EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21990A1231(01)

Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling EBWO

/* EBRD */

OJ L 372, 31.12.1990, p. 4–26 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Special edition in Finnish: Chapter 11 Volume 016 P. 138 - OP_DATPRO
Special edition in Swedish: Chapter 11 Volume 016 P. 138 - OP_DATPRO
Special edition in Czech: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Estonian: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Latvian: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Lithuanian: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Hungarian Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Maltese: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Polish: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Slovak: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Slovene: Chapter 11 Volume 017 P. 179 - 201
Special edition in Bulgarian: Chapter 11 Volume 006 P. 121 - 143
Special edition in Romanian: Chapter 11 Volume 006 P. 121 - 143
Special edition in Croatian: Chapter 11 Volume 107 P. 17 - 39

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1990/674/oj

Related Council decision

21990A1231(01)

Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling EBWO /* EBRD - */

Publicatieblad Nr. L 372 van 31/12/1990 blz. 0004 - 0026
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 16 blz. 0138
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 16 blz. 0138


OVEREENKOMST tot oprichting van de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling

DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,

TROUW AAN de grondbeginselen van de democratie met een meerpartijenstelsel, de rechtsstaat, de eerbiediging van de rechten van de mens en de markteconomie;

IN HERINNERING BRENGEND de Slotakte van de Conferentie van Helsinki over veiligheid en samenwerking in Europa, en in het bijzonder de verklaring betreffende de beginselen daarbij;

TOEJUICHEND het voornemen van de Centraal- en Oosteuropese landen om de invoering van de democratie met een meerpartijenstelsel te bevorderen, daarmede de democratische instellingen, de rechtsstaat en de eerbiediging van de rechten van de mens versterkend, alsmede hun bereidheid om hervormingen tot stand te brengen ten einde geleidelijk over te gaan op een markteconomie;

GELET OP het belang van nauwe en gecoördineerde samenwerking om de economische vooruitgang van de Centraal- en Oosteuropese landen te bevorderen, hun economieën te helpen meer internationaal concurrerend te worden en aan hen bijstand te verlenen bij hun wederopbouw en ontwikkeling en aldus, in voorkomend geval, eventuele risico's te beperken die verband houden met de financiering van hun economie;

ERVAN OVERTUIGD dat de oprichting van een multilaterale financiële instelling, die naar wezen Europees en naar lidmaatschap in hoge mate internationaal is, bijdraagt tot de verwezenlijking van deze doelstellingen en een nieuwe en unieke samenwerkingsstructuur in Europa vormt;

ZIJN OVEREENGEKOMEN hierbij de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (hierna te noemen "de Bank") op te richten, die haar werkzaamheden verricht in overeenstemming met de volgende bepalingen:

HOOFDSTUK I DOEL, TAKEN EN LIDMAATSCHAP

Artikel 1

Doel

De Bank heeft met haar bijdrage aan de economische vooruitgang en de wederopbouw ten doel de overgang naar een open markteconomie te bevorderen en het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest aan te moedigen in de Centraal- en Oosteuropese landen die de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie aanhangen en toepassen.

Artikel 2

Taken

1. Ten einde op de lange termijn te kunnen beantwoorden aan haar doel - het bevorderen van de overgang van de Centraal- en Oosteuropese landen naar een open markteconomie en het aanmoedigen van het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest - verleent de Bank de ontvangende landen bijstand bij de totstandbrenging van structurele en sectoriële economische hervormingen, waaronder demonopolisering, decentralisering en privatisering, om ertoe bij te dragen dat hun economieën volledig worden geïntegreerd in de internationale economie door middel van maatregelen:

i) ter bevordering, door middel van particuliere en andere geïnteresseerde investeerders, van het ontstaan, de verbetering en de uitbreiding van produktieve en concurrerende activiteiten en activiteiten in de particuliere sector, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen;

ii) gericht op het aantrekken van binnenlands en buitenlands kapitaal en een ervaren leiding ten behoeve van het onder i) omschreven doel;

iii) ter stimulering van produktieve investeringen, ook in de dienstensector en de financiële sector, en in de bijbehorende infrastructuur, indien zulks noodzakelijk is ter aanmoediging van het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest, aldus bijdragend tot het scheppen van een klimaat van concurrentie en het verhogen van de produktiviteit, de levensstandaard en het verbeteren van arbeidsomstandigheden;

iv) ter verlening van technische bijstand gericht op de voorbereiding, financiering en uitvoering van ter zake dienende projecten, hetzij afzonderlijk hetzij in het kader van specifieke investeringsprogramma's;

v) ter stimulering en aanmoediging van de ontwikkeling van kapitaalmarkten;

vi) gericht op de ondersteuning van gezonde en economisch levensvatbare projecten waarbij verscheidene ontvangende Lid-Staten zijn betrokken;

vii) ter bevordering, in al haar activiteiten, van een ecologisch verantwoorde en duurzame ontwikkeling, en viii) gericht op het ondernemen van andere activiteiten en het verrichten van andere diensten die bevorderlijk zijn voor de uitvoering van deze taken.

2. In de uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde taken verricht de Bank haar werkzaamheden in nauwe samenwerking met al haar leden en, op een wijze die zij passend acht gelet op de bepalingen van deze Overeenkomst, met het Internationale Monetaire Fonds, de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, de Internationale Financieringsmaatschappij, het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, en werkt zij samen met de Verenigde Naties en haar gespecialiseerde organisaties en andere daarmee verbonden organen en alle organisaties, publiek of particulier, die zich bezighouden met de economische ontwikkeling van of investeringen in Centraal- en Oosteuropese landen.

Artikel 3

Lidmaatschap

1. Het lidmaatschap van de Bank staat open:

i) voor (1) Europese landen en (2) niet-Europese landen die lid zijn van het Internationale Monetaire Fonds, en ii) voor de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Investeringsbank.

2. Landen die in aanmerking komen voor het lidmaatschap krachtens lid 1 van dit artikel en die geen lid worden in overeenstemming met artikel 61 van deze Overeenkomst, kunnen onder zodanige voorwaarden als de Bank bepaalt tot het lidmaatschap van de Bank worden toegelaten, indien ten minste twee derde van de gouverneurs, die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen, zich daarvoor uitspreekt.

HOOFDSTUK II KAPITAAL

Artikel 4

Maatschappelijk kapitaal

1. Het oorspronkelijke maatschappelijke kapitaal bedraagt tien miljard (10 000 000 000) ecu. Het is verdeeld in één miljoen (1 000 000) aandelen, elk met een pari-waarde van tienduizend (10 000) ecu, waarop uitsluitend door leden kan worden ingeschreven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van deze Overeenkomst.

2. Het oorspronkelijke maatschappelijke kapitaal is verdeeld in volgestorte aandelen en niet volgestorte aandelen. De oorspronkelijke totale pari-waarde van de volgestorte aandelen bedraagt drie miljard (3 000 000 000) ecu.

3. Het maatschappelijke kapitaal kan worden verhoogd op een zodanig tijdstip en onder zodanige voorwaarden als wenselijk worden geacht, zulks met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.

Artikel 5

Inschrijving op aandelen

1. Elk lid schrijft in op aandelen van het kapitaal van de Bank, met inachtneming van zijn wettelijke vereisten. Iedere inschrijving op het oorspronkelijke maatschappelijke kapitaal geschiedt in volgestorte aandelen en niet volgestorte aandelen in de verhouding 3: 7 Het aantal aandelen dat aanvankelijk beschikbaar is voor inschrijving door ondertekenaars van deze Overeenkomst die lid worden in overeenstemming met artikel 61 van deze Overeenkomst, is vermeld in bijlage A. Elk lid schrijft aanvankelijk in op ten minste 100 aandelen.

2. Het aantal aandelen waarop aanvankelijk dient te worden ingeschreven door landen die tot het lidmaatschap worden toegelaten in overeenstemming met artikel 3, lid 2, van deze Overeenkomst, wordt vastgesteld door de Raad van Gouverneurs, met dien verstande echter dat inschrijving niet is toegestaan indien zulks tot gevolg zou hebben dat het percentage kapitaal in handen van landen die lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap, te zamen met de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Investeringsbank, wordt teruggebracht tot minder dan de meerderheid van het totale geplaatste kapitaal.

3. De Raad van Gouverneurs beziet het kapitaal van de Bank met tussenpozen van niet meer dan vijf (5) jaar. In geval van verhoging van het maatschappelijke kapitaal krijgt ieder lid een redelijke gelegenheid om, onder door de Raad van Gouverneurs vast te stellen voorwaarden, in te schrijven op een deel van het bedrag waarmede het kapitaal wordt verhoogd, dat gelijk is aan de verhouding waarin de aandelen waarop het reeds heeft ingeschreven staan tot het totale geplaatste kapitaal onmiddellijk vóór de verhoging. De leden zijn niet verplicht in te schrijven op een gedeelte van een verhoging van het kapitaal.

4. Met inachtneming van de bepalingen van lid 3 van dit artikel kan de Raad van Gouverneurs op verzoek van een lid de participatie van dit lid uitbreiden of aandelen in het maatschappelijke kapitaal waarop niet door andere leden is ingeschreven, aan dit lid toewijzen, met dien verstande echter dat bedoelde verhoging niet tot gevolg mag hebben dat het percentage kapitaal in handen van landen die lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap, te zamen met de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Investeringsbank, wordt teruggebracht tot minder dan de meerderheid van het totale geplaatste kapitaal.

5. De aandelen waarop de leden aanvankelijk hebben ingeschreven, worden uitgegeven a pari. De andere aandelen worden eveneens a pari uitgegeven, tenzij de Raad van Gouverneurs met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste twee derde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen, onder bijzondere omstandigheden besluit deze onder andere voorwaarden uit te geven.

6. De aandelen worden op generlei wijze verpand of bezwaard en zijn slechts overdraagbaar aan de Bank, in overeenstemming met hoofdstuk VII van deze Overeenkomst.

7. De aansprakelijkheid van de leden uit hoofde van hun aandelenbezit is beperkt tot het niet betaalde gedeelte van de prijs van uitgifte. De leden zijn niet op grond van hun lidmaatschap aansprakelijk voor verplichtingen van de Bank.

Artikel 6

Betalingen van de inschrijvingen

1. De betaling van de volgestorte aandelen tot het bedrag waarop aanvankelijk is ingeschreven door ondertekenaars van deze Overeenkomst die lid worden in overeenstemming met artikel 61 van deze Overeenkomst geschiedt in vijf (5) termijnen van elke twintig (20) procent van het bedrag. De eerste termijn wordt door elk lid betaald binnen zestig (60) dagen, hetzij na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst hetzij na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring in overeenstemming met artikel 61, indien laatstgenoemde datum na de datum van inwerkingtreding valt. De resterende vier termijnen vervallen achtereenvolgens telkens één jaar na de datum waarop de voorgaande termijn verviel en dienen te worden betaald, met inachtneming van de wettelijke voorschriften van elk lid.

2. Vijftig (50) procent van de betaling van elke termijn krachtens lid 1 van dit artikel, of door een lid dat is toegelaten in overeenstemming met artikel 3, lid 2, van deze Overeenkomst kan worden voldaan door middel van promessen of andere schuldbrieven uitgegeven door het betrokken land in ecu, US-dollar of Japanse yen, op te nemen zodra de Bank gelden nodig heeft ter betaling in verband met haar werkzaamheden. De bedoelde promessen of schuldbrieven zijn niet verhandelbaar, niet rentedragend en op verzoek tegen pari-waarde betaalbaar aan de Bank. Verzoeken tot betaling op bedoelde promessen of schuldbrieven dienen over redelijke tijdvakken zodanig te worden gedaan dat de waarde van dergelijke verzoeken in ecu op het tijdstip van het verzoek evenredig is aan het aantal volgestorte aandelen waarop is ingeschreven door en dat in handen is van het lid dat bedoelde promessen of schuldbrieven deponeert.

3. Aan alle betalingsverplichtingen van een lid met betrekking tot een inschrijving op aandelen in het aanvankelijke kapitaal dient te worden voldaan in ecu, US-dollar of Japanse yen op de grondslag van de gemiddelde wisselkoers van de desbetreffende valuta uitgedrukt in ecu over het tijdvak van 30 september 1989 tot en met 31 maart 1990.

4. Betaling van het bedrag waarvoor is ingeschreven op het niet volgestorte gedeelte van het kapitaal van de Bank kan slechts worden gevorderd, met inachtneming van de artikelen 17 en 42 van deze Overeenkomst, indien en voor zover de Bank dit nodig heeft om te voldoen aan haar geldelijke verplichtingen.

5. Indien de in lid 4 van dit artikel bedoelde storting wordt gevorderd, dient de betaling door het lid te geschieden in ecu, in US-dollar of in Japanse yen. Bedoelde verzoeken tot storting dienen een gelijke waarde in ecu van elk niet volgestort aandeel te betreffen, berekend op het tijdstip van het verzoek.

6. De Bank bepaalt uiterlijk een maand na de oprichtingsvergadering van de Raad van Gouverneurs de plaats voor betalingen ingevolge dit artikel, met dien verstande dat vóór de bepaling daarvan de betaling van de eerste termijn, bedoeld in lid 1 van dit artikel, dient te geschieden aan de Europese Investeringsbank, als trustee van de Bank.

7. Voor andere dan de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel omschreven inschrijvingen dienen betalingen door een lid met betrekking tot een inschrijving op volgestorte aandelen in het maatschappelijk kapitaal te geschieden in ecu, US-dollar of Japanse yen, hetzij in contanten hetzij door middel van promessen of andere schuldbrieven.

8. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder betaling of uitgifte in ecu mede verstaan een betaling of uitgifte in een volledig inwisselbare valuta die op de datum van voldoening of verzilvering gelijk is aan de waarde van de desbetreffende betalingsverplichting in ecu.

Artikel 7

Gewone kapitaalmiddelen

In deze Overeenkomst wordt onder de term "gewone kapitaalmiddelen" van de Bank mede verstaan:

i) het maatschappelijke kapitaal van de Bank, zowel de volgestorte als de niet volgestorte aandelen omvattende, waarop is ingeschreven ingevolge artikel 5 van deze Overeenkomst;

ii) fondsen verkregen uit leningen aangegaan krachtens de in de artikel 20, onder i), van deze Overeenkomst verleende bevoegdheden, waarop de verplichting te voldoen aan verzoeken tot volstorting, bepaald in artikel 6, lid 4, van deze Overeenkomst, van toepassing is;

iii) fondsen ontvangen als terugbetaling van leningen of garanties, alsmede opbrengsten van de vervreemding van beleggingen in aandelen die de onder i) en ii) van dit artikel aangeduide middelen betreffen;

iv) inkomsten afkomstig uit leningen en beleggingen in aandelen die de onder i) en ii) van dit artikel aangeduide middelen betreffen, en inkomsten afkomstig uit bankgaranties en emissiegaranties die geen deel uitmaken van de bijzondere werkzaamheden van de Bank, en v) alle andere door de Bank ontvangen fondsen of inkomsten die geen deel uitmaken van de middelen van bijzondere fondsen bedoeld in artikel 19 van deze Overeenkomst.

HOOFDSTUK III WERKZAAMHEDEN

Artikel 8

Ontvangende landen en gebruik van de middelen

1. De middelen en faciliteiten van de Bank worden uitsluitend gebruikt om het doel te bereiken en de taken uit te voeren, onderscheidenlijk geregeld in de artikelen 1 en 2 van deze Overeenkomst.

2. De Bank kan haar werkzaamheden verrichten in landen in Centraal- en Oost-Europa die gestadig vorderen met de overgang naar een markteconomie en de bevordering van het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest, en die door middel van concrete stappen of anderszins de in artikel 1 van deze Overeenkomst vervatte beginselen toepassen.

3. In gevallen waarin een lid een beleid voert dat niet in overeenstemming is met artikel 1 van deze Overeenkomst, of in buitengewone omstandigheden, overweegt de Raad van Bewind of de toegang van een lid tot de middelen van de Bank dient te worden geschorst of anderszins gewijzigd en kan de Raad van Bewind voorstellen ter zake doen aan de Raad van Gouverneurs. Een beslissing hierover wordt door de Raad van Gouverneurs genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.

4. i) Een mogelijk ontvangend land kan de Bank verzoeken toegang tot haar middelen te verschaffen voor bepaalde doeleinden gedurende een tijdvak van drie (3) jaar, ingaande na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst. Zodra een dergelijk verzoek is gedaan, wordt het als integrerend deel van deze Overeenkomst daaraan gehecht.

ii) Gedurende bedoeld tijdvak:

a) verleent de Bank aan een zodanig land en aan ondernemingen op zijn grondgebied, op hun verzoek, technische bijstand en andere vormen van bijstand, bedoeld om zijn particuliere sector te financieren, de overgang van staatsbedrijven naar particuliere eigendom en leiding te vergemakkelijken en om ondernemingen te helpen concurrerend te werken en geleidelijk deel te nemen aan de markteconomie, met inachtneming van de in artikel 11, lid 3, van deze Overeenkomst genoemde verhouding;

b) mag het totale bedrag van de aldus verleende bijstand niet hoger zijn dan het totale bedrag van de contanten en promessen die het betrokken land voor zijn aandelen heeft betaald dan wel uitgegeven.

iii) Aan het einde van genoemd tijdvak wordt het besluit om een zodanig land toegang te verlenen zonder de onder a) en b) genoemde beperkingen, door de Raad van Gouverneurs genomen met een meerderheid van ten minste drie vierde van de gouverneurs die ten minste vijfentachtig (85) procent van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.

Artikel 9

Gewone en bijzondere werkzaamheden

De werkzaamheden van de Bank bestaan uit gewone werkzaamheden, die worden gefinancierd uit de gewone kapitaalmiddelen van de Bank bedoeld in artikel 7 van deze Overeenkomst, en bijzondere werkzaamheden, die worden gefinancierd uit de middelen van de bijzondere fondsen bedoeld in artikel 19 van deze Overeenkomst. De beide soorten werkzaamheden kunnen worden gecombineerd.

Artikel 10

Scheiding van de werkzaamheden

1. De gewone kapitaalmiddelen en de middelen van de bijzondere fondsen van de Bank worden te allen tijde en in alle opzichten volledig van elkaar gescheiden gehouden, gebruikt, belast, belegd of anderszins aangewend. In de financiële verslagen van de Bank worden de reserves van de Bank, haar gewone werkzaamheden en, gescheiden, haar bijzondere werkzaamheden opgenomen.

2. De gewone kapitaalmiddelen van de Bank mogen in geen geval worden belast met of gebruikt tot betaling van verliezen of verplichtingen voortspruitende uit bijzondere werkzaamheden of andere activiteiten waarvoor oorspronkelijk middelen van de bijzondere fondsen waren gebruikt of belast.

3. Uitgaven die rechtstreeks verband houden met de gewone werkzaamheden worden ten laste van de gewone kapitaalmiddelen van de Bank gebracht. Uitgaven die rechtstreeks verband houden met de bijzondere werkzaamheden worden ten laste van de middelen van de bijzondere fondsen gebracht. Alle andere uitgaven worden, met inachtneming van artikel 18, lid 1, van deze Overeenkomst, verantwoord op een door de Bank te bepalen wijze.

Artikel 11

Werkwijzen

1. De Bank verricht haar werkzaamheden ter bevordering van haar doel en de uitvoering van haar taken als vervat in de artikelen 1 en 2 van deze Overeenkomst op de volgende wijze(n):

i) Door het verstrekken of te zamen met multilaterale organisaties, handelsbanken en andere belanghebbende bronnen medefinancieren van of deelnemen in leningen aan ondernemingen in de particuliere sector, leningen aan staatsbedrijven die concurrerend werken en geleidelijk deelnemen aan de markteconomie, en leningen aan staatsbedrijven ter vergemakkelijking van hun overgang naar particuliere eigendom en leiding, in het bijzonder ter vergemakkelijking of vergroting van de deelneming van particulier en/of buitenlands kapitaal in dergelijke ondernemingen;

ii) a) door het beleggen in het aandelenkapitaal van ondernemingen in de particuliere sector;

b) door het beleggen in het aandelenkapitaal van staatsbedrijven die concurrerend werken en geleidelijk deelnemen aan de markteconomie, en het beleggen in het aandelenkapitaal van staatsbedrijven ter vergemakkelijking van hun overgang naar particuliere eigendom en leiding, in het bijzonder ter vergemakkelijking of vergroting van de deelneming van particulier en/of buitenlands kapitaal in dergelijke ondernemingen, en c) door het garanderen, wanneer andere wijzen van financiering niet geschikt zijn, van emissies door ondernemingen in de particuliere sector alsook door staatsbedrijven als bedoeld onder b) voor de aldaar genoemde doeleinden;

iii) door het vergemakkelijken van de toegang tot de nationale en de internationale kapitaalmarkt van ondernemingen in de particuliere sector of andere in dit lid onder i) bedoelde ondernemingen voor de onder dat punt genoemde doeleinden, door middel van het geven van garanties, wanneer andere wijzen van financiering niet geschikt zijn, en door middel van financieel advies en andere vormen van bijstand;

iv) door het aanwenden van middelen van de bijzondere fondsen in overeenstemming met de overeenkomsten waarin het gebruik daarvan wordt bepaald, en v) door het verstrekken van of deelnemen in leningen en het verlenen van technische bijstand ten behoeve van de wederopbouw of de ontwikkeling van de infrastructuur, met inbegrip van milieuprogramma's, nodig voor de ontwikkeling van de particuliere sector en de overgang naar een markteconomie.

Voor de toepassing van dit lid wordt een staatsbedrijf niet geacht concurrerend te werken als het niet zelfstandig werkt in een concurrerend marktklimaat en als het niet is onderworpen aan de faillissementswetgeving.

2. i) De Raad van Bewind beoordeelt ten minste eenmaal per jaar de werkzaamheden en het leenbeleid van de Bank in elk ontvangend land ten einde te verzekeren dat deze in alle opzichten overeenstemmen met het doel en de taken van de Bank, als vervat in de artikelen 1 en 2 van deze Overeenkomst. Een besluit ingevolge een zodanige beoordeling wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de bewindvoerders die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.

ii) Bedoelde beoordeling heeft onder andere betrekking op de vooruitgang die elk ontvangend land heeft geboekt wat de decentralisering, demonopolisering en privatisering betreft, alsmede het relatieve aandeel van leningen van de Bank aan particuliere ondernemingen, staatsbedrijven die verkeren in het overgangsproces naar deelneming aan de markteconomie of privatisering, ten behoeve van de infrastructuur, technische bijstand en andere doeleinden.

3. i) Ten hoogste veertig (40) procent van het totale bedrag dat de Bank toewijst in de vorm van leningen, garanties en beleggingen in aandelen wordt, zonder afbreuk te doen aan haar overige in dit artikel genoemde werkzaamheden, verstrekt aan de staatssector. Bedoeld maximumpercentage geldt aanvankelijk voor een tijdvak van twee (2) jaar vanaf de datum waarop de Bank haar werkzaamheden aanvangt, de jaren te zamen gerekend, en daarna ten aanzien van elk volgend boekjaar.

ii) Per land wordt ten hoogste veertig (40) procent van het totale bedrag dat de Bank toewijst in de vorm van leningen, garanties en beleggingen in aandelen in een tijdvak van vijf (5) jaar, de jaren te zamen gerekend, en zonder afbreuk te doen aan de overige in dit artikel genoemde werkzaamheden van de Bank, verstrekt aan de staatssector.

iii) Voor de toepassing van dit lid:

a) wordt onder staatssector mede verstaan nationale en plaatselijke overheden, hun instellingen, alsook ondernemingen die één hunner in eigendom heeft of leidt;

b) wordt een lening of garantie aan of een belegging in aandelen van een staatsbedrijf dat een programma uitvoert dat streeft naar particuliere eigendom en leiding, niet geacht te zijn verstrekt, gegeven dan wel gedaan ten behoeve van de staatssector;

c) leningen aan een bemiddelende financiële instelling, bedoeld voor doorlening aan de particuliere sector, worden niet geacht te zijn verstrekt aan de staatssector.

Artikel 12

Beperkingen ten aanzien van gewone werkzaamheden

1. Het totale uitstaande bedrag aan leningen, beleggingen in aandelen en garanties die door de Bank zijn verstrekt, gedaan dan wel gegeven in het kader van haar gewone werkzaamheden mag nimmer worden verhoogd, indien door de verhoging het totale bedrag van haar onaangetaste geplaatste kapitaal, waarbij de reserves en de winst zijn begrepen in haar gewone kapitaalmiddelen, zou worden overschreden.

2. Het met belegging in aandelen gemoeide bedrag mag normaliter een bepaald percentage van het aandelenkapitaal van de desbetreffende onderneming, ter beoordeling van de Raad van Bewind volgens een algemene regel, niet te boven gaan. De Bank tracht niet door een dergelijke belegging een meerderheidsbelang te verkrijgen in de desbetreffende onderneming en oefent geen zeggenschap uit en aanvaardt geen rechtstreekse verantwoordelijkheid voor het beheer van een onderneming waarin zij heeft belegd, tenzij in geval van een feitelijk of dreigend in gebreke blijven ten aanzien van haar belegging, feitelijke of dreigende insolventie van de onderneming waarin de belegging is gedaan of in andere situaties die naar het oordeel van de Bank de belegging dreigen te schaden, in welk geval de Bank de maatregelen kan nemen en de rechten kan uitoefenen die zij noodzakelijk acht ter bescherming van haar belangen.

3. Het bedrag dat is gemoeid met beleggingen van de Bank in aandelen mag nimmer een bedrag te boven gaan dat overeenkomt met het totaal van het onaangetaste volgestorte kapitaal, de winst en de algemene reserve.

4. De Bank geeft geen garanties voor exportkredieten en verricht geen verzekeringsactiviteiten.

Artikel 13

Beginselen die bij de werkzaamheden in acht dienen te worden genomen

De Bank laat zich bij de verrichting van haar werkzaamheden leiden door de volgende beginselen:

i) de Bank laat zich bij haar werkzaamheden leiden door beginselen van gezond bankbeleid;

ii) de werkzaamheden van de Bank bestaan in het financieren van specifieke projecten, hetzij afzonderlijk hetzij in het kader van specifieke investeringsprogramma's en het verlenen van technische bijstand, ter verwezenlijking van haar doel en ter verrichting van haar taken als vervat in de artikelen 1 en 2 van deze Overeenkomst;

iii) de Bank financiert geen ondernemingen op het grondgebied van een lid, indien dat lid tegen de financiering bezwaar maakt;

iv) de Bank staat niet toe dat een onevenredig bedrag van haar middelen wordt gebruikt ten gunste van een bepaald lid;

v) de Bank tracht een verantwoorde spreiding in al haar investeringen te handhaven;

vi) alvorens een lening, garantie of belegging in aandelen wordt toegestaan, dient de aanvrager een behoorlijk gefundeerd voorstel te hebben ingediend en dient de president van de Bank aan de Raad van Bewind een schriftelijk rapport betreffende het voorstel te hebben voorgelegd te zamen met zijn aanbevelingen, op basis van een door het personeel van de Bank verricht onderzoek;

vii) de Bank gaat geen financiering aan en verschaft geen faciliteiten wanneer de aanvrager in staat is elders toereikende financiering of faciliteiten te verkrijgen onder voorwaarden die de Bank redelijk acht;

viii) bij het verstrekken of garanderen van een financiering overweegt de Bank zorgvuldig de kansen dat de leningnemer en degene die zich eventueel voor hem garant stelt, bij machte zullen zijn hun verplichtingen die voortvloeien uit hun financieringsovereenkomst na te komen;

ix) in geval van een rechtstreeks door de Bank verstrekte lening zal de leningnemer alleen dan toestemming van de Bank krijgen voor het opnemen van gelden, indien deze dienen tot dekking van werkelijk gedane uitgaven;

x) de Bank tracht haar fondsen opnieuw te gebruiken door haar beleggingen te verkopen aan particuliere beleggers wanneer zulks past en mogelijk is onder bevredigende voorwaarden;

xi) bij haar beleggingen in afzonderlijke ondernemingen gaat de Bank haar financieringen aan onder voorwaarden die zij passend acht, rekening houdend met de behoeften van de onderneming, de risico's die de Bank neemt en de voorwaarden die gewoonlijk door particuliere beleggers worden bedongen voor een soortgelijke financiering;

xii) de Bank legt geen beperkingen op ten aanzien van de aanschaffing van goederen en diensten uit een land uit de opbrengsten van een lening, belegging of andere financiering aangegaan in het kader van de gewone of de bijzondere werkzaamheden van de Bank en stelt, in voorkomend geval, haar leningen en andere werkzaamheden afhankelijk van het organiseren van internationale aanbestedingen, en xiii) de Bank neemt de nodige maatregelen om te verzekeren dat het bedrag van een lening die is verstrekt of gegarandeerd door de Bank, of waarin door de Bank wordt deelgenomen, of van een belegging in aandelen, alleen wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor de lening of de belegging werd toegestaan, waarbij zij de nodige aandacht besteedt aan overwegingen van zuinigheid en doelmatigheid.

Artikel 14

Voorwaarden voor leningen en garanties

1. Bij leningen die door de Bank worden verstrekt, waarin door de Bank wordt deelgenomen of die door de Bank worden gegarandeerd, worden in het desbetreffende contract de voorwaarden vastgesteld voor deze lening of garantie, met inbegrip van de voorwaarden betreffende de betaling van de hoofdsom, rente en andere vergoedingen, kosten, vervaldagen en betaaldata met betrekking tot de lening, onderscheidenlijk de garantie. Bij de vaststelling van deze voorwaarden houdt de Bank ten volle rekening met de noodzaak haar inkomsten veilig te stellen.

2. Indien de ontvanger van leningen of garanties van leningen zelf geen lid is, doch een staatsbedrijf, kan de Bank, wanneer zulks wenselijk lijkt, gelet op de verschillende benaderingen die van toepassing zijn op openbare bedrijven en staatsbedrijven die verkeren in de overgangsfase naar particuliere eigendom en leiding, verlangen dat het lid of de leden op het grondgebied waarvan het desbetreffende project moet worden uitgevoerd, of een voor de Bank aanvaardbaar openbaar lichaam of andere instantie van dat lid of die leden, de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de renten garanderen, alsmede van de andere vergoedingen en kosten van de lening, overeenkomstig de daaraan verbonden voorwaarden. De Raad van Bewind beoordeelt jaarlijks de praktijk van de Bank op dit gebied, daarbij de nodige aandacht bestedend aan de kredietwaardigheid van de Bank.

3. Het leen- of garantiecontract vermeldt uitdrukkelijk de valuta of valuta's, waaronder de ecu, waarin alle betalingen aan de Bank uit hoofde van het contract worden gedaan.

Artikel 15

Provisie en vergoedingen

1. De Bank berekent, behalve rente, provisie op leningen die zij verstrekt of waarin zij deelneemt als onderdeel van haar gewone werkzaamheden. De voorwaarden waaronder deze provisie wordt berekend, worden bepaald door de Raad van Bewind.

2. Bij het garanderen van een lening als onderdeel van haar gewone werkzaamheden of het garanderen van de verkoop van waardepapieren berekent de Bank vergoedingen, waarvan de hoogte en de tijdstippen van betaling worden vastgesteld door de Raad van Bewind, bij wijze van tegenprestatie van de door haar te nemen risico's.

3. De Raad van Bewind kan andere kosten van de Bank vaststellen die verband houden met haar gewone werkzaamheden, alsmede provisies, vergoedingen en andere kosten die verband houden met haar bijzondere werkzaamheden.

Artikel 16

Bijzondere reserve

1. Het bedrag van de ingevolge artikel 15 van deze Overeenkomst door de Bank ontvangen provisies en vergoedingen wordt op een bijzondere reserverekening geboekt, die beschikbaar wordt gehouden om verliezen van de Bank te dekken in overeenstemming met artikel 17 van deze Overeenkomst. De Bank bepaalt in welke liquide vorm de bijzondere reserve wordt gehouden.

2. Indien de Raad van Bewind bepaalt dat de omvang van de bijzondere reserve voldoende is, kan hij besluiten dat genoemde provisies of vergoedingen voortaan geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van de inkomsten van de Bank.

Artikel 17

Wijzen waarop de Bank haar verliezen dekt

1. In geval van betalingsachterstanden en in gebreke blijven van debiteuren ten aanzien van leningen die door de Bank zijn verstrekt of gegarandeerd, of waarin door de Bank wordt deelgenomen, en in geval van verliezen bij emissiegaranties en beleggingen in aandelen, neemt de Bank in het kader van haar gewone werkzaamheden de maatregelen die zij passend acht. De Bank treft passende voorzieningen tegen mogelijke verliezen.

2. Verliezen voortvloeiende uit de gewone werkzaamheden van de Bank worden ten laste gebracht van:

i) ten eerste, de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorzieningen;

ii) ten tweede, de netto inkomsten;

iii) ten derde, de bijzondere reserve, voorzien in artikel 16 van deze Overeenkomst;

iv) ten vierde, de algemene reserve en de winst;

v) ten vijfde, het onaangetaste volgestorte kapitaal, en vi) ten slotte, een passende hoeveelheid van het niet volgestorte geplaatste kapitaal, waarvan de volstorting kan worden gevorderd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 6, leden 4 en 5, van deze Overeenkomst.

Artikel 18

Bijzondere fondsen

1. De Bank kan het beheer op zich nemen van bijzondere fondsen die zijn bedoeld om bij te dragen aan de verwezenlijking van het doel van de Bank en die binnen haar taken vallen. De volledige kosten van het beheer van een zodanig bijzonder fonds worden ten laste van het desbetreffende bijzondere fonds gebracht.

2. Bijzondere fondsen die door de Bank zijn aanvaard, kunnen worden gebruikt op wijzen en op voorwaarden die verenigbaar zijn met het doel en de taken van de Bank, met de overige toepasselijke bepalingen van deze Overeenkomst en met de overeenkomst(en) betreffende bedoelde fondsen.

3. De Bank stelt de regels en voorschriften vast die noodzakelijk zijn voor het instellen, het beheer en het gebruik van elk bijzonder fonds. Die regels en voorschriften mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst, met uitzondering van de bepalingen die uitdrukkelijk alleen van toepassing zijn op de gewone werkzaamheden van de Bank.

Artikel 19

Middelen van de bijzondere fondsen

Met "middelen van bijzondere fondsen" worden bedoeld de middelen van elk bijzonder fonds en deze omvatten:

i) fondsen die zijn aanvaard door de Bank voor opneming in een bijzonder fonds;

ii) fondsen terugbetaald uit hoofde van leningen of garanties en de opbrengsten van beleggingen in aandelen, gefinancierd uit de middelen van een bijzonder fonds, die ingevolge de regels en voorschriften inzake dat bijzondere fonds aan het desbetreffende bijzondere fonds toekomen, en iii) inkomsten uit beleggingen van middelen van een bijzonder fonds.

HOOFDSTUK IV BEVOEGDHEID TOT HET AANGAAN VAN LENINGEN EN DIVERSE ANDERE BEVOEGDHEDEN

Artikel 20

Algemene bevoegdheden

1. Naast de elders in deze Overeenkomst omschreven bevoegdheden heeft de Bank de bevoegdheid:

i) in lid-staten of elders fondsen te lenen, met dien verstande evenwel dat:

a) de Bank, alvorens zij haar schuldbrieven op het grondgebied van een land verkoopt, toestemming van dat land heeft gekregen, en b) de Bank, wanneer de schuldbrieven van de Bank worden gesteld in de valuta van een lid, toestemming van dat lid heeft gekregen;

ii) fondsen die niet benodigd zijn voor haar werkzaamheden te beleggen of in bewaring te geven;

iii) waardepapieren die zij heeft uitgegeven of gegarandeerd, of waarin zij middelen heeft belegd, te kopen en te verkopen op de secundaire markt;

iv) waardepapieren te garanderen waarin zij middelen heeft belegd, ten einde de verkoop daarvan te vergemakkelijken;

v) emissiegaranties te geven, of daarin deel te nemen, voor waardepapieren die worden uitgegeven door een onderneming voor doeleinden die verenigbaar zijn met het doel en de taken van de Bank;

vi) technische raad en bijstand te geven die haar doelstelling dienen en binnen haar taken vallen;

vii) alle andere bevoegdheden uit te oefenen en alle regels en voorschriften vast te stellen die nodig zijn of geschikt zijn voor de bevordering van haar doel en taken, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, en viii) samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met openbare of particuliere lichamen.

2. Ieder waardepapier dat door de Bank is uitgegeven of gegarandeerd draagt op de voorzijde duidelijk zichtbaar een verklaring, inhoudende dat het geen schuldbrief van een Regering of lid is, tenzij dit wel het geval is, in welk geval dit dient te worden vermeld.

HOOFDSTUK V VALUTA'S

Artikel 21

Bepaling en gebruik van valuta's

1. Telkens wanneer het ingevolge deze Overeenkomst nodig is vast te stellen of een valuta volledig convertibel is voor de toepassing van deze Overeenkomst, wordt dit, indien noodzakelijk na overleg met het Internationale Monetaire Fonds, door de Bank bepaald, rekening houdend met de primaire noodzaak haar eigen financiële belangen veilig te stellen.

2. Leden mogen geen beperkingen opleggen aan het ontvangen, houden, gebruiken of overmaken door de Bank van:

i) valuta's of ecu die de Bank heeft ontvangen als betaling van inschrijvingen op haar kapitaal, in overeenstemming met artikel 6 van deze Overeenkomst;

ii) valuta's die de Bank heeft verkregen door leningen aan te gaan;

iii) valuta's en andere middelen beheerd door de Bank als bijdragen in bijzondere fondsen, en iv) valuta's die de Bank heeft ontvangen als betaling van de hoofdsom, rente, dividenden en andere kosten in verband met leningen of beleggingen, of de opbrengsten van de vervreemding van beleggingen gedaan met een van de onder i), ii) en iii) van dit lid bedoelde fondsen, of als betaling van provisies, vergoedingen of andere kosten.

HOOFDSTUK VI ORGANISATIE EN BESTUUR

Artikel 22

Structuur

De Bank heeft een Raad van Gouverneurs, een Raad van Bewind, een president, een of meer vice-presidenten en al het overige leidinggevende en andere personeel dat noodzakelijk wordt geoordeeld.

Artikel 23

Raad van Gouverneurs: samenstelling

1. Ieder lid is vertegenwoordigd in de Raad van Gouverneurs en benoemt een gouverneur en een plaatsvervanger. De ambtstermijn van iedere gouverneur en iedere plaatsvervanger kan te allen tijde door het lid dat hem heeft benoemd, worden beëindigd. Een plaatsvervanger heeft geen stemrecht, behalve bij afwezigheid van zijn principaal. Op elke jaarvergadering kiest de Raad van Gouverneurs één van zijn leden tot voorzitter; deze bekleedt zijn functie tot de verkiezing van de volgende voorzitter.

2. Gouverneurs en plaatsvervangers bekleden hun functies zonder beloning van de Bank.

Artikel 24

Raad van Gouverneurs: bevoegdheden

1. Alle bevoegdheden van de Bank berusten bij de Raad van Gouverneurs.

2. De Raad van Gouverneurs kan aan de Raad van Bewind al zijn bevoegdheden, of enkele daarvan, overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid:

i) nieuwe leden toe te laten en voorwaarden voor hun toelating vast te stellen;

ii) het maatschappelijke kapitaal van de Bank te verhogen of te verlagen;

iii) een lid te schorsen;

iv) te beslissen omtrent beroepen die zijn ingesteld naar aanleiding van interpretaties of toepassingen van deze Overeenkomst door de Raad van Bewind;

v) machtiging te verlenen tot het aangaan van overeenkomsten van algemene aard tot samenwerking met andere internationale organisaties;

vi) de bewindvoerders en de president van de Bank te kiezen;

vii) de beloning van de bewindvoerders en hun plaatsvervangers en het salaris en de andere voorwaarden van het arbeidscontract van de president vast te stellen;

viii) de balans en de winst- en verliesrekening van de Bank goed te keuren na kennisneming van het rapport van de accountants;

ix) de reserves en de toewijzing en verdeling van de nettowinst van de Bank vast te stellen;

x) wijzigingen in deze Overeenkomst aan te brengen;

xi) te besluiten de werkzaamheden van de Bank te beëindigen en haar activa te verdelen, en xii) alle andere bevoegdheden uit te oefenen die in deze Overeenkomst uitdrukkelijk zijn voorbehouden aan de Raad van Gouverneurs.

3. De Raad van Gouverneurs behoudt de volledige bevoegdheid gezag uit te oefenen over aangelegenheden die ingevolge het bepaalde in lid 2 van dit artikel, of elders in deze Overeenkomst, zijn overgedragen of toegewezen aan de Raad van Bewind.

Artikel 25

Raad van Gouverneurs: procedure

1. De Raad van Gouverneurs houdt een jaarvergadering en alle andere vergaderingen die de Raad nodig acht of die door de Raad van Bewind worden bijeengeroepen. Vergaderingen van de Raad van Gouverneurs worden door de Raad van Bewind bijeengeroepen wanneer daarom wordt verzocht door ten minste vijf (5) leden van de Bank of door leden die ten minste een vierde van het totale aantal stemmen van de leden bezitten.

2. Twee derde van de gouverneurs vormt een quorum voor een vergadering van de Raad van Gouverneurs, mits deze meerderheid ten minste twee derde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigt.

3. De Raad van Gouverneurs kan bij een nader te bepalen regeling een procedure vaststellen waarbij de Raad van Bewind, wanneer hij zulks raadzaam acht, een beslissing van de gouverneurs ten aanzien van een bepaald vraagstuk kan verkrijgen zonder een vergadering van de Raad van Gouverneurs bijeen te roepen.

4. De Raad van Gouverneurs en, voor zover hij daartoe is gemachtigd, de Raad van Bewind kunnen de regels en voorschriften vaststellen en de organen instellen die nodig of dienstig zijn voor de uitoefening van de werkzaamheden van de Bank.

Artikel 26

Raad van Bewind: samenstelling

1. De Raad van Bewind bestaat uit drieëntwintig (23) leden die geen lid zijn van de Raad van Gouverneurs en van wie er:

i) elf (11) worden gekozen door de gouverneurs die België, Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Investeringsbank vertegenwoordigen, en ii) twaalf (12) worden gekozen door de gouverneurs die andere leden vertegenwoordigen, onder wie:

a) vier (4) door de gouverneurs die de landen vertegenwoordigen die in bijlage A worden opgevoerd als Centraal- en Oosteuropese landen die in aanmerking komen voor bijstand van de Bank;

b) vier (4) door de gouverneurs die de landen vertegenwoordigen die in bijlage A worden opgevoerd als andere Europese landen;

c) vier (4) door de gouverneurs die de landen vertegenwoordigen die in bijlage A worden opgevoerd als niet-Europese landen.

De bewindvoerders vertegenwoordigen de leden van wie de gouverneurs hen hebben gekozen, en kunnen ook leden vertegenwoordigen die hun stemrecht aan hen overdragen.

2. Bewindvoerders dienen personen te zijn die in hoge mate competent zijn in economische en financiële zaken; zij worden gekozen in overeenstemming met het bepaalde in bijlage B.

3. De Raad van Gouverneurs kan de omvang van de Raad van Bewind vergroten of verkleinen, of de samenstelling daarvan herzien, ten einde rekening te houden met wijzigingen in het aantal leden van de Bank, indien daartoe wordt besloten met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Zonder afbreuk te doen aan de uitoefening van deze bevoegdheden bij latere verkiezingen, dienen het aantal en de samenstelling van de Raad van Bewind te zijn zoals uiteengezet in lid 1 van dit artikel.

4. Elke bewindvoerder wijst een plaatsvervanger aan met de volledige bevoegdheid voor hem op te treden wanneer hij niet aanwezig is. Bewindvoerders en plaatsvervangers dienen onderdanen van lid-staten te zijn. Een lid mag niet worden vertegenwoordigd door meer dan één bewindvoerder. Een plaatsvervanger mag deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Bewind, doch mag alleen zijn stem uitbrengen wanneer hij optreedt in de plaats van zijn principaal.

5. Bewindvoerders oefenen hun functie uit gedurende een tijdvak van drie (3) jaar en kunnen worden herkozen, met dien verstande dat de eerste Raad van Bewind moet worden gekozen door de Raad van Gouverneurs tijdens zijn oprichtingsvergadering, en zij blijven in functie tot de eerstkomende onmiddellijk daaropvolgende jaarvergadering van de Raad van Gouverneurs of, indien de Raad van Gouverneurs daartoe besluit op die jaarvergadering, tot de eerstvolgende jaarvergadering daarna. Zij blijven in functie totdat hun opvolger is gekozen en zijn functie heeft aanvaard. Indien de functie van een bewindvoerder meer dan honderdtachtig (180) dagen vóór het einde van zijn ambtsperiode openvalt, wordt in overeenstemming met het bepaalde in bijlage B voor het resterende deel van de ambtsperiode een opvolger gekozen door de gouverneurs die de vorige bewindvoerder hebben gekozen. Voor deze verkiezing is een meerderheid van de door deze gouverneurs uitgebrachte stemmen vereist. Indien de functie van een bewindvoerder honderdtachtig (180) dagen of minder vóór het einde van zijn ambtsperiode openvalt, kan op gelijke wijze voor het resterende deel van de ambtsperiode een opvolger worden gekozen door de gouverneurs die de vorige bewindvoerder hebben gekozen, voor welke verkiezing een meerderheid van de door deze gouverneurs uitgebrachte stemmen is vereist. Zolang de functie onvervuld blijft, oefent de plaatsvervanger van de vorige bewindvoerder de rechten van laatstgenoemde uit, met uitzondering van het recht een plaatsvervanger te benoemen.

Artikel 27

Raad van Bewind: bevoegdheden

Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Raad van Gouverneurs zoals geregeld in artikel 24 van deze Overeenkomst, is de Raad van Bewind verantwoordelijk voor de leiding van de algemene werkzaamheden van de Bank en dient hij daartoe, naast de bevoegdheden die hem in deze Overeenkomst uitdrukkelijk zijn toegewezen, alle bevoegdheden uit te oefenen die door de Raad van Gouverneurs aan de Raad van Bewind zijn overgedragen, en in het bijzonder:

i) het voorbereiden van het werk van de Raad van Gouverneurs;

ii) het vaststellen van het beleid en het nemen van besluiten betreffende leningen, garanties, deelneming in aandelenkapitaal, leningen aan de Bank, het verlenen van technische bijstand en andere werkzaamheden van de Bank, in overeenstemming met de algemene aanwijzingen van de Raad van Gouverneurs;

iii) het ter goedkeuring voorleggen van de door accountants gecertificeerde jaarstukken aan de Raad van Gouverneurs op iedere jaarvergadering;

iv) het goedkeuren van de begroting van de Bank.

Artikel 28

Raad van Bewind: procedure

1. De Raad van Bewind oefent zijn functie normaliter uit op het hoofdkantoor van de Bank en vergadert zo vaak als de werkzaamheden van de Bank dit vereisen.

2. Een meerderheid van de bewindvoerders vormt een quorum voor elke vergadering van de Raad van Bewind mits deze meerderheid ten minste twee derde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigt.

3. De Raad van Gouverneurs stelt regels vast volgens welke een lid, indien er geen bewindvoerder van zijn nationaliteit is, iedere vergadering van de Raad van Bewind door een vertegenwoordiger kan doen bijwonen, zij het zonder stemrecht, wanneer wordt beraadslaagd over een vraagstuk waarbij dit lid in het bijzonder is betrokken.

Artikel 29

Stemrecht

1. Het aantal stemmen van een lid is gelijk aan het aantal aandelen in het aandelenkapitaal van de Bank waarop het heeft ingeschreven. Ingeval een lid verzuimt een deel van het bedrag te betalen dat het verschuldigd is in verband met zijn betalingsverplichtingen met betrekking tot volgestorte aandelen ingevolge artikel 6 van deze Overeenkomst, is dat lid, zolang het verzuim voortduurt, niet gerechtigd het percentage van zijn stemrecht uit te oefenen dat overeenkomt met het percentage dat het niet betaalde verschuldigde bedrag vormt ten opzichte van het totale bedrag van de volgestorte aandelen in het aandelenkapitaal van de Bank waarop dat lid heeft ingeschreven.

2. Bij stemming in de Raad van Gouverneurs is elke gouverneur gerechtigd de stemmen uit te brengen van het lid dat hij vertegenwoordigt. Tenzij in deze Overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten van de Raad van Gouverneurs genomen met een meerderheid van het aantal stemmen van de leden die hun stem uitbrengen.

3. Bij stemming in de Raad van Bewind is elke bewindvoerder gerechtigd het aantal stemmen uit te brengen waarop de gouverneurs die hem hebben gekozen recht hebben, alsmede die waarop gouverneurs die in overeenstemming met het bepaalde in bijlage B, afdeling D, hun stemmen aan hem hebben overgedragen, recht hebben. Een bewindvoerder die meer dan een lid vertegenwoordigt, mag afzonderlijk de stemmen uitbrengen van de leden die hij vertegenwoordigt. Tenzij in deze Overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald en met uitzondering van besluiten inzake het algemeen beleid, die worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van het totale aantal stemmen van de leden die hun stem uitbrengen, worden besluiten van de Raad van Bewind genomen met een meerderheid van het aantal stemmen van de leden die hun stem uitbrengen.

Artikel 30

De president

1. De Raad van Gouverneurs kiest met een meerderheid van het totale aantal gouverneurs die ten minste een meerderheid van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen, een president van de Bank. De president mag tijdens het bekleden van zijn functie geen gouverneur, bewindvoerder of plaatsvervanger van een van beiden zijn.

2. De ambtstermijn van de president is vier (4) jaar. Hij kan worden herkozen. Hij treedt echter af wanneer de Raad van Gouverneurs zulks besluit met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste twee derde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Indien door enige oorzaak de functie van president openvalt, kiest de Raad van Gouverneurs, in overeenstemming met de bepalingen van lid 1 van dit artikel, een opvolger voor ten hoogste vier (4) jaar.

3. De president heeft geen stemrecht, behoudens het recht een beslissende stem uit te brengen in geval van staking van de stemmen. Hij kan deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Gouverneurs en zit de vergaderingen van de Raad van Bewind voor.

4. De president vertegenwoordigt de Bank in rechte.

5. De president is het hoofd van het personeel van de Bank. Hij is verantwoordelijk voor de organisatie, de aanstelling en het ontslag van het leidinggevende en andere personeel overeenkomstig de door de Raad van Bewind te stellen regels. Bij het aanstellen van leidinggevend en ander personeel schenkt hij, rekening houdend met het primaire belang van doelmatigheid en technische bekwaamheid, de nodige aandacht aan aanwerving op basis van een brede geografische spreiding onder de leden van de Bank.

6. De president leidt de lopende zaken van de Bank volgens de aanwijzingen van de Raad van Bewind.

Artikel 31

Vice-president(en)

1. De Raad van Bewind benoemt een of meer vice-presidenten op aanbeveling van de president. De Raad van Bewind bepaalt de ambtstermijn van de vice-president, diens bevoegdheden en zijn taak bij het besturen van de Bank. Bij afwezigheid of onvermogen van de president oefent de vice-president de bevoegdheden van de president uit en vervult hij diens taak.

2. De vice-president kan deelnemen aan vergaderingen van de Raad van Bewind, doch heeft op deze vergaderingen geen stemrecht, behoudens het recht een beslissende stem uit te brengen wanneer hij optreedt in de plaats van de president.

Artikel 32

Het internationale karakter van de Bank

1. De Bank aanvaardt geen bijzondere fondsen of andere leningen of bijstand die op enigerlei wijze haar doel of taken zouden schaden, daarvan zouden afwijken of deze anderszins zouden veranderen.

2. De Bank, haar president, vice-president(en), leidinggevend en ander personeel dienen zich bij hun besluiten slechts te laten leiden door overwegingen die betrekking hebben op het doel, de taken en de werkzaamheden van de Bank zoals vervat in deze Overeenkomst. Deze overwegingen worden onpartijdig tegen elkaar afgewogen ten einde het doel en de taken van de Bank te verwezenlijken en uit te voeren.

3. De president, vice-presidenten, leidinggevend en ander personeel van de Bank staan in de uitoefening van hun functie uitsluitend in dienst van de Bank en stellen hun diensten aan geen enkele andere autoriteit ter beschikking. Elk lid van de Bank eerbiedigt het internationale karakter van deze dienstbetrekking en onthoudt zich van pogingen een van hen in de uitoefening van zijn functie te beïnvloeden.

Artikel 33

Vestiging

1. Het hoofdkantoor van de Bank is gevestigd te Londen.

2. De Bank kan op het grondgebied van elk lid van de Bank agentschappen en bijkantoren vestigen.

Artikel 34

Plaatsen van bewaargeving van en verbindingen met de Bank

1. Elk lid wijst zijn centrale bank, of een andere met de Bank overeen te komen instelling, aan als plaats waar de Bank haar bezit aan valuta van dat lid alsmede andere activa van de Bank kan bewaren.

2. Elk lid wijst een officiële instantie aan waarmee de Bank in verbinding kan treden over aangelegenheden die voortvloeien uit deze Overeenkomst.

Artikel 35

Publikatie van verslagen en verstrekking van informatie

1. De Bank publiceert een jaarverslag, bevattende een door accountants gecertificeerde balans, en doet haar leden met tussenpozen van drie (3) maanden of korter een beknopt overzicht toekomen van haar financiële positie en een opgave van winst en verlies, waaruit het resultaat van haar werkzaamheden blijkt. De financiële overzichten worden weergegeven in ecu.

2. De Bank brengt jaarlijks verslag uit over de milieu-effecten van haar werkzaamheden en kan andere verslagen publiceren die zij wenselijk acht voor de bevordering van haar doel.

3. Onder de leden worden afschriften verspreid van alle verslagen, overzichten en publikaties openbaar gemaakt uit hoofde van dit artikel.

Artikel 36

Toewijzing en uitkering van de netto-inkomsten

1. De Raad van Gouverneurs stelt ten minste eenmaal per jaar vast welk deel van de netto-inkomsten van de Bank, na voorziening van de reserves en, indien noodzakelijk, vóór het dekken van de eventuele verliezen ingevolge artikel 17, lid 1, van deze Overeenkomst wordt toegewezen aan het surplus of aan andere doeleinden, en welk gedeelte eventueel wordt uitgekeerd. Een besluit ter zake van de toewijzing van de netto-inkomsten van de Bank aan andere doeleinden wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste twee derde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Er vindt geen toewijzing of uitkering plaats voordat de algemene reserve ten minste tien (10) procent van het maatschappelijke kapitaal bedraagt.

2. Elke in lid 1 bedoelde uitkering vindt plaats in verhouding tot het aantal volgestorte aandelen dat elk lid in zijn bezit heeft, met dien verstande dat bij de berekening van dit aantal slechts wordt gelet op betalingen in contanten en promessen met betrekking tot die aandelen die aan of vóór het einde van het desbetreffende boekjaar zijn ontvangen en verzilverd.

3. Betalingen aan een lid geschieden op de door de Raad van Gouverneurs te bepalen wijze. Een lid kan geen beperkingen opleggen ten aanzien van bedoelde betalingen en het gebruik daarvan door het ontvangende land.

HOOFDSTUK VII OPZEGGING EN SCHORSING VAN HET LIDMAATSCHAP, TIJDELIJKE SCHORSING EN BEËINDIGING VAN DE WERKZAAMHEDEN

Artikel 37

Recht van de leden op opzegging

1. Ieder lid kan te allen tijde zijn lidmaatschap van de Bank opzeggen door middel van een aan het hoofdkantoor van de Bank gerichte schriftelijke kennisgeving.

2. De opzegging door een lid wordt van kracht en het lidmaatschap eindigt op de datum vermeld in zijn kennisgeving, doch in geen geval eerder dan zes (6) maanden na het tijdstip waarop die kennisgeving door de Bank is ontvangen. Zolang de opzegging niet definitief van kracht is geworden, kan het lid evenwel de Bank te allen tijde ervan in kennis stellen dat het de kennisgeving van zijn voorgenomen opzegging intrekt.

Artikel 38

Schorsing van het lidmaatschap

1. Indien een lid zijn verplichtingen tegenover de Bank niet nakomt, kan de Bank zijn lidmaatschap schorsen bij een besluit genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste twee derde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Een aldus geschorst lid houdt een jaar na zijn schorsing automatisch op lid te zijn, tenzij met ten minste dezelfde meerderheid wordt besloten het lid in zijn lidmaatschap te herstellen.

2. Zolang de schorsing duurt, is een lid niet bevoegd enig recht ingevolge deze Overeenkomst uit te oefenen, met uitzondering van het recht van opzegging, doch blijft het gebonden aan al zijn verplichtingen.

Artikel 39

Vereffening van rekeningen met voormalige leden

1. Na de datum waarop een lid ophoudt lid te zijn, blijft dit voormalige lid aansprakelijk voor zijn directe en zijn voorwaardelijke verplichtingen jegens de Bank, zolang enig deel van de leningen, beleggingen in aandelen en garanties die werden aangegaan voordat het ophield lid te zijn, nog uitstaat; doch het is niet langer aansprakelijk met betrekking tot leningen, beleggingen in aandelen en garanties die daarna door de Bank werden aangegaan en het deelt niet in de inkomsten of uitgaven van de Bank.

2. Op het tijdstip waarop een lid ophoudt lid te zijn, treft de Bank, als onderdeel van de vereffening van de rekeningen met het voormalige lid in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel, maatregelen voor de terugkoop van de aandelen van dat voormalige lid. Voor dat doel is de prijs waarvoor de aandelen worden teruggekocht gelijk aan de waarde die is aangegeven in de boeken van de Bank op de datum waarop het lidmaatschap wordt beëindigd, waarbij de oorspronkelijke aankoopprijs van elk aandeel als maximum geldt.

3. De betaling van aandelen die krachtens dit artikel door de Bank worden teruggekocht, is aan de volgende voorwaarden gebonden:

i) Alle bedragen die aan het voormalige lid voor zijn aandelen verschuldigd zijn, worden ingehouden zolang het voormalige lid, zijn centrale bank of een van zijn instanties of diensten als leningnemer of borg verplichtingen heeft jegens de Bank; deze bedragen kunnen, ter keuze van de Bank, op de vervaldag op elke verplichting van die aard in mindering worden gebracht. Er wordt geen bedrag ingehouden uit hoofde van een betalingsverplichting van een voormalig lid voortvloeiende uit zijn inschrijving op aandelen in overeenstemming met artikel 6, leden 4, 5 en 7, van deze Overeenkomst. In geen geval wordt een bedrag dat aan een lid voor zijn aandelen is verschuldigd, eerder uitbetaald dan zes (6) maanden na de datum waarop het lid ophoudt lid te zijn;

ii) betalingen voor aandelen kunnen van tijd tot tijd worden gedaan tegen inlevering daarvan door het voormalige lid tot de omvang waarmede het bedrag van de in lid 2 van dit artikel bedoelde terugkoopprijs het totaal van de verplichtingen ten aanzien van de leningen, beleggingen in aandelen en garanties bedoeld onder i) van dit lid te boven gaat, totdat het voormalige lid de volledige terugkoopprijs heeft ontvangen;

iii) betalingen geschieden onder de voorwaarden, in de volledige convertibele valuta, waaronder ecu, en op de data die de Bank bepaalt, en iv) indien door de Bank verliezen worden geleden op garanties, deelnemingen in leningen of leningen die uitstonden op de datum waarop het lid ophield lid te zijn, of indien door de Bank een nettoverlies wordt geleden op beleggingen in aandelen waarvan zij op bedoelde datum houdster was, en het bedrag van deze verliezen het bedrag van de met het oog op verliezen gevormde reserves te boven gaat op de datum waarop het lid ophield lid te zijn, betaalt het voormalige lid op verzoek het bedrag terug waarmede de terugkoopprijs van zijn aandelen zou zijn verminderd indien met de verliezen rekening zou zijn gehouden bij de bepaling van de terugkoopprijs. Bovendien blijft het voormalige lid aansprakelijk voor ieder verzoek tot betaling voor niet volgestorte inschrijvingen ingevolge artikel 6, lid 4, van deze Overeenkomst tot het bedrag waarvoor het verplicht zou zijn op te komen indien het kapitaalverlies zou hebben plaatsgevonden en het verzoek zou zijn gedaan op het tijdstip waarop de terugkoopprijs van zijn aandelen werd vastgesteld.

4. Indien de Bank in overeensteming met artikel 41 van deze Overeenkomst haar werkzaamheden beëindigt binnen zes (6) maanden na de datum waarop een lid ophoudt lid te zijn, worden alle rechten van het voormalige lid vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 41 tot en met 43 van deze Overeenkomst.

Artikel 40

Tijdelijke schorsing van de werkzaamheden

In geval van onvoorziene omstandigheden kan de Raad van Bewind de werkzaamheden tijdelijk schorsen ten aanzien van nieuwe leningen, bankgaranties, emissiegaranties, technische bijstand en beleggingen in aandelen, in afwachting van een gelegenheid tot verder overleg en handelen door de Raad van Gouverneurs.

Artikel 41

Beëindiging van de werkzaamheden

De Bank kan haar werkzaamheden beëindigen met een besluit genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Bij bedoelde beëindiging van de werkzaamheden staakt de Bank terstond alle activiteiten, behalve die welke nodig zijn voor het naar behoren te gelde maken, het in stand houden en het beschermen van haar activa en het vereffenen van haar schulden.

Artikel 42

Verplichtingen van leden en betaling van vorderingen

1. In geval van beëindiging van de werkzaamheden van de Bank blijft de verplichting van alle leden uit hoofde van niet volgestorte inschrijvingen op het aandelenkapitaal van de Bank bestaan totdat alle vorderingen van crediteuren, met inbegrip van alle voorwaardelijke vorderingen, zijn voldaan.

2. Crediteuren die directe vorderingen hebben uit hoofde van de gewone werkzaamheden worden in de eerste plaats betaald uit de activa van de Bank, in de tweede plaats uit betalingen te verrichten aan de Bank ten aanzien van niet betaalde volgestorte aandelen en vervolgens uit betalingen te verrichten aan de Bank ten aanzien van het niet volgestorte aandelenkapitaal. Alvorens betalingen te verrichten aan crediteuren die directe vorderingen hebben, treft de Raad van Bewind de naar zijn oordeel nodige maatregelen ter verzekering van een verdeling pro rata onder de houders van directe en voorwaardelijke vorderingen.

Artikel 43

Verdeling der activa

1. Er vindt geen verdeling van activa plaats onder de leden uit hoofde van hun inschrijving in het aandelenkapitaal van de Bank voordat:

i) aan alle verplichtingen tegenover crediteuren is voldaan of deze verplichtingen zijn geregeld, en ii) de Raad van Gouverneurs tot verdeling heeft besloten met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.

2. Elke verdeling van activa van de Bank onder de leden dient te geschieden in verhouding tot de deelneming van elk van de leden in het aandelenkapitaal en vindt plaats op het tijdstip en onder de voorwaarden die de Bank redelijk en billijk acht. De aandelen in de verdeelde activa behoeven niet eenvormig te zijn wat de soort activa betreft. Geen enkel lid is gerechtigd zijn aandeel in een verdeling van activa te ontvangen voordat het al zijn verplichtingen tegenover de Bank is nagekomen.

3. Elk lid dat activa ontvangt die ingevolge dit artikel worden verdeeld, geniet ten aanzien van deze activa dezelfde rechten als de Bank vóór de verdeling daarvan genoot.

HOOFDSTUK VIII RECHTSPOSITIE, IMMUNITEITEN, VOORRECHTEN EN VRIJSTELLINGEN

Artikel 44

Doel van dit hoofdstuk

Ten einde de Bank in staat te stellen haar doel te verwezenlijken en de haar opgelegde taken te vervullen, worden op het grondgebied van elke lid-staat de in dit hoofdstuk vermelde rechtspositie, immuniteiten, voorrechten en vrijstellingen toegekend.

Artikel 45

Rechtspositie van de Bank

De Bank bezit volledige rechtspersoonlijkheid en heeft in het bijzonder de bevoegdheid:

i) overeenkomsten te sluiten;

ii) roerende en onroerende goederen te verwerven of te vervreemden, en iii) in rechte op te treden.

Artikel 46

Rechtspositie van de Bank met betrekking tot rechtsgedingen

Rechtsvorderingen tegen de Bank kunnen slechts worden ingesteld voor een bevoegde rechter op het grondgebied van een land waarin de Bank een kantoor heeft, een vertegenwoordiger heeft aangewezen voor het aannemen van gerechtelijke aanzeggingen, of waardepapieren heeft uitgegeven of gegarandeerd. Er mag evenwel geen vordering worden ingesteld door leden of personen die optreden voor of vorderingen hebben op leden. Eigendommen en activa van de Bank zijn vóór het uitspreken van het eindvonnis tegen de Bank vrij van beslag of executie, ongeacht waar deze zich bevinden en ongeacht wie deze in bezit heeft.

Artikel 47

Onvatbaarheid voor beslag van de activa

Eigendommen en activa van de Bank zijn vrij van onderzoek, vordering, inbeslagneming, onteigening of andere vormen van beslag op last van de uitvoerende of wetgevende macht, ongeacht waar deze zich bevinden en ongeacht wie deze in bezit heeft.

Artikel 48

Immuniteit van de archieven

De archieven van de Bank en, in het algemeen, alle documenten die zij bezit, of die bij haar berusten, zijn onschendbaar.

Artikel 49

Vrijstelling van de activa van beperkende bepalingen

Voor zover noodzakelijk ter verwezenlijking van het doel en ter vervulling van de taken van de Bank, en behoudens de bepalingen van deze Overeenkomst, zijn alle eigendommen en activa van de Bank vrijgesteld van beperkingen, regelingen, controles en moratoria van welke aard ook.

Artikel 50

Geprivilegieerde behandeling van aanzeggingen van de Bank

Officiële aanzeggingen van de Bank worden door elk lid niet minder gunstig behandeld dan officiële aanzeggingen van enig ander lid.

Artikel 51

Immuniteiten van het leidinggevend en ander personeel

Alle gouverneurs, bewindvoerders, plaatsvervangers, leidinggevend en ander personeel van de Bank, alsmede deskundigen die een missie voor de Bank vervullen, genieten immuniteit voor rechtsvervolging in verband met handelingen die zij uit hoofde van hun ambt hebben verricht, tenzij de Bank afstand doet van deze immuniteit, en genieten onschendbaarheid wat al hun officiële papieren en documenten betreft. Deze immuniteit geldt echter niet voor civielrechtelijke aansprakelijkheid in geval van schade ten gevolge van een verkeersongeval dat door een gouverneur, bewindvoerder, plaatsvervanger, leidinggevend of ander personeelslid of een deskundige is veroorzaakt.

Artikel 52

Voorrechten van leidinggevend en ander personeel

1. Alle gouverneurs, bewindvoerders, plaatsvervangers, leidinggevend en ander personeel en deskundigen van de Bank die een missie voor de Bank vervullen:

i) die geen onderdaan zijn van het land waarin zij zich bevinden, wordt dezelfde immuniteit toegekend ten aanzien van immigratiebeperkingen, registratieplichten voor vreemdelingen en nationale dienstplicht, alsmede dezelfde faciliteiten ten aanzien van deviezenbepalingen als door de leden worden toegekend aan de vertegenwoordigers, ambtenaren en personeelsleden van vergelijkbare rang in dienst van andere leden, en ii) genieten dezelfde behandeling ten aanzien van reisfaciliteiten als die door leden worden toegekend aan vertegenwoordigers, ambtenaren en personeelsleden van vergelijkbare rang in dienst van andere leden.

2. De echtgenoten en zij die ten laste komen van bedoelde bewindvoerders, plaatsvervangend bewindvoerders, leidinggevend en ander personeel en deskundigen van de Bank die woonachtig zijn in het land waarin het hoofdkantoor van de Bank is gevestigd, wordt de gelegenheid geboden een dienstbetrekking aan te gaan in dat land. De echtgenoten en zij die ten laste komen van de bewindvoerders, plaatsvervangend bewindvoerders, leidinggevend en ander personeel en deskundigen van de Bank die woonachtig zijn in een land waarin een agentschap of bijkantoor van de Bank is gevestigd, zou, indien mogelijk, in overeenstemming met de nationale wetgeving van het desbetreffende land, een soortgelijke gelegenheid in dat land moeten worden geboden. De Bank onderhandelt over specifieke overeenkomsten ter uitvoering van de bepalingen van dit lid met het land waarin het hoofdkantoor van de Bank is gevestigd en, indien van toepassing, met de andere betrokken landen.

Artikel 53

Vrijstelling van belasting

1. In het kader van de officiële werkzaamheden van de Bank, zijn haar activa, eigendommen en inkomsten vrijgesteld van alle directe belastingen.

2. Wanneer door de Bank aankopen worden gedaan en diensten worden gebruikt die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de officiële werkzaamheden van de Bank, en wanneer de prijs van deze aankopen en diensten belastingen en heffingen omvat, treft het lid dat deze belastingen en heffingen heeft geïnd, indien deze als zodanig herkenbaar zijn, de nodige maatregelen om vrijstelling te verlenen voor bedoelde belastingen en heffingen of om te voorzien in terugbetaling daarvan.

3. Goederen die door de Bank worden ingevoerd en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de officiële werkzaamheden van de Bank, worden vrijgesteld van alle invoerrechten en -heffingen, alsook van alle invoerverboden en -beperkingen. Evenzo worden goederen die door de Bank worden uitgevoerd en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar officiële werkzaamheden vrijgesteld van alle uitvoerrechten en -heffingen, alsook van alle uitvoerverboden en -beperkingen.

4. Aangekochte of ingevoerde goederen die ingevolge dit artikel zijn vrijgesteld, mogen niet worden verkocht, verhuurd, uitgeleend of afgestaan, hetzij onder bezwarende titel hetzij om niet, tenzij in overeenstemming met de voorwaarden vastgesteld door de leden die vrijstellingen of terugbetalingen hebben toegekend.

5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op belastingen of heffingen die niet meer zijn dan vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

6. Bewindvoerders, plaatsvervangend bewindvoerders, leidinggevend en ander personeel van de Bank zijn onderworpen aan een interne belasting ten gunste van de Bank, te heffen over door de Bank betaalde salarissen en vergoedingen, met inachtneming van de door de Raad van Gouverneurs binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst vast te leggen voorwaarden en vast te stellen regels. Vanaf de datum waarop deze belasting wordt geheven, zijn bedoelde salarissen en vergoedingen vrijgesteld van nationale inkomstenbelasting. De leden kunnen evenwel de aldus vrijgestelde salarissen en vergoedingen in aanmerking nemen bij de bepaling van het bedrag van de belasting die wordt geheven over inkomsten uit andere bronnen.

7. Niettegenstaande de bepalingen van lid 6 van dit artikel kan een lid te zamen met zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring een verklaring nederleggen waarin dat lid zich voor zichzelf of zijn staatkundige of territoriale onderdelen het recht voorbehoudt salarissen en vergoedingen, door de Bank betaald aan burgers of onderdanen van het desbetreffende lid, te belasten. De Bank is vrijgesteld van iedere verplichting tot betaling, inhouding of inning van bedoelde belastingen. Bedoelde belastingen worden niet door de Bank terugbetaald.

8. Lid 6 van dit artikel is niet van toepassing op door de Bank betaalde pensioenen en lijfrenten.

9. Er wordt geen belasting geheven, van welke aard ook, op door de Bank uitgegeven schuldbekentenissen of waardepapieren, met inbegrip van de dividenden en renten daarvan, ongeacht wie deze in bezit heeft:

i) die een discriminatie inhoudt tegen zodanige schuldbekentenissen of waardepapieren, uitsluitend omdat deze zijn uitgegeven door de Bank, of ii) indien de plaats waar of de valuta waarin deze zijn uitgegeven, betaalbaar worden gesteld of worden betaald, of de plaats waar een kantoor van de Bank is gevestigd of waar zij haar bedrijf uitoefent, de enige rechtsgrond voor een dergelijke belasting zou zijn.

10. Er wordt geen belasting, van welke aard ook, geheven op door de Bank gegarandeerde schuldbekentenissen of waardepapieren, met inbegrip van de dividenden en renten daarvan, ongeacht wie deze in bezit heeft:

i) die een discriminatie inhoudt tegen zodanige schuldbekentenissen of waardepapieren, uitsluitend omdat deze zijn gegarandeerd door de Bank, of ii) indien de plaats waar een kantoor van de Bank is gevestigd of waar zij haar bedrijf uitoefent, de enige rechtsgrond voor een dergelijke belasting zou zijn.

Artikel 54

Toepassing van dit hoofdstuk

Ieder lid neemt terstond de nodige maatregelen om aan de bepalingen van dit hoofdstuk uitvoering te geven en stelt de Bank in kennis van de conrete stappen die het heeft ondernomen.

Artikel 55

Afstand van immuniteiten, voorrechten en vrijstellingen

De in dit hoofdstuk omschreven immuniteiten, voorrechten en vrijstellingen worden verleend in het belang van de Bank. De Raad van Bewind kan, in de mate en onder de voorwaarden die hij bepaalt, afstand doen van de in dit hoofdstuk omschreven immuniteiten, voorrechten en vrijstellingen in gevallen waarin een dergelijk handelen naar zijn oordeel in het belang van de Bank gewenst wordt geacht. De President heeft het recht en de plicht afstand te doen van een immuniteit, voorrecht of vrijstelling ten aanzien van leidinggevend of ander personeel of deskundigen van de Bank, niet zijnde de president of een vice-president van de Bank, ingeval de immuniteit, het voorrecht of de vrijstelling naar zijn oordeel een goede rechtspleging in de weg zou staan en daarvan afstand kan worden gedaan zonder afbreuk te doen aan de belangen van de Bank. In soortgelijke omstandigheden en onder dezelfde voorwaarden heeft de Raad van Bewind het recht en de plicht afstand te doen van een immuniteit, voorrecht of vrijstelling ten aanzien van de president en elke vice-president.

HOOFDSTUK IX WIJZIGINGEN, INTERPRETATIE, ARBITRAGE

Artikel 56

Wijzigingen

1. Elk voorstel tot wijziging van deze Overeenkomst, ongeacht of dit afkomstig is van een lid, een gouverneur of de Raad van Bewind, wordt ingediend bij de voorzitter van de Raad van Gouverneurs, die het voorstel voorlegt aan de Raad. Indien een voorstel tot wijziging is goedgekeurd door de Raad, vraagt de Bank, door middel van een snel communicatiemiddel, alle leden of zij de voorgestelde wijzigingen aanvaarden. Wanneer ten minste drie vierde van de leden (waaronder ten minste twee in bijlage A genoemde Centraal- en Oosteuropese landen) die ten minste vier vijfde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen, de voorgestelde wijziging heeft aanvaard, bevestigt de Bank dit door middel van een officiële mededeling aan alle leden.

2. Niettegenstaande lid 1 van dit artikel:

i) is aanvaarding door alle leden vereist in geval van een voorstel tot wijziging van:

a) het recht om uit de Bank te treden;

b) de rechten betreffende de inschrijving op aandelen, vermeld in artikel 5, lid 3, van deze Overeenkomst;

c) de beperking van de aansprakelijkheid, vermeld in artikel 5, lid 7, van deze Overeenkomst, en d) het doel en de taken van de Bank, omschreven in de artikelen 1 en 2 van deze Overeenkomst;

ii) is aanvaarding door ten minste drie vierde van de leden die ten minste vijfentachig (85) procent van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen, vereist in geval van een voorstel tot wijziging van artikel 8, lid 4, van deze Overeenkomst.

Wanneer aan de vereisten voor aanvaarding van een zodanig voorstel tot wijziging is voldaan, bevestigt de Bank dit in een officiële mededeling aan alle leden.

3. Wijzigingen worden voor alle leden drie maanden na de datum van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde officiële mededeling van kracht, tenzij de Raad van Gouverneurs een andere termijn vaststelt.

Artikel 57

Interpretatie en toepassing

1. Meningsverschillen omtrent de interpretatie of toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst die rijzen tussen een lid en de Bank, of tussen twee of meer leden van de Bank onderling, worden ter beslissing voorgelegd aan de Raad van Bewind. Indien een lid dat niet in de Raad van Bewind is vertegenwoordigd door een bewindvoerder van zijn nationaliteit in bijzondere mate bij het desbetreffende meningsverschil is betrokken, is het gerechtigd zich gedurende de behandeling in de Raad van Bewind te doen vertegenwoordigen. De vertegenwoordiger van dit lid heeft echter geen stem. Bedoeld recht van vertegenwoordiging wordt geregeld door de Raad van Gouverneurs.

2. In elk geval waarin de Raad van Bewind ingevolge lid 1 van dit artikel een beslissing heeft genomen, kan een lid verzoeken de zaak naar de Raad van Gouverneurs te verwijzen, wiens oordeel onherroepelijk is. In afwachting van de beslissing van de Raad van Gouverneurs kan de Bank, voor zover zij dit nodig acht, handelen op grond van de beslissing van de Raad van Bewind.

Artikel 58

Arbitrage

Wanneer onenigheid ontstaat tussen de Bank en een lid dat heeft opgehouden lid te zijn, of tussen de Bank en een lid nadat is besloten de werkzaamheden van de Bank te beëindigen, wordt de onenigheid onderworpen aan arbitrage door een gerecht van drie (3) scheidsrechters, één te benoemen door de Bank, een tweede door het betrokken lid of voormalige lid en de derde door de president van het Internationale Gerechtshof of een andere autoriteit die daartoe bij een door de Raad van Gouverneurs te treffen regeling is aangewezen, tenzij de partijen anders overeenkomen. Een gewone meerderheid van de stemmen van de scheidsrechters is voldoende om tot een beslissing te komen die onherroepelijk en bindend is voor de partijen. De derde scheidsrechter is bevoegd over vragen betreffende de procedure te beslissen indien daaromtrent tussen de partijen verschil van mening bestaat.

Artikel 59

Stilzwijgende toestemming

Steeds wanneer de goedkeuring of aanvaarding door een lid is vereist alvorens een handeling door de Bank kan worden verricht, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 56 van deze Overeenkomst, wordt de goedkeuring of aanvaarding geacht te hebben plaatsgehad, indien het lid binnen een redelijke termijn, die de Bank kan vaststellen wanneer zij het lid mededeling doet van de voorgestelde handeling, daartegen geen bezwaar maakt.

HOOFDSTUK X SLOTBEPALINGEN

Artikel 60

Ondertekening en nederlegging

1. Deze Overeenkomst, nedergelegd bij de Regering van de Franse Republiek (hierna te noemen "de depositaris"), staat tot en met 31 december 1990 open voor ondertekening door de mogelijke toekomstige leden vermeld in bijlage A bij deze Overeenkomst.

2. De depositaris doet alle ondertekenaars voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van deze Overeenkomst toekomen.

Artikel 61

Bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring

1. Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de ondertekenaars. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden, met inachtneming van lid 2 van dit artikel, uiterlijk op 31 maart 1991 nedergelegd bij de depositaris. De depositaris stelt de andere ondertekenaars naar behoren op de hoogte van elke nederlegging en van de datum waarop deze heeft plaatsgevonden.

2. Elke ondertekenaar kan partij bij deze Overeenkomst worden door middel van nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring tot één jaar na de datum van inwerkingtreding hiervan of, indien noodzakelijk, tot een latere datum, vast te stellen door een meerderheid van de Gouverneurs die een meerderheid van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.

3. Een ondertekenaar waarvan de in lid 1 van dit artikel bedoelde akte is nedergelegd vóór de datum waarop deze Overeenkomst in werking treedt, wordt op die datum lid van de Bank. Elke andere ondertekenaar die voldoet aan de bepalingen van het voorgaande lid, wordt lid van de Bank op de datum waarop zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring wordt nedergelegd.

Artikel 62

Inwerkingtreding

1. Deze Overeenkomst treedt in werking wanneer de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring zijn ingediend door ondertekenaars waarvan de aanvankelijke inschrijvingen ten minste twee derde van het totale aantal inschrijvingen vermeld in bijlage A vertegenwoordigen, waaronder ten minste twee van de in bijlage A genoemde Centraal- en Oosteuropese landen.

2. Indien deze Overeenkomst niet in werking is getreden op 31 maart 1991, kan de depositaris een conferentie beleggen van belanghebbende mogelijke toekomstige leden om de in de toekomst te ondernemen stappen vast te stellen en een nieuwe datum te bepalen waarop de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring moeten zijn nedergelegd.

Artikel 63

Oprichtingsvergadering en begin van de werkzaamheden

1. Zodra deze Overeenkomst in werking treedt ingevolge artikel 62 van deze Overeenkomst, benoemt ieder lid een gouverneur. De depositaris belegt de eerste vergadering van de Raad van Gouverneurs binnen zestig (60) dagen na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst ingevolge artikel 62, of zo spoedig mogelijk daarna.

2. De Raad van Gouverneurs gaat op zijn eerste vergadering over tot:

i) verkiezing van de president;

ii) verkiezing van de bewindvoerders van de Bank in overeenstemming met artikel 26 van deze Overeenkomst;

iii) het treffen van regelingen voor de bepaling van de datum waarop de Bank haar werkzaamheden begint, en iv) het treffen van de andere regelingen die de Raad van Gouverneurs noodzakelijk lijken ter voorbereiding op het begin van de werkzaamheden van de Bank.

3. De Bank stelt haar leden in kennis van de datum waarop zij haar werkzaamheden begint.

Gedaan te Parijs op 29 mei 1990 in één oorspronkelijk exemplaar, waarvan de Engelse, de Franse, de Duitse en de Russische tekst gelijkelijk authentiek zijn; het wordt neergelegd in het archief van de depositaris, die een naar behoren voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan alle mogelijke toekomstige leden vermeld in bijlage A.

BIJLAGE A

AANVANKELIJKE INSCHRIJVINGEN OP HET MAATSCHAPPELIJKE KAPITAAL VOOR MOGELIJKE TOEKOMSTIGE LEDEN (1) DIE LID KUNNEN WORDEN IN OVEREENSTEMMING MET ARTIKEL 61 (in miljoen ecu) >RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Mogelijke toekomstige leden zijn slechts voor de toepassing van deze Overeenkomst in de bovengenoemde categorieën ingedeeld. Ontvangende landen worden elders in deze Overeenkomst Centraal- en Oosteuropese landen genoemd.

BIJLAGE B

AFDELING A

VERKIEZING VAN BEWINDVOERDERS DOOR GOUVERNEURS DIE BELGIË, DENEMARKEN, FRANKRIJK, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, GRIEKENLAND, IERLAND, ITALIË, LUXEMBURG, NEDERLAND, PORTUGAL, SPANJE, HET VEREINIGD KONINKRIJK, DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK VERTEGENWOORDIGEN (HIERNA TE NOEMEN "GOUVERNEURS BEDOELD IN AFDELING A")

1. De onderstaande bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op deze afdeling.

2. Kandidaten voor de functie van bewindvoerder worden voorgedragen door gouverneurs bedoeld in afdeling A, met dien verstande dat een gouverneur slechts één persoon kan voordragen. De verkiezing van bewindvoerders geschiedt door middel van stemming door gouverneurs bedoeld in afdeling A.

3. Elke gouverneur die stemgerechtigd is, brengt op een persoon alle stemmen uit waartoe het lid dat hem benoemt gerechtigd is ingevolge artikel 29, leden 1 en 2, van deze Overeenkomst.

4. De elf personen die het hoogste aantal stemmen krijgen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden bewindvoerder, met dien verstande dat een persoon die minder dan 4,5 % krijgt van het totale aantal stemmen dat in afdeling A kan worden uitgebracht (meetellende stemmen), niet geacht wordt te zijn gekozen.

5. Indien bij de eerste stemming niet elf personen worden verkozen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, wordt een tweede stemming gehouden, waarbij de persoon die bij de eerste stemming het kleinste aantal stemmen kreeg niet meer voor verkiezing in aanmerking komt - tenzij er niet meer dan elf kandidaten waren - en waarbij slechts stemmen worden uitgebracht:

a) door gouverneurs die bij de eerste stemming op een niet verkozen persoon hebben gestemd en b) door gouverneurs wier stemmen voor een verkozen persoon volgens de punten 6 en 7 van deze afdeling worden geacht het aantal op die persoon uitgebrachte stemmen boven 5,5 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht.

6. Bij de vaststelling of de stemmen die door een gouverneur zijn uitgebracht worden geacht het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 5,5 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht, wordt de 5,5 % geacht te omvatten, ten eerste, de stemmen van de gouverneur die het grootste aantal stemmen op die persoon heeft uitgebracht en vervolgens de stemmen van de gouverneur die daarna het grootste aantal stemmen heeft uitgebracht, enz., totdat de 5,5 % wordt bereikt.

7. Iedere gouverneur van wie een gedeelte van de stemmen in aanmerking moet worden genomen, om het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 4,5 % te brengen wordt geacht al zijn stemmen op die persoon te hebben uitgebracht, zelfs indien het totale aantal op die persoon uitgebrachte stemmen daardoor meer bedraagt dan 5,5 %; hij is niet gerechtigd opnieuw te stemmen.

8. Indien na de tweede stemming niet elf personen zijn verkozen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden verdere stemmingen gehouden in overeenstemming met de in deze afdeling neergelegde beginselen en procedures, totdat elf personen zijn verkozen, met dien verstande dat indien in enig stadium tien personen zijn verkozen, niettegenstaande de bepalingen van punt vier van deze afdeling, de elfde kan worden verkozen met een gewone meerderheid van de overige uitgebrachte stemmen.

9. In geval van vergroting of verkleining van het aantal door gouverneurs bedoeld in afdeling A te verkiezen bewindvoerders, worden de minimum- en maximumpercentages, genoemd in de punten 4, 5, 6 en 7 van deze afdeling, op passende wijze aangepast door de Raad van Gouverneurs.

10. Zolang door een ondertekenaar, of een groep ondertekenaars, waarvan het aandeel in het totale aantal inschrijvingen in het kapitaal, bepaald in bijlage A, meer bedraagt dan 2,4 % niet een akte van bekrachting, goedkeuring of aanvaarding is nedergelegd, kan met betrekking tot die ondertekenaar of groep ondertekenaars geen verkiezing van een bewindvoerder plaatsvinden. De gouverneur of gouverneurs door wie deze ondertekenaar of groep ondertekenaars wordt vertegenwoordigd, kiest, of kiezen, met betrekking tot elke ondertekenaar of groep ondertekenaars een bewindvoerder onmiddellijk nadat de ondertekenaar of groep ondertekenaars lid is geworden. Indien deze bewindvoerder wordt verkozen in het tijdvak waarin de eerste Raad van Bewind zijn functie bekleedt, wordt hij geacht te zijn verkozen door de Raad van Gouverneurs op de oprichtingsvergadering, in overeenstemming met artikel 26, lid 3, van deze Overeenkomst.

AFDELING B

VERKIEZING VAN BEWINDVOERDERS DOOR GOUVERNEURS DIE ANDERE LANDEN VERTEGENWOORDIGEN Afdeling B, punt i) - Verkiezing van bewindvoerders door gouverneurs die de landen vertegenwoordigen die in bijlage A worden opgevoerd als Centraal- en Oosteuropese landen (ontvangende landen) (hierna ter noemen "gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt i)") 1. De onderstaande bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op deze afdeling.

2. Kandidaten voor de functie van bewindvoerder worden voorgedragen door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt i), met dien verstande dat een gouverneur slechts één persoon kan voordragen. De verkiezing van bewindvoerders geschiedt door middel van stemming door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt i).

3. Elke gouverneur die stemgerechtigd is, brengt op een persoon alle stemmen uit waartoe het lid dat hem benoemt gerechtigd is ingevolge artikel 29, leden 1 en 2, van deze Overeenkomst.

4. De vier personen die het hoogste aantal stemmen krijgen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden bewindvoerder, met dien verstande dat een persoon die minder dan 12 % krijgt van het totale aantal stemmen dat in afdeling B, punt i), kan worden uitgebracht (meetellende stemmen), niet geacht wordt te zijn gekozen.

5. Indien bij de eerste stemming niet vier personen worden verkozen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, wordt een tweede stemming gehouden, waarbij de persoon die bij de eerste stemming het kleinste aantal stemmen kreeg niet meer voor verkiezing in aanmerking komt - tenzij er niet meer dan vier kandidaten waren - en waarbij slechts stemmen worden uitgebracht:

a) door gouverneurs die bij de eerste stemming op een niet verkozen persoon hebben gestemd en b) door gouverneurs wier stemmen voor een verkozen persoon volgens de punten 6 en 7 van deze afdeling worden geacht het aantal op die persoon uitgebrachte stemmen boven 13 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht.

6. Bij de vaststelling of de stemmen die door een gouverneur zijn uitgebracht worden geacht het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 13 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht, wordt de 13 % geacht te omvatten, ten eerste, de stemmen van de gouverneur die het grootste aantal stemmen op die persoon heeft uitgebracht en vervolgens de stemmen van de gouverneur die daarna het grootste aantal stemmen heeft uitgebracht, enz., totdat de 13 % is bereikt.

7. Iedere gouverneur van wie een gedeelte van de stemmen in aanmerking moet worden genomen, om het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 12 % te brengen, wordt geacht al zijn stemmen op die persoon te hebben uitgebracht, zelfs indien het totale aantal op die persoon uitgebrachte stemmen daardoor meer bedraagt dan 13 %; hij is niet gerechtigd opnieuw te stemmen.

8. Indien na de tweede stemming niet vier personen zijn verkozen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden verdere stemmingen gehouden in overeenstemming met de in deze afdeling neergelegde beginselen en procedures, totdat vier personen zijn verkozen, met dien verstande dat indien in enig stadium drie personen zijn verkozen, niettegenstaande de bepalingen van punt vier van deze afdeling, de vierde kan worden verkozen met een gewone meerderheid van de overige uitgebrachte stemmen.

9. In geval van vergroting of verkleining van het aantal door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt i), te verkiezen bewindvoerders, worden de minimum- en maximumpercentages, genoemd in de punten 4, 5, 6 en 7 van deze afdeling, op passende wijze aangepast door de Raad van Gouverneurs.

10. Zolang door een ondertekenaar, of een groep ondertekenaars, waarvan het aandeel in het totale aantal inschrijvingen in het kapitaal, bepaald in bijlage A, meer bedraagt dan 2,8 % niet een akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding is nedergelegd, kan met betrekking tot die ondertekenaar of groep ondertekenaars geen verkiezing van een bewindvoerder plaatsvinden. De gouverneur of gouverneurs door wie deze ondertekenaar of groep ondertekenaars wordt vertegenwoordigd, kiest, of kiezen, met betrekking tot elke ondertekenaar of groep ondertekenaars een bewindvoerder onmiddellijk nadat de ondertekenaar of groep ondertekenaars lid is geworden. Indien deze bewindvoerder wordt verkozen in het tijdvak waarin de eerste Raad van Bewind zijn functie bekleedt, wordt hij geacht te zijn verkozen door de Raad van gouverneurs op de oprichtingsvergadering, in overeenstemming met artikel 26, lid 3, van deze Overeenkomst.

Afdeling B, punt ii) - Verkiezing van bewindvoerders door gouverneurs die de landen vertegenwoordigen die in bijlage A worden opgevoerd als andere Europese landen (hierna te noemen "gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt ii)") 1. De onderstaande bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op deze afdeling.

2. Kandidaten voor de functie van bewindvoerder worden voorgedragen door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt ii), met dien verstande dat een gouverneur slechts één persoon kan voordragen. De verkiezing van bewindvoerders geschiedt door middel van stemming door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt ii).

3. Elke gouverneur die stemgerechtigd is, brengt op een persoon alle stemmen uit waartoe het lid dat hem benoemt gerechtigd is ingevolge artikel 29, leden 1 en 2, van deze Overeenkomst.

4. De vier personen die het hoogste aantal stemmen krijgen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden bewindvoerder, met dien verstande dat een persoon die minder dan 20,5 % krijgt van het totale aantal stemmen dat in afdeling B, punt ii), kan worden uitgebracht (meetellende stemmen), niet geacht wordt te zijn gekozen.

5. Indien bij de eerste stemming niet vier personen worden verkozen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, wordt een tweede stemming gehouden, waarbij de persoon die bij de eerste stemming het kleinste aantal stemmen kreeg niet meer voor verkiezing in aanmerking komt - tenzij er niet meer dan vier kandidaten waren - en waarbij slechts stemmen worden uitgebracht:

a) door gouverneurs die bij de eerste stemming op een niet verkozen persoon hebben gestemd en b) door gouverneurs wier stemmen voor een verkozen persoon volgens de punten 6 en 7 van deze afdeling worden geacht het aantal op die persoon uitgebrachte stemmen boven 21,5 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht.

6. Bij de vaststelling of de stemmen die door een gouverneur zijn uitgebracht worden geacht het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 21,5 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht, wordt de 21,5 % geacht te omvatten, ten eerste, de stemmen van de gouverneur die het grootste aantal stemmen op die persoon heeft uitgebracht en vervolgens de stemmen van de gouverneur die daarna het grootste aantal stemmen heeft uitgebracht, enz., totdat de 21,5 % is bereikt.

7. Iedere gouverneur van wie een gedeelte van de stemmen in aanmerking moet worden genomen om het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 20,5 % te brengen, wordt geacht al zijn stemmen op die persoon te hebben uitgebracht, zelfs indien het totale aantal op die persoon uitgebrachte stemmen daardoor meer bedraagt dan 21,5 %; hij is niet gerechtigd opnieuw te stemmen.

8. Indien na de tweede stemming niet vier personen zijn verkozen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden verdere stemmingen gehouden in overeenstemming met de in deze afdeling neergelegde beginselen en procedures, totdat vier personen zijn verkozen, met dien verstande dat indien in enig stadium drie personen zijn verkozen, niettegenstaande de bepalingen van punt vier van deze afdeling, de vierde kan worden verkozen met een gewone meerderheid van de overige uitgebrachte stemmen.

9. In geval van vergroting of verkleining van het aantal door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt ii), te verkiezen bewindvoerders, worden de minimum- en maximumpercentages, genoemd, in de punten 4, 5, 6 en 7 van deze afdeling op passende wijze aangepast door de Raad van Gouverneurs.

10. Zolang door een ondertekenaar, of een groep ondertekenaars, waarvan het aandeel in het totale aantal inschrijvingen in het kapitaal, bepaald in bijlage A, meer bedraagt dan 2,8 % niet een akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding is nedergelegd, kan met betrekking tot die ondertekenaar of groep ondertekenaars geen verkiezing van een bewindvoerder plaatsvinden. De gouverneur of gouverneurs door wie deze ondertekenaar of groep ondertekenaars wordt vertegenwoordigd, kiest, of kiezen, met betrekking tot elke ondertekenaar of groep ondertekenaars een bewindvoerder onmiddellijk nadat de ondertekenaar of groep ondertekenaars lid is geworden. Indien deze bewindvoerder wordt verkozen in het tijdvak waarin de eerste Raad van Bewind zijn functie bekleedt, wordt hij geacht te zijn verkozen door de Raad van Gouverneurs op de oprichtingsvergadering, in overeenstemming met artikel 26, lid 3, van deze Overeenkomst.

Afdeling B, punt iii) - Verkiezing van bewindvoerders door gouverneurs die de landen vertegenwoordigen die in bijlage A worden opgevoerd, als niet-Europese landen (hierna te noemen "gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt iii)") 1. De onderstaande bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op deze afdeling.

2. Kandidaten voor de functie van bewindvoerder worden voorgedragen door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt iii), met dien verstande dat een gouverneur slechts één persoon kan voordragen. De verkiezing van bewindvoerders geschiedt door middel van stemming door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt iii).

3. Elke gouverneur die stemgerechtigd is, brengt op een persoon alle stemmen uit waartoe het lid dat hem benoemt gerechtigd is ingevolge artikel 29, leden 1 en 2, van deze Overeenkomst.

4. De vier personen die het hoogste aantal stemmen krijgen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden bewindvoerder, met dien verstande dat een persoon die minder dan 8 % krijgt van het totale aantal stemmen dat in afdeling B, punt iii), kan worden uitgebracht (meetellende stemmen), niet geacht wordt te zijn gekozen.

5. Indien bij de eerste stemming niet vier personen worden verkozen met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, wordt een tweede stemming gehouden waarbij de persoon die bij de eerste stemming het kleinste aantal stemmen kreeg niet meer voor verkiezing in aanmerking komt - tenzij er niet meer dan vier kandidaten waren - en waarbij slechts stemmen worden uitgebracht:

a) door gouverneurs die bij de eerste stemming op een niet verkozen persoon hebben gestemd en b) door gouverneurs wier stemmen voor een verkozen persoon volgens de punten 6 en 7 van deze afdeling worden geacht het aantal op die persoon uitgebrachte stemmen boven 9 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht.

6. Bij de vaststelling of de stemmen die door een gouverneur zijn uitgebracht worden geacht het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 9 % van de meetellende stemmen te hebben gebracht, wordt de 9 % geacht te omvatten, ten eerste, de stemmen van de gouverneur die het grootste aantal stemmen op die persoon heeft uitgebracht en vervolgens de stemmen van de Gouverneur die daarna het grootste aantal stemmen heeft uitgebracht, enz., totdat de 9 % is bereikt.

7. Iedere gouverneur van wie een gedeelte van de stemmen in aanmerking moet worden genomen om het totale aantal op een persoon uitgebrachte stemmen boven 8 % te brengen, wordt geacht al zijn stemmen op die persoon te hebben uitgebracht, zelfs indien het totale aantal op die persoon uitgebrachte stemmen daardoor meer bedraagt dan 9 %; hij is niet gerechtigd opnieuw te stemmen.

8. Indien na de tweede stemming niet vier personen zijn verkozen, met inachtneming van punt 10 van deze afdeling, worden verdere stemmingen gehouden in overeenstemming met de in deze afdeling neergelegde beginselen en procedures, totdat vier personen zijn verkozen, met dien verstande dat indien in enig stadium drie personen zijn verkozen, niettegenstaande de bepalingen van punt 4 van deze afdeling, de vierde kan worden verkozen met een gewone meerderheid van de overige uitgebrachte stemmen.

9. In geval van vergroting of verkleining van het aantal door gouverneurs bedoeld in afdeling B, punt iii), te verkiezen bewindvoerders, worden de minimum- en maximumpercentages, genoemd in de punten 4, 5, 6, en 7 van deze afdeling, op passende wijze aangepast door de Raad van Gouverneurs.

10. Zolang door een ondertekenaar, of een groep ondertekenaars, waarvan het aandeel in het totale aantal inschrijvingen in het kapitaal, bepaald in bijlage A, meer bedraagt dan 5 % niet een akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding is nedergelegd, kan met betrekking tot die ondertekenaar of groep ondertekenaars geen verkiezing van een bewindvoerder plaatsvinden. De gouverneur of gouverneurs door wie deze ondertekenaar of groep ondertekenaars wordt vertegenwoordigd, kiest, of kiezen, met betrekking tot elke ondertekenaar of groep ondertekenaars een bewindvoerder onmiddellijk nadat de ondertekenaar of groep ondertekenaars lid is geworden. Indien deze bewindvoerder wordt verkozen in het tijdvak waarin de eerste Raad van Bewind zijn functie bekleedt, wordt hij geacht te zijn verkozen door de Raad van Gouverneurs op de oprichtingsvergadering, in overeenstemming met artikel 26, lid 3, van deze Overeenkomst.

AFDELING C

REGELINGEN VOOR DE VERKIEZING VAN BEWINDVOERDERS DIE NIET IN BIJLAGE A GENOEMDE LANDEN VERTEGENWOORDIGEN Indien de Raad van Gouverneurs in overeenstemming met artikel 26, lid 3, van deze Overeenkomst besluit de omvang van de Raad van Bewind te vergroten of te verkleinen, of de samenstelling daarvan te herzien, ten einde rekening te houden met wijzigingen in het aantal leden van de Bank, overweegt de Raad van Gouverneurs eerst of er wijzigingen in deze bijlage nodig zijn en kan de Raad, als onderdeel van dat besluit, de wijzigingen aanbrengen die hij noodzakelijk acht.

AFDELING D

OVERDRACHT VAN STEMMEN Een gouverneur die niet deelneemt aan de stemming voor de verkiezing van een bewindvoerder, of van wie de stem niet bijdraagt tot diens verkiezing, ingevolge afdeling A of afdeling B, punt i), afdeling B, punt ii), of afdeling B, punt iii), van deze bijlage, kan de stemmen waarop hij recht heeft overdragen aan een gekozen bewindvoerder, mits de gouverneur de instemming heeft verkregen van alle gouverneurs die de bij de overdracht betrokken bewindvoerder hebben gekozen.

Het besluit van een gouverneur om niet deel te nemen aan de stemming voor de verkiezing van bewindvoerder heeft geen gevolgen voor de berekening van de meetellende stemmen die worden uitgebracht ingevolge afdeling A, afdeling B, punt i), afdeling B, punt ii), of afdeling B, punt iii), van deze bijlage.

Top