19.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/40


Beroep ingesteld op 25 april 2017 — Duitsland/Commissie

(Zaak T-239/17)

(2017/C 195/54)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: D. Klebs en T. Henze)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren van artikel 1 en de bijlage bij uitvoeringsbesluit (EU) 2017/264 van de Commissie van 14 februari 2017 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), voor zover daarin de door het betaalorgaan Hauptzollamt Hamburg-Jonas van de Bondsrepubliek Duitsland ten laste van het ELGF betaalde bedragen ter hoogte van in totaal 1 964 861,71 EUR aan EU-financiering worden onttrokken, en

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep, voert verzoekster vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: geen onjuiste berekening en weergave van de rente

Schending van artikel 31, lid 1, juncto artikel 32, lid 5, van verordening (EG) nr. 1290/2005 (1) juncto artikel 6, onder h), van verordening (EG) nr. 885/2006 (2) [respectievelijk artikel 52, lid 1 juncto artikel 54, lid 2, van verordening (EU) nr. 1306/2013 (3) juncto art. 29, onder f), van uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 (4)] door uitgaven aan financiering te onttrekken, ofschoon de Duitse instanties tijdig aan alle toepasselijke voorwaarden hadden voldaan, in het bijzonder aan de voorwaarde om de rente overeenkomstig de geldende voorschriften te berekenen en in tabel III van verordening (EG) nr. 885/2006 [zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1233/2007 (5)] op te nemen.

2.

Tweede middel: ontoereikende motivering van het besluit

Schending van artikel 296, lid 2, VWEU, omdat de Commissie ontoereikend en niet consequent heeft gemotiveerd waarom uit artikel 31, lid 1, juncto artikel 32, lid 5, van verordening (EG) nr. 1290/2005 juncto artikel 6, onder h), van verordening (EG) nr. 885/2006 zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1233/2007, zou volgen dat de lidstaten reeds in de jaren 2006 tot 2008 in het kader van onregelmatigheden bij uitvoerrestituties verplicht waren terugvorderingen en de bijbehorende rente samen in een regel op te nemen in tabel III van verordening (EG) nr. 885/2006 zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1233/2007, en dat al vóór de vaststelling van de rente (waarbij de aanspraak op rente als zodanig niet wordt ontkend). Bovendien heeft de Commissie ontoereikend en niet consequent gemotiveerd, waaruit de schending van cruciale controleverplichtingen concreet zou hebben bestaan.

3.

Derde middel: verstrijken van de termijn van artikel 31, lid 4, van verordening (EG) nr. 1290/2005

Schending van artikel 31, lid 4, onder a), van verordening (EG) nr. 1290/2005 en van artikel 52, lid 4, onder a), van verordening (EU) nr. 1306/2013, omdat de Commissie de gronden (berekening en weergave van de rente evenals verzuim van cruciale controleverplichtingen) waarop zij de onttrekking van de uitgaven had gebaseerd, niet binnen 24 maanden na het moment waarop die uitgaven plaatsvonden op rechtsgeldige wijze schriftelijk had medegedeeld.

4.

Vierde middel: buitensporig lange duur van de procedure

Schending van artikel 31 van verordening (EG) nr. 1290/2005, evenals van artikel 11 van verordening (EG) nr. 885/2006 en van artikel 52 van verordening (EU) nr. 1306/2013, evenals van artikel 34 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 in combinatie met het algemene rechtsbeginsel dat een bestuurlijke procedure binnen redelijke termijn moet zijn afgerond en van schending van de rechten van verdediging, aangezien de procedure voor de Commissie buitensporig lang heeft geduurd.

5.

Vijfde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel

Schending van artikel 31, lid 2, van verordening (EG) nr. 1290/2005 en artikel 52, lid 2, van verordening (EU) nr. 1306/2013 evenals van het evenredigheidsbeginsel, aangezien de Commissie met de forfaitaire correctie van 5 % het karakter en de strekking van een eventuele schending niet redelijk heeft opgevat. In het bijzonder heeft de Commissie genegeerd dat de Unie geen daadwerkelijke financiële schade heeft geleden en ook nooit reëel gevaar voor schade bestond. Tevens heeft de Commissie genegeerd dat verzoekster, als zij al schuldig was, slechts lichte schuld kon worden verweten. Bovendien heeft de Commissie het evenredigheidsbeginsel geschonden door zonder duidelijk verband met de bestreden begrotingsjaren 2006 tot 2008 het saldo over het jaar 2010 aan te passen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB 2005, L 201, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (PB 2006, L 171, blz. 90).

(3)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 549).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB 2014, L 255, blz. 59).

(5)  Verordening (EG) nr. 1233/2007 van de Commissie van 22 oktober 2007 tot wijziging van verordening (EG) nr. 885/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (PB 2007, L 279, blz. 10).