5.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 263/7


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (België) op 9 april 2021 — X, handelend in eigen naam en in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van haar minderjarige kinderen Y et Z tegen Belgische Staat

(Zaak C-230/21)

(2021/C 263/10)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad voor Vreemdelingenbetwistingen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: X, handelend in eigen naam en in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van haar minderjarige kinderen Y et Z

Verweerder: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

1)

Dient het Unierecht, in het bijzonder artikel 2, f) in samenhang met artikel 10.3, a), van richtlijn 2003/86/EG (1) van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging zo te worden uitgelegd dat een “alleenstaande minderjarige” vluchteling, die in een lidstaat verblijft, volgens zijn nationale wet “ongehuwd” moet zijn om het recht op gezinshereniging met bloedverwanten in rechtstreekse opgaande lijn te openen?

2)

Zoja, kan een minderjarige vluchteling, van wie het in het buitenland aangegane huwelijk omwille van redenen van openbare orde niet wordt erkend, als “alleenstaande minderjarige” worden beschouwd, zoals bedoeld in de artikelen 2, f) en 10.3 van de richtlijn 2003/86/EG?


(1)  PB 2003, L 251, blz. 12