201806080301931522018/C 221/372252018TC22120180625NL01NLINFO_JUDICIAL20180401313221

Zaak T-225/18: Beroep ingesteld op 1 april 2018 — Manéa / CdT


C2212018NL3110120180401NL0037311322

Beroep ingesteld op 1 april 2018 — Manéa / CdT

(Zaak T-225/18)

2018/C 221/37Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Camelia Manéa (Echternach, Luxemburg) (vertegenwoordiger: M.-A. Lucas, advocaat)

Verwerende partij: Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (CdT)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

nietig te verklaren het besluit van de directrice van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie van 29 mei 2017 om verzoeksters arbeidsovereenkomst van tijdelijk functionaris voor bepaalde tijd met ingang van 12 november 2015 niet te verlengen, zodat deze daadwerkelijk is beëindigd op 31 januari 2016;

te gelasten dat verzoekster met ingang van 1 januari 2019 opnieuw wordt tewerkgesteld als tijdelijk functionaris van het Vertaalbureau of, indien dit onmogelijk is, de verwerende partij te veroordelen tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die zij heeft geleden als gevolg van het verlies van een aanstelling voor onbepaalde tijd, en wel een bedrag bestaande in de bezoldiging die zij zou hebben genoten indien zij gedurende nog vier jaar in dienst van het Vertaalbureau was gebleven, eventueel verminderd met de bezoldiging en de uitkeringen die zij daarnaast heeft ontvangen, en de bijbehorende pensioenbijdragen aan de pensioenregeling van de Unie te betalen;

het Vertaalbureau te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de materiële en immateriële schade die zij heeft geleden door het besluit van 12 november 2015, en wel het bedrag van 11136 EUR voor haar immateriële schade, het bedrag van 12000 EUR voor het verlies aan bezoldiging en het bedrag van 9674 EUR voor de kosten van de bijstand;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan niet-nakoming van de verplichting om de verzoekende partij terug te plaatsen in de rechtspositie die zij vóór de ingetrokken handeling had, feitelijke fouten, kennelijke beoordelingsfouten, ontoereikende motivering en miskenning van het dienstbelang, aangezien het nieuwe besluit van 31 januari 2016 om de verzoekende partij niet opnieuw in dienst te nemen was gebaseerd op elementen die, anders dan daarin wordt beweerd, niet bestonden toen zich in november 2015 de vraag van haar nieuwe tewerkstelling voordeed.

2.

Tweede middel, ontleend aan miskenning van het door de raad van bestuur gedefinieerde personeelsbeheer, aangezien in het besluit om haar niet opnieuw in dienst te nemen is gesteld dat het in het belang van de dienst was om een beleid te voeren om tijdelijk functionarissen te vervangen door arbeidscontractanten. Voorts is dit middel ontleend aan een beoordelingsfout, aangezien is gesteld dat de vervanging van de verzoekende partij door een arbeidscontractant gerechtvaardigd werd door de reorganisatie van de afdeling Ondersteuning van de vertaling, en aan een feitelijke fout, aangezien is gesteld dat dit het geval was geweest.

3.

Derde middel, ontleend aan een juridische fout, een kennelijke beoordelingsfout en/of ontoereikende motivering, aangezien met terugwerkende kracht en alleen wegens het belang van de dienst is besloten om de verzoekende partij niet opnieuw in dienst te nemen maar haar schadeloos te stellen, terwijl de vervanging van het ingetrokken besluit onmogelijk of bijzonder moeilijk was. Dat besluit is bovendien niet nodig om de doelstellingen van de maatregel te bereiken, vormt geen volledig nieuw onderzoek van de omstandigheden van het geval, doet afbreuk aan het gewettigd vertrouwen en laat de verplichting in stand om de schade te vergoeden van de andere onregelmatigheden die aan het oorspronkelijke besluit kleven.