de oliemaatschappij gebonden door exclusieve afnameovereenkomsten overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1984/83.

(17) In de derde en laatste categorie, die van de wederverkoper in loondienst (company-owned/company-operated - Co/Co) wordt het tankstation geëxploiteerd door werknemers of dochterondernemingen van de oliemaatschappij. De werknemers/dochterondernemingen werken niet voor eigen risico en hebben geen vrije keuze over hun leverancier; bijgevolg is Verordening (EEG) nr. 1984/83 niet van toepassing.

(18) Het Nederlandse ministerie van Financiën heeft Senter, een uitvoeringsinstantie van het ministerie van Economische Zaken voor technologie, energie en milieu, opgedragen de steun ten uitvoer te leggen(9).

(19) Om te kunnen antwoorden op het verzoek van de Commissie om inlichtingen, zond Senter een vragenlijst naar de betrokken tankstations. Daarin werden de volgende vragen gesteld: a) de naam van het tankstation, b) de naam van de eigenaar van het tankstation, c) de rechtsvorm van de onderneming, d) de indeling van het tankstation (Do/Do, Co/Do of Co/Co), e) het verkochte merk lichte olie, f) is een afschrift van de exclusieve afnamecontracten naar Senter gestuurd, g) de hoeveelheid lichte olie die per jaar wordt verkocht, h) bestaat er een systeem van prijsbeheer (SPB), i) heeft de oliemaatschappij zeggenschap over de betrokken wederverkoper, en j) wordt het betrokken tankstation voor eigen risico geëxploiteerd.

3. REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(20) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 3, was gebaseerd op twee gronden:

(21) Ten eerste oordeelde de Commissie dat de "de minimis"-regel van toepassing zou kunnen zijn ingeval elk tankstation als afzonderlijke onderneming zou kunnen worden beschouwd. Volgens de Commissie kan een tankstation niet als afzonderlijke onderneming worden beschouwd wanneer één eigenaar verscheidene tankstations bezit (hetgeen het geval kan zijn met de "company-owned/company-operated" tankstations) of wanneer de vrijheid van "onafhankelijke" exploitanten zodanig door de gecombineerde huur- en exclusieve afnameovereenkomsten wordt ingeperkt dat de grote oliemaatschappijen in feite de zeggenschap over hen hebben (zoals het geval kan zijn bij "company-owned/dealer-operated" tankstations).

(22) Ten tweede oordeelde de Commissie dat, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, de "de minimis"-regel kan worden geïnterpreteerd als een onweerlegbaar rechtsvermoeden, d.w.z. dat zelfs wanneer het betrokken steunbedrag klein is en derhalve onder het plafond van de "de minimis"-regel ligt, deze regel toch niet van toepassing is wanneer de steun het handelsverkeer en de mededinging tussen de lidstaten beïnvloedt.

(23) Tot slot stelde de Commissie in haar besluit drie vragen om een duidelijk beeld van de eigendomsstructuur van de betrokken tankstations te krijgen en te kunnen beoordelen of de handelingsvrijheid van de "onafhankelijke" exploitanten zo beperkt is dat zij in werkelijkheid onder zeggenschap staan van de betrokken oliemaatschappij: "1. een lijst van de eigenaars van de 624(10) tankstations, de verdeling van de 624 tankstations over de drie categorieën stations en bijgewerkte informatie over de marktaandelen van de 624 naar eigenaar uitgesplitste tankstations;

2. vergelijkbare gegevens over de eigendomsstructuur van de tankstations in geheel Nederland en in het gebied waar de steun is voorgenomen. Indien de algemene eigendomsstructuur van Nederland niet voor dit gebied geldt, dient de Nederlandse regering uiteen te zetten waarom, en

3. afschriften van alle gecombineerde exclusieve afname- en huurovereenkomsten per oliemaatschappij om te kunnen beoordelen of de handelingsvrijheid van de 'onafhankelijke' exploitanten dermate beperkt is dat zij in feite onder controle van de betrokken oliemaatschappijen staan.".

4. REDENEN VOOR HET BEVEL VAN DE COMMISSIE TOT DE VERSTREKKING VAN INLICHTINGEN

(24) Aangezien de Nederlandse autoriteiten geen bevredigend antwoord hadden gegeven op de vragen in het besluit tot inleiding van de procedure, gelastte de Commissie de Nederlandse autoriteiten haar de gevraagde inlichtingen te verstrekken. De vragen waren vrijwel identiek aan die welke reeds door de Commissie bij schrijven van 22 september 1997 aan de Nederlandse autoriteiten waren gesteld en in het schrijven van 17 december 1997 waren herhaald. De Commissie beschouwde het antwoord van de Nederlandse autoriteiten om de volgende redenen als ontoereikend:

(25) Wat de eerste vraag betreft, hadden de Nederlandse autoriteiten in het bijzonder geen met redenen omklede lijst verstrekt van de 633 tankstations, en hun eigenaren, en hadden zij niet aangegeven hoe deze tankstations over de drie categorieën zijn verdeeld. Voorts zijn de Nederlandse autoriteiten niet ingegaan op de schijnbaar tegenstrijdige gegevens betreffende deze indeling, zoals was opgemerkt in het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure.

(26) Met betrekking tot de tweede vraag hebben de Nederlandse autoriteiten geen specifieke opmerkingen gemaakt maar hebben zij in algemene zin gesteld dat zij geen adequate antwoorden op de vragen 2 en 3 konden geven. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met het standpunt van de brancheorganisaties, volgens welke er geen redenen zijn aan te nemen dat de eigendomsstructuur van de tankstations in het grensgebied in aanmerkelijke mate van de structuur van de rest van Nederland zou afwijken.

(27) Wat de derde vraag betreft, te weten het verzoek afschriften van alle gecombineerde exclusieve afname- en huurovereenkomsten voor elke oliemaatschappij te verstrekken, kon de Commissie de argumentatie van de Nederlandse autoriteiten, volgens welke de brancheorganisaties geen toegang tot deze informatie hebben, niet aanvaarden.

(28) Ten slotte gelastte de Commissie de Nederlandse autoriteiten, naar aanleiding van de opmerkingen van derden na de inleiding van de procedure door de Commissie, inlichtingen te verstrekken over de mate waarin een systeem van prijsbeheer ("SPB") deel uitmaakt van de overeenkomsten die Q8 met pomphouders in het betrokken gebied sluit. De Commissie verzocht de Nederlandse autoriteiten voorts te bevestigen of de andere oliemaatschappijen in het voor subsidie in aanmerking komende gebied een gelijkaardig systeem toepassen.

5. OPMERKINGEN VAN DERDEN

(29) Na de bekendmaking van de beschikking van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de steun, ontving de Commissie opmerkingen van tien belanghebbenden. Daarvan waren a) drie afkomstig van individuele pomphouders (BP, BP en De Fakkel), b) vier afkomstig van oliemaatschappijen (Q8, Texaco, Shell en Total) en c) drie afkomstig van brancheorganisaties (NOVE, Bovag en BETA). Op 12 maart 1999 ontving de Commissie ook een brief van een pomphouder die tevens voorzitter van de VEB (Vereniging Exploitanten Tankstations) is. De Commissie kan deze laatste brief echter niet in aanmerking nemen, omdat zij hem ontvangen heeft na afloop van de termijn die was voorzien in de bekendmaking van de beschikking tot inleiding van de procedure, d.w.z. na 9 november 1998.

(30) a) In de drie brieven van de individuele pomphouders wordt de informatie herhaald die door Senter in haar vragenlijsten was gevraagd(11). In het algemeen wordt in deze brieven ongerustheid geuit over het risico dat de steun wordt afgeschaft en eventueel teruggevorderd. De klemtoon wordt gelegd op de noodzaak van de steun omdat de voormalige klanten van de pomphouders naar Duitsland gaan om te tanken sinds in Nederland de accijnzen op lichte olie zijn verhoogd. In haar brief stelde De Fakkel BV de Commissie ervan in kennis dat zij, teneinde steun te ontvangen voor elk van haar tankstations bij de Duitse grens (vijf van 18 tankstations in totaal), het bedrijf in verscheidene juridische entiteiten heeft opgesplitst.

(31) b) De vier betrokken oliemaatschappijen (Q8, Texaco, Shell en Total) zijn van oordeel dat de Nederlandse autoriteiten de gevraagde exclusieve afnamecontracten niet konden verstrekken, omdat zij daarvan geen afschrift bezitten, noch over de wettelijke mogelijkheden beschikken een dergelijk afschrift te verkrijgen. De oliemaatschappijen zelf kunnen de bedoelde contracten niet verstrekken zonder daarvoor in elk individueel geval toestemming te krijgen van elke overeenkomstsluitende partij. Total acht het niet relevant afschriften van de contracten te verstrekken. Zowel Texaco als Total beklemtonen dat het marktaandeel van een oliemaatschappij in Nederland, uitgedrukt in hoeveelheid verkochte lichte olie, geen weergave van de eigendomsstructuur van de individuele tankstations kan zijn, omdat de omzet per station enorm kan verschillen. Volgens Texaco, Shell en Q8 werken wederverkopers uit de Co/Do-categorie onafhankelijk en voor eigen risico. Om dit aan te tonen verstrekte Q8 een afschrift van een standaard exclusieve afnameovereenkomst voor Co/Do-tankstations. Texaco meent dat krachtens de "de minimis"-regel ieder tankstation als een afzonderlijke onderneming moet worden aangemerkt. Ten slotte betoogt de oliemaatschappij Total dat de steun niet kan worden beschouwd als verstorend voor de mededinging omdat zij de betrokken tankstations slechts gedeeltelijk voor de geleden verliezen compenseert.

(32) c) Drie brancheorganisaties hebben naar aanleiding van de inleiding van de procedure hun opmerkingen ingediend, namelijk NOVE, BETA en Bovag.

(33) NOVE (Nederlandse Organisatie voor de Energiebranche) vertegenwoordigt 1000 tankstations en 500 olieleveranciers in Nederland. NOVE gaat niet akkoord met het onderlinge verband dat de Commissie aanneemt tussen het voeren van een merk en de eigendomsstructuur. Bovendien begrijpt de organisatie niet hoe het bestaan van een huurovereenkomst een aanwijzing kan zijn voor externe controle. Wat de volledige lijst van eigenaren en het bewijs van eigendom betreft, hebben noch de Nederlandse autoriteiten, noch NOVE toegang tot dergelijke gegevens. Alleen de betrokken partijen kunnen die verstrekken.

(34) BETA (Belangenvereniging Tankstations) vertegenwoordigt 850 leden die ongeveer 1400 tankstations exploiteren. Alleen onafhankelijke pomphouders kunnen lid worden van BETA, omdat een belangrijke taak voor BETA het ter zijde staan van haar leden bij onderhandelingen met de oliemaatschappijen is. Ongeveer de helft van de leden van BETA behoort tot de categorie Do/Do en de andere helft tot de categorie Co/Do. Beide categorieën tankstations worden voor eigen rekening geëxploiteerd en de steun komt derhalve alleen ten goede aan deze tankstations en aan niemand anders. Volgens BETA exploiteert 90 % van de steunontvangers slechts één station en zouden deze personen de subsidie moeten kunnen behouden. Wat de gevraagde distributieovereenkomsten betreft, meent BETA dat een kopie van een standaardexemplaar voldoende moet zijn. Ten slotte is BETA van mening dat de maatregel de mededinging niet verstoort, daar de brandstofomzet in het voor steun in aanmerking komende gebied sinds de betrokken accijnsverhoging tussen 15 en 25 % is gedaald.

(35) Volgens Bovag (vereniging van personenauto- en truckdealers, algemene auto-, tweewieler-, caravan-, aanhangwagen-, revisie- en autowasbedrijven, verkeersopleidingen, autoverhuur- en leasingbedrijven en tankstations) compenseert de volgens de "de minimis"-regeling toegekende steun de tankstations slechts gedeeltelijk voor de verliezen die zij sinds de verhoging van de accijnzen hebben geleden. Bovag beklemtoont het feit dat, ook in het geval van Co/Do, de dealer voor eigen rekening en risico werkt. Bovendien meent zij dat de steun per tankstation moet worden uitgekeerd, zelfs indien een wederverkoper meer dan één station bezit. Volgens Bovag bevestigt het resultaat van haar intern onderzoek, dat in maart 1998 werd gevoerd en waaraan 3300 tankstations deelnamen, de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte cijfers. Een lijst van de in aanmerking komende tankstations is verkrijgbaar bij Senter. De gecombineerde huur- en distributieovereenkomsten moeten rechtstreeks bij de betrokken tankstations worden opgevraagd.

6. OPMERKINGEN VAN NEDERLAND

(36) De Nederlandse autoriteiten hebben in vier brieven een antwoord geformuleerd op het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag en haar bevel tot inlichtingenverstrekking. Deze brieven, te weten a) de brief van 29 oktober 1998, b) de brief van 17 maart 1999, c) de brief van 6 april 1999 en d) de brief van 20 mei 1999, zijn hieronder samengevat:

(37) a) In hun antwoord van 29 oktober 1998 met betrekking tot de inleiding van de procedure merken de Nederlandse autoriteiten op, dat de in de brief van 29 juli 1998 van de Commissie gestelde eerste vraag reeds voor een deel is beantwoord. Omdat de voor de beantwoording van de vragen 2 en 3 benodigde gegevens door de brancheorganisaties moeten worden verstrekt, werden deze laatste geraadpleegd. Volgens de Nederlandse autoriteiten hebben deze organisaties te kennen gegeven dat zij de gevraagde gegevens niet kunnen verstrekken, omdat i) zij niet over deze informatie beschikken en ii) zij niet inzien waarom de gevraagde informatie noodzakelijk is.

(38) Ten slotte wijzen de Nederlandse autoriteiten erop dat de door een tankstation gevoerde vlag (het merk brandstof dat wordt verkocht) geen aanwijzing geeft voor de eigendomsstructuur van dat tankstation. Zij beëindigen de brief met de verklaring dat zij te allen tijde bereid zijn overleg te plegen met de Commissie om te bezien of de informatie op andere wijze kan worden verkregen.

(39) De Nederlandse regering voegde bij haar antwoord ook het standpunt dat door het advocatenkantoor De Brauw, Blackstone en Westbroek was ingediend namens de betrokken brancheorganisaties. Ten eerste analyseert het advocatenkantoor in detail het begrip "onderneming" in de mededingingswetgeving van de Gemeenschap, zoals met name vervat in de concentratieverordening en in de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag.

(40) Ten tweede worden opmerkingen gemaakt over de door de Commissie gestelde vragen. In het standpunt wordt gesteld dat een deel van de informatie met betrekking tot de eerste vraag bij Senter kan worden opgevraagd, dan wel via de Kamers van Koophandel of het kadaster kan worden verkregen.

(41) Op de tweede vraag antwoordt het advocatenkantoor dat het geen aanleiding ziet aan te nemen dat de eigendomsstructuur van de tankstations in het grensgebied aanzienlijk zou afwijken van de structuur in de rest van Nederland.

(42) Ten slotte stelt het advocatenkantoor dat het niet noodzakelijk is alle contracten van geheel Nederland te verstrekken, omdat de steun slechts het grensgebied betreft. Hoe dan ook, de inhoud van deze contracten kan niet relevant zijn, aangezien het ministerie van Financiën de tankstations als afzonderlijke ondernemingen beschouwt. Als conclusie wijst De Brauw op het belang van het gelijkheidsbeginsel in het communautaire recht.

(43) b) In hun eerste antwoord op het bevel van de Commissie tot inlichtingenverstrekking, gedateerd op 17 maart 1999, stellen de Nederlandse autoriteiten de Commissie ervan in kennis dat zij de begunstigden van de steun gevraagd hebben over i) de eigendom van de betrokken tankstations en ii) de toepassing van systemen van prijsbeheer informatie te verstrekken, en iii) een afschrift over te leggen van de exclusieve afnameovereenkomsten die de onafhankelijkheid van de dealers eventueel kunnen beperken. Het merendeel van de begunstigden heeft op dit verzoek gereageerd. Deze reacties werden de Commissie toegezonden. Het antwoord van de Nederlandse autoriteiten ging vergezeld van een lijst waarin de namen van alle begunstigden (met hun rechtsvorm) waren opgenomen. Ingevolge het bevel tot inlichtingenverstrekking van de Commissie hebben de Nederlandse autoriteiten naar zij beweren de eigenaren van de tankstations nogmaals om informatie verzocht. Deze nieuwe informatie zal naar de Commissie worden doorgezonden zodra zij deze ontvangen hebben.

(44) c) In hun tweede antwoord op het bevel van de Commissie tot inlichtingenverstrekking, gedateerd op 6 april 1999, hebben de Nederlandse autoriteiten de overige reacties van de begunstigden aan de Commissie toegezonden. Deze brief ging vergezeld van i) een kopie van de uitvoeringsafspraken tussen het ministerie van Financiën en Senter inzake de Tijdelijke subsidieregeling tankstations grensstreek Duitsland(12) en ii) een kopie van de rechtsgrondslag die op 15 december 1997 werd gewijzigd(13). De Commissie ontving in totaal 574 exclusieve afnameovereenkomsten en door Senter opgestelde vragenlijsten.

(45) d) Bij schrijven van 5 mei 1999 verzocht de Commissie de Nederlandse autoriteiten dringend te antwoorden op i) de nog niet beantwoorde vragen die waren opgenomen in het bevel tot inlichtingenverstrekking en ii) een aantal vragen die voortvloeiden uit de gewijzigde rechtsgrondslag van 15 december 1997, met terugwerkende kracht tot 1 juli 1997, welke niet bij de Commissie was aangemeld. Ten slotte verzocht de Commissie de Nederlandse autoriteiten om iii) aan te geven welke maatregelen Nederland voornemens is te nemen als gevolg van de stijging van de accijns op lichte olie met 0,06 DEM (0,03 EUR) per liter in Duitsland, met ingang van 1 april 1999.

(46) In antwoord op dit laatste verzoek, in het bijzonder op vraag i), hebben de Nederlandse autoriteiten een overzicht in tabelvorm gegeven. In deze tabel was opgenomen: het registratienummer waaronder de subsidie was toegekend, de naam van het betreffende tankstation, de rechtsvorm waarin het tankstation wordt geëxploiteerd, de categorie van het tankstation (Do/Do, Co/Do of Co/Co), of de aanvrager van het betreffende tankstation heeft gereageerd op het verzoek om informatie, het merk brandstof en de aanverwante artikelen die in het betreffende tankstation worden verkocht en de soort en het type overeenkomsten die de Nederlandse autoriteiten van de aanvrager hebben ontvangen en aan de Commissie hebben doorgestuurd. De categorie (Do/Do, Co/Do of Co/Co) geeft weer hetgeen de aanvrager daarover heeft opgegeven. Op basis van de gegevens waarover de Nederlandse autoriteiten beschikken, blijkt dat, indien de verschillende indelingen op alle subsidieaanvragers worden toegepast, ongeveer 43 % is ingedeeld als Do/Do en 17 % als Co/Do. Als eigenaar, eigenaar/exploitant of handelend voor eigen rekening en risico merkt zich 13 % aan. Eén aanvrager (0,2 %) heeft zichzelf als Co/Co aangemerkt.

(47) Volgens de Nederlandse autoriteiten is ook de aanduiding van de merken van de brandstoffen en de aanverwante artikelen gebaseerd op de door de aanvragers van de subsidie opgegeven informatie. Een aantal aanvragers heeft op deze vraag niet gereageerd (ongeveer 23 %). Dat houdt in dat de door de Commissie gevraagde marktaandelen dienen te worden gebaseerd op 77 % van de tankstations. Opgemerkt moet worden dat deze tankstations volgens de Nederlandse autoriteiten ongeveer 81 % van de in de grensstreek verkochte lichte olie voor hun rekening nemen. De op grond van de beschikbare gegevens berekende marktaandelen zijn gebaseerd op de referentieperiode juli 1996 tot en met juni 1997. Deze marktaandelen - die dus uitsluitend betrekking hebben op de Nederlands-Duitse grensstreek en niet meer dan een indicatie kunnen geven - zijn:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(48) In hun antwoord wijzen de Nederlandse autoriteiten erop dat deze marktaandelen geen enkele aanwijzing kunnen geven over de eigendomsstructuur van de tankstations. Dat een tankstation de vlag van een oliemaatschappij voert, betekent niet dat dit tankstation niet volledig voor eigen rekening en risico wordt gedreven en dat derhalve een indeling als Do/Do of ten minste als Co/Do zonder meer van toepassing kan zijn.

(49) De Nederlandse autoriteiten hebben de vraag betreffende de toepassing van een systeem voor prijsbeheer (SPB) door andere oliemaatschappijen dan Q8, voorgelegd aan de oliemaatschappijen en aan de exploitanten van de betrokken tankstations. Zij verbinden zich ertoe de Commissie deze gegevens toe te sturen zodra zij deze hebben ontvangen.

(50) Volgens de Nederlandse autoriteiten maakt het SPB, op één uitzondering na, deel uit van de contracten die tussen Q8 en de wederverkopers in de in aanmerking komende gebieden zijn gesloten. In het kader van de contracten die Q8 met haar wederverkopers sluit, staat vast dat de wederverkoper zelf zijn verkoopprijs voor de motorbrandstof bepaalt. Tegen deze achtergrond kan de wederverkoper met Q8 onderhandelen om het SPB onderdeel te laten zijn van de basisovereenkomst. Bij het SPB bestaat de mogelijkheid dat Q8 onder de in het contract genoemde voorwaarden een deel van de door de wederverkoper verstrekte korting op de adviesprijs voor haar rekening neemt. In vastgelegde tabellen, welke onderdeel vormen van de basisovereenkomst, is per brandstof aangegeven welk aandeel voor elke cent per liter extra pompkorting voor rekening van Q8, respectievelijk voor rekening van de wederverkoper komt. Sommige wederverkopers geven er de voorkeur aan het risico van extra pompkortingen geheel voor eigen rekening te nemen in ruil voor een hogere korting in de basisovereenkomst.

(51) Wat vraag ii) over de gewijzigde rechtsgrondslag betreft, geven de Nederlandse autoriteiten de volgende uitleg. Reeds vanaf 1 juli 1997 wordt de subsidie slechts verleend tot een maximum van 100000 EUR per onderneming, d.w.z. de natuurlijke of rechtspersoon voor rekening en voor risico waarvan één of meer tankstations worden gedreven. De wijziging in december 1997, waarnaar de Commissie verwijst, hield op dit punt geen wijziging van de opzet in. De (voorwaardelijke) aanmelding op grond van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag betreft niet de huidige regeling, maar het voornemen van de Nederlandse regering tot uitbreiding van het toepassingsgebied van die regeling, welk voornemen niet ten uitvoer is gelegd. Deze voorgenomen uitbreiding van de regeling betrof een toepassing per tankstation. Dat laatste was voor de Nederlandse regering aanleiding zich tot de Commissie te wenden met de vraag of subsidiëring per tankstation onder de "de minimis"-regeling toelaatbaar zou zijn en om, wanneer de "de minimis"-regeling een dergelijke uitbreiding niet zou toestaan, deze uitbreiding als voorgenomen steunmaatregel aan te melden. De Nederlandse autoriteiten beklemtonen dat aan dit voornemen geen uitvoering zal worden gegeven alvorens de Commissie zich hierover heeft uitgelaten.

(52) Op vraag iii) betreffende de gevolgen voor de subsidieregeling die de Nederlandse regering trekt uit de recente accijnsverhoging in Duitsland, antwoorden de Nederlandse autoriteiten ten slotte als volgt. Met ingang van 1 april 1999 is in Duitsland de accijns op lichte olie met 0,06 DEM (0,03 EUR) per liter verhoogd. Omgerekend in Nederlandse guldens is dit gelijk aan een verhoging van 0,068 NLG per liter, of 68 NLG (31 EUR) per 1000 liter. Ingevolge artikel 5, lid 1, van de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland, werd het bedrag van 100 NLG (45 EUR) voor tankstations binnen een straal van 10 km van de Duitse grens (eerste categorie) met ingang van 1 mei 1999 met 10/11 van 68 NLG, of 62 NLG (28 EUR) verlaagd. Het bedrag van 50 NLG voor tankstations die zijn gevestigd tussen 10 en 20 km van de Duitse grens (tweede categorie) werd met 5/11 van 68 NLG, of met 31 NLG (14 EUR) verlaagd. De nieuwe bedragen zijn met ingang van 1 mei 1999 van toepassing geworden en bedragen derhalve 38 NLG (17 EUR) per 1000 liter voor tankstations uit de eerste categorie en 19 NLG (9 EUR) per 1000 liter voor tankstations uit de tweede categorie.

7. BEOORDELING VAN DE STEUN

7.1. Rechtsgrondslag van de beoordeling

(53) De Nederlandse autoriteiten hebben hun voornemen aangemeld steun te verlenen aan 633 tankstations die zich dichtbij de Duitse grens bevinden. Volgens punt 6 van de aanmelding is het plafond voor de subsidie voor de volledige (maximum) duur van de steunmaatregel (tot 1 juli 2000) 100000 EUR per tankstation. In de aanmelding wordt niet naar een rechtsgrondslag verwezen.

(54) De Nederlandse autoriteiten hebben echter wel, als bijlage bij de aanmelding, het ministerieel besluit Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland(14) verschaft. In artikel 4 van deze regeling wordt bepaald dat de subsidie per aanvrager maximaal het equivalent van 100000 EUR in Nederlandse guldens bedraagt voor de periode van 1 juli tot 30 juni 2000.

(55) Volgens de Nederlandse autoriteiten is, zoals in de begeleidende brief bij de aanmelding wordt uiteengezet, laatstgenoemde maatregel een minder verstrekkende steunmaatregel, die op 1 juli 1997 in afwachting van de resultaten van de procedure bij de Commissie werd ingevoerd. Volgens de Nederlandse autoriteiten is laatstgenoemde maatregel vrijwel gelijk aan de voorgestelde maatregel, met uitzondering evenwel dat hij niet van toepassing is op tankstations als zodanig, maar op ondernemers, namelijk op de natuurlijke of rechtspersonen, voor rekening en voor risico waarvan één of meer tankstations wordt of worden gedreven, en op hun rechtsopvolgers. De Nederlandse autoriteiten betogen dat de steunmaatregel, die niet volledig aan de compensatiedoelstelling beantwoordt, duidelijk met de "de minimis"-regeling in overeenstemming is.

(56) In de brief van 20 mei 1999 verklaren de Nederlandse autoriteiten dat hun bedoeling met de aanmelding was, het toepassingsgebied van de reeds bestaande regeling uit te breiden. De uitbreiding van de regeling heeft betrekking op de aanvraag per tankstation, en niet per aanvrager. Om deze reden hebben de Nederlandse autoriteiten de Commissie gevraagd of subsidiëring per tankstation in het kader van de "de minimis"-regeling toelaatbaar was. Volgens de Nederlandse autoriteiten is aan dit voornemen geen uitvoering gegeven.

(57) Gelet op de situatie waarin de Nederlandse autoriteiten een steunvoornemen zonder rechtsgrondslag hebben aangemeld, maar terzelfder tijd een soortgelijke steunmaatregel ten uitvoer hebben gelegd die wel een rechtsgrondslag heeft maar niet is aangemeld, rijst de vraag of de keuze van een maximumsteunbedrag per tankstation of per aanvrager de beoordeling van de Commissie verandert.

(58) In dit verband zij erop gewezen dat het ministerie van Financiën Senter de opdracht heeft gegeven de tijdelijke subsidie voor tankstations die dichtbij de Duitse grens zijn gelegen, zoals vervat in de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland, uit te voeren. Naar aanleiding van de beschikking van de Commissie inzake het verstrekken van inlichtingen heeft Senter de Commissie via de Nederlandse autoriteiten een lijst van de 633 aanvragers van steun op grond van deze steunmaatregel verschaft.

(59) Door het plafond voor de subsidie in de reeds uitgevoerde maatregel op 100000 EUR per aanvrager in plaats van per tankstation vast te stellen, lijkt het risico van cumulering van steun op het eerste gezicht te zijn uitgeschakeld in situaties waarin dezelfde pomphouder verscheidene tankstations exploiteert. Toch is het de Commissie, nadat zij de door Senter verschafte 574 exclusieve afnameovereenkomsten en vragenlijsten die overeenkomen met de door Senter verschafte lijst aanvragers heeft onderzocht, gebleken dat de cumulatieregeling niet in acht is genomen, zelfs wanneer het maximum per aanvrager is vastgesteld, en wel om drie redenen. Ten eerste komt eenzelfde aanvrager verscheidene keren op de lijst voor. Ten tweede wordt niet voorkomen dat een aanvrager verscheidene malen van de steun profiteert, doordat, zoals De Fakkel BV deed, een bedrijf in verscheidene juridische entiteiten kan worden opgesplitst(15). Ten derde wordt bij de vaststelling van het steunplafond op het niveau van de aanvrager geen rekening gehouden met de feitelijke ortvanger van de steun overeenkomstig de toepassing van het systeem van prijsbeheer(16).

(60) De beoordeling door de Commissie van de steunmaatregel in het kader van de "de minimis"-steun zoals hieronder wordt uiteengezet is derhalve zowel van toepassing op de aangemelde steunmaatregel als op de uitgevoerde steunmaatregel die is gebaseerd op het besluit Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland.

(61) Daar er twijfel bestaat over de vraag of zowel de oorspronkelijke steunmaatregel, gebaseerd op het besluit Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland, als de aangemelde uitgebreide steunmaatregel onder de "de minimis"-regel zouden vallen, hadden zowel de oorspronkelijke steunmaatregel als de uitgebreide steunmaatregel bij de Commissie moeten worden aangemeld. Het argument van de Nederlandse autoriteiten, dat de verplichting tot aanmelding alleen betrekking heeft op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de maatregel, is daarom niet steekhoudend. Ook hadden de Nederlandse autoriteiten de wijzigingen van de rechtsgrondslag, het besluit Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland van 21 juli 1997 bij ministerieel besluit van 15 december 1997, met terugwerkende kracht tot 1 juli 1997(17), bij de Commissie moeten aanmelden.

(62) De Nederlandse autoriteiten zijn derhalve de uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag op hen rustende verplichting, dat steun niet mag worden verleend voordat de Commissie haar standpunt heeft bekendgemaakt, niet nagekomen.

7.2. Beoordeling van de maatregel in het licht van de voorlopige beschikking inzake het verschaffen van informatie

(63) Ondanks het feit dat de Commissie de Nederlandse autoriteiten heeft opgedragen haar de gevraagde informatie te verschaffen, heeft zij nog steeds geen gegevens ontvangen over 250 tankstations, d.w.z, ongeveer 40 % van de 633 voor subsidie in aanmerking komende tankstations. Binnen deze categorie "geen informatie" hebben de Nederlandse autoriteiten hetzij in het geheel geen informatie (59 tankstations) hetzij onvoldoende informatie (191 tankstations) verstrekt.

(64) De Commissie is van mening dat de informatie onvoldoende is wanneer een tankstation alleen de vragenlijst van Senter heeft ingevuld zonder een afschrift van zijn exclusieve afnameovereenkomsten te hebben overgelegd. Hierdoor worden de antwoorden zoals deze in de vragenlijst worden gegeven niet met bewijsstukken gestaafd. De tankstations delen zichzelf bijvoorbeeld in één van de drie categorieën Do/Do, Co/Do of Co/Co in, zonder bewijzen voor deze indeling te verschaffen. Ook beweren de tankstations dat zij onafhankelijk zijn, maar deze bewering wordt evenmin met bewijsstukken gestaafd.

a) De Nederlandse autoriteiten hebben de Commissie geen enkele informatie verschaft over de volgende 59 tankstations(18):

7, 11, 13, 46, 175, 201, 202, 222, 234, 249, 252, 258, 280, 291, 297, 298, 314, 323, 350, 364, 372, 373, 382, 393, 405, 407, 411, 416, 420, 476, 491, 510, 512, 531, 533, 535, 539, 551, 552, 553, 557, 568, 580, 588, 590, 599, 604, 610, 613, 620, 621, 625, 642, 644, 658, 663, 764, 765 en 766.

b) De Nederlandse autoriteiten hebben over de onderstaande 191 tankstations onvoldoende informatie verschaft:

2, 8, 9, 20, 27, 31, 41, 42, 59, 60, 61, 66, 68, 73, 76, 78, 82, 84, 94, 101, 102, 103, 105, 106, 107, 108, 115, 116, 120, 121, 122, 124, 126, 130, 131, 134, 145, 149, 152, 154, 156, 158, 162, 164, 167, 182, 183, 184, 187, 196, 200, 205, 210, 212, 214, 216, 220, 225, 226, 227, 233, 237, 238, 240, 245, 250, 257, 267, 269, 270, 282, 286, 288, 295, 300, 307, 309, 310, 321, 327, 328, 331, 334, 340, 345, 349, 351, 353, 365, 369, 374, 375, 376, 378, 379, 380, 385, 389, 394, 399, 401, 402, 404, 418, 423, 434, 444, 447, 449, 450, 451, 455, 456, 460, 467, 471, 477, 478, 480, 481, 489, 498, 499, 500, 501, 502, 503, 504, 505, 507, 508, 509, 511, 513, 515, 516, 517, 520, 522, 526, 529, 530, 532, 534, 538, 542, 543, 546, 549, 554, 555, 556, 565, 566, 567, 571, 577, 579, 581, 585, 589, 591, 596, 602, 605, 609, 611, 612, 615, 616, 617, 618, 623, 624, 626, 629, 632, 637, 638, 639, 641, 643, 645, 646, 649, 653, 659, 662, 665, 666 en 769.

(65) De Commissie kan, aangezien alle gevraagde informatie ontbreekt, niet uitsluiten dat de steun geen merkbare invloed op het handelsverkeer en de mededinging tussen de lidstaten heeft, in de zin van de mededeling van de Commissie inzake de "de minimis"-steun en in overeenstemming met haar voorlopige beschikking; daarom zal zij ten aanzien van de bovengenoemde tankstations een eindbeschikking moeten geven.

7.3. Beoordeling van de maatregel in het licht van de "de minimis"-regel

7.3.1. Beoordeling in het licht van de tweede reden voor het inleiden van de procedure

(66) In de mededeling van de Commissie inzake de "de minimis"-steun(19) wordt bepaald dat bij de door de Commissie ingevoerde "de minimis"-regel "een steunniveau in een absoluut bedrag wordt vastgesteld; lagere steunbedragen vallen niet onder artikel 92, lid 1, en behoeven niet vooraf bij de Commissie te worden aangemeld uit hoofde van artikel 93, lid 3".

(67) Op basis van deze formulering heeft de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure het standpunt ingenomen dat, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, de "de minimis"-regel zou kunnen worden uitgelegd als een weerlegbaar vermoeden, dat wil zeggen dat hoewel het bedrag van de betrokken steun gering is en derhalve onder de in de "de minimis"-regel vastgestelde drempel valt, deze niet geldt indien de steun de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten beinvloedt.

(68) Na de kwestie verder te hebben bestudeerd is de Commissie echter tot de conclusie gekomen dat een dergelijk weerlegbaar vermoeden het absolute karakter van de "de minimis"-regel zou ondermijnen De redenering achter genoemde regel is dat wanneer het steunplafond eenmaal wordt nageleefd, ervan wordt uitgegaan dat de steun geen merkbare gevolgen heeft voor het handelsverkeer en de mededinging tussen de lidstaten en derhalve niet onder artikel 87, lid 1, valt. Een afwijking van dit beginsel, wegens de bijzondere omstandigheden van dit geval, zou rechtsonzekerheid ten aanzien van de werkingssfeer en de toepassing van de "de minimis"-regel in het algemeen tot gevolg hebben.

(69) De Commissie kan daarom haar beoordeling niet gronden op een mogelijk misbruik van de "de-minimus"-regel; deze beoordeling moet geschieden in het licht van de eerste reden voor de inleiding van de procedure, te weten het risico van cumulering van steun volgens de "de minimis"-regel, hetzij omdat één eigenaar verscheidene tankstations bezit, dan wel omdat de leverancier, door middel van de voorwaarden van een exclusieve afnameovereenkomst, feitelijk zeggenschap over de pomphouder heeft.

7.3.2. Beoordeling in het licht van de eerste reden voor de inleiding van de procedure

(70) Overeenkomstig de gewijzigde "de minimis"-regel(20) bedraagt "het totale steunbedrag voor de 'de minimis'-steun 100000 ECU voor een periode van drie jaar vanaf het moment dat de eerste 'de minimis'-steun is verleend". In de mededeling wordt verder bepaald: "De Commissie moet zich ervan vergewissen dat de lidstaten hun ondernemingen geen steun verlenen die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De lidstaten zijn gehouden de uitvoering van deze taak te vergemakkelijken door een controlemechanisme in te stellen waardoor wordt voorkomen dat door cumulatie van verschillende steunregelingen ten behoeve van eenzelfde begunstigde uit hoofde van de 'de minimis'-regel het totaalbedrag van dit soort steun hoger is dan 100000 ECU over een periode van drie jaar. Met name dienen de verlening van de 'de minimis'-steun of de bepalingen van een regeling waarbij dit soort steun wordt verleend vergezeld te gaan van een uitdrukkelijke voorwaarde dat als gevolg van eventuele aanvullende steun die eenzelfde bedrijf uit hoofde van de 'de minimis'-regel ontvangt die totale som die het bedrijf aan 'de minimis'-steun ontvangt niet boven de limiet van 100000 ECU over een periode van drie jaar mag stijgen.".

(71) In haar besluit tot inleiding van de procedure oordeelde de Commissie dat de "de minimis"-regel slechts van toepassing zou kunnen zijn indien elk tankstation als afzonderlijke onderneming zou kunnen worden beschouwd. Een tankstation kan niet als afzonderlijke onderneming worden beschouwd wanneer één eigenaar verscheidene tankstations bezit, hetgeen het geval kan zijn bij tankstations in eigendom van en geëxploiteerd door de oliemaatschappij (Co/Co-tankstations), of wanneer de vrijheid van "onafhankelijke" exploitanten zodanig door exclusieve afname- en huurovereenkomsten wordt ingeperkt dat de grote oliemaatschappijen in feite zeggenschap over hen hebben zoals het geval kan zijn bij tankstations in eigendom van de oliemaatschappij en geëxploiteerd door de wederverkoper (Co/Do-tankstations).

(72) Op grond van de formulering van de mededeling inzake "de minimis"-steun zoals hierboven genoemd ("dat die totale som die het bedrijf aan 'de minimis'-steun ontvangt niet boven de limiet van 100000 ECU over een periode van drie jaar mag stijgen") en van de tekst van de hierboven reeds genoemde eerste reden van de Commissie om de procedure in te leiden(21), werd in de opmerkingen van belanghebbenden (Texaco, Shell, Q8, BETA, Bovag) en de Nederlandse autoriteiten voornamelijk ingegaan op de vraag of de exploitanten in een Do/Do of Co/Do structuur als onafhankelijk konden worden beschouwd en ervan kon worden uitgegaan dat zij het desbetreffende tankstation op eigen risico exploiteren.

(73) Uit de opmerkingen van belanghebbenden en met name uit het betoog van het advocatenkantoor De Brauw, Blackstone en Westbroek, die namens de betrokken brancheorganisaties waren ingediend en als bijlage bij de reactie van de Nederlandse autoriteiten op de inleiding van de procedure waren gezonden, volgt dat zij hun redenering baseren op het communautaire mededingingsrecht, en met name op het begrip "onderneming" zoals vervat in de Concentratieverordening en in de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag(22).

(74) Het begrip "onderneming" in de zin van het mededingingsrecht leent zich echter niet voor uitlegging van de "de minimis"-regel inzake staatssteun. De reden hiervoor is dat de aan de onderscheiden regels ten grondslag liggende beginselen verschillen. Op het gebied van het mededingingsrecht wordt het begrip "onderneming" met name gebruikt om een mededingingsbeperkende feitelijke samenwerking tussen bedrijven aan te duiden. In het kader van deze regels is de "onderneming" daarom een ruim begrip, waarin de mate van zeggenschap een factor van doorslaggevend belang is. Bij de "de minimis"-regel komt het er uiteindelijk op aan vast te stellen wie feitelijk van de steun profiteert en of de "de minimis"-drempel voor iedere begunstigde in acht is genomen ongeacht of de exploitanten onder zeggenschap van de oliemaatschappijen staan of niet.

(75) Na de door de Nederlandse autoriteiten overgelegde 574 exclusieve afnameovereenkomsten en vragenlijsten nader te hebben bestudeerd, heeft de Commissie elementen gevonden waaruit de cumulering van steun onder de "de minimis"-regel blijkt, ook wanneer er geen zeggenschap over de exploitant is, in de zin van de het mededingingsrecht(23).

7.3.2.1. Indeling van de 633 betrokken tankstations na het onderzoek van de exclusieve afnameovereenkomsten en de vragenlijsten van Senter

(76) Aangezien de Commissie elk van de 383 exclusieve afname- en huurovereenkomsten afzonderlijk heeft onderzocht en derhalve rechtstreeks uit deze overeenkomsten conclusies kan trekken, zijn sommige van de eerder door de Commissie gevraagde gegevens niet langer nodig.

(77) Zo is het bijvoorbeeld niet langer noodzakelijk de eigendomsstructuur van tankstations in het voor subsidie in aanmerking komende gebied met geheel Nederland te vergelijken. De Commissie merkt echter op dat de Nederlandse autoriteiten niet zoals gevraagd een samenhangende verklaring voor de verschillen hebben gegeven. Evenmin behoeft te worden nagegaan of het marktaandeel van de betrokken oliemaatschappijen de eigendomsstructuur weerspiegelt. In plaats van de eigendomsstructuur te bepalen aan de hand van het marktaandeel van een bepaalde oliemaatschappij heeft de Commissie er, in overeenstemming met het standpunt van de Nederlandse autoriteiten en de meeste door belanghebbenden geuite meningen, voor gekozen het "vlagaandeel" van bepaalde oliemaatschappijen vast te stellen. Het vlagaandeel van een oliemaatschappij geeft aan hoeveel tankstations dit merk verkopen.

(78) Bij brief van 20 mei 1999 hebben de Nederlandse autoriteiten een lijst overgelegd van de vlagaandelen van de tankstations in de grensstreek. Volgens de Nederlandse autoriteiten is deze lijst van merken gebaseerd op door de aanvragers verschafte gegevens (77 % van de tankstations die 81 % van de verkoop in de grensstreek voor hun rekening nemen, heeft geantwoord).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(79) Aan de hand van de individuele analyse van de 383 gecombineerde exclusieve afname- en huurovereenkomsten die door de Nederlandse autoriteiten is verstrekt, kwam de Commissie uit op een verdeling van de "vlagaandelen", die als volgt kan worden weergegeven:

>PIC FILE= "L_1999280NL.009701.EPS">

(80) Er zijn enkele opmerkelijke verschillen tussen de vaststellingen van de Nederlandse autoriteiten en die van de Commissie voor een aantal merken, zoals BP, Esso en Avia. Deze verschillen kunnen worden verklaard door de informatiebron. Daar de Commissie de betrokken overeenkomsten afzonderlijk heeft onderzocht, terwijl de Nederlandse autoriteiten hun lijst hebben gebaseerd op de door de aanvragers verstrekte gegevens, zonder verdere ondersteunende gegevens, zal de Commissie haar verdere beoordeling van de betrokken maatregelen op haar eigen statistische gegevens baseren.

(81) Voorts heeft de Commissie, op basis van de 574 exclusieve afnameovereenkomsten en de vragenlijsten van Senter, waarvan 191 niet voldoende gegevens bevatten om deze in te delen, en uitgaande van het feit dat 59 tankstations in het geheel geen informatie hebben verschaft, de onderstaande indeling van de 633 voor subsidie in aanmerking komende tankstations opgesteld:

>PIC FILE= "L_1999280NL.009702.EPS">

In bovenstaand schema komt categorie I overeen met Do/Do, categorie II met Co/Do en categorie III met Co/Co.

7.3.2.2. Tankstations in eigendom van en geëxploiteerd door de oliemaatschappij (Co/Co-tankstations)

(82) Op grond van deze 574 exclusieve afnameovereenkomsten en vragenlijsten komt de Commissie tot de slotsom dat er ten aanzien van de Co/Co-categorie ("company-owned/company-operated") sprake is van cumulering van steun, omdat dezelfde maatschappij verscheidene tankstations in eigendom heeft en exploiteert ("zuivere Co/Co"). Zonder dat het hierbij strikt genomen om een Co/Co-tankstation gaat, maar wegens de soortgelijke cumuleringseffecten, behoort tot deze categorie ook de situatie waarin dezelfde pomphouder meer dan éénmaal een aanvraag voor steun heeft ingediend en daarom verscheidene malen op de lijst van voor subsidie in aanmerking komende begunstigden ("feitelijke Co/Co") voorkomt. 49 (8 %) van de 633 voor subsidie in aanmerking komende tankstations behoren tot de categorie van zuivere Co/Co en feitelijke Co/Co-tankstations. De cumulering van steun vindt plaats hetzij bij de oliemaatschappij ("zuivere Co/Co") dan wel bij de pomphouder ("feitelijke Co/Co").

a) De Commissie heeft de volgende tankstations als "zuivere Co/Co" aangemerkt:

39, 147, 217, 218, 221, 276, 281, 287, 301, 319, 409, 414, 433, 457, 469, 486, 488, 541, 564, 575, 593, 614, 648, 655, 752, 760, 763 en 768.

b) De Commissie heeft de volgende Do/Do en Co/Do tankstations als feitelijke Co/Co tankstations aangemerkt omdat het cumuleringseffect vrijwel hetzelfde is als hierboven beschreven:

111, 112, 170, 174, 272, 273, 274, 333, 339, 347, 348, 359, 360, 362, 363, 395, 396, 432, 586, 587 en 754.

7.3.2.3. Do/Do en Co/Do tankstations met een SPB-clausule in hun exclusieve afnameovereenkomsten

7.3.2.3.1. Tankstations in eigendom van en geëxploiteerd door de wederverkoper (Do/Do-tankstations)

(83) Na de categorie Co/Co te hebben bestudeerd, richtte de Commissie haar aandacht op de tankstations die tot de categorie Do/Do behoren. Op grond van hun exclusieve afnameovereenkomsten heeft de Commissie vastgesteld dat ten aanzien van bepaalde tankstations het risico van cumulering van steun op het niveau van de oliemaatschappij bestaat wegens de aanwezigheid van een clausule inzake een systeem van prijsbeheer (SPB). Van de 179 Do/Do-overeenkomsten, geldt voor 71 (ofwel 11 %) van de 633 voor subsidie in aanmerking komende tankstations een SPB-clausule.

(84) Het doel van een SPB-clausule is de omzet van de pomphouder te beschermen tegen een concurrerende verkoop in de directe nabijheid van zijn tankstation. In de SPB-clausule wordt meestal bepaald dat de oliemaatschappij een deel van de kosten van de door de pomphouder aan het tappunt verleende prijskorting voor haar rekening kan nemen, mits de voorwaarden op de binnenlandse en/of internationale markt een tijdelijke of blijvende aanpassing van deze kortingen wenselijk of noodzakelijk maken. Overleg tussen de partijen is dikwijls noodzakelijk voordat tot een dergelijke prijsverlaging wordt overgegaan. De mate waarin de leverancier de pomphouder zal ondersteunen wordt vastgesteld in overeenstemming met een verdelingstabel of een deelnemingsschema. Het bedrag hiervan wordt doorgaans rechtstreeks op de factuur voldaan.

(85) De SPB-clausule verplicht de leverancier, althans gedeeltelijk compensatie aan de pomphouder te verschaffen voor verliezen die deze heeft geleden ten gevolge van buitengewone marktvoorwaarden, waaronder door wettelijke verplichtingen veroorzaakte marktvoorwaarden, zoals accijnsverhogingen. Door het verlenen van steun aan de pomphouders, waarmee wordt beoogd de inkomensverliezen ten gevolge van de gestegen accijnzen op lichte olie in Nederland te compenseren, kan in feite worden gesteld dat de Nederlandse regering de leverancier geheel of gedeeltelijk compenseert voor de verplichting die deze uit hoofde van de SPB-clausule heeft. Werd deze steun niet gegeven, dan zou de leverancier de pomphouder compensatie moeten bieden. In de gevallen waarin de leverancier met verscheidene pomphouders afnameovereenkomsten heeft gesloten, zal de leverancier hiervan evenzovele keren profiteren.

a) De Commissie heeft de volgende tankstations als Do/Do-tankstations zonder SPB-clausule aangemerkt:

3, 4, 10, 14, 17, 19, 21, 23, 24, 29, 32, 33, 47, 51, 52, 53, 62, 65, 69, 70, 75, 80, 83, 85, 92, 93, 95, 118, 119, 128, 129, 137, 138, 148, 151, 157, 173, 177, 181, 188, 191, 194, 204, 209, 213, 223, 229, 231, 232, 235, 239, 243, 247, 253, 260, 261, 262, 264, 275, 277, 285, 289, 303, 306, 311, 316, 322, 324, 335, 342, 354, 370, 381, 391, 397, 398, 406, 415, 421, 424, 425, 426, 458, 466, 470, 472, 487, 518, 521, 524, 525, 528, 558, 570, 582, 594, 597, 607, 619, 627, 628, 636, 650, 652, 656, 657, 660 en 750.

b) De Commissie heeft de volgende tankstations als Do/Do-tankstations met een SPB-clausule aangemerkt:

1, 26, 34, 40, 54, 56, 63, 79, 81, 86, 97, 113, 114, 135, 142, 155, 159, 160, 165, 166, 168, 172, 176, 179, 185, 206, 207, 208, 224, 241, 242, 244, 259, 263, 283, 284, 299, 308, 318, 320, 329, 337, 344, 352, 357, 368, 377, 383, 417, 419, 422, 429, 438, 440, 442, 454, 459, 461, 463, 473, 474, 483, 485, 497, 514, 606, 640, 661, 751, 753 en 755.

7.3.2.3.2. Tankstations in eigendom van de oliemaatschappij en geëxploiteerd door de wederverkoper (Co/Do-tankstations)

(86) Ten slotte heeft de Commissie de overige tankstations, die in de categorie Co/Do-tankstation vallen, onderzocht. Zoals het geval was bij de categorie Do/Do, heeft de Commissie vastgesteld dat ten aanzien van een aantal tankstations door de aanwezigheid van een SPB-clausule het risico van cumulering van steun op het niveau van de oliemaatschappij bestond. Van de 155 Co/Do-overeenkomsten, geldt ten aanzien van 80 (ofwel 13 %) van de 633 voor subsidie in aanmerking komende tankstations een SPB-clausule. De conclusie is hier dezelfde als ten aanzien van de Do/Do-tankstations. In dit cijfer zijn de overeenkomsten begrepen die zowel een SPB-clausule bevatten als clausules waarin de pomphouder een minimuminkomen wordt gewaarborgd, omdat laatstgenoemde clausules hetzelfde effect hebben als de SPB-clausule.

a) De Commissie heeft de volgende tankstations als Co/Do-tankstations zonder SPB-clausule aangemerkt:

15, 36, 43, 44, 48, 50, 67, 77, 87, 88, 89, 90, 91, 110, 132, 133, 139, 140, 141, 144, 146, 163, 186, 189, 192, 193, 197, 199, 215, 219, 251, 278, 290, 292, 294, 302, 304, 305, 312, 313, 317, 326, 330, 336, 338, 341, 343, 358, 361, 384, 388, 400, 413, 430, 437, 439, 445, 448, 453, 462, 482, 492, 493, 496, 537, 559, 562, 563, 574, 603, 622, 647, 756, 757 en 767.

b) De Commissie heeft de volgende tankstations als Co/Do-tankstations met een SPB-clausule aangemerkt:

5, 6, 12, 16, 18, 22, 25, 28, 30, 35, 37, 38, 45, 49, 55, 58, 64, 71, 72, 74, 96, 99, 100, 104, 117, 123, 125, 127, 136, 143, 150, 153, 161, 169, 171, 178, 180, 190, 195, 198, 203, 211, 228, 230, 236, 246, 248, 254, 255, 265, 266, 268, 271, 279, 296, 315, 325, 332, 355, 367, 371, 387, 427, 428, 436, 441, 443, 446, 452, 464, 484, 494, 506, 519, 523, 536, 578, 584, 608 en 762.

7.3.2.4. Do/Do en Co/Do-tankstations waar zich geen soortgelijk effect als bij Co/Co-tankstations voordoet en die evenmin exclusieve distributieovereenkomsten met een SPB-clausule hebben gesloten

(87) Uit het voorgaande vloeit a contrario voort dat er geen cumulering van steun is wanneer bij Do/Do- of Co/Do-tankstations zich geen soortgelijk effect als bij Co/Co-tankstations voordoet en, dat bij ontbreken van een SPB-clausule, evenmin cumulering van steun bij de oliemaatschappij kan worden vastgesteld. Deze steunbedragen vallen dan ook onder de "de minimis"-regel en derhalve is artikel 8, lid 1, niet van toepassing.

a) De Commissie heeft de volgende tankstations aangemerkt als Do/Do-tankstations, waarbij zich niet een soortgelijk effect als bij Co/Co voordoet en die evenmin een SPB-clausule bevattende exclusieve distributieovereenkomsten hebben gesloten:

3, 4, 10, 14, 17, 19, 21, 23, 24, 29, 32, 33, 47, 51, 52, 53, 62, 65, 69, 70, 75, 80, 83, 85, 92, 93, 95, 118, 119, 128, 129, 137, 138, 148, 151, 157, 173, 177, 181, 188, 191, 194, 204, 209, 213, 223, 229, 231, 232, 235, 239, 243, 247, 253, 260, 261, 262, 264, 275, 277, 285, 289, 303, 306, 311, 316, 322, 324, 335, 342, 354, 370, 381, 391, 397, 398, 406, 415, 421, 424, 425, 426, 458, 466, 470, 472, 487, 518, 521, 524, 525, 528, 558, 570, 582, 594, 597, 607, 619, 627, 628, 636, 650, 652, 656, 657, 660 en 750.

b) De Commissie heeft de volgende tankstations aangemerkt als Co/Do-tankstations waarbij zich niet een soortgelijk effect als bij Co/Co voordoet en die evenmin een SPB-clausule bevattende exclusieve distributieovereenkomsten hebben gesloten:

15, 36, 43, 44, 48, 50, 67, 77, 87, 88, 89, 90, 91, 110, 132, 133, 139, 140, 141, 144, 146, 163, 186, 189, 192, 193, 197, 199, 215, 219, 251, 278, 290, 292, 294, 302, 304, 305, 312, 313, 317, 326, 330, 336, 338, 341, 343, 358, 361, 384, 388, 400, 413, 430, 437, 439, 445, 448, 453, 462, 482, 492, 493, 496, 537, 559, 562, 563, 574, 603, 622, 647, 756, 757 en 767.

7.4. Beoordeling van de verenigbaarheid van de maatregelen die als steun in de zin van artikel 87, lid 1, zijn aan te nemen

7.4.1. Steun in de zin van artikel 87, lid 1

(88) De Commissie heeft in het licht van artikel 87, lid 1, van het EG-verdrag de subsidies onderzocht die worden verleend ten gunste van a) de echte "Co/Co"-tankstations, b) de feitelijke "Co/Co"-tankstations en c) de "Co/Do"- en "Do/Do"-tankstations met een SPB-clausule in hun exclusieve afnameovereenkomst. Overeenkomstig dit artikel zijn maatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, steunmaatregelen in de zin van dit artikel, voorzover zij het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden.

(89) De betrokken subsidies vormen om de volgende redenen steun in de zin van artikel 87, lid 1:

(90) Ten eerste wordt de subsidie met staatsmiddelen bekostigd, daar het Nederlandse ministerie van Financiën Senter, een organisatie van het ministerie van Economische Zaken voor technologie, energie en milieu, opdracht heeft gegeven de steunregeling uit te voeren.

(91) Ten tweede begunstigt de subsidie aan de grens met Duitsland gelegen tankstations ten opzichte van andere tankstations in Nederland en aangrenzende lidstaten, zoals Duitsland en België.

(92) Ten derde worden, doordat deze tankstations compensatie ontvangen voor het verschil in accijnzen op lichte olie in Duitsland en Nederland, de Nederlandse consumenten ertoe aangezet in Nederland te tanken in plaats van in Duitsland, hetgeen de mededinging op de markt voor lichte olie in de grensstreek vervalst.

(93) Ten slotte is het om drie redenen waarschijnlijk dat de maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Ten eerste bevinden de voor subsidie in aanmerking komende tankstations zich dicht bij de grens met Duitsland. Ten tweede heeft de maatregel juist ten doel de eigenaren van deze tankstations compensatie te verlenen voor de vermeende omzetdaling die het gevolg is van het feit dat de Nederlandse consumenten naar Duitse tankstations gaan wegens de verhoging van de accijnzen op lichte olie in Nederland. Ten slotte is de steun afhankelijk gesteld van de verhoging van de accijnzen in Duitsland.

7.4.2. Verenigbaarheid van de steunmaatregelen

(94) De onderwerpelijke subsidie vormt bedrijfssteun omdat zij ten doel heeft de in aanmerking komende tankstations verliezen te besparen die zij normaal in hun dagelijks bedrijf moeten dragen. Het uitsluitende doel is immers de eigenaren van de betrokken tankstations compensatie te geven voor de vermeende omzetdaling ten gevolge van het feit dat de Nederlandse consumenten bij Duitse tankstations gaan tanken wegens de verhoging van de accijnzen op lichte olie die op 1 juli 1997 in Nederland van kracht is geworden. De Commissie herinnert er echter aan dat de steunregels geen geschikte maatregelen zijn om accijnsverschillen tussen de lidstaten te harmoniseren. In dit verband wijst de Commissie ook op het kunstmatige karakter van de steunmaatregel, aangezien de Duitse regering de accijnzen op lichte olie in Duitsland per 1 april 1999 met 6 Pfennig (0,03 EUR) per liter heeft verhoogd.

(95) Bovendien kan sterk worden getwijfeld aan de noodzaak van de steun, vooral met betrekking tot tankstations die een exclusieve afnameovereenkomst met een SPB-clausule hebben gesloten. Zonder staatssteun zouden deze tankstations zich op grond van de SPB-clausule tot hun respectieve leveranciers hebben gewend om althans een gedeeltelijke compensatie voor hun verliezen te verkrijgen. Zoals hierboven beschreven(24), hebben de Nederlandse autoriteiten immers, door de betrokken steun te verlenen, de steun indirect aan de leveranciers betaald, aangezien zij iets hebben betaald dat normaal door de leveranciers zou zijn betaald. Het is moeilijk aan te nemen dat multi-internationale oliemaatschappijen staatssteun nodig zouden hebben om het hoofd te bieden aan een verhoging van de accijnzen op lichte olie in Nederland.

(96) In het licht van het bovenstaande en gezien het ontbreken van terugverdieneffecten komt dit soort bedrijfssteun slechts bij uitzondering voor één van de afwijkingen van artikel 87 van het EG-Verdrag of artikel 61 van de EER-Overeenkomst in aanmerking.

(97) De afwijkingen van artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag zijn in dit geval niet van toepassing, gezien de kenmerken van de steun en het feit dat deze niet erop gericht is te voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van die afwijkingen.

(98) Bedrijfssteun kan bij uitzondering en tijdelijk worden verleend om bedrijfskosten in streken van artikel 87, lid 3, onder a), te compenseren. De afwijking van artikel 87, lid 3, onder a), is in dit geval echter niet van toepassing, aangezien de betrokken streek, het gebied in Nederland dat niet verder dan 20 km van de Duitse grens is verwijderd, op de kaart van de regio's niet als een gebied wordt erkend waar de levensstandaard in vergelijking met het gemiddelde van de Gemeenschap abnormaal laag is of die een ernstige ontwikkelingsachterstand heeft.

(99) Evenmin kan de betrokken steun verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt op grond van de uitzondering van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag als steunmaatregel om de ontwikkeling van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, welke de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(100) De steun is duidelijk niet bestemd om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang in de zin van artikel 88, lid 2, onder b), te bevorderen.

(101) Ten slotte bevorderen de steunmaatregelen evenmin de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed in de zin van artikel 87, lid 3, onder d).

(102) De steun ten gunste van a) de echte "Co/Co"-tankstations, b) de feitelijke "Co/Co"-tankstations en c) de "Co/Do"- en "Do/Do"-tankstations met een SPB-clausule in hun exclusieve afnameovereenkomst voldoet derhalve niet aan de voorwaarden die zijn vereist om voor één van de uitzonderingen op grond van artikel 87, lid 3, van het Verdrag in aanmerking te komen.

8. CONCLUSIE

(103) In het licht van het bovenstaande en met name in overweging nemend dat

a) de Nederlandse autoriteiten ondanks de beschikking betrefffende de verstrekking van inlichtingen met betrekking tot 250 tankstations niet alle gevraagde informatie hebben verstrekt;

b) er cumulering van steun is met betrekking tot de echte Co/Co-tankstations, omdat dezelfde maatschappij verscheidene tankstations in eigendom heeft en exploiteert, en met betrekking tot de feitelijke Co/Co-tankstations, omdat dezelfde wederverkoper meer dan eens steun heeft aangevraagd en derhalve verscheidene malen op de lijst van voor steun in aanmerking komende ontvangers voorkomt (49 tankstations);

c) de Nederlandse regering door de toekenning van de steun feitelijk kan worden geacht de leverancier geheel of gedeeltelijk compensatie te verlenen voor zijn verplichting op grond van de SPB-clausule met betrekking tot Do/Do-tankstations, hetgeen leidt tot cumulering van de steun op het niveau van de leverancier (negen leveranciers (Shell, BP (inclusief Aral, Mobil, OK en Bim), Elf, Esso, Texaco, Total, Fina, Q8 en Avia) voor 151 tankstations);

(104) geeft de Commissie een negatieve beschikking met betrekking tot de steun aan deze tankstations (in totaal 450 van de 633 in aanmerking komende tankstations), omdat deze maatregelen niet met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst verenigbaar zijn.

(105) Met betrekking tot de andere tankstations, die geen feitelijke of echte "Co/Co" zijn en evenmin exclusieve afnameovereenkomsten met een SPB-clausule hebben gesloten, te weten 183 van de 633 in aanmerking komende tankstations, concludeert de Commissie dat de subsidie aan deze tankstations onder de "de minimis"-regel valt en derhalve geen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is.

(106) Daar de Nederlandse autoriteiten de steun deels hebben verleend aan de in punt 103 onder a), b) en c) genoemde categorieën voordat de Commissie een definitief besluit overeenkomstig de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag had genomen, moet deze steun worden terugbetaald. In het geval van de categorieën "geen informatie", echte Co/Co-tankstations en feitelijke Co/Co-tankstations moet de steun door de betrokken tankstations worden terugbetaald. In het geval van Do/Do- en Co/Do-tankstations met een SPB-clausule in de exclusieve afnameovereenkomst moet de steun worden terugbetaald door de feitelijke ontvangers, dat wil zeggen de acht betrokken oliemaatschappijen. De betrokken oliemaatschappijen zijn in de in de bijlage opgenomen lijst van de 633 in aanmerking komende tankstations,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De subsidie die Nederland heeft toegekend aan 183 tankstations nabij de Duitse grens, ten bedrage van 100000 EUR per tankstation, valt onder de "de minimis"-regel en vormt derhalve geen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De betrokken tankstations worden hieronder opgesomd. De nummers komen overeen met de lijst van aanvragers volgens het schrijven van de Nederlandse regering van 7 april 1999. De lijst is in de bijlage bij deze beschikking opgenomen.

a) Tankstations in eigendom van en geëxploiteerd door de wederverkoper ("Do/Do"-tankstations):

3, 4, 10, 14, 17, 19, 21, 23, 24, 29, 32, 33, 47, 51, 52, 53, 62, 65, 69, 70, 75, 80, 83, 85, 92, 93, 95, 118, 119, 128, 129, 137, 138, 148, 151, 157, 173, 177, 181, 188, 191, 194, 204, 209, 213, 223, 229, 231, 232, 235, 239, 243, 247, 253, 260, 261, 262, 264, 275, 277, 285, 289, 303, 306, 311, 316, 322, 324, 335, 342, 354, 370, 381, 391, 397, 398, 406, 415, 421, 424, 425, 426, 458, 466, 470, 472, 487, 518, 521, 524, 525, 528, 558, 570, 582, 594, 597, 607, 619, 627, 628, 636, 650, 652, 656, 657, 660 en 750.

b) Tankstations in eigendom van de oliemaatschappij en geëxploiteerd door de wederverkoper ("Co/Do"-tankstations):

15, 36, 43, 44, 48, 50, 67, 77, 87, 88, 89, 90, 91, 110, 132, 133, 139, 140, 141, 144, 146, 163, 186, 189, 192, 193, 197, 199, 215, 219, 251, 278, 290, 292, 294, 302, 304, 305, 312, 313, 317, 326, 330, 336, 338, 341, 343, 358, 361, 384, 388, 400, 413, 430, 437, 439, 445, 448, 453, 462, 482, 492, 493, 496, 537, 559, 562, 563, 574, 603, 622, 647, 756, 757 en 767.

Artikel 2

De staatssteun die Nederland heeft toegekend aan 450 tankstations nabij de Duitse grens, ten bedrage van meer dan 100000 EUR per ontvanger over een periode van drie jaar, is met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst onverenigbaar. De betrokken tankstations worden hieronder opgesomd. De nummers komen overeen met de lijst van aanvragers volgens het schrijven van de Nederlandse regering van 7 april 1999. De lijst is in bijlage bij deze beschikking opgenomen.

a) Tankstations waarvoor de Nederlandse autoriteiten geen informatie of slechts gedeeltelijke informatie hebben verstrekt:

"geen antwoord": 7, 11, 13, 46, 175, 201, 202, 222, 234, 249, 252, 258, 280, 291, 297, 298, 314, 323, 350, 364, 372, 373, 382, 393, 405, 407, 411, 416, 420, 476, 491, 510, 512, 531, 533, 535, 539, 551, 552, 553, 557, 568, 580, 588, 590, 599, 604, 610, 613, 620, 621, 625, 642, 644, 658, 663, 764, 765 en 766;

"onvoldoende informatie": 2, 8, 9, 20, 27, 31, 41, 42, 59, 60, 61, 66, 68, 73, 76, 78, 82, 84, 94, 101, 102, 103, 105, 106, 107, 108, 115, 116, 120, 121, 122, 124, 126, 130, 131, 134, 145, 149, 152, 154, 156, 158, 162, 164, 167, 182, 183, 184, 187, 196, 200, 205, 210, 212, 214, 216, 220, 225, 226, 227, 233, 237, 238, 240, 245, 250, 257, 267, 269, 270, 282, 286, 288, 295, 300, 307, 309, 310, 321, 327, 328, 331, 334, 340, 345, 349, 351, 353, 365, 369, 374, 375, 376, 378, 379, 380, 385, 389, 394, 399, 401, 402, 404, 418, 423, 434, 444, 447, 449, 450, 451, 455, 456, 460, 467, 471, 477, 478, 480, 481, 489, 498, 499, 500, 501, 502, 503, 504, 505, 507, 508, 509, 511, 513, 515, 516, 517, 520, 522, 526, 529, 530, 532, 534, 538, 542, 543, 546, 549, 554, 555, 556, 565, 566, 567, 571, 577, 579, 581, 585, 589, 591, 596, 602, 605, 609, 611, 612, 615, 616, 617, 618, 623, 624, 626, 629, 632, 637, 638, 639, 641, 643, 645, 646, 649, 653, 659, 662, 665, 666 en 769.

b) Tankstations in eigendom van en geëxploiteerd door de oliemaatschappij ("Co/Co"-tankstations):

"echte": 39, 147, 217, 218, 221, 276, 281, 287, 301, 319, 409, 414, 433, 457, 469, 486, 488, 541, 564, 575, 593, 614, 648, 655, 752, 760, 763 en 768;

"feitelijke": 111, 112, 170, 174, 272, 273, 274, 333, 339, 347, 348, 359, 360, 362, 363, 395, 396, 432, 586, 587 en 754.

c) Tankstations in eigendom van en geëxploiteerd door de wederverkoper ("Do/Do"-tankstations) met een systeem van prijsbeheer (SPB):

1, 26, 34, 40, 54, 56, 63, 79, 81, 86, 97, 113, 114, 135, 142, 155, 159, 160, 165, 166, 168, 172, 176, 179, 185, 206, 207, 208, 224, 241, 242, 244, 259, 263, 283, 284, 299, 308, 318, 320, 329, 337, 344, 352, 357, 368, 377, 383, 417, 419, 422, 429, 438, 440, 442, 454, 459, 461, 463, 473, 474, 483, 485, 497, 514, 606, 640, 661, 751, 753 en 755

d) Tankstations in eigendom van de oliemaatschappij en geëxploiteerd door de wederverkoper ("Co/Do"-tankstations) met een systeem van prijsbeheer (SPB):

5, 6, 12, 16, 18, 22, 25, 28, 30, 35, 37, 38, 45, 49, 55, 58, 64, 71, 72, 74, 96, 99, 100, 104, 117, 123, 125, 127, 136, 143, 150, 153, 161, 169, 171, 178, 180, 190, 195, 198, 203, 211, 228, 230, 236, 246, 248, 254, 255, 265, 266, 268, 271, 279, 296, 315, 325, 332, 355, 367, 371, 387, 427, 428, 436, 441, 443, 446, 452, 464, 484, 494, 506, 519, 523, 536, 578, 584, 608 en 762.

Voor de onder c) en d) genoemde categorieën zijn de feitelijke ontvangers de respectieve oliemaatschappijen waarmee deze tankstations exclusieve afnameovereenkomsten hebben gesloten. Uit de in de bijlage opgenomen lijst blijkt om welke oliemaatschappijen het in elk afzonderlijk geval gaat.

Artikel 3

1. Nederland treft alle nodige maatregelen om de in artikel 2 bedoelde onwettig ter beschikking gestelde steun van de ontvangers terug te vorderen.

2. De terugvordering geschiedt overeenkomstig de procedures van het interne recht. Over het terug te vorderen bedrag is rente verschuldigd vanaf de datum waarop de steun ter beschikking is gesteld tot de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van de rentevoet welke als referentiepercentage wordt gehanteerd bij de berekening van het subsidie-equivalent van regionale steunmaatregelen.

Artikel 4

Nederland deelt de Commissie binnen twee maanden na de bekendmaking van deze beschikking de maatregelen mee die het heeft getroffen om hieraan te voldoen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 20 juli 1999.

Voor de Commissie

Monika WULF-MATHIES

Lid van de Commissie

(1) PB C 307 van 7.10.1998, blz. 10.

(2) PB C 307 van 7.10.1998, blz. 10.

(3) Zie punt 18.

(4) Volgens de bij ministerieel besluit van 15 december 1997 gewijzigde rechtsgrondslag, Staatscourant nr. 241. Volgens de oorspronkelijke aanmelding zouden tankstations die binnen 10 km van de grens zijn gevestigd, 80 NLG (36 EUR) ontvangen per 1000 liter afgeleverde lichte olie en die welke tussen 10 en 20 km van de grens zijn gevestigd, 40 NLG (18 EUR) per 1000 liter afgeleverde lichte olie. In het oorspronkelijke besluit was er geen sprake van een verdubbeling van het steunbedrag.

(5) Artikel 5 van de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland van 21 juli 1997, gewijzigd bij ministerieel besluit van 15 december 1997.

(6) Overeenkomstig de met ingang van 1 januari 1999 onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten.

(7) De aanmelding door de Nederlandse autoriteiten komt niet overeen met de rechtsgrondslag van de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland. Volgens punt 6 van de aanmelding bedraagt de subsidie voor de "volledige maximale looptijd van de steunmaatregel (tot en met 30 juni 2000) 100000 ecu per tankstation", terwijl in artikel 4 van de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland zoals gepubliceerd in Staatscourant Nr. 138 van 23 juli 1997 is vermeld dat de subsidie per aanvrager maximaal de tegenwaarde in guldens van 100000 ECU voor de periode 1 juli 1997 tot en met 30 juni 2000 bedraagt.

(8) Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve afnameovereenkomsten (PB L 173 van 30.6.1983, blz. 5).

(9) Uitvoeringsafspraken tussen het Ministerie van Financiën en Senter betreffende de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland van 17 juni 1998 (kenmerk ZTD850161.MIM).

(10) Oorspronkelijk hadden de Nederlandse autoriteiten steun ten gunste van 624 tankstations aangemeld. Volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte lijst van begunstigde ondernemingen gaat het echter om 633 tankstations. Deze beschikking betreft derhalve steeds 633 en niet 624 tankstations.

(11) Zie punt 19.

(12) Zie voetnoot 9.

(13) Zie voetnoot 4.

(14) Zie voetnoot 7.

(15) Zie punt 30.

(16) Zie de punten 83-86.

(17) Zie voetnoot 4.

(18) De nummering is dezelfde als de door de Nederlandse regering gegeven nummering.

(19) PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.

(20) Zie voetnoot 19.

(21) Zie punt 21.

(22) Zie punt 39.

(23) De Commissie is niet van mening (Persbericht IP/86/631 van 19 december 1986) dat een kortingsregeling ter ondersteuning van de marges van pomphouders die hun prijzen aan de benzinepomp moeten verlagen om aan de concurrentie op de plaatselijke markt het hoofd te kunnen bieden, indirecte verticale prijsbinding impliceert.

(24) Zie de punten 84 en 85.

BIJLAGE

Lijst van aanvragers van een subsidie op grond van de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland. De nummers komen overeen met de lijst van aanvragers volgens het schrijven van de Nederlandse regering van 7 april 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top