5.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 399/19


Beroep ingesteld op 13 juli 2018 — Republiek Slovenië / Republiek Kroatië

(Zaak C-457/18)

(2018/C 399/27)

Procestaal: Sloveens

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Slovenië (vertegenwoordiger: M. Menard)

Verwerende partij: Republiek Kroatië

Conclusies

Verzoekster vraagt het Hof vast te stellen dat verweerster inbreuk heeft gemaakt op:

artikel 2 en artikel 4, lid 3, VEU;

artikel 5, lid 2, van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid juncto bijlage I bij die verordening, waarbij vorm is gegeven aan het systeem van de Europese Unie voor de controle van, het toezicht op, en de uitvoering van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat is ingesteld bij verordening nr. 1224/2009 en uitvoeringsverordening nr. 404/2011;

de artikelen 4 en 17 juncto artikel 13 van verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen;

artikel 2, lid 4, en artikel 11, lid 1, van richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning.

Voorts vraagt verzoekster het Hof verweerster:

te gelasten onverwijld een eind te maken aan de voornoemde inbreuken;

te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan.

Eerste middel

Door eenzijdig niet te voldoen aan de tijdens de procedure voor toetreding tot de Europese Unie aangegane verplichting om de scheidsrechterlijke uitspraak na te leven en derhalve de bij deze uitspraak vastgestelde grens te eerbiedigen en de andere uit deze uitspraak voortvloeiende verplichtingen na te komen, weigert de Republiek Kroatië om de rechtsstaat te eerbiedigen, die een fundamentele waarde van de Europese Unie is (artikel 2 VEU).

Tweede middel

Door eenzijdig te weigeren te voldoen aan de krachtens de scheidsrechterlijke uitspraak op haar rustende verplichtingen en tegelijkertijd Slovenië te beletten om de soevereiniteit over bepaalde delen van zijn grondgebied volledig uit te oefenen in de zin van het Verdrag, komt de Republiek Kroatië de in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde verplichting tot loyale samenwerking met de Europese Unie en de Republiek Slovenië niet na. Door het gedrag van de Republiek Kroatië worden de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie, de versterking van de vrede en een steeds hechtere band tussen de naties, alsook de doelstellingen van de regels van de Unie inzake het grondgebied van de lidstaten (artikel 4, lid 3, eerste alinea, VEU) in gevaar gebracht. Bovendien belet de Republiek Kroatië de Republiek Slovenië om op haar gehele grondgebied, zowel op haar landgebied als in haar territoriale wateren, het recht van de Europese Unie uit te voeren en te handelen in overeenstemming met dat recht, in het bijzonder met het secundaire Unierecht inzake het grondgebied van de lidstaten (artikel 4, lid 3, eerste alinea, VEU).

Derde middel

De Republiek Kroatië schendt verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, in het bijzonder de regeling inzake wederzijdse toegang in de zin van artikel 5 en bijlage I bij deze verordening. Op grond van die regeling, die sinds 30 december 2017 voor Kroatië en Slovenië geldt, hebben 25 vissersvaartuigen van elk land vrij toegang tot elkaars territoriale zee, zoals vastgesteld overeenkomstig het internationale recht, namelijk bij de scheidsrechterlijke uitspraak. De Republiek Kroatië belet de Republiek Slovenië om haar rechten uit hoofde van die regeling uit te oefenen en schendt derhalve artikel 5 van de voornoemde verordening doordat i) zij weigert de regeling inzake wederzijdse toegang toe te passen, ii) zij weigert de geldigheid te erkennen van de wettelijke regeling die de Republiek Slovenië daartoe heeft vastgesteld, en iii) zij, door de systematische toepassing van sancties, de Sloveense vissersvaartuigen de vrije toegang weigert tot de mariene wateren die bij de scheidsrechterlijke uitspraak van 2017 aan Slovenië zijn toegewezen en, a fortiori, tot de Kroatische wateren die binnen de werkingssfeer van de regeling inzake wederzijdse toegang vallen.

Vierde middel

De Republiek Kroatië schendt verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen alsook uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van 8 april 2011. De patrouilleboten van de Kroatische politie begeleiden, zonder toestemming van de Republiek Slovenië, de Kroatische vissersvaartuigen wanneer deze in Sloveense wateren vissen en beletten aldus de Sloveense visserij-inspecteurs om de controles te verrichten. Tevens worden aan de Sloveense vissersvaartuigen, wanneer deze vissen in de Sloveense wateren waarop Kroatië aanspraak maakt, door de Kroatische autoriteiten financiële sancties wegens illegale grensoverschrijding en illegale visserij opgelegd. Bovendien verstrekt Kroatië de gegevens over de activiteiten van de Kroatische vaartuigen in Sloveense wateren niet aan Slovenië, zoals de twee bovengenoemde verordeningen nochtans vereisen. Op deze manier belet de Republiek Kroatië de Republiek Slovenië om in de onder haar soevereiniteit en jurisdictie vallende wateren de controles te verrichten en eerbiedigt zij niet de exclusieve bevoegdheid van Slovenië als kuststaat in zijn territoriale zee, hetgeen schending oplevert van verordening (EG) nr. 1224/2009 en uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

Vijfde middel

De Republiek Kroatië heeft verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) geschonden en schendt deze verordening nog steeds. Kroatië erkent de bij de scheidsrechterlijke uitspraak vastgestelde grenzen niet als gemeenschappelijke grens met Slovenië, werkt niet samen met Slovenië om die „buitengrens” te beschermen en is niet in staat om voor voldoende bescherming te zorgen, hetgeen schending oplevert van de artikelen 13 en 17 van de genoemde verordening alsook van artikel 4 van deze verordening, dat vereist dat de grenzen worden vastgesteld overeenkomstig het internationale recht.

Zesde middel

De Republiek Kroatië heeft richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning, die van toepassing is op de „mariene wateren” van de lidstaten, zoals gedefinieerd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 („Unclos”) (artikel 2, lid 4, van de richtlijn) geschonden en schendt deze richtlijn nog steeds. De Republiek Kroatië verwerpt de scheidsrechterlijke uitspraak waarbij de grenzen zijn vastgesteld en neemt Sloveense territoriale wateren op in haar maritieme ruimtelijke planning. Derhalve belet zij een aanpassing aan de geografische kaarten van de Republiek Slovenië, hetgeen schending oplevert van de voormelde richtlijn, met name van de artikelen 8 en 11 van die richtlijn.