Wählen Sie die experimentellen Funktionen, die Sie testen möchten.

Dieses Dokument ist ein Auszug aus dem EUR-Lex-Portal.

Dokument 32025R2365

Verordening (EU) 2025/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 12 november 2025 inzake de voorkoming van het verlies van kunststofgranulaat om verontreiniging door microplastics te verminderen

PE/42/2025/INIT

PB L, 2025/2365, 26.11.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/2365/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Rechtlicher Status des Dokuments Datum des Inkrafttretens unbekannt (wg. ausstehender Mitteilung) oder Rechtsakt noch nicht in Kraft., Datum des Wirksamwerdens: 16/12/2025

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/2365/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2025/2365

26.11.2025

VERORDENING (EU) 2025/2365 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 november 2025

inzake de voorkoming van het verlies van kunststofgranulaat om verontreiniging door microplastics te verminderen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Microplastics zijn alomtegenwoordig en persistent, en hebben grensoverschrijdende effecten. Zij zijn schadelijk voor het milieu en mogelijk ook voor de menselijke gezondheid, des te meer wanneer er tijdens de productie en conversie schadelijke chemische additieven en andere zorgwekkende stoffen zijn toegevoegd. Microplastics worden makkelijk meegevoerd door de lucht, door oppervlaktewateren en oceaanstromingen, en door hun mobiliteit zijn ze des te schadelijker. Ze worden aangetroffen in de bodem, met inbegrip van landbouwgronden, meren, rivieren, estuaria, stranden, lagunes, zeeën, oceanen en in afgelegen, ooit ongerepte gebieden. Hun aanwezigheid in de bodem heeft gevolgen voor de bodemeigenschappen en brengt bodemveranderingen teweeg die een negatieve invloed hebben op de groei van sommige planten. De effecten van microplastics op het mariene milieu zijn reeds uitgebreid gedocumenteerd. Zodra zij in het mariene milieu aanwezig zijn, is het bijna onmogelijk om microplastics weer te verzamelen, en het is bekend dat zij door allerlei organismen en dieren worden opgenomen en daardoor schade toebrengen aan de biodiversiteit en de ecosystemen. Kunststofgranulaat kan tientallen jaren in het aquatisch milieu blijven bestaan, en de opname van kunststofgranulaat door zeedieren — zeevogels en zeeschildpadden in het bijzonder — kan lichamelijke letsels of de dood tot gevolg hebben. Microplastics zijn ook een oorzaak van klimaatverandering, omdat zij een extra bron van broeikasgasemissies vormen en extra druk leggen op ecosystemen. Dat microplastics het potentieel hebben om te fungeren als drager van geadsorbeerde giftige stoffen of ziekteverwekkende micro-organismen vormt een integraal deel van het probleem. Mensen worden via de lucht en voedselconsumptie aan microplastics blootgesteld. Het groeiende bewustzijn van de aanwezigheid van microplastics in de voedselketen kan het vertrouwen van de consument ondermijnen en economische gevolgen hebben. Activiteiten zoals de commerciële visserij en landbouw, maar ook recreatie en toerisme in gebieden die door de vrijgekomen microplastics worden aangetast, kunnen negatieve economische gevolgen ondervinden.

(2)

In een advies van 30 april 2019 getiteld “Environmental and health risks of microplastic pollution” (Milieu- en gezondheidsrisico’s van verontreiniging door microplastics) oordeelde de groep van wetenschappelijke hoofdadviseurs van de Commissie dat er “reële redenen tot bezorgdheid zijn die het nodig maken voorzorgsmaatregelen te treffen”.

(3)

Onder de noemer kunststofgranulaat vallen alle polymeerhoudende vormmaterialen, van primaire en/of secundaire oorsprong, ongeacht of ze zijn verkregen uit biomassa of bedoeld zijn om na verloop van tijd biologisch af te breken. Kunststofgranulaat is voornamelijk bedoeld voor de vervaardiging van kunststofproducten via vormgevingstechnieken; daarbij kan het gaan om het vormgieten in de strikte zin, extrusie, schuimtechnieken, folievorming, compressie of spuitgieten. Kunststofgranulaat kan ook worden gebruikt voor de vervaardiging van niet-kunststofproducten, waarbij het granulaat chemisch in een matrix wordt gebonden, zoals in lichtgewichtbeton, of fysiek in het product wordt verwerkt, zoals bij asfalt. Kunststofgranulaat kan chemische additieven bevatten en komt in verschillende groottes en vormen voor, zoals nurdles, granulaat, vlokken, hars, cilindervormige pellets, kralen, poeder, micropoeder, microkorrels en agglomeraten. Het heeft doorgaans een diameter van 2 tot 5 millimeter, hoewel een klein deel van het kunststofgranulaat kleiner of groter is.

(4)

Bij de hantering, vermaling of verwerking van kunststofgranulaat kan stof vrijkomen. Dit restmateriaal van het industrieproces wordt niet gebruikt voor de vervaardiging van kunststofproducten en valt dus niet onder de definitie van kunststofgranulaat in deze verordening. Dat dit stof vrijkomt is moeilijk te voorkomen, maar het kan wel tot een minimum worden beperkt. Als gezondheids- en veiligheidsmaatregel op de werkvloer moet dit stof met behulp van filters of opvangvoorzieningen worden verwijderd.

(5)

Het verlies van kunststofgranulaat vormt de op twee na grootste bron van microplastics die onbedoeld in het milieu terechtkomen in de Unie en doet zich voor door slechte hanteringspraktijken in alle stadia van de toeleveringsketen van kunststofgranulaat, onder meer bij productie, met inbegrip van recycling, master-dosering, menging, conversie, verwerking, distributie, vervoer, ook over zee, en andere logistieke activiteiten, opslag, verpakking, en de reiniging van containers en tanks voor kunststofgranulaat. Daarom is een benadering die is toegespitst op de volledige toeleveringsketen essentieel om ervoor te zorgen dat alle economische actoren die betrokken zijn bij de hantering van kunststofgranulaat zich inzetten om verlies te voorkomen. Sinds 2015 heeft de Europese kunststofproducerende industrie geleidelijk het internationale Operation Clean Sweep®-programma (OCS-programma) ingevoerd als vrijwillige toezegging. In het kader van dat programma erkennen de ondernemingen die kunststofgranulaat maken of hanteren dat het belangrijk is om kunststofgranulaatverlies tot nul terug te dringen en verbinden zij zich ertoe om beste praktijken toe te passen. Hoewel de ondertekenaars van het OCS-programma dergelijke praktijken over het algemeen goed begrijpen, werden zij niet op grote schaal ingevoerd. De invoering van het OCS-programma door de kunststofindustrie blijft beperkt.

(6)

De effecten van de verontreiniging door microplastics op het milieu en op de menselijke gezondheid hebben in de meeste delen van de wereld aanleiding gegeven tot bezorgdheid. Sommige lidstaten hebben specifieke maatregelen vastgesteld of voorgesteld. Een lappendeken van nationale beperkingen kan echter de werking van de interne markt belemmeren.

(7)

In een poging om de verontreiniging door kunststoffen aan te pakken, heeft de Commissie in haar mededeling van 16 januari 2018 met de titel “Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie” de risico’s van microplastics erkend en heeft zij opgeroepen tot innovatieve oplossingen die gericht zijn op de verschillende bronnen van microplastics. De Commissie heeft deze oproep herhaald in haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal, haar mededeling van 11 maart 2020 over het nieuwe actieplan voor een circulaire economie, en haar mededeling van 12 mei 2021 over het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te dringen. Een van de doelstellingen voor 2030 in het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te dringen, is het terugdringen van de hoeveelheid microplastics die in het milieu terechtkomt met 30 %.

(8)

In Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt verontreiniging door microplastics aangepakt door een beperking op te leggen op het in de handel brengen van microplastics die opzettelijk aan producten worden toegevoegd, aangezien er aanzienlijke verontreiniging door microplastics is als gevolg van het gebruik van synthetische polymeermicrodeeltjes, als zodanig of opzettelijk toegevoegd aan producten, en deze verontreiniging een onaanvaardbaar risico voor het milieu vormt.

(9)

In juni 2021 hebben de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Ospar-verdrag) Ospar-aanbeveling 2021/06 betreffende de vermindering van het verlies van kunststofgranulaat in het mariene milieu (“Ospar-aanbeveling 2021/06”) aangenomen, met als doel marien zwerfvuil te verminderen door de tijdige ontwikkeling en uitvoering te bevorderen van doeltreffende en consistente normen en certificeringsregelingen voor de gehele kunststoftoeleveringsketen ter voorkoming van het verlies van granulaat. De Internationale Maritieme Organisatie (IMO), die de niet-bindende circulaire MEPC.1/Circ 909 betreffende aanbevelingen voor het vervoer over zee van kunststofgranulaat in vrachtcontainers (“MEPC.1/Circ 909”) heeft doen uitgaan, onderzoekt momenteel maatregelen om de risico’s van het vervoer van kunststofgranulaat over zee tot een minimum te beperken. In dit verband moeten de Unie en haar lidstaten de toekomstige ontwikkelingen binnen de IMO op de voet volgen en een leidende rol spelen bij het waarborgen van een hoog niveau van milieubescherming op dit gebied, door bijvoorbeeld een hoge beschermingsstandaard vast te stellen.

(10)

In de bijdrage van de Unie aan het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (VN) voorafgaand aan de tweede zitting van het intergouvernementeel onderhandelingscomité voor een internationaal juridisch bindend instrument inzake verontreiniging door kunststoffen (INC-2) benadrukten de Unie en haar lidstaten dat het toekomstige instrument maatregelen moet bevatten om het onbedoeld vrijkomen van microplastics te verminderen.

(11)

Hoewel er rechtshandelingen van de Unie zijn met betrekking tot de preventie van afval, verontreiniging, zwerfvuil op zee en chemische stoffen, zijn er geen specifieke Unievoorschriften om het verlies van kunststofgranulaat als bron van verontreiniging door microplastics in de hele toeleveringsketen te voorkomen. Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) legt de basisbeginselen voor afvalbeheer vast en legt de lidstaten algemene verplichtingen op om maatregelen ter voorkoming van afvalproductie te nemen. Deze algemene verplichtingen moeten worden aangevuld met specifieke aspecten en vereisten voor de zorgvuldige hantering van kunststofgranulaat om te voorkomen dat het afval wordt.

(12)

Hoewel de productie van polymere materialen op industriële schaal onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) valt, vallen andere activiteiten zoals de conversie, het vervoer of de opslag van kunststofgranulaat, gewoonlijk uitgevoerd door kleine en middelgrote ondernemingen, niet onder die richtlijn. Bovendien wordt in het referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de productie van polymeren van augustus 2007, dat is opgesteld krachtens Richtlijn 96/61/EG van de Raad (7), niet ingegaan op de specifieke kwestie van het verlies van kunststofgranulaat.

(13)

Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) heeft betrekking op de monitoring en beoordeling van de gevolgen van afval van microformaat, waaronder microplastics, in kustgebieden en mariene milieus. Er is een update van de eerste leidraad voor de monitoring van zwerfvuil op zee uitgewerkt met het oog op geharmoniseerde methoden, onder meer met betrekking tot de monitoring van de aanwezigheid en verspreiding van kunststofgranulaat langs de kustlijn. Richtlijn 2008/56/EG bevat echter geen specifieke vereisten om het verlies van kunststofgranulaat aan de bron te voorkomen of te verminderen.

(14)

In Verordening (EU) 2023/2055 van de Commissie (9), waarbij bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 werd gewijzigd, wordt het verlies van synthetische polymeermicrodeeltjes, dat wil zeggen kunststofgranulaat, voor gebruik op industrielocaties, aangemerkt als vermijdbaar, en werd een rapportageverplichting ingevoerd voor de geschatte hoeveelheid microplastics die op jaarbasis in het milieu terechtkomt. Hoewel het ontbreekt aan een methode om de verliezen te schatten, is het idee achter die vereiste om meer informatie te verzamelen over het verlies van kunststofgranulaat en te zorgen voor een betere kwaliteit van de verzamelde informatie om de risico’s van deze microplastics in de toekomst te beoordelen.

(15)

Om ervoor te zorgen dat kunststofgranulaat in alle stadia van de toeleveringsketen van kunststofgranulaat veilig en verantwoord wordt gehanteerd, zodat verliezen in het milieu worden voorkomen en de ambitie om het verlies van kunststofgranulaat tot nul terug te dringen wordt verwezenlijkt, moeten er vereisten worden vastgesteld voor de hantering van kunststofgranulaat in de volledige toeleveringsketen, met name bij productie, waaronder output afkomstig van recycling, master-dosering, menging, conversie, verwerking, distributie, vervoer, opslag, verpakking, en bij de reiniging van tanks en containers in reinigingsstations. Deze verordening moet van toepassing zijn op alle entiteiten in de gehele toeleveringsketen die kunststofgranulaat hanteren, ongeacht het eindgebruik van het granulaat.

(16)

Bij de hanteringsvereisten moet rekening worden gehouden met internationaal aanbevolen goede hanteringspraktijken en met bestaande vereisten voor het hanteren van kunststofgranulaat die door de industrie in de Unie zijn vastgesteld. In dit verband is het belangrijk dat de Unie en haar lidstaten zich blijven inzetten om de aanbevelingen in MEPC.1/Circ 909 verplicht te maken op internationaal niveau. Voorts kan de Unie besprekingen op internationaal niveau bevorderen over de verplichting voor vervoerders om de bevoegde autoriteiten in kennis te stellen wanneer zij kunststofgranulaat vervoeren in een ander land dan het land waar zij gevestigd zijn.

(17)

Gezien de schade die kunststofgranulaat aanricht wanneer het terechtkomt in het milieu en gezien de algemene verplichting voor marktdeelnemers en vervoerders in deze verordening om het verlies van kunststofgranulaat te vermijden, is het wenselijk om specifieke informatievereisten vast te stellen in de vorm van een pictogram en een waarschuwing. Om de lasten voor marktdeelnemers en vervoerders te verminderen moet bij de toepassing van deze vereisten rekening kunnen worden gehouden met de reeds bestaande verplichtingen van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006. In de punten 7 en 10 van vermelding 78 van die bijlage staan de informatievereisten voor leveranciers van synthetische polymeermicrodeeltjes. Voor de toepassing van deze verordening moeten leveranciers van synthetische polymeermicrodeeltjes worden opgevat als elke fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur die synthetische polymeermicrodeeltjes in de vorm van kunststofgranulaat in de handel brengt. Deze leveranciers moeten de nodige informatie op het etiket, de verpakking, de bijsluiter of het veiligheidsinformatieblad zetten. Zij moeten die relevante informatie kunnen verstrekken wanneer zij de informatie verstrekken die wordt bedoeld in vermelding 78, punt 10, van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006. Aangezien de verschillende manieren waarop die relevante informatie kan worden verstrekt, kunnen variëren wat de doeltreffendheid ervan betreft om de algemene verplichting om verliezen te vermijden te helpen halen, is het wenselijk dat de Commissie bij de evaluatie van deze verordening de relatieve doeltreffendheid van de verschillende manieren beoordeelt.

(18)

Wanneer kunststofgranulaat vrijkomt en zich verspreidt in het mariene milieu, kan het schade toebrengen aan de levende rijkdommen en het leven in de zee en kan het andere legitieme gebruiken van de zee, zoals visserij en aquacultuur, verstoren. Aangezien voor vogels kunststofgranulaat op viseieren lijkt, maakt het, ondanks het feit dat slechts 0,05 % van de stukjes kunststof in oppervlaktewateren granulaat is, ongeveer 70 % van de door zeevogels gegeten kunststof uit. Deze kleine kunststofdeeltjes zijn aangetroffen in de magen van 63 van de ongeveer 250 soorten zeevogels ter wereld. Bovendien wordt geschat dat kunststofgranulaat naar gewicht de op een na grootste directe bron van verontreiniging van de zee door microplastics is. Geschat wordt dat elk jaar miljarden individuele deeltjes kunststofgranulaat in de oceaan terechtkomen. Dit is te wijten aan verlies en morsen, op zowel kleine als grote schaal, op land en op zee in alle stadia van de toeleveringsketen, met name tijdens de doorvoer van kunststofgranulaat. Bovendien kan kunststofgranulaat op stranden en kustlijnen aanspoelen, wat negatieve gevolgen heeft voor het toerisme en voor kustactiviteiten. Door verschillende incidenten met zeeschepen zijn meerdere tonnen kunststofgranulaat in het mariene milieu terechtgekomen, met rampzalige gevolgen voor het milieu en de lokale gemeenschappen. Zo zijn bij het ongeval met de Toconao in 2023 bij de noordkust van Spanje zes vrachtcontainers verloren gegaan, waarvan een met 1 000 zakken van 25 kg kunststofgranulaat aan boord. Hierdoor spoelden miljoenen deeltjes kunststofgranulaat aan op de Galicische kust.

(19)

Om deze kwestie vanuit het oogpunt van het zeevervoer aan te pakken, heeft de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO in 2024 MEPC.1/Circ.909 goedgekeurd. Aangezien deze aanbevelingen echter niet juridisch bindend zijn, moet de Unie, in overeenstemming met haar verplichting uit hoofde van de Verdragen om de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren en op internationaal niveau maatregelen te bevorderen om het hoofd te bieden aan mondiale milieuproblemen, met deze verordening bindende voorschriften invoeren om wereldwijd een voortrekkersrol te spelen bij een hoger niveau van milieubescherming op dit gebied. Verladers moeten ervoor zorgen dat kunststofgranulaat wordt verpakt in verpakkingen van goede kwaliteit, dat de vervoersinformatie, op tijd, wordt verstrekt aan de exploitant, agent en kapitein van het zeeschip en dat er een speciaal stuwverzoek naar behoren wordt ingevuld. Exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen moeten, op basis van de van de verladers ontvangen vervoersinformatie, waarborgen dat vrachtcontainers met kunststofgranulaat correct zijn ingeladen en vastgezet om de gevaren voor het mariene milieu tot een minimum te beperken zonder de veiligheid van het zeeschip en de opvarenden in het gedrang te brengen. Meer bepaald moeten vrachtcontainers met kunststofgranulaat, indien praktisch haalbaar, benedendeks worden opgeslagen of, indien bovendeks, in een beschutte ruimte. Deze voorschriften vormen een aanvulling op de algemene rechtskaders van de IMO en de Unie inzake de veiligheid van het zeevervoer en de voorkoming van verontreiniging door schepen, met name Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), waarbij een systeem ter voorkoming van ongevallen en verontreiniging op zee werd ingevoerd, rekening houdend met de internationale rechtsregels.

(20)

Marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU moeten de vereisten voor de hantering van kunststofgranulaat naleven door een naar prioriteit gerangschikte volgorde van maatregelen te respecteren, met als hoogste prioriteit voorkomen dat kunststofgranulaat in het milieu terechtkomt. Daarom moet als eerste stap worden voorkomen dat kunststofgranulaat uit de primaire houder wordt gemorst tijdens routinematige hantering, om zo het risico op morsen tot het laagst mogelijke niveau te beperken, onder meer door onnodige hantering te vermijden, bijvoorbeeld door het aantal overslagpunten te beperken, en door verpakkingen van goede kwaliteit te gebruiken, gevolgd door het insluiten van gemorst kunststofgranulaat zodat het niet verloren gaat in het milieu, en door het opruimen na het morsen of verlies als laatste stap. Het insluiten en opruimen moet zodanig worden uitgevoerd dat de milieuschade, met name in kwetsbare habitats, tot een minimum wordt beperkt.

(21)

Hoewel het doel van deze verordening is om het verlies van kunststofgranulaat door alle marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU te voorkomen, moeten de verplichtingen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden aangepast om de last voor hen te verlichten. Anderzijds mag de lidstaten niet worden belet strengere beschermingsmaatregelen in te voeren of te handhaven. Dergelijke maatregelen, onder meer gericht op marktdeelnemers die meer dan vijf ton kunststofgranulaat hanteren, moeten verenigbaar zijn met de Verdragen.

(22)

Om ervoor te zorgen dat het kunststofgranulaat dat in elke lidstaat wordt gehanteerd en vervoerd traceerbaar is en om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de naleving op efficiënte wijze te controleren, moeten de installaties waarin kunststofgranulaat wordt gehanteerd en de vervoerders die dit granulaat vervoeren, worden geregistreerd.

(23)

Om het verlies van kunststofgranulaat te voorkomen, moeten marktdeelnemers een risicobeheersplan met onder meer een risicobeoordeling opstellen, uitvoeren en te allen tijde bijgewerkt houden. Daarin wordt het risico op morsen en verlies beschreven en worden met name bestaande specifieke apparatuur en procedures gedocumenteerd voor het voorkomen, insluiten en opruimen van kunststofgranulaatverliezen. In het risicobeheersplan moet ook een afweging worden gemaakt van de kosten en baten van aanvullende apparatuur en procedures om de vastgestelde risico’s aan te pakken, rekening houdend met de aard en omvang van de installatie en de schaal van de activiteiten. Indien er additieven zijn toegevoegd aan het kunststofgranulaat, moeten de marktdeelnemers rekening houden met de gevaarlijke eigenschappen van het kunststofgranulaat in kwestie, en indien het waarschijnlijk is dat de additieven de schade voor de menselijke gezondheid of het milieu zouden vergroten bij verlies van kunststofgranulaat, moeten de marktdeelnemers overwegen deze informatie op te nemen in het risicobeheersplan.

(24)

Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen te controleren of aan de vereisten van het risicobeheersplan is voldaan, moeten marktdeelnemers het risicobeheersplan dat zij hebben opgesteld, samen met een eigen verklaring van conformiteit of een certificaat, naargelang het geval, aan de bevoegde autoriteit verstrekken.

(25)

De marktdeelnemers moeten volgens een risicogebaseerde aanpak kunnen bepalen welke specifieke apparatuur zij installeren of welke procedures zij invoeren. Niettemin moeten de bevoegde autoriteiten, wanneer zij de naleving controleren, van de marktdeelnemers kunnen eisen dat zij het risicobeheersplan wijzigen, onder meer door binnen een bepaalde termijn een van de in deze verordening genoemde maatregelen te nemen zodat de vereisten van deze verordening naar behoren worden uitgevoerd.

(26)

Om de geschiktheid van het risicobeheersplan dat is opgesteld voor elke installatie te kunnen beoordelen, moeten marktdeelnemers een schatting bijhouden van de hoeveelheid verloren kunststofgranulaat per jaar, samen met de totale gehanteerde hoeveelheden. Om de lasten voor de marktdeelnemers te beperken, moeten de bevoegde autoriteiten en certificeerders informatie over schattingen van vrijgekomen hoeveelheden kunnen gebruiken in het kader van de rapportageverplichting uit hoofde van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(27)

Vanwege de kenmerken van hun activiteit mogen vervoerders niet worden verplicht om een risicobeheersplan op te stellen en in te voeren. In plaats daarvan moeten zij verplicht worden tastbare maatregelen te nemen om morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en aan te pakken. Deze maatregelen moeten door de bevoegde autoriteiten worden geverifieerd, in de eerste plaats tijdens het vervoer. Sommige van deze maatregelen moeten worden uitgevoerd tijdens het laden en lossen, waar het risico op morsen en verlies hoog is. Het laden en lossen vindt doorgaans plaats onder de verantwoordelijkheid van zowel de marktdeelnemer als de vervoerder, terwijl de vervoerder de enige verantwoordelijke partij is voor het vervoer zelf.

(28)

Vervoerders van buiten de EU moeten een gemachtigde vertegenwoordiger aanwijzen, die namens de vervoerder van buiten de EU moet optreden en door elke bevoegde autoriteit moet worden kunnen aangesproken. De gemachtigde vertegenwoordiger moet uitdrukkelijk worden aangewezen door middel van een schriftelijk mandaat van de vervoerder van buiten de EU met betrekking tot specifieke verplichtingen uit hoofde van deze verordening. De aanwijzing van een dergelijke vertegenwoordiger heeft geen invloed op de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de vervoerder van buiten de EU uit hoofde van deze verordening. In geval van niet-naleving door de vervoerder van buiten de EU moet tegen de gemachtigde vertegenwoordiger een handhavingsprocedure worden ingeleid voor zover het zijn mandaat betreft.

(29)

De succesvolle uitvoering van de maatregelen die nodig zijn om het verlies van kunststofgranulaat te voorkomen, in te sluiten en op te ruimen vereist de volledige medewerking en inzet van de werknemers van de marktdeelnemers, de vervoerders uit de EU en de vervoerders van buiten de EU. Marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU moeten worden verplicht hun personeel op te leiden in overeenstemming met de specifieke taken en verantwoordelijkheden van hun werknemers, zodat zij de apparatuur kennen en kunnen installeren, gebruiken en onderhouden en de procedures kunnen uitvoeren die nodig zijn om de naleving van de in deze verordening vastgelegde vereisten te waarborgen, ook met betrekking tot het monitoren en melden van het verlies van kunststofgranulaat. Waar nodig moeten marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU corrigerende maatregelen nemen, waaronder de eventuele verbetering van de apparatuur en procedures. Zij moeten ook worden verplicht toezicht te houden op en registraties bij te houden van de jaarlijks geschatte hoeveelheid verloren granulaat om zo de aanhoudende kennishiaten te helpen opvullen.

(30)

Middelgrote en grote ondernemingen hebben vanwege hun omvang doorgaans een complexere structuur. Zij moeten worden verplicht om, in gevallen waarin zij installaties exploiteren waar de hoeveelheid kunststofgranulaat die per jaar wordt gehanteerd gelijk is aan of hoger ligt dan een drempelwaarde van 1 500 ton, voor elke installatie extra maatregelen uit te voeren, zoals een jaarlijkse interne beoordeling of de invoering van een opleidingsprogramma dat gericht is op specifieke opleidingsbehoeften en regelingen voor het opleidingsprogramma. De interne beoordeling kan betrekking hebben onderwerpen als de geschatte hoeveelheden en oorzaken van het verlies, de preventie-, insluitings- en opruimapparatuur of -procedures die zijn ingevoerd om verlies in de toekomst te voorkomen, en hun doeltreffendheid, gesprekken met het personeel, inspecties van apparatuur en procedures en een herziening van eventuele relevante documentatie.

(31)

Micro-ondernemingen en kleine, middelgrote en grote ondernemingen die installaties exploiteren waar de hoeveelheid kunststofgranulaat die per jaar wordt gehanteerd onder een drempelwaarde van 1 500 ton ligt, moeten worden verplicht een eigen verklaring van conformiteit af te geven. Zij moeten ook voldoende tijd krijgen om hun naleving aan te tonen.

(32)

Bij ondernemingen die installaties exploiteren waar de hoeveelheid kunststofgranulaat die per jaar wordt gehanteerd gelijk is aan of hoger ligt dan een drempelwaarde van 1 500 ton, kan er een groter risico op verlies van kunststofgranulaat bestaan. Middelgrote en grote ondernemingen die installaties exploiteren waar de hoeveelheid kunststofgranulaat die per jaar wordt gehanteerd gelijk is aan of hoger ligt dan een drempelwaarde van 1 500 ton, moeten aantonen dat zij de vereisten van deze verordening naleven door een door een certificeerder uitgegeven certificaat te verkrijgen en dit te vernieuwen. Conform een benadering die rekening houdt met de volledige toeleveringsketen en om de administratieve lasten beperkt te houden, moeten kleine ondernemingen die installaties exploiteren waar de hoeveelheid kunststofgranulaat die per jaar wordt gehanteerd gelijk is aan of hoger ligt dan een drempelwaarde van 1 500 ton, aantonen dat zij deze verordening naleven door een door een certificeerder uitgegeven certificaat te verkrijgen dat vijf jaar geldig is. Het certificeringsproces is ook bedoeld om kleine ondernemingen die installaties exploiteren waar de hoeveelheid kunststofgranulaat die per jaar wordt gehanteerd gelijk is aan of hoger ligt dan een drempelwaarde van 1 500 ton, te helpen bepalen welke maatregelen nodig zijn om aan de vereisten van deze verordening te voldoen. Wanneer het certificaat is verlopen moeten die kleine ondernemingen de naleving van de verordening aantonen door de bevoegde autoriteit om de vijf jaar in kennis te stellen van een actualisering van hun risicobeheersplan en een eigen verklaring van conformiteit, tenzij die kleine ondernemingen er, op tijd, voor kiezen om hun naleving te blijven aantonen door het door een certificeerder afgegeven certificaat te vernieuwen.

(33)

Certificeerders, met name consultancybureaus, mogen geen activiteiten verrichten die in strijd kunnen zijn met de onafhankelijkheid van hun oordeel of integriteit met betrekking tot de certificeringsactiviteiten waarvoor zij zijn geaccrediteerd. Certificeerders kunnen ofwel een geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstantie, ofwel een milieuverificateur zijn, met een vergunning om verificaties en valideringen uit te voeren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (11). Het certificaat moet worden opgesteld in een uniek formaat om te garanderen dat de verstrekte informatie homogeen is.

(34)

Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de naleving van deze verordening op efficiëntere wijze te controleren, moeten de certificeerders de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van het resultaat van hun beoordelingen. De certificaten mogen niet vooruitlopen op de beoordeling van de naleving door de bevoegde autoriteiten.

(35)

Met het oog op transparantie moeten de bevoegde autoriteiten bepaalde informatie openbaar maken. Het gaat hierbij onder meer over de kennisgeving inzake geëxploiteerde installaties, de betrokkenheid bij het vervoer van kunststofgranulaat in de Unie, met inbegrip van belangrijke wijzigingen ten opzichte van wat eerder werd gemeld, de aanwijzing van een gemachtigde vertegenwoordiger, risicobeheersplannen, eigen verklaringen van conformiteit, certificaten en vergunningen, die toegankelijk moeten zijn via een gemakkelijk te vinden, gratis en onbeperkte website. Om de veiligheid en vertrouwelijkheid te waarborgen, moeten de bevoegde autoriteiten echter specifieke gegevens achterwege kunnen laten indien de vrijgave ervan de veiligheid van de betrokken installaties, de veiligheid van de plaatselijke bevolking of andere openbare belangen in gevaar zou brengen. De Commissie moet ook lijsten van nationale websites en gemachtigde vertegenwoordigers van vervoerders van buiten de EU publiceren om een ruime toegang tot deze informatie te waarborgen, maar daarbij tegelijkertijd de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie bewaren.

(36)

Om een registratie in het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) te verkrijgen, moeten marktdeelnemers voldoen aan de milieuwetgeving, waaronder deze verordening. Bijgevolg wordt geacht dat marktdeelnemers met een EMAS-registratie aan de vereisten van deze verordening voldoen, op voorwaarde dat een milieuverificateur heeft geverifieerd dat de vereisten van deze verordening in hun milieubeheersysteem zijn opgenomen en worden toegepast. Die marktdeelnemers moeten daarom, wanneer zij hun eigen verklaringen verlengen en het risicobeheersplan actualiseren, worden vrijgesteld van de verplichtingen inzake certificering en kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten. Naast de vrijstelling voor EMAS en om de lasten voor andere systemen met een hoge integriteit te verminderen, moeten marktdeelnemers die voor elke installatie andere milieubeheersystemen ontwikkelen en toepassen, kunnen worden vrijgesteld van de naleving van deze verordening wanneer zij aan bepaalde criteria van deze verordening voldoen.

(37)

De bevoegde autoriteiten moeten controleren of de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen naleven aan de hand van, waar passend, de informatie die is verstrekt in het kader van de certificeringproces of eigen verklaringen. Die controle moet, naargelang het geval, gebaseerd zijn op milieu-inspecties of andere controlemaatregelen en een risicogebaseerde aanpak volgen. De inspecties moeten waar mogelijk worden gecoördineerd met de inspecties die krachtens andere rechtshandelingen van de Unie vereist zijn. De bevoegde autoriteiten moeten de Commissie informatie verstrekken over de uitvoering van deze verordening.

(38)

De lidstaten moeten de naleving van deze verordening kunnen waarborgen door middel van vergunningen op basis van een systeem van regelmatige inspecties van installaties om alle relevante milieueffecten te onderzoeken, waaronder morsen en verliezen. Voor installaties die zich bevinden in een lidstaat die besluit de naleving te handhaven en controleren door middel van een dergelijk systeem van vergunningen en regelmatige inspecties, moeten marktdeelnemers worden vrijgesteld van het verkrijgen van een certificaat of het indienen van een eigen verklaring van conformiteit voor de installaties waarvoor zij beschikken over een vergunning waarin de voorwaarden zijn opgelegd die nodig zijn voor de naleving van deze verordening. Voor installaties waarvoor een dergelijke vrijstelling geldt, moeten marktdeelnemers de relevante bevoegde autoriteit in kennis stellen van het risicobeheersplan en van de regelmatige actualiseringen ervan. Wanneer de naleving door middel van vergunningen wordt gewaarborgd, moeten de lidstaten de nodige stappen zetten om de voorwaarden van bestaande vergunningen te herzien en nieuwe vergunningen te verlenen zodat de naleving van deze verordening tijdig wordt gewaarborgd.

(39)

In Richtlijn 2008/98/EG is bepaald dat de lidstaten recyclers moeten verplichten een vergunning te verkrijgen, waarvan de voorwaarden waarborgen dat de productie van kunststofgranulaat plaatsvindt zonder gevaar voor de menselijke gezondheid of schade aan het milieu, waarbij met name risico’s voor water, lucht, bodem, planten of dieren worden voorkomen.

(40)

Om de gevolgen van een eventueel verlies tot een minimum te beperken, moeten de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU de nodige corrigerende maatregelen nemen om de conformiteit met deze verordening te herstellen. De vereiste corrigerende maatregelen moeten in verhouding staan tot de geconstateerde overtreding en de verwachte schadelijke gevolgen ervan voor het milieu. Wanneer de bevoegde autoriteiten een overtreding van deze verordening vaststellen, moeten zij de marktdeelnemer, de vervoerder uit de EU of de vervoerder van buiten de EU daarvan in kennis stellen en eisen dat er corrigerende maatregelen worden genomen om de naleving te herstellen.

(41)

De bevoegde autoriteiten moeten beschikken over een minimumpakket aan inspectie- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze verordening te waarborgen, sneller en efficiënter met elkaar samen te werken en marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU, gemachtigde vertegenwoordigers, verladers, en exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen die kunststofgranulaat vervoeren, in voorkomend geval, te ontmoedigen deze verordening te overtreden. Deze bevoegdheden moeten toereikend zijn om de uitdagingen met betrekking tot handhaving aan te pakken en om te voorkomen dat marktdeelnemers die zich niet aan de wet houden, gebruikmaken van tekortkomingen in het handhavingssysteem door zich in lidstaten te vestigen waar de bevoegde autoriteiten niet over voldoende middelen beschikken om onrechtmatige praktijken aan te pakken. De bevoegde autoriteiten moeten voor hun inspectie alle feiten en omstandigheden van de zaak als bewijsmateriaal kunnen gebruiken.

(42)

Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen hebben een belangrijk aandeel in de toeleveringsketen van kunststofgranulaat. De naleving van de relevante verplichtingen uit deze verordening kan voor hen specifieke uitdagingen bij de uitvoering en verhoudingsgewijs hogere kosten met zich meebrengen. De Commissie moet marktdeelnemers en vervoerders beter bewust maken van de noodzaak om het verlies van kunststofgranulaat te voorkomen. Daarnaast moet de Commissie, in overleg met alle relevante belanghebbenden, opleidingsmateriaal ontwikkelen om marktdeelnemers en vervoerders te helpen hun verplichtingen na te komen, vooral met betrekking tot de vereisten van de risicobeoordeling. Dit opleidingsmateriaal kan verschillende vormen aannemen, waaronder handleidingen en cursussen. In dat verband moet rekening worden gehouden met Ospar-aanbeveling 2021/06. De lidstaten moeten toegang verlenen tot informatie en bijstand, met name voor micro- en kleine ondernemingen, met betrekking tot de naleving van de verplichtingen en de vereisten inzake risicobeoordeling. De bijstand van de lidstaten kan technische ondersteuning en gespecialiseerde opleiding voor al het personeel dat kunststofgranulaat hanteert omvatten. Het kan ook gaan om financiële ondersteuning, onder meer voor de certificering van kleine ondernemingen, of toegang tot financiering. De lidstaten moeten deze maatregelen nemen in overeenstemming met de geldende staatssteunregels.

(43)

Om tot een gemeenschappelijke basis voor het schatten van kunststofgranulaatverliezen te komen, is een gestandaardiseerde methode nodig die wordt beschreven in een geharmoniseerde norm die is vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (12). Verordening (EU) nr. 1025/2012 voorziet in een procedure voor bezwaren tegen geharmoniseerde normen die niet volledig aan de vereisten van die verordening voldoen.

(44)

Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze verordening worden verwezenlijkt en dat de vereisten ervan doeltreffend worden gehandhaafd, moeten de lidstaten hun eigen bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en handhaving van deze verordening. In gevallen waarin er op hun grondgebied meer dan één aangewezen bevoegde autoriteit is, moeten de lidstaten zorgen voor nauwe samenwerking tussen alle aangewezen bevoegde autoriteiten om ervoor te zorgen dat de taken van die autoriteiten doeltreffend worden vervuld.

(45)

Om naleving te garanderen, moeten de bevoegde autoriteiten ook de nodige stappen zetten, met inbegrip van inspecties en hoorzittingen op basis van relevante informatie, zoals gegronde klachten van derden. Derden die een klacht indienen, moeten kunnen aantonen dat zij voldoende belang hebben of kunnen stellen dat er inbreuk is gemaakt op een recht.

(46)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er tegen de maatregelen die hun bevoegde autoriteiten krachtens deze verordening nemen, doeltreffende voorzieningen in rechte openstaan overeenkomstig artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”). Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, is het aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om de rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die een persoon ontleent aan het Unierecht. Voorts verplicht artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) de lidstaten om te voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren. In dit verband moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek, met inbegrip van de onder deze verordening vallende natuurlijke of rechtspersonen, toegang heeft tot de rechter, overeenkomstig de verplichtingen die de lidstaten zijn aangegaan als partij bij het Verdrag van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de VN voor Europa (VN/ECE) (13) (“het Verdrag van Aarhus”).

(47)

De lidstaten moeten voorschriften vaststellen inzake de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de op grond van deze verordening vastgestelde nationale bepalingen, en moeten ervoor zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen voor zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties. Het opleggen van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sancties mag in geen geval leiden tot een schending van het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde strafbaar feit te worden berecht of gestraft (beginsel van ne bis in idem), zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun nationale sanctieregeling voor de ernstigste overtredingen die door een rechtspersoon worden gepleegd, zoals overtredingen die zeer ernstig zijn wegens hun aard, omvang en herhaling, of die een aanzienlijk risico voor de menselijke gezondheid of het milieu inhouden, bestuursrechtelijke financiële sancties omvat waarvan het maximumbedrag ten minste 3 % van de jaaromzet van die rechtspersoon in de Unie in het boekjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de bestuursrechtelijke financiële sanctie wordt opgelegd, moet bedragen. Voor die overtredingen moeten de lidstaten, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (14), ook of bij wijze van alternatief strafrechtelijke sancties kunnen opleggen, op voorwaarde dat deze doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(48)

In voorkomend geval moeten de lidstaten de financiering van projecten ondersteunen die erop gericht zijn: gebieden die verontreinigd zijn door kunststofgranulaat schoon te maken met behulp van ecologisch duurzame praktijken; informatie over incidenten en ongevallen die verliezen veroorzaken en de respons daarop te verzamelen, verwerken en verstrekken; meer kennis te vergaren over de impact van het verlies van kunststofgranulaat op de menselijke gezondheid en het milieu, en bewustmakingsprogramma’s te bevorderen, met name voor de gebieden die het meest met het verlies van kunststofgranulaat te maken hebben, zoals industriezones en havens.

(49)

Indien er schade aan de menselijke gezondheid is toegebracht als gevolg van een overtreding van deze verordening, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de getroffen individuele personen vergoeding van die schade kunnen vorderen en verkrijgen van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen. Dergelijke voorschriften inzake vergoeding dragen bij tot de doelstellingen van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de gezondheid van de mens, zoals vastgelegd in artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zij ondersteunen ook het recht op leven, menselijke integriteit en gezondheidsbescherming, dat is neergelegd in de artikelen 2, 3 en 35 van het Handvest, en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, dat is neergelegd in artikel 47 van het Handvest. Bovendien geeft Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) particulieren geen recht op schadevergoeding vanwege milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade.

(50)

Het is derhalve passend dat deze verordening het recht op vergoeding van door individuele personen geleden schade regelt en ervoor zorgt dat individuele personen hun rechten kunnen verdedigen tegen gezondheidsschade als gevolg van overtredingen van deze verordening en aldus zorgt voor een efficiëntere handhaving van deze verordening. Procedures met betrekking tot vorderingen tot schadevergoeding moeten zodanig worden opgesteld en toegepast dat zij de uitoefening van het recht op vergoeding van schade niet onmogelijk of buitensporig moeilijk maken.

(51)

De gevolgen van deze verordening voor de procedurele autonomie van de lidstaten moeten beperkt blijven tot wat nodig is om de door de verordening nagestreefde doelstelling van bescherming van de menselijke gezondheid door middel van een veilig milieu te waarborgen, en mogen geen gevolgen hebben voor andere nationale procedurele voorschriften tot vaststelling van het recht om schadevergoeding te vorderen wegens overtredingen van deze verordening. Dergelijke nationale voorschriften mogen echter geen belemmering vormen voor de doeltreffende werking van het bij deze verordening vereiste mechanisme om schadevergoeding te vorderen.

(52)

Om ervoor te zorgen dat individuele personen hun rechten kunnen verdedigen tegen gezondheidsschade als gevolg van overtredingen van deze verordening en aldus te zorgen voor een doeltreffendere handhaving ervan, moeten niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu of die zich inzetten voor de bescherming van consumenten en voldoen aan alle vereisten van het nationale recht, als leden van het betrokken publiek, de bevoegdheid krijgen om, naargelang hetgeen de lidstaten bepalen, namens of ten behoeve van slachtoffers een procedure aanhangig te maken, onverminderd de nationale procedureregels betreffende vertegenwoordiging en verdediging in rechte. De lidstaten beschikken gewoonlijk over procedurele autonomie om een doeltreffende voorziening in rechte tegen schendingen van het recht van de Unie te waarborgen, mits de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid worden geëerbiedigd. De ervaring leert echter dat, hoewel er overweldigend epidemiologisch bewijs bestaat van de negatieve effecten van verontreiniging op de volksgezondheid, het niet voor de hand ligt een duidelijk direct verband te leggen tussen een specifiek verlies van kunststofgranulaat en specifieke gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu, en dat dergelijke gevolgen over het algemeen ook niet onmiddellijk zijn.

(53)

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (16). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(54)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de rapportering van informatie over de uitvoering van deze verordening. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (17).

(55)

Om marktdeelnemers, vervoerders uit de EU, vervoerders van buiten de EU, verladers, en exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de vereisten van deze verordening, moet de toepassing ervan worden uitgesteld.

(56)

Daar de doelstelling van deze verordening, met name het voorkomen van het verlies van kunststofgranulaat, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden verplichtingen vastgesteld inzake de hantering van kunststofgranulaat om in alle stadia van de kunststofgranulaattoeleveringsketen verlies te voorkomen, met als doel het verlies van kunststofgranulaat tot nul terug te dringen.

2.   Deze verordening is van toepassing op de volgende natuurlijke en rechtspersonen:

a)

marktdeelnemers die in het vorige kalenderjaar in de Unie kunststofgranulaat hebben gehanteerd in hoeveelheden gelijk aan of boven een drempelwaarde van vijf ton;

b)

marktdeelnemers die in de Unie installaties exploiteren voor het reinigen van containers en tanks voor kunststofgranulaat;

c)

vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU die kunststofgranulaat vervoeren in de Unie, en

d)

verladers en exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen die kunststofgranulaat vervoeren in vrachtcontainers die een haven van een lidstaat verlaten of aandoen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“kunststofgranulaat”: een massa polymeerhoudend materiaal, ongeacht de vorm, maat of omvang ervan, die voor de vormgeving bij de vervaardiging van kunststofproducten wordt geproduceerd, ongeacht het daadwerkelijke gebruik ervan;

2)

“morsen”: een eenmalig of langdurig ontsnappen van kunststofgranulaat uit zijn primaire houder binnen de perimeters van een installatie of binnen wegvoertuigen, spoorwagons of binnenschepen die kunststofgranulaat vervoeren;

3)

“verlies”: een eenmalig of langdurig ontsnappen van kunststofgranulaat in het milieu tijdens een van de stadia van de toeleveringsketen, hetzij uit de perimeter van de installatie, hetzij uit kunststofgranulaatvervoerende wegvoertuigen, spoorwagons, binnenschepen of zeeschepen die een haven van een lidstaat verlaten of aandoen;

4)

“installatie”: een terrein, structuur, locatie, site of plaats waar een of meer economische activiteiten plaatsvinden waarbij kunststofgranulaat wordt gehanteerd;

5)

“marktdeelnemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon die de installatie geheel of gedeeltelijk exploiteert of bezit, of, indien de nationale wetgeving in die mogelijkheid voorziet, aan wie economische beschikkingsmacht over de technische werking van de installatie is overgedragen;

6)

“vervoerder uit de EU”: een in een lidstaat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die, als onderdeel van zijn economische activiteit, kunststofgranulaat vervoert met wegvoertuigen, spoorwagons of binnenschepen;

7)

“vervoerder van buiten de EU”: een in een derde land gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die, als onderdeel van zijn economische activiteit in de Unie, kunststofgranulaat vervoert met wegvoertuigen, spoorwagons of binnenschepen;

8)

“verlader”: een natuurlijke of rechtspersoon door wie, namens wie of ten behoeve van wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen is gesloten met een natuurlijke of rechtspersoon die, als onderdeel van zijn economische activiteit, kunststofgranulaat vervoert met zeeschepen;

9)

“exploitant”: de reder of beheerder van een zeeschip;

10)

“agent”: de persoon die opdracht heeft of gemachtigd is om namens de exploitant informatie te verstrekken;

11)

“micro-, kleine of middelgrote onderneming”: een micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (18);

12)

“grote onderneming”: een onderneming die geen micro-, kleine of middelgrote onderneming is;

13)

“bevoegde autoriteit”: een autoriteit of orgaan, door een lidstaat aangewezen om de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen uit te voeren;

14)

“gemachtigde vertegenwoordiger”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig artikel 4 bij schriftelijk mandaat van een vervoerder van buiten de EU is aangewezen om namens hem specifieke taken te vervullen met betrekking tot de verplichtingen in artikel 3, leden 2 en 3, artikel 5, lid 6, derde alinea, en artikel 15, lid 1;

15)

“certificeerder”: een van de volgende natuurlijke of rechtspersonen:

a)

een conformiteitsbeoordelingsinstantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (19);

b)

een natuurlijke of rechtspersoon die een vergunning heeft verkregen om verificaties en valideringen uit te voeren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009;

16)

“conformiteitsbeoordeling”: het proces waarin wordt aangetoond of een installatie voldoet aan de toepasselijke voorschriften van deze verordening en van de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen;

17)

“vergunning”: een schriftelijke toestemming, verleend door de relevante bevoegde autoriteit, om een installatie te exploiteren.

Artikel 3

Algemene verplichtingen

1.   Marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU zorgen ervoor dat verliezen worden vermeden. Indien zich verliezen voordoen, nemen marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU onmiddellijk maatregelen om die verliezen in te sluiten en op te ruimen in overeenstemming met ecologisch duurzame praktijken.

2.   Marktdeelnemers stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in kennis van elke installatie die zich in die lidstaat bevindt en die zij exploiteren of beheren of, indien van toepassing, waarvoor de economische beschikkingsmacht over de technische werking ervan aan hen is overgedragen. Voor elke gemelde installatie geven zij aan of de hoeveelheid kunststofgranulaat die jaarlijks in die installatie wordt gehanteerd onder de drempelwaarde van 1 500 ton kunststofgranulaat per jaar ligt, of gelijk is aan of boven deze drempelwaarde ligt. Voordat kunststofgranulaat voor het eerst in de Unie wordt vervoerd, stelt de vervoerder uit de EU of, naargelang het geval, de gemachtigde vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 4, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de vervoerder uit de EU of de gemachtigde vertegenwoordiger is gevestigd, in kennis van zijn betrokkenheid bij het vervoer van kunststofgranulaat in de Unie en van het gebruikte vervoersmiddel.

3.   Marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en gemachtigde vertegenwoordigers stellen de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten in kennis van elke belangrijke wijziging ten opzichte van wat eerder overeenkomstig lid 2 werd gemeld over de betrokken installaties en activiteiten met betrekking tot de hantering en het vervoer van kunststofgranulaat, met inbegrip van elke sluiting van een bestaande installatie, staking van vervoersactiviteiten of wanneer zij niet langer onder de verordening vallen en van wijzigingen in de hoeveelheid gehanteerd kunststofgranulaat die relevant zijn voor de toepassing van de verplichtingen in verband met de drempelwaarden.

Artikel 4

Gemachtigde vertegenwoordigers van vervoerders van buiten de EU

1.   Vervoerders van buiten de EU wijzen schriftelijk een gemachtigde vertegenwoordiger aan in ten minste één lidstaat waar de vervoerder van buiten de EU kunststofgranulaat vervoert.

2.   Vervoerders van buiten de EU geven de gemachtigde vertegenwoordiger schriftelijk opdracht om namens hen op te treden met het oog op de naleving van artikel 3, leden 2 en 3, artikel 5, lid 6, derde alinea, en artikel 15, lid 1, van deze verordening. Een dergelijke gemachtigde vertegenwoordiger kan naast of in plaats van de vervoerders van buiten de EU worden aangesproken. Het mandaat van de gemachtigde vertegenwoordiger is enkel geldig wanneer het schriftelijk door de gemachtigde vertegenwoordiger is aanvaard. De aanwijzing van een gemachtigde vertegenwoordiger laat de vorderingen die tegen de vervoerder van buiten de EU kunnen worden ingesteld, onverlet.

3.   De vervoerder van buiten de EU stelt tegelijkertijd de bevoegde autoriteiten van de in lid 1 bedoelde lidstaat en de Commissie in kennis van de aanwijzing van een gemachtigde vertegenwoordiger en van zijn mandaat vóór het eerste vervoer van kunststofgranulaat in de Unie.

Artikel 5

Verplichtingen met betrekking tot de hantering van kunststofgranulaat

1.   Marktdeelnemers nemen de volgende maatregelen:

a)

zij stellen voor elke installatie een risicobeheersplan op overeenkomstig bijlage I, rekening houdend met de aard en de omvang van de installatie en de schaal van haar activiteiten;

b)

zij installeren de apparatuur en voeren de procedures uit die zijn beschreven in het risicobeheersplan, en

c)

zij stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de installatie zich bevindt in kennis van het risicobeheersplan, samen met een eigen verklaring van conformiteit volgens het modelformulier in bijlage II.

De marktdeelnemers houden het risicobeheersplan actueel, met name rekening houdend met de zwakke punten die zijn vastgesteld op grond van hun ervaring met de hantering van kunststofgranulaat, en stellen het op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

2.   Marktdeelnemers die kleine, middelgrote of grote ondernemingen zijn en die installaties exploiteren waar in het vorige kalenderjaar kunststofgranulaat in hoeveelheden onder een drempelwaarde van 1 500 ton is gehanteerd, of die micro-ondernemingen zijn, stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de installatie is gevestigd om de vijf jaar na de laatste kennisgeving in kennis van een actualisering van het risicobeheersplan voor elke installatie en van een verlenging van de eigen verklaring van conformiteit.

3.   De bevoegde autoriteiten kunnen van marktdeelnemers eisen dat zij de volgende acties ondernemen:

a)

de overeenkomstig de leden 1 en 2 gemelde risicobeheersplannen wijzigen om ervoor te zorgen dat de verliezen daadwerkelijk kunnen worden voorkomen en, in voorkomend geval, ingesloten en opgeruimd, en dat aan de vereisten in bijlage I wordt voldaan, en

b)

een of meerdere van de in bijlage I vermelde acties tijdig uitvoeren.

4.   Vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU zorgen ervoor dat de in bijlage III vermelde maatregelen worden uitgevoerd.

5.   Wanneer marktdeelnemers de maatregelen van het risicobeheersplan uitvoeren en vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU de in bijlage III vastgelegde maatregelen uitvoeren, doen zij dit volgens onderstaande prioriteitsvolgorde:

a)

maatregelen om morsen te voorkomen;

b)

maatregelen om gemorst kunststofgranulaat in te sluiten om te voorkomen dat het een verlies wordt;

c)

maatregelen om op te ruimen na morsen of verlies.

6.   Marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU hebben de volgende verplichtingen:

a)

ervoor zorgen dat hun personeel wordt opgeleid overeenkomstig hun specifieke taken en verantwoordelijkheden en dat zij de relevante apparatuur kennen en kunnen gebruiken en de procedures kunnen uitvoeren die zijn vastgesteld om de naleving van deze verordening te waarborgen, en

b)

een register bijhouden van de jaarlijks geschatte verloren hoeveelheden en van de totale hoeveelheid kunststofgranulaat die wordt gehanteerd.

Vanaf zes maanden na de bekendmaking van de desbetreffende geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie of vanaf de datum van toepassing van de in artikel 18, lid 3, bedoelde uitvoeringshandeling schatten de marktdeelnemers, de vervoerders uit de EU en de vervoerders van buiten de EU de in dit lid, eerste alinea, punt b), bedoelde verloren hoeveelheid volgens de in artikel 18 bedoelde gestandaardiseerde methode.

Gemachtigde vertegenwoordigers tonen aan dat vervoerders van buiten de EU voldoen aan de in de eerste alinea, punt a), vastgelegde verplichting. Marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en gemachtigde vertegenwoordigers bewaren de in de eerste alinea, punt b), bedoelde gegevens gedurende vijf jaar en stellen deze op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, van de certificeerders voor de toepassing van artikel 6.

7.   Indien een maatregel voor het voorkomen, insluiten en opruimen van gemorst of verloren granulaat mislukt, nemen marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU onverwijld corrigerende maatregelen.

8.   Jaarlijks voeren marktdeelnemers die middelgrote of grote ondernemingen zijn en die installaties exploiteren waar in het vorige kalenderjaar kunststofgranulaat in hoeveelheden gelijk aan of boven een drempelwaarde van 1 500 ton is gehanteerd, voor elke installatie een interne beoordeling uit van de mate waarin de installatie voldoet aan de vereisten van het risicobeheersplan in bijlage I of aan de voorwaarden waaronder de in artikel 7, lid 1, punt a), bedoelde vergunning is verleend.

De in de eerste alinea bedoelde marktdeelnemers bewaren de gegevens van de interne beoordelingen gedurende vijf jaar en stellen deze op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten en van de certificeerders voor de toepassing van artikel 6.

Artikel 6

Certificering

1.   Uiterlijk op 17 december 2027, en vervolgens om de drie jaar, tonen marktdeelnemers die grote ondernemingen zijn, door middel van een door een certificeerder afgegeven certificaat, aan dat het hanteringsproces in elke installatie waarin in het vorige kalenderjaar kunststofgranulaat in hoeveelheden gelijk aan of boven een drempelwaarde van 1 500 ton is gehanteerd, aan de vereisten in bijlage I voldoet.

2.   Uiterlijk op 17 december 2028, en vervolgens om de vier jaar, tonen marktdeelnemers die middelgrote ondernemingen zijn, door middel van een door een certificeerder afgegeven certificaat, aan dat het hanteringsproces in elke installatie waarin in het vorige kalenderjaar kunststofgranulaat in hoeveelheden gelijk aan of boven een drempelwaarde van 1 500 ton is gehanteerd, aan de vereisten in bijlage I voldoet.

3.   Uiterlijk op 17 december 2030 tonen marktdeelnemers die kleine ondernemingen zijn, door middel van een door een certificeerder afgegeven certificaat, aan dat het hanteringsproces in elke installatie waarin in het vorige kalenderjaar kunststofgranulaat in hoeveelheden gelijk aan of hoger dan een drempelwaarde van 1 500 ton is gehanteerd, aan de vereisten in bijlage I voldoet. Dit certificaat is vijf jaar geldig.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde marktdeelnemers voldoen na het verstrijken van de geldigheidsduur van het certificaat aan artikel 5, lid 2, tenzij zij ervoor kiezen het certificaat overeenkomstig de eerste alinea van dit lid te verlengen.

4.   Certificeerders voeren controles ter plaatse uit, ook in de rechtstreeks omliggende gebieden indien die toegankelijk zijn, om te garanderen dat het risicobeheersplan toereikend is om verlies van kunststofgranulaat te voorkomen en dat alle daarin genoemde maatregelen naar behoren zijn uitgevoerd.

5.   Certificaten moeten voldoen aan de volgende eisen:

a)

zij worden afgegeven overeenkomstig het modelformulier in bijlage IV en in elektronische vorm;

b)

zij vermelden de marktdeelnemer, de installatie waarop het certificaat betrekking heeft, de datum van elke uitgevoerde controle ter plaatse en de geldigheidsduur;

c)

zij verklaren dat de installatie waarop het certificaat betrekking heeft, voldoet aan de vereisten van bijlage I.

6.   De certificeerders stellen de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van het volgende:

a)

afgegeven certificaten;

b)

opgeschorte of ingetrokken certificaten;

c)

wijzigingen in de certificaten.

Artikel 7

Naleving door middel van vergunningen

1.   De lidstaten kunnen marktdeelnemers vrijstellen van de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 5, lid 1, punt c), en lid 2, en van de verplichting tot het verkrijgen van een certificaat op grond van artikel 6, leden 1, 2 en 3, voor elke installatie, op voorwaarde dat:

a)

voor de exploitatie van de installatie een vergunning vereist is;

b)

de marktdeelnemer de voor de verlening van vergunningen bevoegde autoriteit in kennis heeft gesteld van zijn risicobeheersplan en van de actualiseringen ervan om de drie jaar voor grote, om de vier jaar voor middelgrote en om de vijf jaar voor micro- en kleine ondernemingen;

c)

de vergunning is verleend of herzien en, indien nodig, geactualiseerd op basis van de verificatie van de naleving door de marktdeelnemer van de vereisten in bijlage I, nadat een risicobeheersplan of latere actualiseringen, als bedoeld in punt b), zijn meegedeeld, en

d)

de installatie regelmatig wordt geïnspecteerd door de bevoegde autoriteiten, onder meer via bezoeken ter plaatse, waarbij alle relevante milieueffecten worden onderzocht, waaronder morsen en verliezen, volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde frequentie en de frequentie die overeenkomt met die welke voortvloeit uit de toepassing van artikel 6, leden 1, 2 en 3.

2.   De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de vrijstelling van de marktdeelnemers en van de nationale voorschriften inzake vergunningen.

Artikel 8

Naleving door middel van milieubeheersystemen

1.   Marktdeelnemers die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 in het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) zijn geregistreerd, zijn vrijgesteld van de verplichtingen zoals uiteengezet in artikel 5, lid 2, en in artikel 6, leden 1, 2 en 3, van deze verordening, mits de milieuverificateur zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 20, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 heeft gecontroleerd of de in bijlage I bij deze verordening vastgelegde eisen in het milieubeheersysteem van de marktdeelnemer zijn opgenomen en uitgevoerd.

2.   De lidstaten kunnen marktdeelnemers vrijstellen van de naleving van artikel 5, lid 2, en artikel 6, leden 1, 2 en 3, indien zij voor elke installatie een milieubeheersysteem hebben ontwikkeld en toegepast, en op voorwaarde dat:

a)

een geaccrediteerde certificeerder een conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd om, onder meer door middel van controles ter plaatse, te verifiëren of het milieubeheersysteem en de wijze waarop het wordt toegepast, voldoen aan de vereisten van bijlage I;

b)

de marktdeelnemer de bevoegde autoriteiten in kennis stelt van de beoordeling van de conformiteit van het in punt a) bedoelde milieubeheersysteem, met inbegrip van informatie over de marktdeelnemer, de installatie waarvoor de conformiteit is geverifieerd, de datum waarop de controles ter plaatse zijn uitgevoerd en de geldigheidsperiode van de conformiteitsbeoordeling, en

c)

de op regelmatige basis uitgevoerde conformiteitsbeoordelingen van het milieubeheersysteem ten minste om de drie jaar een evaluatie omvatten van de toepassing ervan overeenkomstig de vereisten in bijlage I.

Artikel 9

Accreditatie van certificeerders

De in artikel 2, punt 15), a), bedoelde erkenning van certificeerders omvat een evaluatie van de naleving van de volgende vereisten:

a)

de certificeerder is opgericht naar het recht van een lidstaat en heeft rechtspersoonlijkheid;

b)

de certificeerder is een derde partij die onafhankelijk is van de marktdeelnemer;

c)

de certificeerder, zijn hoger management en het personeel dat verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling, verrichten geen activiteiten die in strijd kunnen zijn met hun onafhankelijke oordeel of integriteit met betrekking tot de certificeringsactiviteiten;

d)

de certificeerder en zijn personeel gaan op niet-discriminerende wijze te werk en voeren hun activiteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid, en zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, ook van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun certificeringsactiviteiten kunnen beïnvloeden, in het bijzonder door personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten. Van de certificeerders, hun hoger management en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de certificering en daarmee verband houdende taken, wordt de onpartijdigheid gewaarborgd;

e)

de certificeerder beschikt over de deskundigheid, uitrusting en infrastructuur die nodig zijn om de conformiteitsbeoordeling waarvoor hij is geaccrediteerd uit te voeren;

f)

de certificeerder beschikt over voldoende gekwalificeerde en ervaren personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken;

g)

onverminderd de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van artikel 16, lid 3, punt b), is het personeel van een certificeerder gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken verkregen informatie;

h)

indien een certificeerder specifieke taken in verband met certificering uitbesteedt of een beroep doet op een dochteronderneming, neemt hij de volledige verantwoordelijkheid voor de door een onderaannemer of dochteronderneming uitgevoerde taken op zich en beoordeelt en monitort hij de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en de daardoor uitgevoerde werkzaamheden. Alleen de taken die onder de accreditatie van de certificeerder vallen, mogen door onderaannemers of dochterondernemingen worden uitgevoerd. Certificeerders zorgen ervoor dat de activiteiten van hun onderaannemers of dochterondernemingen geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van hun certificeringsactiviteiten.

Artikel 10

Informatieplicht

Onverminderd Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (20) en Verordening (EG) nr. 1907/2006 verstrekt elke fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur die synthetische polymeermicrodeeltjes in de vorm van kunststofgranulaat in de zin van vermelding 78, punt 7, van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 in de handel brengt, de in bijlage V bij deze verordening bedoelde informatie op het etiket, de verpakking, de bijsluiter of op het veiligheidsinformatieblad. De informatie moet duidelijk zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar zijn aangebracht. De uit tekst bestaande informatie wordt verstrekt in de officiële talen van de lidstaten waar het kunststofgranulaat in de handel worden gebracht, tenzij de betrokken lidstaten anders bepalen. De fabrikant, importeur, downstreamgebruiker of distributeur kan die informatie verstrekken bij het vervullen van de verplichtingen uit hoofde van vermelding 78, punt 7, van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

Artikel 11

Openbaarheid van informatie

1.   De bevoegde autoriteiten stellen, onder meer systematisch via het internet, op een gemakkelijk te vinden website, kosteloos, zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers, en met waarborging van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie, het volgende ter beschikking van het publiek:

a)

de informatie die zij overeenkomstig artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 hebben ontvangen;

b)

de risicobeheersplannen die zij overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, hebben ontvangen;

c)

de eigen verklaringen van conformiteit die zij overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, hebben ontvangen;

d)

de overeenkomstig artikel 6 afgegeven certificaten en kennisgevingen die zij overeenkomstig lid 6 van dat artikel hebben ontvangen;

e)

de inhoud van het besluit tot verlening van een vergunning, met inbegrip van een kopie van de vergunning en eventuele latere actualiseringen of een link naar andere bestaande openbaar toegankelijke registers of websites op lidstatenniveau die toegang bieden tot dergelijke vergunningen en de latere actualiseringen ervan, en

f)

de inhoud van de conformiteitbeoordeling van het milieubeheersysteem die zij overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt b), hebben ontvangen.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteiten de in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde risicobeheersplannen openbaar maken, maken zij de in bijlage I, lid 1, punt b), bedoelde informatie niet openbaar. De bevoegde autoriteiten kunnen delen van andere in lid 1, punten a) en b), van dit artikel bedoelde informatie weglaten indien de openbaarmaking daarvan afbreuk zou doen aan de veiligheid van de betrokken installaties, de veiligheid van de plaatselijke bevolking of een van de in artikel 4, lid 2, punten a) tot en met h), van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (21) genoemde belangen. De bevoegde autoriteiten kunnen van marktdeelnemers verlangen dat zij aangeven welke delen van de informatie volgens hen niet openbaar mogen worden gemaakt.

3.   De Commissie maakt de lijst van nationale websites zoals bedoeld in lid 1, indien de lidstaten de nodige informatie hebben verstrekt, bekend op haar website.

4.   De Commissie stelt op basis van de overeenkomstig artikel 4, lid 3, ontvangen informatie een lijst op van aangewezen gemachtigde vertegenwoordigers van vervoerders van buiten de EU en stelt die lijst ter beschikking van het publiek, onder meer systematisch via het internet, op een gemakkelijk te vinden website, kosteloos, zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers, en met waarborging van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie.

Artikel 12

Verplichtingen met betrekking tot het vervoer van kunststofgranulaat over zee in vrachtcontainers

1.   Verladers zorgen ervoor dat:

a)

kunststofgranulaat verpakt is in verpakkingen van goede kwaliteit die sterk genoeg zijn om schokken en belastingen op te vangen die tijdens het vervoer gewoonlijk ontstaan, en die zodanig zijn geconstrueerd en gesloten dat elk verlies van inhoud als gevolg van trillingen of versnellingskrachten onder normale vervoersomstandigheden wordt voorkomen;

b)

vervoersinformatie ter identificatie van de vrachtcontainers die kunststofgranulaat bevatten, aan de exploitant, agent en kapitein van het zeeschip wordt verstrekt als aanvulling op de op grond van voorschrift VI/2 van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas) vereiste ladinggegevens, voordat kunststofgranulaat aan boord wordt genomen, en

c)

de in punt b) van dit lid bedoelde ladinggegevens vergezeld gaan van een speciaal stuwverzoek op grond waarvan vrachtcontainers met kunststofgranulaat moeten worden gestuwd overeenkomstig lid 3.

2.   Exploitanten, kapiteins van zeeschepen en, in voorkomend geval, agenten zorgen ervoor dat zij in het bezit zijn van de lijst, het manifest of het passende ladingsplan overeenkomstig de van de verlader ontvangen ladinggegevens als bedoeld in lid 1, punt b).

3.   Exploitanten en kapiteins van zeeschepen zorgen ervoor dat vrachtcontainers met kunststofgranulaat, indien praktisch haalbaar, benedendeks worden gestuwd of, indien bovendeks, in een beschutte zone. In beide gevallen worden die containers zo beveiligd dat de gevaren voor het mariene milieu tot een minimum worden beperkt en de veiligheid van het zeeschip en de personen aan boord niet in het gedrang komt.

Artikel 13

Controle op naleving en rapportage

1.   De bevoegde autoriteiten gaan na of de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU, vervoerders van buiten de EU en gemachtigde vertegenwoordigers, verladers, en exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen de in deze verordening vastgelegde verplichtingen naleven, rekening houdend met, in voorkomend geval, de informatie die in de in artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde eigen verklaringen van conformiteit is verstrekt en is verzameld door certificeerders en bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 6, lid 6, en artikel 7, lid 1, en overeenkomstig de krachtens artikel 8 verleende vrijstellingen. De bevoegde autoriteiten voeren milieu-inspecties, ook zonder voorafgaande kennisgeving, en andere controlemaatregelen uit volgens een risicogebaseerde aanpak.

2.   Uiterlijk op 1 januari 2030, en vervolgens om de drie jaar, dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in met kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de uitvoering van deze verordening in de drie voorgaande kalenderjaren. De te verstrekken gegevens omvatten:

a)

het aantal marktdeelnemers, uitgesplitst naar bedrijfsomvang overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie en naar economische activiteit, hun installaties, en het aantal vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU en de vervoersmiddelen die deze vervoerders gebruiken voor het vervoer van kunststofgranulaat;

b)

het aantal risicobeheersplannen en eigen verklaringen waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 5, respectievelijk leden 1 en 2, het aantal certificaten waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 6, lid 6, en het aantal marktdeelnemers dat een EMAS-registratie heeft gekregen of dat een milieubeheersysteem heeft toegepast dat aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, voldoet;

c)

het aantal verleende vergunningen dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, en

d)

het aantal en de resultaten van de krachtens lid 1 van dit artikel uitgevoerde milieu-inspecties en andere controlemaatregelen, alsook het aantal overeenkomstig artikel 14, lid 1, gemelde incidenten en ongevallen en de maatregelen die zijn genomen in geval van niet-naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

3.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de vorm vast voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde verslagen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

4.   Uiterlijk drie maanden na de in lid 2 bedoelde verslagleggingsdatum maakt de Commissie een Uniebreed overzicht van de toepassing van deze verordening openbaar, op basis van de overeenkomstig dat lid ingediende gegevens.

Artikel 14

Incidenten en ongevallen

1.   Onverminderd Richtlijn 2004/35/EG doen marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU bij een ongeval of incident dat leidt tot een verlies met gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu, het volgende:

a)

in voorkomend geval onmiddellijk de noodhulpdiensten in kennis stellen;

b)

onmiddellijk alle mogelijke maatregelen nemen om de gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu zoveel mogelijk te beperken;

c)

onverwijld en uiterlijk dertig dagen na het ongeval of incident dat leidt tot een verlies met gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu, de volgende informatie meedelen aan de bevoegde autoriteiten op het grondgebied waarvan het ongeval of incident zich heeft voorgedaan:

i)

de geschatte verloren hoeveelheden;

ii)

de oorzaken van het verlies, en

iii)

de krachtens punt b) genomen maatregelen, en

d)

maatregelen nemen om verdere incidenten of ongevallen te voorkomen.

2.   De bevoegde autoriteit van het grondgebied waarop het ongeval of incident heeft plaatsgevonden, eist indien nodig dat de marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU passende aanvullende maatregelen nemen om de gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu zoveel mogelijk te beperken en verdere incidenten of ongevallen te voorkomen, onder meer door specifieke opleidingen te organiseren.

3.   In geval van incidenten of ongevallen met gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu in een andere lidstaat, brengt de bevoegde autoriteit van het grondgebied waarop het ongeval of incident heeft plaatsgevonden de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 15

Niet-naleving

1.   In het geval van een overtreding van de voorschriften van deze verordening doen marktdeelnemers, vervoerders uit de EU, vervoerders van buiten de EU en gemachtigde vertegenwoordigers, naargelang het geval, onmiddellijk het volgende:

a)

de bevoegde autoriteit inlichten;

b)

de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat binnen een zo kort mogelijke termijn weer aan de voorwaarden wordt voldaan, en

c)

alle aanvullende maatregelen naleven die de bevoegde autoriteit noodzakelijk acht om de naleving te herstellen.

2.   Indien de overtreding van de voorschriften van deze verordening een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of onmiddellijke significante nadelige gevolgen voor het milieu dreigt te hebben, zal de bevoegde autoriteit of, indien die overtreding leidt tot een significant verlies van kunststofgranulaat, kan de bevoegde autoriteit de exploitatie van de installatie of een deel daarvan opschorten, en wegvoertuigen, spoorvoertuigen of binnenwatervaartuigen immobiliseren of de voortbeweging daarvan voorkomen tot weer aan de voorwaarden overeenkomstig lid 1, punten b) en c) wordt voldaan.

Artikel 16

Aanwijzing en bevoegdheden van bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen een of meer voor de uitvoering en handhaving van deze verordening bevoegde autoriteiten aan. De lidstaten stellen de Commissie na 16 december 2025 onverwijld in kennis van de namen, adressen en contactgegevens van de bevoegde autoriteiten, en stellen haar ook in kennis van elke latere wijziging van die informatie.

2.   De lidstaten verlenen hun bevoegde autoriteiten de nodige inspectie- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze verordening te waarborgen.

3.   De in lid 2 bedoelde bevoegdheden van bevoegde autoriteiten omvatten ten minste het volgende:

a)

de bevoegdheid om alle relevante documenten, gegevens of informatie met betrekking tot een overtreding van deze verordening in te zien, in elke vorm en in elk formaat en ongeacht het opslagmedium en de opslagplaats, alsook de bevoegdheid om kopieën van die documenten, gegevens of informatie te maken of te verkrijgen;

b)

de bevoegdheid om van elke natuurlijke of rechtspersoon te eisen dat deze alle relevante informatie, gegevens of documenten verstrekt, ongeacht de vorm, het formaat, het opslagmedium en de opslagplaats daarvan, om vast te stellen of er sprake was of is van een overtreding van deze verordening en om de details van een dergelijke overtreding vast te stellen;

c)

de bevoegdheid om op eigen initiatief inspecties in te stellen om inbreuken op deze verordening te doen beëindigen of verbieden, en

d)

de bevoegdheid om toegang te krijgen tot installaties.

4.   De bevoegde autoriteiten mogen alle informatie, documenten, bevindingen, verklaringen en inlichtingen gebruiken als bewijsmateriaal voor hun milieu-inspecties en andere controlemaatregelen, ongeacht het formaat waarin of medium waarop zij zijn opgeslagen.

5.   Indien er op hun grondgebied meer dan één bevoegde autoriteit is, zorgen de lidstaten ervoor dat er geschikte communicatie- en coördinatiemechanismen worden opgezet.

Artikel 17

Informatie en bijstand met betrekking tot de naleving

1.   De Commissie ontwikkelt uiterlijk op 17 december 2026 bewustmakings- en opleidingsmateriaal over de gepaste uitvoering van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen, en stelt dit materiaal ter beschikking van het publiek, onder meer systematisch via het internet, op een gemakkelijk te vinden website, kosteloos, zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers, in overleg met vertegenwoordigers van marktdeelnemers, vervoerders en certificeerders, met inbegrip van micro-, kleine of middelgrote ondernemingen, en relevante niet-gouvernementele milieuorganisaties en in samenwerking met de bevoegde autoriteiten. In voorkomend geval raadpleegt de Commissie ook vertegenwoordigers van gemachtigde vertegenwoordigers, verladers, exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat marktdeelnemers, vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU, gemachtigde vertegenwoordigers, verladers, exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen toegang krijgen tot informatie met betrekking tot de naleving van deze verordening en dat zij, met name micro- en kleine ondernemingen, op dat gebied bijstand krijgen.

Zonder afbreuk te doen aan de toepasselijke regels inzake staatssteun kan de in de eerste alinea bedoelde bijstand met name de vorm aannemen van:

a)

financiële steun, onder meer voor de certificering van kleine ondernemingen;

b)

toegang tot financiering;

c)

gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel, en

d)

organisatorische en technische bijstand.

3.   De lidstaten bevorderen de ontwikkeling van opleidingsprogramma’s voor de kwalificatie van het personeel van certificeerders.

Artikel 18

Normen

1.   Met het oog op de naleving van de in artikel 5, lid 6, punt b), bedoelde verplichting wordt een methode voor de schatting van de verloren hoeveelheden ontwikkeld in de vorm van geharmoniseerde normen overeenkomstig de in Verordening (EU) nr. 1025/2012 vastgelegde procedures.

2.   De Commissie dient het verzoek om ontwikkeling van geharmoniseerde normen uiterlijk op 17 december 2026 in bij een of meer Europese normalisatieorganisaties.

3.   Indien geen enkele Europese normalisatieorganisatie ingaat op het verzoek om een geharmoniseerde norm op te stellen of indien de Commissie van mening is dat de voorgestelde norm niet voldoet aan de vereisten die hij beoogt te dekken, stelt de Commissie de in lid 1 van dit artikel bedoelde methode vast door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 24, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 19

Behandeling van klachten en toegang tot de rechter

1.   Natuurlijke personen of rechtspersonen die krachtens nationaal recht voldoende belang hebben of van mening zijn dat hun rechten zijn geschonden, hebben het recht bij de bevoegde autoriteiten een gegronde klacht in te dienen wanneer zij op grond van objectieve omstandigheden van oordeel zijn dat een marktdeelnemer, vervoerder uit de EU, vervoerder van buiten de EU, of een verlader, of een exploitant, agent of kapitein van een zeeschip deze verordening niet naleeft.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt geacht dat niet-gouvernementele entiteiten of organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu of die zich inzetten voor de bescherming van de consument en die aan de vereisten van het nationale recht voldoen, voldoende belang hebben.

2.   De bevoegde autoriteiten beoordelen de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegronde klachten en nemen zo nodig maatregelen om dergelijke klachten te verifiëren, waaronder inspecties van en hoorzittingen met de persoon of organisatie. Wanneer de klacht gegrond wordt geacht, nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 3, artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2.

3.   De bevoegde autoriteiten stellen de in lid 1 bedoelde personen die de klacht hebben ingediend zo spoedig mogelijk in kennis van hun besluit inzake het inwilligen of weigeren van het in de klacht vervatte verzoek om maatregelen, en motiveren dat besluit.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon als bedoeld in lid 1 toegang heeft tot de rechter of een andere onafhankelijke en onpartijdige overheidsinstantie die bevoegd is om de formele en materiële rechtmatigheid van besluiten, het handelen of het verzuim te handelen van de bevoegde autoriteit uit hoofde van deze verordening te toetsen, onverminderd de nationale wettelijke bepalingen volgens welke de administratieve toetsingsprocedures moeten zijn uitgeput alvorens een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid. Die toetsingsprocedures moeten eerlijk, billijk en tijdig zijn, mogen niet buitensporig kostbaar zijn, en moeten voorzien in passende en doeltreffende rechtsmiddelen, waaronder, indien nodig, stakingsbevelen.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek praktische informatie wordt verstrekt over de toegang tot de in dit artikel bedoelde administratieve en gerechtelijke toetsingsprocedures.

Artikel 20

Sancties

1.   Onverminderd de uit Richtlijn (EU) 2024/1203 van het Europees Parlement en de Raad (22) voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten, stellen de lidstaten de voorschriften vast inzake de sancties die van toepassing zijn bij overtredingen van deze verordening en nemen zij alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat ze worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De in lid 1 bedoelde sancties omvatten bestuursrechtelijke financiële sancties die degenen die de overtreding hebben begaan, daadwerkelijk de economische voordelen ontnemen die uit hun overtredingen voortvloeien.

3.   Voor de ernstigste inbreuken die door een rechtspersoon worden begaan, bedraagt het maximumniveau van de in lid 2 bedoelde bestuursrechtelijke financiële sancties ten minste 3 % van de jaaromzet in de Unie van die rechtspersoon in het boekjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de bestuursrechtelijke financiële sanctie wordt opgelegd.

4.   De lidstaten kunnen ook, of bij wijze van alternatief, strafrechtelijke sancties opleggen, mits deze even doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn als de in dit artikel bedoelde bestuursrechtelijke financiële sancties.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat bij de op grond van dit artikel vastgelegde sancties, waar van toepassing, naar behoren rekening wordt gehouden met het volgende:

a)

de aard, de ernst en de omvang van de overtreding;

b)

de bevolking die of het milieu dat door de overtreding wordt getroffen, rekening houdend met de gevolgen van de overtreding voor de doelstelling om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tot stand te brengen;

c)

het herhaaldelijke of eenmalige karakter van de overtreding.

6.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de in lid 1 bedoelde voorschriften en maatregelen en delen haar alle latere wijzigingen daarvan mee.

Artikel 21

Schadeloosstelling

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat, indien schade aan de menselijke gezondheid is toegebracht als gevolg van een overtreding van deze verordening, de getroffen personen het recht hebben om vergoeding van die schade te kunnen vorderen en verkrijgen van de natuurlijke personen of rechtspersonen die voor de overtreding verantwoordelijk zijn.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale voorschriften en procedures met betrekking tot vorderingen tot schadevergoeding zodanig worden opgesteld en toegepast dat zij de uitoefening van het recht op vergoeding van schade veroorzaakt door een overtreding overeenkomstig lid 1 niet onmogelijk of buitensporig moeilijk maken.

3.   De lidstaten kunnen verjaringstermijnen vaststellen voor het instellen van vorderingen tot schadevergoeding als bedoeld in lid 1. Deze termijnen beginnen pas te lopen wanneer de overtreding is beëindigd en de persoon die gerechtigd is de schadevergoeding te vorderen, weet of redelijkerwijs geacht kan worden te weten dat hij of zij schade heeft geleden door een overtreding overeenkomstig lid 1.

Artikel 22

Wijzigingen in de bijlagen

1.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van:

a)

de in de leden 2, 3, 4 en 5 van bijlage I vastgestelde technische vereisten;

b)

de punten 1, 2 en 3 van bijlage III om vereisten voor apparatuur of procedures toe te voegen of te schrappen of om de technische kenmerken van de bestaande apparatuur en procedures te specificeren, en

c)

de inhoud van de formulieren in de bijlagen II en IV.

2.   De Commissie stelt de in lid 1 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen vast op basis van:

a)

de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van de artikelen 3, 5, 6, 7, 8, 13 en 14;

b)

de door de marktdeelnemers beschikbaar gestelde informatie over de jaarlijks geschatte hoeveelheid verloren kunststofgranulaat, zoals gerapporteerd overeenkomstig bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006;

c)

de toepasselijke internationale normen;

d)

de specifieke kenmerken van de sectoren;

e)

de specifieke behoeften van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, of

f)

de technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen.

Artikel 23

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 22, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 2 januari 2028. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   De in artikel 22, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 22, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 24

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 25

Evaluatie en toetsing

1.   Uiterlijk op 17 december 2033 verricht de Commissie een evaluatie van de uitvoering van deze verordening in het licht van de doelstellingen ervan. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de belangrijkste bevindingen van de evaluatie. In het verslag komen ten minste de volgende punten aan bod:

a)

de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van deze verordening;

b)

de overeenkomstig artikel 13, lid 2, door de lidstaten verstrekte informatie;

c)

de door de marktdeelnemers beschikbaar gestelde informatie over de jaarlijks geschatte hoeveelheid verloren kunststofgranulaat, zoals gerapporteerd overeenkomstig bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006;

d)

de bijdrage van deze verordening aan de algemene doelstelling om de verontreiniging door microplastics uiterlijk in 2030 met 30 % te verminderen;

e)

een beoordeling van eventueel te nemen verdere maatregelen met betrekking tot aanvullende bronnen van onbedoeld vrijkomen van microplastics met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om de verontreiniging door microplastics te verminderen;

f)

de meest recente gegevens en wetenschappelijke bevindingen;

g)

een beoordeling van de meest recente gegevens en wetenschappelijke bevindingen over de chemische traceerbaarheid van kunststofgranulaat en van de relevantie van de invoering van één chemische signatuur;

h)

de wisselwerking tussen deze verordening en internationale initiatieven die het verlies van kunststofgranulaat aanpakken, met name met betrekking tot zeevervoer;

i)

een beoordeling van de gevolgen, voor de uitvoering van deze verordening, van de ontheffing van marktdeelnemers die kunststofgranulaat in hoeveelheden onder bepaalde drempelwaarden hanteren van bepaalde verplichtingen uit hoofde van deze verordening, en van de relevantie van de vaststelling van een drempelwaarde voor vervoerders;

j)

een beoordeling van het effect van de krachtens artikel 7 verleende vrijstellingen op de verwezenlijking van de doelstelling van het voorkomen van het morsen en verlies;

k)

een beoordeling van de naleving door vervoerders, met name vervoerders van buiten de EU, van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening;

l)

een beoordeling van de relatieve doeltreffendheid van de in artikel 10 bedoelde verschillende wijzen van informatieverstrekking.

2.   Waar passend gaat dat verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel aan het Europees Parlement en de Raad.

3.   Indien de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) maatregelen vaststelt voor het veilige vervoer van kunststofgranulaat per schip en de preventie van mariene verontreiniging die wordt veroorzaakt door per schip vervoerd kunststofgranulaat, beoordeelt de Commissie die maatregelen en gaat zij na of op deze maatregelen moet worden afgestemd, waarna zij zo nodig een wetgevingsvoorstel vaststelt.

Artikel 26

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 17 december 2027. Artikel 3, lid 1, artikel 5, lid 6, tweede alinea, artikel 16, artikel 17, lid 1, en artikel 18, leden 2 en 3, zijn evenwel van toepassing met ingang van 16 december 2025.

In afwijking van de tweede alinea van dit artikel zijn artikel 1, lid 2, punt d), artikel 12, artikel 13, lid 1, artikel 17, leden 2 en 3, en artikel 19 van toepassing voor zover het verladers en exploitanten, agenten en kapiteins van zeeschepen betreft, met ingang van 17 december 2028.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 november 2025.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. BJERRE


(1)   PB C, C/2024/2487, 23.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2487/oj.

(2)   PB C, C/2024/3675, 26.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3675/oj.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 22 september 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 23 oktober 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1907/oj).

(5)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/98/oj).

(6)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies en emissies uit de veehouderij (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2010/75/oj).

(7)  Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1996/61/oj).

(8)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/56/oj).

(9)  Verordening (EU) 2023/2055 van de Commissie van 25 september 2023 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat betreft synthetische polymeermicrodeeltjes (PB L 238 van 27.9.2023, blz. 67, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2055/oj).

(10)  Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/59/oj).

(11)  Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en Besluiten 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1221/oj).

(12)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/1025/oj).

(13)   PB L 124 van 17.5.2005, blz. 4, ELI: http://data.europa.eu/eli/convention/2005/370/oj.

(14)  Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/99/oj).

(15)  Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2004/35/oj).

(16)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2016/512/oj.

(17)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/182/oj).

(18)  Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36, ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2003/361/oj).

(19)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/765/oj).

(20)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1272/oj).

(21)  Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/4/oj).

(22)  Richtlijn (EU) 2024/1203 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van de Richtlijnen 2008/99/EG en 2009/123/EG (PB L, 2024/1203, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1203/oj).


BIJLAGE I

RISICOBEHEERSPLAN VOOR INSTALLATIES

1.   

Het in artikel 5, lid 1, bedoelde risicobeheersplan bevat de volgende elementen:

a)

het terreinplan;

b)

het aantal ton gehanteerd kunststofgranulaat per jaar;

c)

de locaties binnen de perimeters van de installatie waar morsen kan plaatsvinden, met vermelding van locaties met een hoog en een laag risico;

d)

de locaties binnen de perimeters van de installatie van waaruit verliezen kunnen ontstaan en de locaties in de onmiddellijk omliggende gebieden die door verliezen kunnen worden getroffen, met in beide gevallen vermelding van locaties met een hoog en een laag risico;

e)

de hanteringsactiviteiten tijdens dewelke het morsen en verlies van granulaat kunnen plaatsvinden, met vermelding van activiteiten met een hoog en een laag risico;

f)

de jaarlijkse schatting van de gemorste hoeveelheden op de aangeduide locaties en van de verliezen op die locaties;

g)

de lijst van activiteiten tijdens dewelke het morsen en verlies van granulaat kunnen plaatsvinden en waarover binnen de installatie mogelijk controlebevoegdheden bestaan, met inbegrip van activiteiten waarbij leveranciers, (onder-)aannemers, en elders gelegen opslagfaciliteiten betrokken zijn;

h)

de omschrijving van één specifieke rol van een personeelslid dat verantwoordelijk is voor de registratie, het onderzoek en de follow-up van morsen en verlies, met inbegrip van de in artikel 5, lid 6, en artikel 14, lid 1, bedoelde rapportage aan de bevoegde autoriteiten;

i)

een beschrijving van de voorziene verpakking(en) en apparatuur om morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en op te ruimen, en

j)

een beschrijving van de ingestelde procedures om het morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en op te ruimen.

2.   

Met betrekking tot lid 1, punt i), moeten de voorziene verpakkingen en apparatuur om het morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en op te ruimen adequaat zijn voor en in verhouding staan tot de aard en de omvang van de installatie en het volgende omvatten:

a)

voor preventie: voor installaties waar verpakking plaatsvindt, verpakkingen die sterk genoeg zijn om schokken, belastingen en weeromstandigheden op te vangen die tijdens het vervoer gewoonlijk ontstaan; de sterkte van het gebruikte verpakkingsmateriaal en de samenstelling van de verpakking moeten zijn afgestemd op de capaciteit van de verpakking en het beoogde gebruik ervan; de verpakking is stofdicht of voorzien van geschikte bekleding, en moet degelijk vervaardigd en gesloten zijn om elk verlies van inhoud als mogelijk gevolg van trillingen of versnellingskrachten te voorkomen;

b)

voor insluiting: op locaties met een hoog risico op morsen, opvangvoorzieningen (bijvoorbeeld overloopbakken en ondergrondse retentietanks met stalen roosters) om het insluiten en opruimen van op de vloer gemorst kunststofgranulaat te vergemakkelijken, en afvoerroosters die granulaat tegenhouden of geschikte alternatieven om ondergrondse afvoersystemen te beschermen;

c)

voor opruiming: op locaties waar het morsen of verlies mogelijk is, stofzuigers met voldoende capaciteit voor zowel binnen- als buitengebruik, voldoende schoonmaakmateriaal (bv. bezems, stoffers en blikken, emmers, reparatietape) en vuilnisbakken voor het verzamelde kunststofgranulaat en lege zakken.

3.   

Met betrekking tot lid 1, punt j), moeten de ingestelde procedures om het morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en op te ruimen adequaat zijn voor en in verhouding staan tot de aard en de omvang van de installatie en het volgende omvatten:

a)

het informeren van derden die toegang hebben tot de installatie om kunststofgranulaat te laden, te lossen of anderszins te hanteren over de toepasselijke procedures om het morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en op te ruimen;

b)

het op zodanige wijze hanteren van de verpakking van kunststofgranulaat dat het wordt voorkomen dat verpakkingen worden doorboord; het zorgen, op locaties met een hoog risico op het morsen, voor regelmatige inspecties, reiniging en onderhoud van opvangvoorzieningen en opslagfaciliteiten, alsook van verpakkingen en containers; indien de verpakkingen en containers lekken of doordringbaar zijn, het ervoor zorgen dat zij niet verder worden gebruikt;

c)

het insluiten en zo snel mogelijk opruimen van gemorst kunststofgranulaat — uiterlijk bij het beëindigen van de activiteit;

d)

het ervoor zorgen dat de buitenzijde van het wegvoertuig, de spoorwagon of het binnenschip bij het verlaten van de installatie vrij is van kunststofgranulaat, en dat laad-en-loskleppen van wegvoertuigen en spoorwagons gesloten zijn wanneer zij de laad- of losplaats verlaten.

4.   

Naast lid 2 en op basis van de aard en de omvang van de installatie en de schaal van haar activiteiten, overwegen de marktdeelnemers in het risicobeheersplan de omschrijving op te nemen van ten minste de volgende apparatuur:

a)

voor preventie: voor installaties waar verpakking plaatsvindt: verpakkingen die bestand zijn tegen degradatie in aquatische milieus; vacuümafdichtingen op slangen en leidingen; beschermelementen voor vorkheftrucks, hydraulische apparatuur of andere laad-en-losapparatuur om het doorboren van verpakkingen te voorkomen; apparatuur om veilige verbindingspunten te maken met secundaire barrières; laadsystemen die zo zijn ontworpen dat overbrengingsleidingen na het laden en lossen volledig kunnen worden geleegd; verzegelde containers of externe silo’s om granulaat op te slaan; bescherming om overvullen van silo’s te voorkomen; geautomatiseerde transportsystemen voor granulaat; stofafscheiders voor kunststofgranulaat, voorzien van geschikte stoffilters of opvangvoorzieningen; voor het reinigen van kunststofgranulaatcontainers of -silo’s, het gebruik van filters of opvangvoorzieningen voor spoelwater en luchtzuivering;

b)

voor insluiting: secundaire opvangvoorzieningen die zijn geplaatst tussen gebieden waar kunststofgranulaat wordt gehanteerd en de perimeter van de installatie, rond de installatie en op verbindingspunten waar kunststofgranulaat wordt overgebracht; afvoerroosters op alle vloerafvoeren binnen gebouwen en afvoeren op buitenoppervlakken (bijvoorbeeld in betonnen plinten, asfaltwegen en verharde voetpaden) met, in voorkomend geval, een maaswijdte die kleiner is dan de kleinste deeltjes kunststofgranulaat die op de locatie worden gehanteerd; stormwaterafvoer- of filtratiesystemen om redelijkerwijs te verwachten overstromingen of stormen te beheersen; een afvalwaterverwerkingssysteem; gesloten containers voor gemorst kunststofgranulaat en voor lege verpakkingen; zones waar beschadigde verpakkingen kunnen worden gerepareerd of verwerkt; een vloer of ondergrond op laad- en losplaatsen die het reinigen van gemorst kunststofgranulaat niet belemmert;

c)

voor opruiming: industriële stofzuigers; speciale containers die afgedekt, geëtiketteerd en beveiligd zijn om opgeruimd kunststofgranulaat te bewaren en verder morsen en verlies te voorkomen, ook voor kunststofgranulaat dat wordt aangetroffen op locaties in de onmiddellijke omliggende gebieden van de installatie; verstevigde opvangzakken.

5.   

Naast lid 3 en op basis van de aard en de omvang van de installatie en de schaal van haar activiteiten, overwegen de marktdeelnemers onder andere in het risicobeheersplan de omschrijving op te nemen van ten minste de volgende procedures:

a)

voor preventie: beperkingen op de hoeveelheden kunststofgranulaat die in bepaalde verpakkingen worden vervoerd; gebruik van overloopbakken onder overslagpunten en tijdens het laden en lossen; duidelijke protocollen voor het openen, laden, sluiten en verzegelen van containers aan het begin en einde van het laden; fysiek testen en monitoren van de doeltreffendheid van preventieprocedures; ontvangst- en vertrekprocedures voor vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU; procedures en maatregelen ter voorkoming van stofvorming door kunststofgranulaat;

b)

voor insluiting: regelmatige inspectie, reiniging en onderhoud van afvoerroosters, stormwaterafvoer- of filtratiesystemen; regelmatige inspectie en reiniging van voertuigen die een locatie verlaten of binnenkomen, van de uitgaande watervoorzieningen, en van de omheiningen rond de perimeter van de faciliteit die zich in openbaar gebied bevinden, indien van toepassing; onmiddellijke vervanging of reparatie van lekkende verpakkingen of containers; onderhoud van het afvalwaterverwerkingssysteem;

c)

voor opruiming: na opruiming van het gemorste kunststofgranulaat, wordt het indien mogelijk hergebruikt als grondstof om verspilling tegen te gaan; als gemorst kunststofgranulaat niet kan worden hergebruikt als grondstof, wordt het opgehaald en afgevoerd overeenkomstig de afvalwetgeving.

6.   

Middelgrote of grote ondernemingen die installaties exploiteren waar in het vorige kalenderjaar kunststofgranulaat in hoeveelheden gelijk aan of boven een drempelwaarde van 1 500 ton is gehanteerd, moeten in hun risicobeheersplan ook het volgende opnemen:

a)

elementen die ten minste eenmaal per jaar tijdens formele managementvergaderingen moeten worden geëvalueerd, inclusief de geschatte hoeveelheid en oorzaken van eventuele verliezen; de ingevoerde preventie-, inperkings- en opruimapparatuur en -procedures en hun doeltreffendheid;

b)

een bewustmakings- en opleidingsprogramma, gebaseerd op de specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de medewerkers, over preventie, insluiting en opruiming, de installatie, het gebruik en het onderhoud van apparatuur, de uitvoering van procedures en de controle en rapportering van het verlies van kunststofgranulaat;

c)

de procedures voor het informeren van bestuurders, leveranciers en onderaannemers over de relevante procedures om het morsen en verlies te voorkomen, in te sluiten en op te ruimen.


BIJLAGE II

FORMULIER VOOR EIGEN VERKLARING VAN CONFORMITEIT

(naam en adres van de marktdeelnemer)

verklaart onder eigen verantwoordelijkheid dat de hantering van kunststofgranulaat in de installatie die zich in ……………………………………………………………………………… bevindt (adres) met registratienummer (indien beschikbaar) ……………………………………… voldoet aan alle vereisten van Verordening (EU) 2025/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 12 november 2025 inzake de voorkoming van het verlies van kunststofgranulaat om verontreiniging door microplastics te verminderen.

Door deze verklaring te ondertekenen, verklaar ik dat de maatregelen in de bijgevoegde risicobeoordeling, uitgevoerd op ……………………………………… (datum), zijn uitgevoerd.

Gedaan te ……………………………………… op …/…/20….

Handtekening


BIJLAGE III

MAATREGELEN VOOR VERVOERDERS UIT DE EU EN VERVOERDERS VAN BUITEN DE EU

Maatregelen die door vervoerders uit de EU en vervoerders van buiten de EU moeten worden genomen en apparatuur die door hen moet worden voorzien:

1)

voor preventie: controle tijdens en na het lossen om na te gaan of het kunststofgranulaat goed is verwijderd van de buitenkant van de vervoersmiddelen en de vrachtcontainers voordat deze de installatie verlaten, en of de laad- en loskleppen van de vervoersmiddelen zijn gesloten bij het verlaten van de installatie; duidelijke communicatie over de vereisten inzake veilige opslag; visuele controle van de integriteit van de verpakking van kunststofgranulaat vóór de rit; ervoor zorgen dat beschermelementen op bijvoorbeeld vorkheftrucks/hydraulische apparatuur worden gebruikt om te voorkomen dat verpakkingen worden doorboord; preventie van lekkage tijdens het vervoer, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de vervoersmiddelen technisch geschikt zijn en dat de vrachtcontainers zo nodig worden aangevuld met passende verzegeling; het regelmatig reinigen van de laadcompartimenten, de vrachtcontainers en de opleggers om het verlies van gemorst kunststofgranulaat tot een minimum te beperken; visuele controle van de openingen en de integriteit van de laadcompartimenten, de vrachtcontainers en de opleggers om het verlies van kunststofgranulaat vóór en, voor zover mogelijk, tijdens de rit, onder meer in multimodale terminals, spoorterminals, binnenhavens en zeehavens in te sluiten en tot een minimum te beperken.

2)

voor insluiting en opruiming: waar mogelijk, tijdens het vervoer beschadigde verpakkingen herstellen en het overblijvende kunststofgranulaat in de laadruimte insluiten; het gemorste kunststofgranulaat in gesloten containers of zakken verzamelen voor een correcte verwijdering; wanneer kunststofgranulaat in bulktanks wordt vervoerd, het onderste mangat of de onderste kegel onderaan de silotank pas openen nadat de reinigingsruimte is bereikt; de containerbekleding alleen vervangen op een geschikte en niet-publieke locatie waar gemorst granulaat kan worden opgevangen; de passende autoriteiten van de lidstaat waar het verlies zich heeft voorgedaan, zoals internationale en nationale noodautoriteiten of milieuautoriteiten, op de hoogte brengen.

3)

voorzieningen aan boord: ten minste één draagbaar verlichtingsapparaat, handgereedschap (bv. bezems, stoffers en blikken, emmers, reparatietape enz.); afgesloten inzamelcontainers/versterkte inzamelzakken.


BIJLAGE IV

FORMULIER VAN HET CONFORMITEITSCERTIFICAAT

… (naam)

met registratienummer ………………………………………………………………………………

geaccrediteerd voor het toepassingsgebied ……………………………………………………………………………… (NACE-code)

verklaart, na de installatie van de marktdeelnemer ……………………………………… (naam) in ……………………………………… met registratienummer (indien beschikbaar) ……………………………………… te hebben gecontroleerd,

dat de installatie voldoet aan alle vereisten van bijlage I bij Verordening (EU) 2025/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 12 november 2025 inzake de voorkoming van het verlies van kunststofgranulaat om verontreiniging door microplastics te verminderen.

Met de ondertekening van deze verklaring verklaar ik dat:

de verificatie is uitgevoerd in overeenstemming met de vereisten van Verordening (EU) 2025/2365, met inbegrip van controles ter plaatse die zijn uitgevoerd op … (data),

uit het resultaat van de verificatie blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat niet aan de vereisten van Verordening (EU) 2025/2365 is voldaan.

Gedaan te ……………………………………… op …/…/20….

Handtekening en stempel of digitale handtekening


BIJLAGE V

KRACHTENS ARTIKEL 10 TE VERSTREKKEN INFORMATIE

Image 1

Schadelijk voor het milieu — voorkom verlies


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/2365/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


nach oben