EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995Y0812(01)

Resolutie van de Raad van 31 maart 1995 betreffende kwaliteitsverbetering en diversificatie van taalverwerving en taalonderwijs in de onderwijsstelsels van de Europese Unie

OJ C 207, 12.8.1995, p. 1–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

31995Y0812(01)

Resolutie van de Raad van 31 maart 1995 betreffende kwaliteitsverbetering en diversificatie van taalverwerving en taalonderwijs in de onderwijsstelsels van de Europese Unie

Publicatieblad Nr. C 207 van 12/08/1995 blz. 0001 - 0005


RESOLUTIE VAN DE RAAD

van 31 maart 1995

betreffende kwaliteitsverbetering en diversificatie van taalverwerving en taalonderwijs in de onderwijsstelsels van de Europese Unie

(95/C 207/01)

Inleiding

Sinds de Raad en de Ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, in 1976 hun resolutie houdende een actieprogramma op onderwijsgebied aannamen, hebben zij herhaaldelijk geijverd voor de bevordering van het taalonderwijs van de Unie.

De nieuwe bevoegdheden waarover de Gemeenschap uit hoofde van artikel 126 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, beschikt, met name op het gebied van het schoolonderwijs, bevatten een verwijzing naar "onderricht in en verspreiding van de talen van de Lid-Staten".

Gelet op de aanzienlijke verworvenheden van de programma's Erasmus en Lingua, de beschikbare middelen van het communautaire actieprogramma Socrates en Leonardo, alsmede de acties die eerder zijn uitgevoerd door de bevoegde internationale organisaties, met name de Raad van Europa, wil deze resolutie de uitgangspunten bieden voor een bezinning op de middelen waarover de onderwijsstelsels zelf beschikken om de opbouw van een Europa zonder binnengrenzen voort te zetten en tot een betere verstandhouding tussen de volkeren van de Unie te komen. In dat verband wordt de bevordering van taalkundig pluralisme een van de belangrijkste onderwijsdoelstellingen. Daartoe moet niet alleen het beginsel van een gelijk statuut voor alle talen van de Unie worden bevestigd, maar dient ook te worden nagedacht over de instrumenten die het onderwijs in die talen en het gebruik daarvan kunnen verbeteren en diversifiëren, zodat elke burger toegang krijgt tot de culturele rijkdom die in de taalkundige verscheidenheid van de Unie verankerd ligt.

Verder moet de Gemeenschap bij haar optreden ter ondersteuning van het streven van de Lid-Staten op dit gebied, waarbij het subsidiariteitsbeginsel in acht wordt genomen, rekening houden met de verscheidenheid aan nationale structuren en verworvenheden.

Gezien het voorgaande onderstreept de Raad het volgende:

- via passende maatregelen moet, binnen onderwijsstelsels, worden bevorderd dat de kennis van de talen van de Europese Unie in kwalitatief opzicht wordt verbeterd teneinde de communicatieve vaardigheden binnen de Unie te ontwikkelen, en moet een zo groot mogelijke verspreiding van de talen en de culturen van alle Lid-Staten worden gewaarborgd;

- er moeten stimuleringsmaatregelen worden genomen om het taalonderwijs in de Lid-Staten te diversifiëren, door leerlingen en studenten tijdens hun school- of studietijd in staat te stellen vaardigheid te verwerven in verschillende talen van de Europese Unie.

Dergelijke maatregelen moeten betrekking hebben op zowel het algemene als het beroepsonderwijs, op alle niveaus, alsook op het universitair onderwijs, onder eerbiediging van de autonomie van de instellingen voor hoger onderwijs.

De maatregelen zouden gericht kunnen zijn op:

I. Kwaliteitsverbetering van de verwerving van en het onderwijs in de talen van de landen van de Europese Unie

A. TAALVERWERVING

1. Teneinde de communicatieve vaardigheid te verbeteren, moet speciale aandacht worden besteed aan methoden waarmee zowel de luister- en spreekvaardigheid als de lees- en schrijfvaardigheid worden ontwikkeld.

Daartoe is het ten zeerste wenselijk dat het contact met de mensen die de bestudeerde levende taal spreken, wordt bevorderd:

a) via de virtuele mobiliteit die de nieuwe technologieën mogelijk maken

De virtuele mobiliteit van leerlingen kan - bij gebreke of ter aanvulling van de fysieke mobiliteit - worden gerealiseerd door middel van individuele contacten tussen onderwijsinstellingen en door uitwisseling van taaldocenten en -assistenten.

Verder zou het zinvol kunnen zijn om de bestaande of nog op te richten multimediacentra voor taalonderwijs en -verwerving en voor open en afstandsonderwijs in de Lid-Staten, tot een netwerk te verbinden. Deze voorziening zou het mogelijk maken de kwaliteit van de onderwijsprodukten te verbeteren, voor elke Staat afzonderlijk of voor verschillende Staten te zamen vernieuwend leermateriaal en vernieuwende lesprogramma's te ontwerpen en goede praktijken voor alle onderwijsniveaus, met inbegrip van het onderwijs in levende talen aan zeer jonge kinderen, te verspreiden.

b) via de fysieke mobiliteit

Een zo groot mogelijk aantal leerlingen moet in de loop van hun schooltijd in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan een taalstage in ten minste één land van de Unie waarvan zij de taal leren.

Er zou met name op moeten worden toegezien dat leerlingen uit achtergestelde sociaal-culturele milieus, van het platteland of uit perifere gebieden aan deze taalstages kunnen deelnemen.

Het communautaire actieprogramma Lingua heeft, met name in het kader van gezamenlijke onderwijsprojecten, een rijke ervaring opgeleverd waarop bij het toekomstige optreden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap met vrucht kan worden voortgebouwd. Door de volgende maatregelen zou de kwaliteit van de taalstages verbeterd kunnen worden:

- ervoor zorgen dat die stages pedagogisch worden voorbereid, dat zij worden geëvalueerd en dat zij in het voortgezet onderwijs ten minste twee weken duren;

- de onderwijsinstellingen aansporen de stages op te nemen in een leerproject waar alle leerlingen bij betrokken zijn, zodat ook de niet-deelnemende leerlingen mee profiteren in de voorbereidende fase, bij de terugkeer van de deelnemers en bij de ontvangst van leerlingen;

- optimaal benutten van alle mogelijkheden die de onderwijsstelsels bieden om leerlingen en docenten uit verschillende Lid-Staten bijeen te brengen, bij voorbeeld door middel van werkexcursies (sneeuw-, zee-, groene klassen, enz.);

- nadruk leggen op de taalkundige voorbereiding van studenten die deelnemen aan uitwisselings- of mobiliteitsprogramma's.

2. Bevordering van vernieuwende methoden van school tot universiteit

Voor de verbetering van de taalvaardigheden en rekening houdend met onvermijdelijke roostertechnische beperkingen van de taallessen, zouden er verschillende vernieuwende maatregelen ingevoerd kunnen worden, waarmee de doelmatigheid van het taalonderwijs en van de taalverwerving vergroot kan worden, met name:

- intensieve (aan)leerperioden;

- docenten die deelnemen aan een mobiliteitsprogramma of aan een sabbatjaar of die uitgenodigd zijn, moeten in hun moedertaal kunnen doceren als dat een Unietaal is;

- onderricht, in een vreemde taal, in andere vakken dan talen in klassen waar tweetalig onderwijs gegeven wordt.

3. Taalonderwijs op zeer jonge leeftijd

Gelet op het motto "jong geleerd, oud gedaan", het feit dat de intellectuele soepelheid en ontvankelijkheid het grootst zijn op zeer jonge leeftijd, en om de leerlingen beter te conditioneren voor het aanleren van talen, zou het wenselijk zijn om vanaf de lagere school onderwijs in levende talen op te zetten. De Gemeenschap zou steun kunnen verlenen voor de verspreiding en uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op dit innoverende gebied.

4. Bevordering van het leren van vreemde talen in het technisch en beroepsonderwijs

Steeds meer bedrijven, ook in het midden- en kleinbedrijf, hebben behoefte aan medewerkers die een aantal talen van de Unie beheersen.

Het is dus bijzonder belangrijk dat leerlingen in het technisch en beroepsonderwijs de nodige taalvaardigheid kunnen verwerven om werk te vinden en carrière te maken.

Daartoe zouden onder meer de volgende maatregelen getroffen kunnen worden:

- uitbreiding en diversificatie van uitwisselingen van leerlingen en leerkrachten;

- uitwerking of verbetering van methoden voor taalonderricht die aan het technisch en beroepsonderwijs zijn aangepast, waarbij erop wordt toegezien dat er tussen het algemeen onderwijs en de specifieke behoeften van elk vakgebied de nodige raakvlakken bestaan;

- ondersteuning van taaldocenten en het betrokken personeel in bedrijven en opleidingscentra;

- verbetering van de doorzichtigheid en de onderlinge vergelijkbaarheid van de kwalificaties ter zake van de talenkennis.

5. Bevordering van het leren van vreemde talen in het volwassenenonderwijs

Het verwerven van kennis van vreemde talen zou na het eind van de studie moeten kunnen worden voortgezet. Zoveel mogelijk volwassenen zouden in de gelegenheid moeten worden gesteld talen te leren. De beroepsvooruitzichten zouden daardoor verruimd worden, met name door de beroepsmobiliteit. Het verwerven van talenkennis zou ook moeten dienen om meer inzicht te krijgen in de cultuur en levenswijze van de verschillende volkeren van de Lid-Staten van de Unie. Zo kunnen ook het wederzijds begrip en de mobiliteit van personen bevorderd worden. De Gemeenschap kan ter zake een steunende rol vervullen.

B. TAALONDERWIJS: MAATREGELEN VOOR DE DOCENTEN

1. Opleiding van taaldocenten

Rekening houdend met de verworvenheden van het Lingua-programma op dit gebied, zouden taalkundige opleidingsstages in de Lid-Staten moeten worden ontwikkeld en verbeterd zowel voor toekomstige taaldocenten (initiële opleiding) als voor docenten tijdens hun latere loopbaan (voortgezette opleiding).

Het zou wenselijk zijn de kwaliteit van deze opleidingen te verbeteren, met name door:

- ervoor te zorgen dat deze stages pedagogisch worden voorbereid en een duur hebben van ten minste twee weken;

- de nadruk te leggen op een betere spreekvaardigheid, op een kritische beschouwing van de strategie van het leerproces en de methodologie van het taalonderwijs en op de actualisering van de kennis van de cultuur van het land waarvan de betrokkenen de taal onderwijzen of zullen onderwijzen;

- door te bevorderen dat studenten uit het hoger onderwijs als assistent worden uitgezonden naar andere landen en dat de onderwijsinstellingen voor hen worden opengesteld, waarbij getracht wordt voorrang te geven aan toekomstige taaldocenten of aan docenten die les zullen moeten geven in andere taal dan hun moedertaal.

2. Taalkundige vorming van niet-taaldocenten

Ter bevordering van het onderricht in de levende talen buiten de specifieke taallessen, met name in de in punt A.2 genoemde klassen waar tweetalig onderwijs gegeven wordt en in het technisch en beroepsonderwijs, zou het wenselijk zijn dat niet-taaldocenten een passende opleiding krijgen, ook voor het hoger onderwijs. Daartoe moeten alle Lid-Staten aan de hand van hun eigen doelstellingen en maatstaven aangeven welke taalvaardigheden zij op welk niveau nodig achten.

Ook zouden docenten in het basisonderwijs die aan zeer jonge leerlingen levende talen onderwijzen, een taalkundige en methodologische opleiding moeten krijgen. De stages in het land waarvan zij de taal gaan onderwijzen zouden op hun behoeften moeten zijn afgestemd. Daarbij moet het accent met name liggen op de gesproken taal, de luistervaardigheid, de methodologie en het gebruik van nieuwe technologieën.

C. TOETSING VAN DE VAARDIGHEDEN VAN LEERLINGEN EN STUDENTEN

Voor een meer praktijkgericht talenonderwijs in de Europese Unie zou een werkprogramma kunnen worden opgesteld, dat eventueel gericht is op de ontwikkeling, aan de hand van gemeenschappelijke criteria, van methoden waarmee de vaardigheden van leerlingen en studenten op verschillende onderwijsniveaus getoetst kunnen worden. Dankzij dat werkprogramma, dat in nauw overleg met de Raad van Europa en met andere internationale organisaties, zoals de OESO, dient te worden opgesteld, zou elke Lid-Staat beschikken over een objectief referentiekader waaraan hij de kwaliteit van zijn onderwijs in levende talen en de mate van aanpassing daarvan aan de behoeften kan afmeten, en zou hij aanwijzingen krijgen over de manier waarop bovengenoemde vaardigheden kunnen worden verbeterd.

II. Diversificatie van het aanleren van en het onderwijs in levende talen in de landen van de Europese Unie

- Rekening houdend met de ontwikkeling en de vorderingen van het taalonderwijs in alle Lid-Staten van de Unie gedurende de laatste tien jaar, zouden de leerlingen als stelregel de mogelijkheid moeten hebben in de leerplichtige leeftijd gedurende een periode van ten minste twee opeenvolgende jaren en zo mogelijk langer, twee andere Unie-talen dan de moedertaal (moedertalen) te leren; het gaat hierbij om meer dan een kennismaking met de taal, en wel om verwerving van duidelijk omschreven vaardigheden. Het is de taak van de verschillende Lid-Staten om de aard van dit onderwijs duidelijk te omschrijven en de beoogde taalvaardigheidsniveaus en bijbehorende kwalificaties vast te stellen;

- het onderwijsaanbod op het gebied van talen die minder verbreid zijn en minder onderwezen worden, moet met alle mogelijke middelen, op alle onderwijsniveaus en in alle soorten leergangen uitgebreid en gediversifieerd worden;

- in verband met de problemen die deze diversificatie meebrengt, moeten alle mogelijkheden van het open en afstandsonderwijs en de nieuwe technologieën worden benut; aan initiatieven voor de ontplooiing en verspreiding van deze instrumenten wordt op communautair niveau extra aandacht geschonken.

- De Gemeenschap dient te blijven bevorderen dat Lid-Staten ervaringen en goede praktijken uitwisselen betreffende het ontwerpen van pedagogisch en didactisch materiaal voor het bestuderen van de Unie-talen op school en in het hoger onderwijs. Om de docenten van een gelijkwaardig pedagogisch instrumentarium voor het onderwijs in al deze talen te voorzien, zou zij met name initiatieven kunnen steunen om bestaand pedagogisch en didactisch materiaal voor de meer onderwezen talen af te stemmen op de minder onderwezen talen;

- multilaterale partnerschappen tussen scholen of universiteiten kunnen worden aangewend om de leerlingen, studenten en docenten bewust te maken van de voordelen van gediversifieerde verwerving van taalvaardigheden. Er kunnen bewustmakingsperioden worden georganiseerd ten behoeve van één van de talen van de partners en met name de minder onderwezen talen;

- het academisch onderwijs biedt over het algemeen weinig situaties waarin echt gecommuniceerd kan worden; om de op de diversificatie gerichte inspanningen te ondersteunen, moeten de onderwijsinstellingen dus worden gestimuleerd om bij het taalonderwijs, wanneer dit mogelijk is, gebruik te maken van externe contacten zoals gezinnen, partnerschappen tussen scholen en bedrijven, organisaties voor volwassenen- en beroepsonderwijs en vrijetijdsactiviteiten.

De Commissie wordt VERZOCHT:

- de Lid-Staten te steunen in hun streven om bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken, rekening houdende met de verworvenheden van de eerdere programma's en met de specifieke doelstellingen en beschikbare middelen van het Socrates-programma;

- om de drie jaar een beknopt verslag uit te brengen over het verloop van de ontplooide initiatieven ter ondersteuning van het beleid met betrekking tot het onderwijs in de levende talen op het niveau van de Lid-Staten en de Europese Unie.

Top