EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Niet-discriminatie (beginsel van)

Het doel van de wetgeving inzake niet-discriminatie is om alle individuele personen een gelijke en eerlijke kans te geven op toegang tot de mogelijkheden in de samenleving. Dit betekent dat personen of groepen van personen die zich in vergelijkbare situaties bevinden niet minder gunstig zouden moeten worden behandeld om de enkele reden van een bepaald kenmerk, zoals hun geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst of geloof, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verbiedt discriminatie op grond van nationaliteit. Bovendien stelt het de Raad van de Europese Unie in staat om passende maatregelen te nemen voor de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Bij dit onderwerp moet de Raad handelen met eenparigheid van stemmen en na instemming van het Europees Parlement. Op het specifieke terrein echter van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen is de gewone wetgevingsprocedure van toepassing. Deze vereist geen unanimiteit, maar slechts een gekwalificeerde meerderheid (artikel 157 VWEU).

Discriminatie op grond van nationaliteit is altijd al verboden geweest door de verdragen van de Europese Unie (EU), evenals discriminatie op grond van geslacht in het kader van werkgelegenheid. De andere discriminatiegronden werden voor het eerst in 1997 genoemd, toen het Verdrag van Amsterdam werd ondertekend.

In 2000 werden twee richtlijnen aangenomen:

  • de richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (Richtlijn 2000/78/EG), waarin discriminatie op grond van seksuele geaardheid, godsdienstige overtuiging, leeftijd en handicap op het gebied van arbeid en beroep wordt verboden;
  • de richtlijn voor rassengelijkheid (Richtlijn 2000/43/EG), waarin discriminatie op grond van ras of etnische afstamming wordt verboden, ook weer op het gebied van arbeid en beroep, maar ook op gebieden als opleiding, sociale bescherming inclusief sociale zekerheid en gezondheidszorg, sociale voordelen en toegang tot en aanbod van goederen en diensten, waaronder wonen.
  • Deze richtlijnen zijn van toepassing op onderdanen van derde landen en staatlozen, maar omvatten geen verschillen in behandeling op grond van hun rechtstoestand of nationaliteit.
  • EU-wetgeving beschermt personen op bovengenoemde terreinen, onderwijs uitgezonderd, ook tegen discriminatie op grond van hun geslacht.

In 2009 werd in het Verdrag van Lissabon een horizontale bepaling opgenomen die ten doel heeft om de bestrijding van discriminatie op alle beleidsdomeinen en in alle maatregelen van de EU te integreren (artikel 10 VWEU).

Alle personen kunnen hun recht op toegang tot de rechter uitoefenen in geval van directe of indirecte discriminatie, met name in gevallen waarin zij zich in vergelijkbare situaties bevinden, maar anders worden behandeld zonder dat daar een objectieve of legitieme rechtvaardiging voor is. Slachtoffers van discriminatie kunnen ook hulp vragen van nationale instanties voor gelijkheid. Dat zijn overheidsinstanties die in heel Europa zijn opgericht om gelijkheid te bevorderen en discriminatie te bestrijden.

ZIE OOK

Top