21.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 128/29


Beroep ingesteld op 21 januari 2022 — AL / Raad en Commissie

(Zaak T-50/22)

(2022/C 128/41)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: AL (vertegenwoordiger: R. Rata, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie en Europese Commissie

Conclusies

gedeeltelijke nietigverklaring van het bestreden besluit van 22 oktober 2021 voor zover verzoekers eerdere klachten tegen de besluiten van het PMO van 3 maart 2021 en 22 maart 2021 daarbij niet worden bevestigd en, voor zover van toepassing, gelasten dat de vervolgbesluiten, waarin het exact terug te vorderen bedrag wordt vastgesteld, dienovereenkomstig worden bijgewerkt;

verwijzing van de verwerende partij in haar eigen kosten en in die van verzoeker. (1)

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van de artikelen 4, 5, 9 en 10 van het besluit van de Raad van 29 april 2004 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen betreffende een persoon die als een kind ten laste wordt behandeld, voor zover verzoekers netto-inkomen was berekend rekening houdend met andere giften/betalingen voor zijn vroegere militaire dienst en de bijdrage aan het onderhoud van zijn moeder door een andere persoon, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat bij de berekening van de onderhoudskosten voor zijn moeder ten onrechte verminderingen krachtens artikel 5 van die uitvoeringsbepalingen zijn toegepast.

2.

Tweede middel: schending van artikel 85 van het Statuut en een kennelijke beoordelingsfout bij de toelage voor verzoekers moeder als ten laste komend kind, daar verzoeker de administratie met betrekking tot de bedragen die hij voor zijn vroegere militaire dienst ontving, niet opzettelijk heeft misleid.

3.

Derde middel: schending van het beginsel van gewettigde verwachtingen en van behoorlijk bestuur met betrekking tot de toelage voor een ten laste komend kind ten behoeve van de moeder van verzoeker, voor zover de administratie op de hoogte was van de bedragen die verzoeker voor zijn vroegere militaire dienst ontving.

4.

Vierde middel: schending van artikel 85 van het Ambtenarenstatuut en kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de toelage voor een ten laste komend kind ten behoeve van A en B voor de periode van 1 februari tot en met 30 juni 2013, aangezien het bewijs ontbreekt dat verzoeker zich bewust was van de beëindiging van de pleegzorgperiode en hij dus niet de bedoeling had om de administratie in dat opzicht bewust te misleiden.

5.

Vijfde middel: schending van artikel 85 van het Ambtenarenstatuut en kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de toelage voor een ten laste komend kind ten behoeve van C, (i) gelet op het feit dat volgens de administratie bewezen is dat C “daadwerkelijk wordt onderhouden” door verzoeker, en (ii) het bewijs ontbreekt dat verzoeker de administratie opzettelijk wilde misleiden.


(1)  In het verzoekschrift wordt verwerende partij in het enkelvoud gebruikt.