16.10.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 347/33 |
Beroep ingesteld op 26 juli 2017 — Barata/Parlement
(Zaak T-467/17)
(2017/C 347/42)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Carlos Manuel Henriques Barata (Lissabon, Portugal) (vertegenwoordigers: G. Pandey, D. Rovetta en V. Villante, advocaten)
Verwerende partij: Europees Parlement
Conclusies
— |
nietigverklaring van de volgende besluiten en handelingen, indien nodig nadat eerst de Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling EP/CAST/S/16/2016 (1) krachtens artikel 277 VWEU onwettig en niet op verzoeker van toepassing zijn verklaard:
|
— |
verwijzing van het Europees Parlement in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter onderbouwing van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan en betoogt hij dat er sprake was van schending van artikel 25 van het Ambtenarenstatuut en van artikel 296 VWEU als gevolg van een kennelijke fout bij de beoordeling van zijn theoretische vaardigheden en bij de beoordeling van de feiten, gezien de onechtheid van de vragenlijst die zou overeenkomen met het document dat verzoeker tijdens de procedure had overgelegd. De kennelijke fout heeft plaatsgevonden als een gevolg van het ontbreken van toezicht door het Parlement op de zorgvuldigheid van een onderaannemer aan wie de beoordeling van de sollicitaties in de CAST selectieprocedure 2016 was toevertrouwd. Dit heeft als zodanig een tegengestelde werking gehad op de verplichting om verzoeker afdoende redenen voor zijn afwijzing te geven.
Verzoeker beroept zich voorts op schending van het recht op een doeltreffende rechterlijke bescherming, aangezien zijn rechten van verweer en zijn recht om te worden gehoord zijn geschonden, hetgeen heeft geleid tot schending van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Hij werpt tevens een exceptie van onwettigheid en van niet-toepasselijkheid op van de Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling van de selectieprocedure EP/CAST/S/16/2016.
Ook heeft het Parlement ultra vires gehandeld door de selectieprocedure te delegeren aan de Ecole de Maîtrise Automobile (hierna: „onderaannemer”), die niet gebonden is aan het Ambtenarenstatuut noch aan de interne codes van gedrag van de EU. Volgens verzoeker is de Oproep daarmee in strijd met de aankondiging van de selectieprocedure en met artikel 30 van het Ambtenarenstatuut juncto bijlage III daarbij, waardoor bovengenoemde schending van het beginsel van behoorlijk bestuur wordt bevestigd.
Bovendien is er sprake van schending van artikel 1 van het Ambtenarenstatuut, van het beginsel van non-discriminatie en van het beginsel van evenredigheid met betrekking tot de uitvoering van de selectieprocedure door het Parlement en/of de onderaannemer en de beperking van de keuze van de tweede taal van kandidaten die gehoor hadden gegeven aan de Oproep.
Ten slotte is er sprake van schending van het beginsel van gelijke kansen alsmede van artikel 296, lid 2, VWEU en artikel 25 van het Ambtenarenstatuut, gelet op het verzuim van het EP en de onderaannemer om hun besluiten te motiveren, hetgeen is versterkt door het gebrek aan toezicht op de onderaannemer. Een en ander leidt tot schending van de Oproep voor de selectieprocedure EP/CAST/S/16/2016, schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, van verzoekers gewettigde verwachtingen en van het gelijkheidsbeginsel.
(1) Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling — Arbeidscontractanten — Functiegroep I — Chauffeurs (m/v) EP/CAST/S/16/2016 (PB 2016, C 131 A/01).