Voorstel voor een besluit van de Raad inzake een standpunt van de Gemeenschap betreffende Besluit [c]/2005 van het uit hoofde van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer ingestelde Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland tot wijziging van de bijlage bij de overeenkomst /* COM/2006/0221 def. */
NL Brussel, 19.5.2006 COM(2006) 221 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake een standpunt van de Gemeenschap betreffende Besluit [c]/2005 van het uit hoofde van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer ingestelde Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland tot wijziging van de bijlage bij de overeenkomst (door de Commissie ingediend) TOELICHTING Op 1 juni 2002 is de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer in werking getreden. Bij artikel 21 van deze Overeenkomst wordt een Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland ingesteld, dat belast wordt met het beheer en de correcte toepassing van de Overeenkomst. Nieuwe communautaire wetgeving die in de bijlage bij de overeenkomst moet worden opgenomen Artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst voorziet in de toepassing in Zwitserland van de in de bijlage bij de Overeenkomst vermelde communautaire wetgeving. Artikel 23, lid 4, van de Overeenkomst bepaalt dat het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland ofwel een besluit neemt tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst of, indien nodig, een wijziging van de Overeenkomst voorstelt, teneinde daarin, indien nodig op basis van wederkerigheid, de in de betrokken wetgeving aangebrachte wijzigingen te integreren. Sinds de ondertekening van de Overeenkomst in 1999 heeft de Gemeenschap een pakket nieuwe wetgeving op het gebied van luchtvaartveiligheid aangenomen. Tijdens de derde bijeenkomst van het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland, die op 3 december 2004 plaatsvond te Bern, is in beginsel overeengekomen dat Zwitserland het acquis met betrekking tot het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) in zijn wetgeving zou opnemen: Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, Verordeningen 1643/2003 en 1701/2003 tot wijziging van Verordening 1592/2002, en Verordening (EG) nr. 104/2004 inzake de kamer van beroep van EASA. Deze overeenkomst is het resultaat van twee jaar onderhandelen met de Zwitserse autoriteiten over de voorwaarden van Zwitserlands deelname aan EASA. In nauw overleg met de lidstaten - onder meer tijdens de voorbereidingen van de vergaderingen van het Comité Luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland van 2003 en 2004 – heeft de Commissie de oplossing verdedigd die wordt weerspiegeld door het bij dit voorstel gevoegde ontwerp-besluit van het Gemengd Comité. De belangrijkste aspecten van deze oplossing zijn: 1) Zwitserland draagt financieel bij overeenkomstig de ICAO-normen (en niet overeenkomstig de gunstiger EER-norm), 2) Zwitserland heeft geen stemrecht in de raad van bestuur, 3) Zwitserland past het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten toe, alsook de in 2004 in het kader van de onderhandelingen over de Zwitserse deelname aan het Europees Milieuagentschap opgestelde bepalingen inzake financiële controle toe, 4) Aangezien Zwitserland heeft aanvaard dat de communautaire instellingen met betrekking tot de veiligheidswetgeving directe bevoegdheid hebben op zijn grondgebied (de "één pijler"-benadering), mag Zwitserland (op basis van een unilaterale verklaring van de Raad (vergelijkbaar met de in 2002 goedgekeurde unilaterale verklaring inzake de Zwitserse deelname aan het Comité mededinging in de luchtvaart en het Comité markttoegang) als waarnemer deelnemen aan het Comité 1592/2002. Deze aspecten en enkele louter technische kwesties komen tot uiting in de bijlage bij het besluit van het Gemengd Comité; de Gemeenschap moet nu formeel een standpunt innemen over dit besluit. Er zij op gewezen dat, op de vergadering van het Gemengd Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland van 25 november 2005, is overeengekomen dat, naast de procedure voor de opname van het bovenvermelde pakket met betrekking tot EASA, ook de technische besluiten die op het gebied van luchtvaartveiligheid zijn opgesteld (Verordening 1702/2003 inzake certificering van de luchtwaardigheid, Verordening 2042/2003 inzake certificering van onderhoud, Verordening 381/2005 tot wijziging van Verordening 1702/2003, en Verordening 488/2005 inzake vergoedingen en heffingen) via een afzonderlijk besluit van het Gemengd Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland in de bijlage bij de Overeenkomst tussen de EG en Zwitserland inzake luchtvervoer zullen worden opgenomen. Het standpunt van de Gemeenschap over dit ontwerp-besluit van het Gemengd Comité moet door de Commissie worden vastgesteld. Standpunt van de Gemeenschap over Besluit c/2005 Artikel 3 van Besluit (2002/309/EG, Euratom) van de Raad en, wat betreft de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat bepaalt dat het standpunt wat de Gemeenschap inneemt ten aanzien van besluiten van het Comité Luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland waarbij uitsluitend de rechtsgeldigheid van de communautaire wetgeving tot Zwitserland wordt uitgebreid met eventuele technische aanpassingen, wordt vastgesteld door de Commissie [1]. Voor andere besluiten van het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland wordt het standpunt van de Gemeenschap met gekwalificeerde meerderheid vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie [2]. Aangezien de gevonden oplossing niet als een louter technische aanpassing kan worden beschouwd, moet het communautaire standpunt over dit besluit van het Paritair Comité voor de luchtvaart, dat gebaseerd is op dit voorstel van de Commissie, ter goedkeuring aan de Raad worden voorgelegd. Als dit gemeenschappelijk standpunt is goedgekeurd, zal het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland het besluit van het Paritair Comité goedkeuren volgens de in het reglement van orde vastgestelde schriftelijke procedure. De Raad wordt verzocht bijgevoegd besluit goed te keuren. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake een standpunt van de Gemeenschap betreffende Besluit [c]/2005 van het uit hoofde van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer ingestelde Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland tot wijziging van de bijlage bij de overeenkomst DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gezien het besluit van de Raad en, wat betreft de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (2002/309/EG, Euratom), met name artikel 3, Overwegende hetgeen volgt: (1) De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (hierna genoemd “de Overeenkomst”) is in werking getreden op 1 juni 2002. (2) Artikel 21 van de Overeenkomst voorziet in de oprichting van een Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland belast met het beheer en de correcte uitvoering van de Overeenkomst. (3) Sinds de ondertekening van de Overeenkomst is nieuwe communautaire wetgeving die van belang is voor de implementatie van de Overeenkomst aangenomen. (4) Volgens artikel 23, lid 4, van de Overeenkomst moet het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland een besluit nemen tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst. (5) Artikel 3, lid 3 van het besluit van de Raad en, wat betreft de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (2002/309/EG, Euratom) bepaalt dat het standpunt van de Gemeenschap inzake niet in lid 2 genoemde besluiten van het Comité Luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland (opname van nieuw acquis in de Zwitserse wetgeving, met enkel technische aanpassingen) moet worden goedgekeurd door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie. Aangezien de aanpassingen waarmee de nieuwe wetgeving in de Overeenkomst zal worden opgenomen meer zijn dan louter technische aanpassingen, moet de Raad het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot dit ontwerp-besluit van het Gemengd Comité vaststellen. BESLUIT: Artikel 1 Aan het standpunt van de Europese Gemeenschap in het bij artikel 21 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer opgerichte Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland met betrekking tot de wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst wordt de bijlage bij dit besluit ten grondslag gelegd. Artikel 2 De Verklaring over het bijwonen door Zwitserland van vergaderingen van comités en commissies, die is opgenomen in de op 21 juni 1999 ondertekende en op 4 april 2002 door de Raad goedgekeurde Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, is aangevuld door een Verklaring over de deelname van Zwitserland aan het bij Verordening 1592/2002 opgerichte comité. Deze Verklaring zal samen met het besluit van het Gemengd Comité als bijlage bij dit besluit worden gepubliceerd. Gedaan te Brussel, op Voor de Raad De Voorzitter Voorstel voor een VERKLARING VAN DE RAAD bij de goedkeuring van het standpunt van de Gemeenschap betreffende Besluit [c]/2005 van het uit hoofde van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer ingestelde Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland, tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst De Raad van de Europese Unie stemt ermee in dat het volgende moet worden toegevoegd aan de Verklaring over het bijwonen door Zwitserland van vergaderingen van comités en commissies, die is opgenomen in de op 21 juni 1999 ondertekende en op 4 april 2002 door de Raad goedgekeurde Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer: "- Het bij Verordening 1592/2002 opgerichte comité". BIJLAGE . BESLUIT VAN HET COMITÉ LUCHTVERVOER GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND Nr. [c]/2005 van […] 2006 tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer HET COMITÉ LUCHTVERVOER GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND, Gelet op de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, hierna genoemd "de Overeenkomst", met name op artikel 23, lid 4, BESLUIT: Artikel 1 De bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit. Artikel 2 Dit besluit en de bijlage erbij worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en de Officiële verzameling van bondswetgeving van Zwitserland. Het treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop het wordt aangenomen. Gedaan te Brussel, … Voor het Gemengd Comité Het Hoofd van de Delegatie van de Gemeenschap Het Hoofd van de Zwitserse Delegatie BIJLAGE bij het BESLUIT VAN HET COMITÉ LUCHTVERVOER GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND Nr. c/2005 . 1. Aan punt 4 (Luchtveiligheid) van de bijlage bij de Overeenkomst wordt het volgende toegevoegd: "Nr. 1592/2002 Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna "de verordening" genoemd) De bevoegdheden die overeenkomstig de verordening aan het Agentschap zijn toegekend, gelden ook in Zwitserland. De Commissie geniet ook in Zwitserland de beslissingsbevoegdheden die haar overeenkomstig de artikel 10, leden 2, 4, 6, artikel 16, lid 4, artikel 29, lid 3, onder i), artikel 32, lid 5, en artikel 53, lid 4, zijn verleend. Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het eerste streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de "lidstaten" in artikel 54 van de verordening of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland. Niets in de verordening mag worden geïnterpreteerd alsof de autoriteit om uit hoofde van internationale overeenkomsten namens Zwitserland op te treden met een ander doel dan het verlenen van bijstand bij de naleving van de uit dergelijke overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, aan EASA wordt overgedragen. Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen: a) Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: (i) In lid 1 wordt "of Zwitserland" ingevoegd na "de Gemeenschap". (ii) In lid 2, onder a), wordt "of Zwitserland" ingevoegd na "de Gemeenschap". (iii) Artikel 9, lid 2, onder b) en c), wordt geschrapt (iv) Een nieuw lid 3 wordt ingevoegd: "Telkens de Gemeenschap met een derde land onderhandelt met het oog op het sluiten van een overeenkomst waarbij een lidstaat of het Agentschap certificaten mag afgeven op basis van certificaten die door de luchtvaartautoriteiten van dat derde land zijn afgegeven, zal zij trachten te bewerkstelligen dat Zwitserland een soortgelijke overeenkomst met het derde land in kwestie krijgt aangeboden. Zwitserland zal er op zijn beurt naar streven met derde landen overeenkomsten te sluiten die overeenstemmen met die van de Gemeenschap". b) Aan artikel 20 wordt de volgende alinea toegevoegd: "4. In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, kunnen onderdanen van Zwitserland die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de uitvoerend directeur van het Agentschap in dienst worden genomen." c) Aan artikel 21 wordt het volgende toegevoegd: "Zwitserland past het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, dat als bijlage A bij deze bijlage is gevoegd, toe op het Agentschap." d) Aan het einde van artikel 28, lid 2, wordt het volgende toegevoegd: "Zwitserland neemt volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en heeft binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht." e) Aan artikel 48 wordt de volgende alinea toegevoegd: “8. Zwitserland neemt deel aan de in lid 1, onder a), vermelde regeling voor financiële bijdragen, overeenkomstig de volgende formule: S (0,2/100) + S [1 - (a+b) 0,2/100] c/C waarbij S = het gedeelte van de begroting van het Agentschap dat niet wordt gedekt door de in lid 1, onder b) en c), vermelde vergoedingen en heffingen a = het aantal geassocieerde landen b = het aantal EU-lidstaten c = de bijdrage van Zwitserland tot de ICAO-begroting C = de totale bijdrage van de EU-lidstaten en van de geassocieerde landen tot de ICAO-begroting." f) Aan artikel 50 wordt het volgende toegevoegd: "De bepalingen met betrekking tot financiële controle door de Gemeenschap in Zwitserland, wat de deelnemers aan de activiteiten van het Agentschap betreft, zijn uiteengezet in bijlage B bij de onderhavige bijlage." g) Bijlage II van Verordening (EG) nr. 1592/2002 wordt uitgebreid, zodat onderstaande vliegtuigen worden beschouwd als producten die onder artikel 2, lid 3, onder a), punt ii), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 vallen: A/c - [HB IDJ] – type CL600-2B19 A/c - [HB-IGM] – type Gulfstream G-V-SP A/c - [HB-IIS, HB-IIY, HB-IMJ, HB-IVL, HB-IVZ, HB-JES] – type Gulfstream G-V A/c - [HB-IBX, HB-IKR, HB-IMY, HB-ITF, HB-IWY] – type Gulfstream G-IV A/c - [HB-XJF, HB-ZCW, HB-ZDF, HB-ZDO] – type MD 900 2. Aan punt 4 (Luchtveiligheid) van de bijlage bij de Overeenkomst wordt het volgende toegevoegd, na de in punt 1 van deze bijlage vermelde invoeging: "Nr. 1643/2003 Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart" 3. Aan punt 4 (Luchtveiligheid) van de bijlage bij de Overeenkomst wordt het volgende toegevoegd, na de in punt 2 van deze bijlage vermelde invoeging: "Nr. 1701/2003 Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot aanpassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart" 4. Aan punt 4 (Luchtveiligheid) van de bijlage bij de Overeenkomst wordt het volgende toegevoegd, na de in punt 3 van deze bijlage vermelde invoeging: "Nr. 104/2004 Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart" BIJLAGE A bij de BIJLAGE bij Besluit nr. [c/2005] van het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN, OVERWEGENDE DAT, overeenkomstig artikel 28 van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, deze Gemeenschappen en de Europese Investeringsbank op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten genieten die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken, HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT over de volgende bepalingen, die als bijlage bij dit Verdrag worden gevoegd. HOOFDSTUK I EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Artikel 1 De gebouwen en terreinen van de Gemeenschappen zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Gemeenschappen kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard. Artikel 2 Het archief van de Gemeenschappen is onschendbaar. Artikel 3 De Gemeenschappen, hun bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen. Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de Lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Gemeenschappen voor haar officieel gebruik belangrijke aankopen doen van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Gemeenschappen wordt vervalst. Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut. Artikel 4 De Gemeenschappen zijn vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Gemeenschappen; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd. Zij zijn eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot hun publicaties. Artikel 5 De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal kan alle soorten van deviezen en rekeningen in iedere geldsoort aanhouden. HOOFDSTUK II MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER Artikel 6 De instellingen van de Gemeenschappen genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan. De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Gemeenschappen zijn niet aan censuur onderworpen Artikel 7 1. Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Gemeenschappen aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Gemeenschappen Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten. 2. De bepalingen van artikel 6 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal blijven echter tot de toepassing van de bepalingen van lid 1 toepasselijk op de leden en personeelsleden van de instellingen, die bij de inwerkingtreding van dit Verdrag in het bezit van de in dat artikel bedoelde laissez-passer zijn HOOFDSTUK III LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT Artikel 8 De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard. Aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane en deviezencontrole, toegekend: a. door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven, b. door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending. Artikel 9 Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht. Artikel 10 Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden: a op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend, b. op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook. De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren. Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen. HOOFDSTUK IV DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN Artikel 11 De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Gemeenschappen deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten. Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Gemeenschappen. HOOFDSTUK V AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELS- LEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Artikel 12 De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten: a. vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Gemeenschappen, en voorts op de bevoegdheid van het Hof om uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd; b. te zamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie; c. inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend; d. gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt; e. gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt. Artikel 13 Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen onderworpen aan een belasting ten bate van de Gemeenschappen op de door hun betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Gemeenschappen betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Artikel 14 De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Gemeenschappen vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Gemeenschappen, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Gemeenschappen gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Gemeenschappen. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen. De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in de staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting. De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel. Artikel 15 Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met eenparigheid van stemmen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen van toepassing zijn. Artikel 16 Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de overige betrokken instellingen, bepaalt de Raad op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 geheel of ten dele van toepassing zijn. De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten medegedeeld. HOOFDSTUK VI VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN Artikel 17 De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Gemeenschappen is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Gemeenschappen geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten. HOOFDSTUK VII ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 18 De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen uitsluitend in het belang van de Gemeenschappen verleend. Elke instelling van de Gemeenschappen is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Gemeenschappen. Artikel 19 Voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Gemeenschappen in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten. Artikel 20 De artikelen 12 tot en met 15 en 18 zijn van toepassing op de leden van de Commissie. Artikel 21 De artikelen 12 tot en met 15 en 18 zijn van toepassing op de rechters, de griffier en de toegevoegde rapporteurs van, alsmede op de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van de protocollen betreffende het statuut van het Hof van Justitie nopens de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal. Artikel 22 Dit Protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, die aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende haar statuten. De Europese Investeringsbank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing ter gelegenheid van de uitbreiding van haar aandelenkapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke deze verrichtingen kunnen medebrengen in de staat waar de zetel gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen. Artikel 23 Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting. Bovengenoemde bepalingen zijn eveneens van toepassing op het Europees Monetair Instituut. De ontbinding of liquidatie ervan brengt geen enkele heffing met zich. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld. Gedaan te Brussel de achtste april negentienhonderdvijfenzestig. Aanhangsel bij BIJLAGE A Procedure voor de toepassing in Zwitserland van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten 1. Uitbreiding van de toepassing van het Protocol tot Zwitserland Iedere verwijzing naar de lidstaten in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen (hierna « het Protocol » genoemd) moet worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald. 2. Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van BTW) Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen belasting over de toegevoegde waarde (BTW) geheven. Wat goederen en diensten betreft die het Agentschap in Zwitserland voor officieel gebruik worden geleverd, geschiedt de BTW-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het Protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. Vrijstelling van BTW wordt verleend indien de effectieve aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt. Restitutie van de betaalde BTW-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de afdeling BTW van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling. 3. Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het Agentschap Wat artikel 13, tweede alinea, van het Protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap in de zin van artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van 25 maart 1969 (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Gemeenschap worden betaald en waarop, te harer gunste, een interne belasting van toepassing is. Voor de toepassing van artikel 14 van het Protocol wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaande paragraaf 1 beschouwd. De ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het Agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van Verordening (EEG/Euratom/EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1) en de andere bepalingen van communautair recht tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden. BIJLAGE B bij de BIJLAGE bij Besluit nr. [c/2005] van het Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland Financiële controle met betrekking tot Zwitserse deelnemers aan de activiteiten van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ARTIKEL 1 Rechtstreekse communicatie Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de Gemeenschap, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in dit Besluit genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen. ARTIKEL 2 Audits 1. In overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 en de door de Raad van Bestuur van het Agentschap op 26 maart 2003 overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 23 december 2002 goedgekeurde financiële reglementen, alsook met de overige regelingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen. 2. De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door het Agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen. 3. De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie. 4. De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van dit besluit dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten. 5. De Zwitserse financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren over de op het Zwitserse grondgebied te verrichten audits geïnformeerd. Deze kennisgeving is evenwel geen wettelijke voorwaarde voor de uitvoering van deze audits. ARTIKEL 3 Controles ter plaatse 1. In het kader van dit besluit is de Commissie (OLAF) gemachtigd op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse te verrichten, zulks overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996. 2. De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse financiële controledienst of met de andere door deze controledienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig over het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties worden ingelicht, teneinde aldus alle nodige hulp te kunnen verstrekken. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen. 3. Indien de betrokken Zwitserse autoriteiten dit wensen, worden de controles en verificaties ter plaatse door de Commissie en die autoriteiten gezamenlijk verricht. 4. Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de controleurs van de Commissie, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen. 5. De Commissie doet de Zwitserse financiële controledienst ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie is hoe dan ook gehouden bovenbedoelde autoriteit in kennis te stellen van het resultaat van die controles en verificaties. ARTIKEL 4 Informatie en raadpleging 1. Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en communautaire autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een hunner, overleg. 2. De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van ieder onder hun aandacht gebracht feit waaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de sluiting en de uitvoering van de contracten of overeenkomsten die zijn gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen. ARTIKEL 5 Vertrouwelijkheid Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de Instellingen van de Gemeenschappen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de Instellingen van de Gemeenschappen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen. ARTIKEL 6 Administratieve maatregelen en sancties Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 alsmede Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen. ARTIKEL 7 Invordering en tenuitvoerlegging Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit besluit, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering wordt aangewezen. Van deze aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap of de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, is onderworpen aan de controle van het Hof van Justitie. Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel. [1] Zie, voor een ouder voorbeeld, Besluit nr. 1/2004 van het Comité Luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland van 6 april 2004 tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, PB L 151 van 30.4.2004, blz. 1, met corrigendum, PB L 208 van 10.6.2004, blz. 1. [2] Zie, voor een ouder voorbeeld, Besluit nr. 3/2004 van het Comité Luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland van 22 april 2004 tot wijziging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, PB L 151 van 30.4.2004, blz. 9, met corrigendum, PB L 208 van 10.6.2004, blz. 7. --------------------------------------------------