52007SC0192




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 13.2.2007

SEC(2007) 192 definitief

Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2006-2009

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Algemene achtergrond

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Bij de hervorming van het pact in 2005 werd het nut ervan bij het verankeren van begrotingsdiscipline erkend, maar werd tevens versterking van de doeltreffendheid en de economische onderbouwing, alsook waarborging van de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn beoogd.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[1], die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten bij de Raad en de Commissie stabiliteits- of convergentieprogramma's moeten indienen, alsook jaarlijkse actualiseringen daarvan (lidstaten die de gemeenschappelijke munt al hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's in en lidstaten die deze nog niet hebben aangenomen dienen (geactualiseerde) convergentieprogramma's in). Het eerste convergentieprogramma van Zweden is in december 1998 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 8 februari 1999 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door hogervermeld Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

Achtergrond voor de beoordeling van het geactualiseerde programma

De Commissie heeft het op 7 december 2006 ingediende meest recente geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden onderzocht en een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen (zie het kader voor de belangrijkste beoordelingspunten).

Om de achtergrond te schetsen waartegen de begrotingsstrategie in het geactualiseerde convergentieprogramma wordt beoordeeld, bevatten de volgende punten een overzicht van:

1. de economische en budgettaire resultaten over de afgelopen tien jaar;

2. de meest recente beoordeling van de positie van het land overeenkomstig het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact (samenvatting van het advies van de Raad over de vorige actualisering van het convergentieprogramma); en

3. de beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van november 2006.

Recente economische en budgettaire resultaten

De afgelopen tien jaar heeft Zweden algemeen genomen een sterke economische prestatie geleverd. De reële BBP-groei lag er immers hoger dan in het eurogebied. Deze groei werd gekenmerkt door een sterke ontwikkeling van de productiviteit en een groeibijdrage van de netto-uitvoer. Het overschot op de lopende rekening is voortdurend toegenomen. De werkloosheid is lager dan in het eurogebied en is verminderd, al wordt zij naar binnenlandse maatstaven nog steeds als hoog beschouwd. De arbeidsparticipatie is relatief hoog. De inflatie is laag als gevolg van een geloofwaardig monetair regime, dat op een inflatiedoelstelling berust. Net als elders is de reële en nominale rente gedaald. De openbare financiën, die worden gestuurd door middel van een op regels gebaseerd kader, zijn gezond: de gemiddelde begrotingsoverschotten stemmen ruwweg overeen met de nationale overschotdoelstelling van 2% over de gehele conjunctuurcyclus. De bruto schuldquote van de overheid is geleidelijk verlaagd en bevindt zich thans ver onder de drempel van 60%.

Beoordeling in het advies van de Raad over het vorige programma

Op 24 januari 2006 heeft de Raad advies uitgebracht over de vorige actualisering van het convergentieprogramma voor de periode 2005-2009. De Raad was van oordeel dat de begrotingssituatie deugdelijk was en dat de begrotingsstrategie een voorbeeld vormde van een begrotingsbeleid dat in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact werd gevoerd.

Zweden maakt gebruik van de (in het voorjaar van 2007 aflopende) overgangsperiode voor de toepassing van het Eurostat-besluit van 2 maart 2004 inzake de sectorale indeling van op kapitaaldekking berustende pensioenstelsels. De inachtneming van het Eurostat-besluit zal tot gevolg hebben dat het overschot elk jaar ongeveer 1% lager ligt en dat de schuldquote 0,5 procentpunt hoger uitkomt.

Beoordeling van de Commissie van het nationale hervormingsprogramma van november 2006

Het uitvoeringsverslag van het door de nieuwe regering herziene nationale hervormingsprogramma van Zweden in het kader van de vernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid is op 28 november 2006 ingediend. In het nationale hervormingsprogramma van Zweden worden als belangrijkste uitdagingen/prioriteiten aangemerkt: een verhoging van de arbeidsparticipatie en het aantal gewerkte uren, alsook de bevordering van een kenniseconomie met milieuvriendelijke productieprocessen.

Uit de beoordeling door de Commissie van dit programma (goedgekeurd als onderdeel van het jaarlijkse voortgangsverslag van december 2006[2]) blijkt dat Zweden zeer goede vorderingen maakt bij de tenuitvoerlegging van zijn nationale hervormingsprogramma. Het op stabiliteit gerichte macro-economische kader is afdoende en leidt tot goede resultaten. Zweden levert forse inspanningen ter versterking van de arbeidsprikkels. Extra maatregelen zijn noodzakelijk ter bevordering van de mededinging in de dienstensector.

Tegen de achtergrond van de geboekte vooruitgang werd Zweden aangemoedigd om zich ook op de volgende terreinen te concentreren: regelgeving ter intensivering van de mededinging, het effectbeoordelingssysteem, betere regelgeving, arbeidsaanbod en arbeidstijd, participatiegraad bij immigranten en jongeren, en re-integratie op de arbeidsmarkt van degenen die zich in een stelsel van arbeidsongeschiktheid bevinden.

Kader: Belangrijkste beoordelingspunten Overeenkomstig artikel 5, lid 1, (voor stabiliteitsprogramma´s) en artikel 9, lid 1, (voor convergentieprogramma´s) van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad wordt beoordeeld: of de economische hypothesen waarop het programma gebaseerd is, realistisch zijn; de middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van de lidstaat en of het aanpassingstraject richting de MTD passend is; of de met het oog op de naleving van dit aanpassingstraject genomen of voorgenomen maatregelen afdoende zijn om de MTD gedurende de cyclus te halen; bij de beoordeling van het aanpassingstraject richting de MTD: of in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd en in economisch slechte tijden juist een minder zware inspanning toelaatbaar is, en – voor de lidstaten van het eurogebied en het WKM II – of de lidstaat een jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met 0,5% van het BBP als benchmark nastreeft om zijn MTD te bereiken; bij de bepaling van het aanpassingstraject richting de MTD (voor de lidstaten die deze doelstelling nog niet hebben bereikt) en bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de MTD (voor lidstaten die de doelstelling wel hebben bereikt): de uitvoering van grote structurele hervormingen die op lange termijn rechtstreekse kostenbesparende effecten hebben (mede doordat zij de potentiële groei verhogen) en bijgevolg een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn hebben (met dien verstande dat een passende veiligheidsmarge voor de naleving van de referentiewaarde van 3% van het BBP gewaarborgd moet zijn en dat een terugkeer naar de MTD binnen de programmaperiode wordt verwacht), waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan pensioenhervormingen die gepaard gaan met de invoering van een meerpijlerstelsel dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat; of het economisch beleid van de betrokken lidstaat strookt met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de macro-economische hypothesen wordt gekeken naar de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie en wordt ook gebruikgemaakt van de algemeen aanvaarde methode voor de raming van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi. De consistentie met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wordt getoetst aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën, zoals opgenomen in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. Voorts worden beoordeeld: de ontwikkeling van de schuldquote en de vooruitzichten voor de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, waaraan volgens het verslag van de Raad van 20 maart 2005 over de verbetering van de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact "bij het toezicht op de begrotingssituatie voldoende aandacht" zou moeten worden geschonken. In een mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 wordt de aanpak voor de toetsing van de houdbaarheid op lange termijn uiteengezet[3]; de mate van integratie met het nationale hervormingsprogramma van de lidstaten in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. In zijn begeleidende nota van 7 juni 2005 aan de Europese Raad over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2005-2008 heeft de Raad (Ecofin) verklaard dat de nationale hervormingsprogramma´s moeten stroken met de stabiliteits- en convergentieprogramma´s; de inachtneming van de gedragscode[4], die voor de stabiliteits- en convergentieprogramma´s onder meer een gemeenschappelijke structuur en een reeks gegevenstabellen voorschrijft. |

- Aanbeveling voor een

ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2006-2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[5], en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

4. Op [27 februari 2007] heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2006-2009 behandeld.

5. In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal vertragen van 4,0% in 2006 tot gemiddeld 3,0% gedurende de rest van de programmaperiode, al zal hij dicht in de buurt van het potentiële groeicijfer blijven. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario van plausibele groeihypothesen uit te gaan. In 2006 kan de groei zelfs iets hoger zijn uitgevallen. De inflatieprognoses van het programma lijken eveneens realistisch.

6. Het overheidsoverschot voor 2006 wordt in de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie geraamd op 2,8% van het BBP, tegen een in het vorige geactualiseerde convergentieprogramma verwacht feitelijk overschot van 0,9% van het BBP. Het verschil vloeit grotendeels voort uit het basiseffect van het veel hoger dan verwachte overschot in 2005. Uit de beschikbare kasgegevens blijkt dat het overschot in 2006 als gevolg van zowel lagere primaire uitgaven als hogere belastingontvangsten wellicht hoger is uitgekomen dan door de diensten van de Commissie werd voorspeld.

7. In het geactualiseerde programma wordt bevestigd dat een begrotingsoverschot van gemiddeld 2% van het BBP over de gehele conjunctuurcyclus de belangrijkste budgettaire leidraad blijft, die wordt onderbouwd door meerjarenplafonds voor de uitgaven. In de begrotingswet van voorjaar 2007 zal de regering de huidige doelstelling voor het overheidsoverschot re-evalueren om rekening te houden met het Eurostat-besluit inzake de indeling van op kapitaaldekking berustende pensioenregelingen van de tweede pijler[6]. Na het verstrijken van de overgangsperiode voor de toepassing van dit besluit (voorjaar 2007) zal het overschot elk jaar ongeveer 1% van het BBP lager uitkomen en zal de bruto schuldquote met circa 0,5% van het BBP opwaarts worden herzien. In de in de actualisering uitgestippelde begrotingsstrategie wordt uitgegaan van een daling van het overschot in 2007 (van 3,0% van het BBP in 2006 tot 2,4%), waarna een geleidelijke verbetering wordt voorspeld (tot 3,1% in 2009); het primaire overschot vertoont een soortgelijke ontwikkeling. Zowel de uitgaven- als de ontvangstenquote geeft over de gehele programmaperiode een geleidelijk dalende trend te zien. De strategie heeft vooral betrekking op de latere jaren van de programmaperiode, waarbij forse belastingverlagingen in 2007 slechts gedeeltelijk worden gefinancierd. Het voorspelde verloop van het overschot (een aanvankelijke daling gevolgd door een geleidelijke verbetering) is vergelijkbaar met de ontwikkeling die in de vorige actualisering is aangegeven, met dat verschil dat het netto financieringsoverschot gedurende de gehele programmaperiode hoger ligt.

8. Verwacht wordt dat het structurele overschot (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde overschot ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen), berekend volgens de algemeen aanvaarde methode, gedurende de hele programmaperiode hoger blijft dan 2% van het BBP. Evenals in de vorige actualisering van het convergentieprogramma wordt in het nieuwe programma als middellangetermijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie de bovengenoemde doelstelling van een begrotingsoverschot van gemiddeld 2% van het BBP over de gehele conjunctuurcyclus (d.w.z. in structurele termen) gehanteerd, dat volgens het programma gedurende de gehele programmaperiode in stand zal worden gehouden. Aangezien de vastgestelde MTD veel ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De MTD is tevens veel ambitieuzer dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

9. De risico's voor de begrotingsprognoses van het programma lijken elkaar vanaf 2007 min of meer in evenwicht te houden. De macro-economische vooruitzichten en de voorspelde belastingontvangsten lijken aannemelijk, ondanks het feit dat de toekomstige opbrengst van de vermogenswinstbelasting met enige onzekerheid is omgeven. Wat de inachtneming van de streefcijfers voor de uitgaven betreft, kan Zweden bogen op een goede reputatie dankzij de bovengenoemde uitgavenplafonds.

10. In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend om de MTD gedurende de gehele programmaperiode vast te houden, zoals ook in het programma wordt aangenomen. Bovendien verschaft deze strategie over de hele programmaperiode een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om te voorkomen dat de tekortdrempel van 3% van het BBP bij normale macro-economische fluctuaties wordt overschreden. Niettemin bestaat er gevaar dat de budgettaire beleidskoers die uit het programma blijkt, procyclisch uitpakt in 2007, een jaar waarin wederom goede tijden worden verwacht. Dit zou niet stroken met het stabiliteits- en groeipact.

11. De bruto overheidsschuld zou in 2006 zijn gedaald tot 46,5% van het BBP, ruim onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP. Volgens het programma zal de schuldquote een neerwaartse tendens blijven vertonen en tijdens de programmaperiode met 13,5 procentpunt teruglopen.

12. In Zweden is het langetermijneffect van de vergrijzing op de begroting geringer dan gemiddeld in de EU het geval is. Verwacht wordt immers dat de pensioenuitgaven op lange termijn vrij stabiel zullen blijven als percentage van het BBP onder invloed van het aanzienlijke uitgavenverminderende effect van de hervorming van het pensioenstelsel. De budgettaire uitgangspositie draagt met een hoog primair overschot bij tot de reductie van de brutoschuld en de opbouw van vermogen. De geplande handhaving van deugdelijke, door aanhoudende overschotten gekenmerkte openbare financiën zou ertoe bijdragen de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën te beperken. Alles samen lijkt Zweden weinig risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft.

13. Het convergentieprogramma bevat een kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het uitvoeringsverslag van november 2006 van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn. Daarnaast verschaft het systematisch informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten of besparingen van de voornaamste hervormingen waarin het nationale hervormingsprogramma voorziet, en in de begrotingsprognoses ervan lijkt rekening te worden gehouden met de gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma geschetste maatregelen voor de openbare financiën. De in het convergentieprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën lijken aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. In beide programma's wordt met name aangekondigd dat maatregelen zullen worden genomen om het arbeidsaanbod te verhogen.

14. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen.

15. Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, vertoont het programma enige lacunes in de verplichte en facultatieve gegevens[7].

De algemene conclusie luidt dat er sprake is van een solide budgettaire middellangetermijnsituatie en dat de begrotingsstrategie een goed voorbeeld vormt van een begrotingsbeleid dat in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact wordt gevoerd. Belangrijk is evenwel dat ervoor wordt gezorgd dat van de verslechtering van de structurele begrotingssituatie in 2007, die verband houdt met de structurele hervormingen ter bevordering van een grotere arbeidsparticipatie, geen overloopeffect op de daaropvolgende jaren uitgaat.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses 1

2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |

Reëel BBP (Verandering in %) | CP dec 2006 | 2,7 | 4,0 | 3,3 | 3,1 | 2,7 |

COM nov 2006 | 2,7 | 4,0 | 3,3 | 3,1 | n.b. |

CP dec 2005 | 2,4 | 3,1 | 2,8 | 2,3 | n.b. |

HICP-inflatie2 (%) | CP dec 2006 | 1,3 | 1,9 | 2,2 | 1,5 | 1,9 |

COM nov 2006 | 0,8 | 1,5 | 1,6 | 1,8 | n.b. |

CP dec 2005 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 2,0 | n.b. |

Output gap (% van het potentiële BBP) | CP dec 20063 | -0,7 | 0,0 | 0,3 | 0,3 | 0,3 |

COM nov 20067 | -0,5 | 0,2 | 0,5 | 0,6 | n.b. |

CP dec 20053 | -0,4 | -0,1 | 0,1 | -0,1 | n.b. |

Overheidssaldo (% van het BBP) | CP dec 2006 | 3,0 | 3,0 | 2,4 | 2,7 | 3,1 |

COM nov 2006 | 3,0 | 2,8 | 2,4 | 2,5 | n.b. |

CP dec 2005 | 1,6 | 0,9 | 1,2 | 1,7 | n.b. |

Primair saldo (% van het BBP) | CP dec 2006 | 4,6 | 4,5 | 4,1 | 4,2 | 4,6 |

COM nov 2006 | 4,6 | 4,5 | 4,1 | 4,3 | n.b. |

CP dec 2005 | 3,2 | 2,5 | 3,0 | 3,6 | n.b. |

Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) | CP dec 20063 | 3,4 | 3,0 | 2,2 | 2,5 | 3,0 |

COM nov 2006 | 3,3 | 2,7 | 2,1 | 2,1 | n.b. |

CP dec 20053 | 1,8 | 0,9 | 1,1 | 1,7 | n.b. |

Structureel saldo4 (% of GDP) | CP dec 20065 | 3,0 | 3,0 | 2,2 | 2,5 | 3,0 |

COM nov 20066 | 2,9 | 2,7 | 2,1 | 2,1 | n.b. |

CP dec 2005 | 1,8 | 0,9 | 1,1 | 1,7 | n.b. |

Bruto overheidsschuld (% van het BBP) | CP dec 2006 | 50,3 | 46,5 | 41,5 | 37,4 | 33.0 |

COM nov 2006 | 50,4 | 46,7 | 42,6 | 38,7 | n.b. |

CP dec 2005 | 50,9 | 49,4 | 47,8 | 46,0 | n.b. |

Noten: 1 In de begrotingsprognoses is geen rekening gehouden met het effect van het Eurostat-besluit van 2 maart 2004 inzake de indeling van op kapitaaldekking berustende pensioenstelsels, dat uiterlijk ten tijde van de kennisgeving van het voorjaar 2007 ten uitvoer moet worden gelegd. Wordt dit effect wel meegerekend, dan zou het overheidssaldo volgens het geactualiseerde programma in 2005 2,0% van het BBP bedragen, in 2006 2,0%, in 2007 1,3%, in 2008 1,6% en in 2009 2,0%, terwijl de bruto overheidsschuld in 2005 50,9% van het BBP zou belopen, in 2006 47,0%, in 2007 42,0%, in 2008 37,9% en in 2009 33,5%. 2 De inflatiecijfers in het CP zijn ramingen voor december ten opzichte van december een jaar eerder, terwijl de cijfers van de Commissie jaargemiddelden zijn. Dit verklaart het verschil tussen de Commissiegegevens en de HICP-cijfers voor 2005 en 2006. In het programma wordt tevens aangenomen dat de HICP in 2008 en 2009 het verloop van de UNDIX (de nationale consumentenprijsindex, exclusief veranderingen in indirecte belastingen, subsidies en hypotheekrentelasten) zal volgen. Verwacht wordt evenwel dat de HICP in 2007 0,5 procentpunt hoger zal zijn dan de UNDIX-inflatie, waardoor de in het programma voorspelde daling van de HICP-inflatie in 2008 nog wordt geaccentueerd. 3 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie. 4 Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in de vorige rijen), ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. 5 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit het programma (0,4% van het BBP in 2005, met een tekortverminderend effect). 6 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit de najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie (0,4% van het BBP in 2005, met een tekortverminderend effect). 7 Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 2,6%, 3,2%, 3,1% en 3,0% in de periode 2005-2008. Bron: Convergentieprogramma (CP); economische najaarsprognoses 2006 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie. |

[1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op: http://europa.eu.in⽴潣浭支潣潮祭晟湩湡散愯潢瑵愯瑣癩瑩敩⽳杳⽰慭湩敟⹮瑨⹭ȍ䌉t/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

[2] Communication from the Commission to the Spring European Council, "Implementing the renewed lisbon strategy for growth and jobs - A year of delivery", COM(2006) 816 van 12.12.2006.

[3] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: "Houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn in de EU", COM(2006) 574 van 12.10.2006; directoraat-generaal Economische en financiële zaken van de Commissie (2006): "The long-term sustainability of public finances in the European Union", European Economy nr. 4/2006.

[4] "Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma's", door de Raad (Ecofin) op 11 oktober 2005 bekrachtigd.

[5] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

[6] Zie Eurostat News Releases nr. 30/2004 van 2 maart 2004 en nr. 117/2004 van 23 september 2004.

[7] Ontbrekende verplichte gegevens zijn onder meer: bepaalde deflatoren, de belastingdruk en de groei van relevante buitenlandse markten.