EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994D0399

94/399/EG: Beschikking van de Commissie van 22 november 1993 inzake de toekenning van bijstand uit het cohesie- financieringsinstrument voor een project inzake het aanvoerkanaal Franqueira-Alcantarilha van het Systeem Odelouca-Funcho in Portugal nr. FC: 93/10/61/015 (Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

OJ L 185, 20.7.1994, p. 43–51 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1994/399/oj

31994D0399

94/399/EG: Beschikking van de Commissie van 22 november 1993 inzake de toekenning van bijstand uit het cohesie- financieringsinstrument voor een project inzake het aanvoerkanaal Franqueira-Alcantarilha van het Systeem Odelouca-Funcho in Portugal nr. FC: 93/10/61/015 (Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 185 van 20/07/1994 blz. 0043 - 0051


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 22 november 1993 inzake de toekenning van bijstand uit het cohesie-financieringsinstrument voor een project inzake het aanvoerkanaal Franqueira-Alcantarilha van het systeem Odelouca-Funcho in Portugal Nr. CF: 93/10/61/015 (Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek) (94/399/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 792/93 van de Raad van 30 maart 1993 tot instelling van een cohesie-financieringsinstrument (1), en met name op artikel 8, lid 6,

Overwegende dat bij artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 792/93 een cohesie-financieringsinstrument is ingesteld waaruit bijstand van de Gemeenschap wordt verleend voor milieuprojecten en projecten betreffende de transeuropese netwerken op het gebied van de vervoerinfrastructuur;

Overwegende dat op grond van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 792/93 sommige bepalingen van de titels VI en VII van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de cooerdinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (2), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93 (3), van overeenkomstige toepassing zijn;

Overwegende dat in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 792/93 is bepaald welke soorten maatregelen voor een bijdrage uit het cohesie-financieringsinstrument in aanmerking komen;

Overwegende dat de Lid-Staten er op grond van artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 792/93 op moeten toezien dat aan de bijstandsverlening uit het financieringsinstrument passende bekendheid wordt gegeven en dat in dit verband de in bijlage V bij deze beschikking aangegeven maatregelen moeten worden genomen;

Overwegende dat Portugal op 30 juli 1993 een aanvraag om bijstand uit het cohesie-financieringsinstrument heeft ingediend voor een project betreffende het aanvoerkanaal Franqueira-Alcantarilha van het systeem Odelouca-Funcho;

Overwegende dat deze bijstandsaanvraag betrekking heeft op een project dat volgens de in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 792/93 aangegeven criteria voor bijstand in aanmerking komt;

Overwegende dat de bijstandsaanvraag alle in artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 792/93 bedoelde gegevens bevat en voldoet aan de criteria die zijn aangegeven in artikel 8, leden 3 en 5, van Verordening (EEG) nr. 792/93;

Overwegende dat het project voortvloeit uit maatregelen op grond van artikel 130 S van het Verdrag;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 792/93 voor de toekenning van de bijstand uit het financieringsinstrument in technisch en financieel opzicht afzonderlijke projectstadia zijn afgebakend;

Overwegende dat in artikel 1 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 610/90 van de Raad (5), is bepaald dat voor het nakomen van juridische verplichtingen die worden aangegaan voor maatregelen die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken een uiterste datum geldt die bij de toekenning van de bijstand in de vereiste vorm moet worden medegedeeld aan de ontvangende Lid-Staat;

Overwegende dat, op grond van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 792/93, de Commissie en de Lid-Staten moeten zorgen voor de evaluatie van en het systematisch toezicht op de uitvoering van het project;

Overwegende dat de financiële toepassingsbepalingen en de bepalingen inzake toezicht en evaluatie zijn opgenomen in de bijlagen III en IV bij deze beschikking; dat niet-naleving van deze bepalingen kan leiden tot schorsing of vermindering van de toegekende bijstand op grond van artikel 9, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 792/93 en van het bepaalde in bijlage VI;

Overwegende dat is voldaan aan alle overige voorwaarden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De projectfase inzake het aanvoerkanaal Franqueira-Alcantarilha van het systeem Odelouca-Funcho in Portugal die is beschreven in bijlage I bij deze beschikking, wordt hierbij goedgekeurd voor de periode van 1 juni 1993 tot en met 28 februari 1995.

2. Onder "project" wordt hierna in deze beschikking ook "projectfase" verstaan.

Artikel 2

1. De in het kader van deze beschikking voor bijstand in aanmerking te nemen uitgaven bedragen maximaal 14 971 000 ecu.

2. De bijdrage van de Gemeenschap voor het project wordt vastgesteld op 85 %.

3. De maximumbijdrage uit het cohesie-financieringsinstrument wordt vastgesteld op 12 725 350 ecu.

4. De betalingsverplichtingen voor de bijdrage worden aangegaan ten laste van de begroting 1993.

Artikel 3

1. Voor de toekenning van de bijstand van de Gemeenschap wordt uitgegaan van het in bijlage II opgenomen financieringsplan voor het project.

2. Ten aanzien van de betalingsverplichtingen en de betalingen met betrekking tot de communautaire bijstand voor het project geldt het bepaalde in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 792/93, zoals aangegeven in bijlage III.

3. Het eerste voorschot bedraagt 156 400 ecu.

Artikel 4

1. De bijstand van de Gemeenschap betreft de uitgaven voor het project waarvoor in Portugal bindende regelingen zijn getroffen en waarvoor de nodige financiële middelen specifiek zijn toegewezen voor werkzaamheden die uiterlijk op 28 februari 1995 moeten zijn voltooid.

2. Vóór 1 januari 1993 gemaakte kosten komen niet in aanmerking voor de bijstand.

3. De termijn voor de betalingen voor het project is twaalf maanden, te rekenen vanaf de in lid 1 vermelde datum.

Artikel 5

1. Het project moet worden uitgevoerd overeenkomstig het beleid van de Gemeenschap op de verschillende terreinen, met name overeenkomstig de artikelen 7, 30, 52 en 59 van het Verdrag en overeenkomstig de voorschriften van de Gemeenschap, inzonderheid de richtlijnen inzake de cooerdinatie van de procedures voor de gunning van overheidsopdrachten.

2. Deze beschikking laat het recht van de Commissie om de inbreukprocedure op grond van artikel 169 van het Verdrag in te leiden onverlet.

Artikel 6

Ten aanzien van het systematisch toezicht op en de systematische evaluatie van het project dient het bepaalde in bijlage IV in acht te worden genomen.

Artikel 7

Portugal ziet erop toe dat aan het project passende bekendheid wordt gegeven, als aangegeven in bijlage V.

Artikel 8

De bijlagen maken een integrerend deel uit van de beschikking.

Artikel 9

Indien de bepalingen van deze beschikking of van de bijlagen niet worden nageleefd, kan de bijstand worden verminderd of geschorst overeenkomstig het bepaalde in bijlage VI.

Artikel 10

Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.Gedaan te Brussel, 22 november 1993.

Voor de Commissie

Peter SCHMIDHUBER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 79 van 1. 4. 1993, blz. 74.(2) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 1.(3) PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 20.(4) PB nr. L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1.(5) PB nr. L 70 van 16. 3. 1990, blz. 1.

BIJLAGE I

SAMENVATTING 1. Naam van het project

Systeem Odelouca-Funcho: aanvoerkanaal Franqueira-Alcantarilha

2. Ingediend door

2.1. Naam: Direcçao-Geral do Desenvolvimento Regional

2.2. Adres: Avenida D. Carlos I, 126-7o, 1200 Lisboa

3. Uit te voeren onder verantwoordelijkheid van

3.1. Naam: Instituto da Agua (INAG)

3.2. Adres: Avenida Almirante Gago Coutinho, 30, 1000 Lisboa

4. Plaats van uitvoering

4.1. Lid-Staat: Portugal

4.2. Regio: Algarve

5. Beschrijving

Het systeem Odelouca-Funcho, bestemd voor de drinkwatervoorziening van Barlavento Algarvio, omvat de bouw van een aanvoerkanaal tussen het stuwmeer van Funcho en Alcantarilha. Deze fase betreft de aanleg van de laatste 4,5 km van het aanvoerkanaal vanaf Franqueira.

Het aanvoerkanaal is een ondergrondse leiding, met een inwendige diameter van 2,5 m en een totale lengte van 12,6 km.

In het kader van het project moet aan het bepaalde in Richtlijn 80/778/EEG van de Raad (1) worden voldaan.

6. Doel

Het systeem Odelouca-Funcho, waarvan dit gedeelte van het aanvoerkanaal deel uitmaakt, heeft in hoofdzaak ten doel om, door regularisering van het debiet van de aanvoerleidingen, het oppervlaktewater aan te wenden voor de drinkwatervoorziening van de bevolking in Barlavento Algarvio.

De werkzaamheden zorgen voor een verbetering van de drinkwatervoorziening in zeven gemeenten met ongeveer 120 000 inwoners en dragen bij tot het oplossen van de problemen inzake waterschaarste in de zomer, wanneer ten gevolge van het toerisme de bevolking sterk toeneemt.

7. Tijdschema

""" ID="1">juni 1993 > ID="2">oktober 1993 "> ID="1">september 1993 > ID="2">1995 "> ID="1">december 1993 > ID="2">februari 1995 "> ID="1">1997 ">

8. Kosten-batenanalyse

Uit de analyse voor het gehele systeem Odelouca-Funcho blijkt een zeer hoog economisch rendement, namelijk een intern rendement tussen 27 en 32 %.

9. Milieu-effectbeoordeling

Het systeem in zijn geheel draagt bij tot een verbetering van de waterkwaliteit en tot een beter beheer van de voorraden oppervlaktewater en grondwater. Op basis van kenmerken en aard van het project werd een voorbereidend milieu-effectrapport opgesteld en in het kader daarvan werden enkele maatregelen vastgesteld om mogelijke negatieve gevolgen van de tenuitvoerlegging van het project zoveel mogelijk te voorkomen.

10. Totale kosten

"(× 1 000 ecu) >(2)"> ID="1">14 971 > ID="2">- > ID="3">14 971 "">

(1) PB nr. L 229 van 30. 8. 1980, blz. 11.(2) Alleen na 1 januari 1993 gemaakte kosten zijn subsidiabel.

BIJLAGE II

FINANCIERINGSSCHEMA

"Project: 93/10/61/015 "(× 1 000 ecu) >Jaar (1)""> ID="1">276 > ID="2">276 > ID="3">100 > ID="4">235 > ID="5">85 > ID="6">41 > ID="7">15 > ID="8">41 "> ID="1">9 569 > ID="2">9 569 > ID="3">100 > ID="4">8 134 > ID="5">85 > ID="6">1 435 > ID="7">15 > ID="8">1 435 "> ID="1">5 126 > ID="2">5 126 > ID="3">100 > ID="4">4 357 > ID="5">85 > ID="6">769 > ID="7">15 > ID="8">769 "> ID="1">14 971 > ID="2">14 971 > ID="3">100 > ID="4">12 726 > ID="5">85 > ID="6">2 245 > ID="7">15 > ID="8">2 245 "">

(1) Totale subsidiale kosten.

BIJLAGE III

FINANCIËLE TOEPASSINGSBEPALINGEN 1. De in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 792/93 vervatte financiële bepalingen worden als volgt toegepast:

Bijstand van de Gemeenschap

2. De bijstand van de Gemeenschap wordt uitgedrukt in een percentage van de voor bijstand in aanmerking komende uitgaven. Als de werkelijke uitgaven verschillen van de aanvankelijke geplande kosten, wordt de toegekende bijstand van de Gemeenschap aangepast om daarmee rekening te houden, zonder dat evenwel het in de beschikking aangegeven maximumbedrag mag worden overschreden. Voor wijzigingen van het percentage of het maximumbedrag van de bijstand is een wijziging van de beschikking volgens de in punt 12 vermelde procedure vereist.

Betalingsverplichtingen en betalingen

3. De Lid-Staat moet zich ertoe verbinden erop toe te zien dat voor het project waarop deze beschikking betrekking heeft, alle bij het beheer en de uitvoering betrokken overheidsinstanties of particuliere lichamen een afzonderlijke boekhouding voeren, of voor alle betrokken transacties een deugdelijke boekhoudkundige codering toepassen, waardoor de verificatie van de uitgaven door de Gemeenschap en de nationale controle-autoriteiten wordt vergemakkelijkt.

4. De betalingsverplichtingen worden aangegaan en de betalingen verricht overeenkomstig artikel 9, leden 4, 5 en 6, van Verordening (EEG) nr. 792/93.

5. Alle door de Commissie in het kader van deze beschikking toegekende bijstand wordt uitbetaald aan de door de Lid-Staat aangewezen instantie, die ook verantwoordelijk is voor de terugbetaling van eventueel te veel betaalde bedragen aan de Commissie. De te betalen bedragen worden overgemaakt op één enkele, door de Lid-Staat opgegeven bankrekening. In de regel worden de betalingen uiterlijk twee maanden na ontvangst van de geldige aanvraag verricht.

6. De Lid-Staat moet erop toezien dat de betalingsaanvragen en de aangiften van de werkelijke uitgaven in overeenstemming zijn met het uitgavenschema dat is opgenomen in de bijlage bij deze beschikking, eventueel gewijzigd overeenkomstig de procedure die is aangegeven in de punten 12 en 13.

7. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad luiden alle bedragen van betalingsverplichtingen en betalingen in ecu.

8. De bedragen van de uitgavenaangiften ter staving van de betalingsaanvragen luiden in ecu of in de nationale valuta.

9. De Lid-Staten die de bedragen in de uitgavenaangiften in ecu vermelden, moeten voor de omrekening van in de nationale valuta luidende uitgavenbedragen in ecu de omrekeningskoers toepassen van de maand waarin het betrokken uitgavenbedrag is geboekt bij de voor het beheer van de projecten verantwoordelijke instanties. De Commissie deelt de Lid-Staten elke maand de hiervoor te hanteren omrekeningskoers mee.

10. Uitgavenaangiften met bedragen in de nationale valuta worden omgerekend in ecu aan de hand van de omrekeningskoers voor de maand waarin de aangiften door de Commissie zijn ontvangen.

Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen

11. Alle ten onrechte betaalde bedragen moeten door de in punt 5 bedoelde instantie aan de Commissie worden terugbetaald. Over niet-terugbetaalde bedragen wordt rente wegens te late betaling aangerekend overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad. Als de in punt 5 bedoelde instantie het verschuldigde bedrag niet terugbetaalt, moet de Lid-Staat dit bedrag aan de Commissie terugbetalen.

Procedure voor de wijziging van de beschikking

12. Voor het aanbrengen van wijzigingen in de beschikking worden steeds de volgende procedures toegepast:

a) betreft het een aanzienlijke wijziging van de doelstellingen of kenmerken van het project, een verhoging of verlaging van de mate van financiering of het maximale bijstandsbedrag, of een aanzienlijke wijziging van het financieringsplan of het uitgavenschema, dan wordt de wijziging vastgesteld bij een beschikking van de Commissie op verzoek van de Lid-Staat of op initiatief van de Commissie zelf;

b) voor andere wijzigingen doet de betrokken Lid-Staat de Commissie een wijzigingsvoorstel toekomen. De Commissie deelt haar opmerkingen of de goedkeuring van de voorgestelde wijziging mee binnen twintig werkdagen na de ontvangst van het voorstel. De wijzigingen worden vastgesteld wanneer de Commissie ermee heeft ingestemd.

13. Wijzigingen in de jaarlijkse uitgaven die minder dan 10 % van de totale geplande uitgaven voor het project uitmaken, worden niet als een aanzienlijke wijziging van het financieringsplan of het uitgavenschema beschouwd.

Procedure voor het afsluiten van het project

14. De in het kader van deze beschikking aangegane juridische verbintenissen moeten worden nagekomen en de betalingen verricht binnen de in artikel 4 van de beschikking vermelde termijnen. Deze termijnen kunnen, voordat zij verstrijken, overeenkomstig de in punt 12, onder b), aangegeven procedure worden gewijzigd, maar zij kunnen niet met meer dan één jaar worden verlengd. Te dien einde doet de betrokken Lid-Staat de Commissie een wijzigingsvoorstel toekomen, dat vergezeld dient te gaan van gegevens tot motivering van de wijziging. Voor termijnverlengingen van meer dan één jaar dient de in punt 12, onder a), aangegeven procedure te worden gevolgd.

15. Uitgaven na de in artikel 4 van de beschikking vastgestelde termijn komen, tenzij de bedoelde termijn is verlengd, niet voor bijstand uit het financieringsinstrument in aanmerking.

BIJLAGE IV

TOEZICHT EN EVALUATIE 1. De voor de uitvoering van het project verantwoordelijke nationale instantie is ook verantwoordelijk voor toezicht en evaluatie. De betrokken Lid-Staat kan de Gemeenschap voor het vervullen van deze taken een bijdrage vragen in het kader van de technische ondersteuningsmaatregelen.

A. Toezicht

2. Onder "toezicht" wordt een systeem van informatie over de bij de uitvoering van het project gemaakte voortgang verstaan. Voor het toezicht wordt gebruik gemaakt van financiële en, in voorkomend geval, materiële indicatoren, aan de hand waarvan de werkelijke stand van het project kan worden vergeleken met het financieringsplan van bijlage II en het tijdschema van bijlage I.

3. Op de uitvoering van het project wordt toezicht gehouden via:

- het door elke Lid-Staat opgerichte Toezichtcomité,

- rapporten,

- steekproefcontroles.

Toezichtcomité

4. Het voor het toezicht op de door het cohesie-financieringsinstrument gefinancierde projecten in Portugal opgerichte Toezichtcomité is verantwoordelijk voor het toezicht op het project waarop de beschikking betrekking heeft. Het Toezichtcomité evalueert op gezette tijden de uitvoering van het project en stelt zo nodig aanpassingen voor.

De samenstelling van het Toezichtcomité, de aanwijzing van de voorzitter en de vaststelling van de regels inzake de werkzaamheden en de periodiciteit van de vergaderingen vinden plaats in overleg tussen de Lid-Staat en de Commissie, uiterlijk drie maanden na de goedkeuring van het eerste project in Portugal.

5. Het Toezichtcomité moet:

a) toezicht houden op de deugdelijke uitvoering van het project volgens het oorspronkelijk vastgestelde plan, en erop toezien dat de vastgestelde doeleinden worden bereikt;

b) advies uitbrengen over het ontwerp van het in punt 6 bedoelde jaarlijks voortgangsrapport;

c) advies uitbrengen over eventuele aanpassingen en wijzigingen van het project;

d) aan het project bekendheid geven;

e) erop toezien dat het beleid van de Gemeenschap op andere terreinen, inzonderheid op milieugebied, in acht wordt genomen;

f) een besluit nemen over eventuele bijkomende taken, in overleg met de Commissie en de betrokken Lid-Staat.

In de regel moeten de voor de vergaderingen van het Toezichtcomité nodige documenten drie weken van tevoren beschikbaar zijn.

Rapporten

6. Overeenkomstig artikel 25, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 moeten voor het project waarop deze beschikking betrekking heeft een jaarlijks rapport voor elk volledig jaar van uitvoering en een eindrapport worden opgesteld.

Het eerste jaarlijks rapport moet door de verantwoordelijke instantie uiterlijk vijftien maanden na de vaststelling van de beschikking tot goedkeuring van het project bij de Commissie worden ingediend. Het rapport dient de volgende gegevens te bevatten:

- gegevens over de stand van het project;

- informatie over eventuele verschillen ten opzichte van het oorspronkelijk vastgestelde uitvoeringsschema;

- een bondige beschrijving van de belangrijkste problemen die zich hebben voorgedaan en van de in verband hiermee genomen maatregelen.

Op basis van de jaarlijkse rapporten kunnen de Commissie en de Lid-Staat, indien nodig, het financieringsplan voor het project herzien en aanpassen.

In het zes maanden na de voltooiing van het project in te dienen eindrapport moet worden aangegeven welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en in hoeverre de uitvoering in overeenstemming is met de beschikking waarbij het project is goedgekeurd, terwijl ook een eerste evaluatie moet worden gemaakt van de kans dat de met het project beoogde resultaten worden bereikt.

Het saldo van de bijstand van de Gemeenschap wordt slechts uitbetaald als het eindrapport is goedgekeurd.

Controles

7. Zowel door de Lid-Staat als door de Commissie mogen controles worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4253/88. De Lid-Staat en de Commissie moeten onverwijld alle relevante informatie over de resultaten uitwisselen.

8. Tot drie jaar na de laatste betaling voor het project moet de voor de uitvoering ervan verantwoordelijke instantie alle documenten ter staving van de uitgaven ter beschikking van de Commissie houden.

9. De Lid-Staat moet alle nationale rapporten met betrekking tot de uitgevoerde controles ter beschikking van de Commissie houden.

B. Evaluatie

10. Tijdens de uitvoering van het project kan op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie een evaluatie worden verricht om na te gaan of de met de uitvoering van het project gemaakte voortgang aan de oorspronkelijke doelstellingen beantwoordt en om eventueel in verband met problemen die zich hebben voorgedaan aanpassingen voor te stellen.

11. Na afloop van het project kan door een in overleg tussen de Lid-Staat en de Commissie aangewezen persoon de impact van het project worden geëvalueerd.

BIJLAGE V

INFORMATIE EN PUBLICITEIT De betrokken Lid-Staat moet ervoor zorgen dat het publiek zich bewust is van de rol die de Gemeenschap met betrekking tot het project vervult. Te dien einde zouden de volgende maatregelen moeten worden getroffen:

- op de plaats waar het project wordt uitgevoerd, moeten borden met in overleg tussen de Lid-Staat en de Commissie vast te stellen adequate afmetingen worden aangebracht. Daarop moet worden aangegeven dat het project voor 85 % door het Cohesiefonds van de Europese Gemeenschap is gefinancierd. Op alle borden moeten adequate symbolen worden gebruikt waarmee de Europese Gemeenschap wordt aangeduid;

- de betrokken Lid-Staat moet met het volledige beschikbare gamma van audiovisuele middelen aan het project bekendheid geven. Daarbij moet de aandacht worden gevestigd op de doelstellingen en de inhoud van het project en op de voordelen voor de samenleving die uit de uitvoering van het project zullen voortvloeien;

- de betrokken Lid-Staat moet het publiek informeren door middel van brochures, folders en andere vormen van informatieverstrekking. Hij mag deze brochures en folders laten verspreiden via communautaire kanalen;

- van meet af aan moet de betrokken Lid-Staat ervoor zorgen dat alle door het publiek verlangde informatie over het project vrij beschikbaar en volkomen doorzichtig is. Voor projecten op milieugebied moeten de bepalingen van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (1) in acht worden genomen.

De betrokken Lid-Staat moet binnen twee maanden na de vaststelling van de beschikking het advies van de Commissie inwinnen over de initiatieven die hij voornemens is op dit gebied te nemen. Hij moet bij de Commissie ook jaarlijks verslag uitbrengen over de op het gebied van informatie en publiciteit genomen maatregelen.

BIJLAGE VI

INACHTNEMING VAN DE BEPALINGEN VAN DE BESCHIKKING EN VAN HET BELEID VAN DE GEMEENSCHAP OP ANDERE TERREINEN 1. De betrokken Lid-Staat en de begunstigden moeten ervoor zorgen dat de financiële middelen van de Gemeenschap worden gebruikt voor het doel waarvoor zij bestemd zijn.

2. Indien de Commissie van oordeel is dat voor een bepaald project deze verplichting of een andere bepaling van de beschikking niet is of wordt nagekomen, of dat in strijd met het beleid van de Gemeenschap op andere terreinen is of wordt gehandeld, dient zij een passend onderzoek in te stellen en de Lid-Staat of de door de Lid-Staat voor de uitvoering van het project aangewezen instantie met name te verzoeken binnen een bepaalde periode zijn/haar opmerkingen mee te delen.

Na afloop van dit onderzoek kan de Commissie de betaling van bijstand door de Gemeenschap schorsen. In dit geval dient zij de voor de uitvoering van het project aangewezen instantie van de betrokken Lid-Staat daarvan kennis te geven. In deze kennisgeving dient zij ook aan te geven wat dient te gebeuren met betrekking tot voor het project reeds uitgekeerde financiële middelen van de Gemeenschap.

3. Voor projecten waarvoor de bovengenoemde maatregelen zijn genomen, moeten de lopende en de nog resterende betalingen worden geacht volledig of gedeeltelijk te zijn geschorst totdat de Commissie over voldoende gegevens beschikt om aan te nemen dat de nodige corrigerende maatregelen zijn getroffen.

4. Indien uit het onderzoek ter zake uiteindelijk blijkt dat aan de na te leven bepalingen en voorwaarden van de beschikking niet is voldaan of dat in strijd met het beleid van de Gemeenschap op andere terreinen is gehandeld en dat de Lid-Staat niet de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen, wordt de bijstand verminderd of ingetrokken. De bepalingen inzake de terugvordering van ten onrechte uitgekeerde financiële middelen zijn opgenomen in punt 11 van bijlage III.

(1) PB nr. L 158 van 23. 6. 1990, blz. 56.

Top