31.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 249/48


Beroep ingesteld op 16 juni 2017 — HeidelbergCement en Schwenk Zement/Commissie

(Zaak T-380/17)

(2017/C 249/65)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: HeidelbergCement AG (Heidelberg, Duitsland) en Schwenk Zement KG (Ulm, Duitsland) (vertegenwoordigers: U. Denzel, C. von Köckritz, P. Pichler, M. Raible, U. Soltész, G. Wecker en H. Weiß, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit C(2017) 1650 final van de Europese Commissie van 5 april 2017 waarbij een concentratie onverenigbaar met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst is verklaard in zaak M. 7878 — HeidelbergCement/Schwenk/Cemex Hongarije/Cemex Kroatië;

verwijzing van de Commissie in de kosten van verzoeksters.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zeven middelen aan.

1.

Eerste middel: de Commissie was niet bevoegd om zich uit te spreken over de transactie omdat de transactie geen Uniedimensie heeft. De Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en heeft artikel 1 van verordening nr. 139/2004 (1) van de Raad („EU-concentratieverordening”) geschonden door HeidelbergCement en Schwenk — en niet de rechtstreekse verwerver Duna-Dráva Cement — als „betrokken ondernemingen” te beschouwen.

2.

Tweede middel: bij de omschrijving van de relevante geografische markt heeft de Commissie de artikelen 2 en 8 van de EU-concentratieverordening geschonden, heeft zij blijk gegeven van kennelijk onjuiste beoordelingen en is zij in haar motiveringsplicht tekortgeschoten.

3.

Derde middel: de Commissie heeft artikel 2, leden 2 en 3, van de EU-concentratieverordening geschonden door een transactie te verbieden zonder vast te stellen dat daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd in een wezenlijk gedeelte van de interne markt.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft blijk gegeven van kennelijk onjuiste beoordelingen bij de beoordeling van de gevolgen van de transactie voor de mededinging.

5.

Vijfde middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en van kennelijk onjuiste beoordelingen bij de beoordeling en afwijzing van de voorgestelde corrigerende maatregel.

6.

Zesde middel: de Commissie heeft verschillende procedurele fouten gemaakt en daardoor heeft zij wezenlijke vormvoorschriften en de rechten van verdediging van verzoeksters en hun grondrechten geschonden en heeft zij het beginsel van behoorlijk bestuur en haar zorgplicht niet in acht genomen.

7.

Zevende middel: de Commissie was niet bevoegd om de verwerving van Cemex Hongarije te verbieden nadat zij het Hongaarse deel van de transactie overeenkomstig artikel 4, lid 4, van de EU-concentratieverordening naar de Hongaarse mededingingsautoriteit had verwezen.


(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB 2004, L 24, blz. 1).