EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994R3300

Verordening (EG) nr. 3300/94 van de Commissie van 21 december 1994 tot vaststelling van overgangsmaatregelen in de sector suiker als gevolg van de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden

OJ L 341, 30.12.1994, p. 39–43 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Special edition in Finnish: Chapter 03 Volume 065 P. 148 - 152
Special edition in Swedish: Chapter 03 Volume 065 P. 148 - 152

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1997

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1994/3300/oj

31994R3300

Verordening (EG) nr. 3300/94 van de Commissie van 21 december 1994 tot vaststelling van overgangsmaatregelen in de sector suiker als gevolg van de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden

Publicatieblad Nr. L 341 van 30/12/1994 blz. 0039 - 0043
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 65 blz. 0148
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 65 blz. 0148


VERORDENING (EG) Nr. 3300/94 VAN DE COMMISSIE van 21 december 1994 tot vaststelling van overgangsmaatregelen in de sector suiker als gevolg van de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden, hierna "de Toetredingsakte" te noemen, inzonderheid op artikel 145, lid 2, en artikel 149, lid 1,

Overwegende dat de Toetredingsakte en dus ook de daarmee samenhangende communautaire wetgeving voor de produktie van en de handel in landbouwprodukten per 1 januari 1995 van kracht worden; dat derhalve de produktieregeling die is vastgesteld bij, met name, Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte (2), pas vanaf die datum, dit wil zeggen vanaf het verkoopseizoen 1994/1995, van toepassing is; dat overgangsmaatregelen in de zin van artikel 149, lid 1, van de Toetredingsakte moeten worden vastgesteld om de overschakeling van de in Oostenrijk, Finland en Zweden geldende produktieregeling naar de in Verordening (EEG) nr. 1785/81 vastgestelde regeling mogelijk te maken;

Overwegende dat, teneinde de best mogelijke toepassing te verzekeren van de produktie- en autofinancieringsregimes die eigen zijn aan de sector suiker, het dienstig is, vanaf de toetreding van de nieuwe Lid-Staten, de voorwaarden te bepalen die van toepassing zijn op de hoeveelheden die in aanmerking kunnen komen om in de normale voorraden van overdracht te worden opgenomen;

Overwegende dat, wat het verkoopseizoen 1994/1995 betreft, voor de produktie van suiker in Oostenrijk, Finland en Zweden zonder meer de nationale regelingen golden en dat een groot deel van die produktie reeds vóór 1 januari 1995 is afgezet; dat daarom niet met terugwerkende kracht kan worden ingegrepen in contracten voor de levering van suikerbieten of suikerriet die met het oog op deze produktie tussen telers en suikerfabrikanten gesloten zijn; dat het dan ook verantwoord is de bepalingen inzake zelffinanciering van de sector als bedoeld in de artikelen 28 en 28 bis van Verordening (EEG) nr. 1785/81 niet toe te passen op vóór 1 juli 1995 geproduceerde hoeveelheden suiker; dat, wat de produktie van isoglucose in Finland betreft, de normale beginvoorraden per 1 januari 1995 onbeduidend zijn, daar dit produkt in de regel slechts vervaardigd wordt voor zover er vraag naar is; dat daarom, met het oog op een gelijke behandeling van suiker en isoglucose, moet worden bepaald dat voornoemde artikelen 28 en 28 bis niet gelden voor isoglucose die vervaardigd wordt vóór 1 juli 1995, de datum waarop het nieuwe verkoopseizoen 1995/1996 begint;

Overwegende dat, wat de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1995 betreft, de suikerproduktie in Oostenrijk, Finland en Zweden in het raam van de quota voor het verkoopseizoen 1994/1995 reeds afgelopen is en dat in de vraag in die periode moet worden voorzien met suiker uit de normale overdrachtshoeveelheden; dat ten aanzien van de produktie van isoglucose, gelet op de bovenvermelde kenmerken en om te voorkomen dat een van de essentiële doeleinden van de quotaregeling, namelijk de totstandbrenging van een zeker evenwicht tussen produktie en afzet in de Gemeenschap, in gevaar komt, bepaald moet worden dat in de vraag in Finland in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1995 moet worden voorzien met de in die periode geproduceerde hoeveelheid; dat het derhalve dienstig is de voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1995 in Finland geldende basishoeveelheden A en B voor isoglucose te beperken tot, in verhouding tot de jaarlijkse basishoeveelheden die voor Finland zijn vastgesteld, het peil dat overeenkomt met de gemiddelde produktie die in de Gemeenschap vóór de toetreding in de maanden januari tot en met juni geconstateerd is, gerelateerd aan de jaarproduktie;

Overwegende dat, aangezien de bij de artikelen 28 en 28 bis van Verordening (EEG) nr. 1785/81 vastgestelde zelffinancieringsregeling niet geldt voor suiker en isoglucose die in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1995 in Oostenrijk, Finland en Zweden is geproduceerd, moet worden bepaald dat de in artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde regeling inzake uitvoerrestituties en de in artikel 9, lid 3, van diezelfde verordening bedoelde regeling inzake produktierestituties in de genoemde periode niet gelden voor suiker en isoglucose in bovengenoemde Lid-Staten;

Overwegende dat in artikel 16 bis, lid 2 bis, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 is bepaald dat een bepaalde hoeveelheid ruwe suiker met verlaagde heffing mag worden ingevoerd in Finland; dat nader moet worden bepaald hoe deze bepaling moet worden toegepast, en in het bijzonder toepassingsbepalingen moeten worden vastgesteld betreffende de toekenning van aanpassingssteun aan de raffinage-industrie naar analogie van wat voor Portugal geldt;

Overwegende dat, krachtens artikel 145, lid 2, van de Toetredingsakte, de normale overdrachtshoeveelheid voor elk produkt moet worden bepaald met inachtneming van de criteria en doelstellingen van elke gemeenschappelijke marktordening; dat voor de sector suiker derhalve ook moet worden bepaald welke suiker- en isoglucosevoorraden zich op 1 januari 1995 in Oostenrijk, Finland en Zweden in het vrije verkeer bevinden, hoe groot de normale voorraad is, en hoe deze Lid-Staten de hoeveelheden boven de normale voorraad moeten wegwerken;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is deze Lid-Staten de verplichting op te leggen een inventarisopname te verrichten; dat daartoe de verschillende soorten suiker moeten worden omgerekend in witte suiker overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 431/68 van de Raad van 9 april 1968 houdende vaststelling van de standaardkwaliteit voor ruwe suiker en van de plaats van grensoverschrijding van de Gemeenschap voor de berekening van de cif-prijzen in de sector suiker (3) en in Verordening (EEG) nr. 1443/82 van de Commissie van 8 juni 1982 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 392/94 (5);

Overwegende dat voor het bepalen van de weg te werken hoeveelheden suiker en isoglucose, voor elk van deze produkten de normale overdrachtshoeveelheid moet worden vastgesteld die noodzakelijk geacht wordt op grond van het verbruik, de produktie, de traditionele uitvoer en de werkvoorraden van de raffinaderijen; dat de toekenning van de vergoeding voor opslagkosten voor de hoeveelheden suiker die bij de normale overdrachtshoeveelheden horen, verantwoord is voor zover de opslagbijdrage overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1998/78 van de Commissie van 18 augustus 1978 houdende vaststelling van de wijze van toepassing van de vereveningsregeling voor opslagkosten in de sector suiker (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1758/93 (7), verschuldigd is vanaf 1 januari 1995;

Overwegende dat de afzet van de hoeveelheden boven de normale overdrachtshoeveelheden wegens de bijzondere kenmerken van de markten voor suiker en isoglucose, onder bepaalde voorwaarden moet plaatsvinden door uitvoer uit de Gemeenschap, hetzij in ongewijzigde staat, hetzij in de vorm van verwerkte produkten in de zin van Verordening (EG) nr. 1222/94 van de Commissie van 30 mei 1994 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van de restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwprodukten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage II van het Verdrag vallen (8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2296/94 (9); dat daartoe, ten aanzien van het bewijs dat de uitvoer heeft plaatsgevonden, moet worden verwezen naar sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten (10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2746/94 (11);

Overwegende dat de hoeveelheden boven de betrokken overdrachtshoeveelheid die vóór de vastgestelde datum niet zouden zijn uitgevoerd en zich dus nog op de markt zouden bevinden, moeten worden beschouwd als afgezet op de interne markt van de Gemeenschap en ingevoerd uit derde landen; dat het in dat geval dan ook gewettigd is te bepalen dat een bedrag wordt geheven dat gelijk is aan de invoerheffing voor het betrokken produkt die op de laatste dag van de uitvoertermijn van kracht was; dat voor de omrekening van het bedrag in nationale valuta de op die dag geldende landbouwkoers moet worden toegepast;

Overwegende dat de verplichting om de respectieve hoeveelheden boven de normale overdrachtshoeveelheid weg te werken, krachtens artikel 145, lid 2, van de Toetredingsakte voor rekening komt van respectievelijk Oostenrijk, Finland en Zweden; dat deze Lid-Staten er derhalve ook voor moeten zorgen dat de betrokken hoeveelheden wel degelijk naar landen buiten de Gemeenschap worden uitgevoerd en dat alle daartoe vereiste maatregelen worden getroffen;

Overwegende dat met het oog op een goed marktbeheer in de sector dient te worden voorgeschreven dat deze Lid-Staten de omvang van hun geconstateerde voorraden moeten meedelen, alsmede de hoeveelheden die geacht worden op de binnenlandse markt te zijn afgezet;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Het bepaalde in artikel 9, lid 3, artikel 19, artikel 28 en artikel 28 bis van Verordening (EEG) nr. 1785/81 geldt niet voor:

a) de hoeveelheden suiker die vóór 1 juli 1995 zijn geproduceerd uit suikerbieten of suikerriet, geoogst in Oostenrijk, Finland en Zweden;

b) de hoeveelheden isoglucose die vóór 1 juli 1995 in Finland zijn geproduceerd in het kader van de in artikel 2 vastgestelde quota.

2. Het bepaalde in artikel 9, lid 3, en artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 geldt niet voor de in artikel 5, lid 1, bedoelde hoeveelheden suiker en isoglucose.

3. Voor suiker en isoglucose die vóór 1 oktober 1995 in Oostenrijk, Finland en Zweden wordt gebruikt bij de vervaardiging van de in Verordening (EEG) nr. 1010/86 (12) bedoelde en vóór die datum in de Gemeenschap afgezette chemische produkten, mogen die Lid-Staten nationale maatregelen vaststellen ter compensatie van het feit dat geen produktierestituties worden toegekend, waarbij echter

a) de compensatie niet hoger mag zijn dan de restitutie die geldt op de dag waarop de suiker of de isoglucose wordt verwerkt, en

b) de compensatie moet worden beperkt tot een hoeveelheid van, uitgedrukt in, naar gelang van het geval, witte suiker of droge stof:

- 7 500 ton suiker voor Oostenrijk,

- 2 100 ton suiker voor Zweden,

- 0 ton isoglucose voor Finland;

- 4 500 ton suiker voor Finland.

Deze hoeveelheden moeten worden afgeboekt op de in artikel 5, lid 1, voor elk van deze Lid-Staten vastgestelde normale overdrachtshoeveelheid.

Artikel 2

De A- en B-basishoeveelheden voor isoglucose voor Finland worden voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1995, uitgedrukt in ton droge stof, vastgesteld op:

- A-basishoeveelheid: 5 711,

- B-basishoeveelheid: 571.

Artikel 3

1. In de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1995 is de in artikel 16 bis, lid 2 bis, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde verlaagde heffing gelijk aan die welke wordt bepaald, is vastgesteld en wordt toegepast overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 van voornoemd artikel 16 bis.

2. De in artikel 16 bis, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde certificaataanvraag moet vergezeld gaan van een verklaring van de raffinadeur waarin deze zich ertoe verbindt de betrokken hoeveelheid ruwe suiker vóór 1 juli 1995 in Finland te raffineren.

3. In de in lid 1 bedoelde periode geldt voor de raffinaderijen in Finland de in artikel 9, lid 4 quater, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde aanpassingssteun voor ten hoogste de in artikel 16 bis, lid 2 bis, van voornoemde verordening bedoelde hoeveelheden ingevoerde en geraffineerde ruwe suiker.

Artikel 4

Voor de toepassing van de artikelen 4 tot en met 8 van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "suiker":

- bietsuiker en rietsuiker, in vaste vorm, van GN-code 1701,

- suikerstroop van de GN-codes 1702 60 90, 1702 90 90 en 2106 90 59;

b) "isoglucose": produkten van de GN-codes 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10, 1702 90 30 en 2106 90 30;

c) "nieuwe Lid-Staten": Oostenrijk, Finland en Zweden.

Artikel 5

1. De normale overdrachtshoeveelheid op 1 januari 1995 om 0.00 uur wordt vastgesteld:

a) voor suiker, uitgedrukt in witte suiker, op:

- 294 177 ton voor Oostenrijk,

- 145 250 ton voor Finland,

- 304 792 ton voor Zweden;

b) voor isoglucose, uitgedrukt in droge stof, op 1 491 ton voor Finland.

2. De in lid 1, onder a), bedoelde normale overdrachtshoeveelheden omvatten niet de eventuele nationale buffervoorraden van de nieuwe Lid-Staten. Elke wijziging van deze voorraden en de bijzonderheden dienaangaande worden door de nieuwe Lid-Staten aan de Commissie medegedeeld met het oog op het opstellen van de communautaire voorzieningsbalans.

3. De in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde vergoeding van de opslagkosten geldt slechts voor de in lid 1 bepaalde hoeveelheden suiker voor zover de in datzelfde artikel bedoelde opslagbijdrage vanaf 1 januari 1995 verschuldigd is in de zin van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1998/78.

Artikel 6

1. De nieuwe Lid-Staten verrichten een afzonderlijke inventarisopname voor suiker en voor isoglucose die op hun respectieve grondgebied op 1 januari 1995 om 0.00 uur in het vrije verkeer zijn.

2. Voor de toepassing van lid 1 moet eenieder die, in welk verband dan ook, een hoeveelheid suiker of isoglucose van ten minste 3 000 kg, uitgedrukt, naar gelang van het geval, in witte suiker of in droge stof in voorraad heeft welke zich op 1 januari 1995 om 0.00 uur in het vrije verkeer bevindt, vóór 21 januari 1995 bij de bevoegde instanties aangifte doen van deze hoeveelheid.

3. De hoeveelheden ruwe suiker worden in witte suiker omgerekend aan de hand van het rendement dat is geconstateerd overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 431/68.

De hoeveelheden suikerstroop worden in witte suiker omgerekend op basis van het gehalte:

- aan sacharose van de betrokken stroop, wanneer de zuiverheid van deze stroop ten minste gelijk is aan 98 %, of

- aan winbare suiker van de betrokken stroop, geconstateerd overeenkomstig artikel 1, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1443/82, wanneer de zuiverheid van deze stroop minder bedraagt dan 98 %.

Artikel 7

1. Wanneer de omvang van de bij de in artikel 6 bedoelde inventarisopname geconstateerde voorraad suiker of isoglucose voor een nieuwe Lid-Staat de voor deze Lid-Staat in artikel 5, lid 1, vastgestelde hoeveelheid overschrijdt, zorgt deze Lid-Staat ervoor dat vóór 1 januari 1996 een hoeveelheid, gelijk aan het verschil tussen de bij de inventarisopname geconstateerde hoeveelheid en de vastgestelde hoeveelheid, uit de Gemeenschap wordt uitgevoerd, hetzij in de vorm van verwerkte produkten in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1222/94. Voor de bepaling van de uit te voeren hoeveelheid mogen de hoeveelheden suiker en isoglucose niet worden samengeteld en mogen de uit te voeren hoeveelheden voor beide produkten niet onderling worden verwisseld.

2. De op grond van lid 1 uit te voeren hoeveelheid moet vóór 1 januari 1996 zonder steun van de Gemeenschap worden geëxporteerd vanaf het grondgebied van de nieuwe Lid-Staat waar het in lid 1 bedoelde verschil is geconstateerd en het betrokken produkt moet het geografisch grondgebied van de Gemeenschap vóór die datum hebben verlaten.

Artikel 8

1. Het bewijs van uitvoer als bedoeld in artikel 7, lid 1, moet, behoudens overmacht, vóór 1 maart 1996 worden geleverd door overlegging van:

a) de overeenkomstig artikel 9 door de bevoegde instantie van de betrokken nieuwe Lid-Staat afgegeven uitvoercertificaten;

b) de in de artikelen 30 en 31 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 bedoelde documenten die nodig zijn voor het vrijgeven van de zekerheid.

2. Indien het in lid 1 bedoelde bewijs niet vóór 1 maart 1996 wordt geleverd, wordt de betrokken hoeveelheid geacht te zijn afgezet op de markt van de Gemeenschap.

3. In geval van overmacht stelt de bevoegde instantie van de nieuwe Lid-Staat de maatregelen vast die zij, gezien de omstandigheden, in het betrokken geval noodzakelijk acht.

Artikel 9

1. Op de aanvraag voor het uitvoercertificaat en op het certificaat worden vermeld:

a) in vak 20, de volgende vermelding:

"voor uitvoer overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 3300/94";

b) voor suiker of isoglucose die wordt uitgevoerd in de vorm van een verwerkt produkt:

- in vak 15, een van de volgende vermeldingen:

"suiker" of "isoglucose";

- in de vakken 17 en 18, de hoeveelheid witte suiker of isoglucose, uitgedrukt in nettogewicht, die is gebruikt voor de vervaardiging van het verwerkte produkt; de exporteur doet op het tijdstip van de uitvoer aangifte van deze hoeveelheid en levert de bevoegde instantie ter staving van zijn aangifte alle vereiste documenten en andere inlichtingen;

- in vak 20, de omschrijving van de uit te voeren goederen en de vermelding van de post of posten en de onderverdeling of onderverdelingen van het gemeenschappelijk douanetarief waaronder zij vallen.

2. In vak 22 van het uitvoercertificaat wordt het volgende vermeld:

"voor uitvoer zonder restitutie op heffing, ................................... (hoeveelheid waarvoor het certificaat is afgegeven) kilogram, certificaat uitsluitend geldig in ................................... (nieuwe Lid-Staat van afgifte),"

3. Het certificaat is geldig vanaf de dag van de afgifte tot en met 31 december 1995.

4. Het bedrag van de zekerheid betreffende de certificaten voor suiker en isoglucose wordt vastgesteld op 0,25 ecu per 100 kilogram suiker netto of per 100 kilogram isoglucose, uitgedrukt in droge stof, netto.

Artikel 10

1. Voor de hoeveelheden die in de zin van artikel 8, lid 2, worden beschouwd als afgezet op de interne markt van de Gemeenschap, wordt een bedrag geheven dat gelijk is aan:

a) voor suiker, per 100 kilogram, de op 31 december 1995 geldende invoerheffing voor witte suiker;

b) voor isoglucose, per 100 kilogram droge stof, honderd maal het basisbedrag van de invoerheffing die op 31 december 1995 geldt voor sacharosestroop.

2. Voor de omrekening van de in artikel 1 bedoelde bedragen in nationale valuta wordt de landbouwomrekeningskoers toegepast die in de sector suiker voor de betrokken nieuwe Lid-Staat geldt op 31 december 1995.

Artikel 11

1. De nieuwe Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen voor de toepassing van deze verordening en stellen inzonderheid alle controleprocedures vast die nodig zijn voor de uitvoering van de in artikel 6 bedoelde inventarisopnamen en om de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoerverplichting na te leven.

2. De nieuwe Lid-Staten doen de Commissie, voor suiker en voor isoglucose afzonderlijk, mededeling:

a) vóór 11 februari 1995, van de omvang van hun voorraden, geconstateerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 1;

b) vóór 1 april 1996, van de hoeveelheden die overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, lid 2, geacht worden te zijn afgezet op de interne markt van de Gemeenschap, en van de gevallen waarin artikel 8, lid 3, is toegepast.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de dag van, en onder voorbehoud van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 december 1994.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 177 van 1. 7. 1981, blz. 4.

(2) PB nr. C 241 van 29. 8. 1994, blz. 21.

(3) PB nr. L 89 van 10. 4. 1968, blz. 3.

(4) PB nr. L 158 van 9. 6. 1982, blz. 17.

(5) PB nr. L 53 van 24. 2. 1994, blz. 7.

(6) PB nr. L 231 van 23. 8. 1978, blz. 5.

(7) PB nr. L 161 van 2. 7. 1993, blz. 58.

(8) PB nr. L 136 van 31. 5. 1994, blz. 5.

(9) PB nr. L 249 van 24. 9. 1994, blz. 9.

(10) PB nr. L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.

(11) PB nr. L 290 van 11. 11. 1994, blz. 6.

(12) PB nr. L 94 van 9. 4. 1986, blz. 9.

Top