27.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 95/15


Beroep ingesteld op 17 januari 2017 — RQ/Commissie

(Zaak T-29/17)

(2017/C 095/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: RQ (vertegenwoordiger: É. Boigelot, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

dientengevolge, nietig te verklaren besluit C(2016)1449 definitief van de Europese Commissie van 2 maart 2016, betreffende een verzoek om opheffing van de immuniteit, bekendgemaakt op 11 maart 2016 en waarvan de verzoekende partij kennis heeft genomen op 14 maart 2016 bij terugkomst van een dienstreis;

voor zover nodig, nietig te verklaren besluit Ares(2016)5814495 — 07/10/2016 van 5 oktober 2016, bekendgemaakt op 7 oktober 2016, waarbij het TABG klacht nr. R/317/16 heeft afgewezen die de verzoekende partij op 10 juni 2016 had ingediend;

de verwerende partij in elk geval overeenkomstig de artikelen 134, lid 1, en 135 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”), met name artikel 23 ervan, en van artikel 17 van protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, alsmede aan schending van het beginsel op grond waarvan de administratie alleen een besluit mag vaststellen op basis van wettelijk aanvaardbare redenen, dat wil zeggen relevante redenen die niet berusten op kennelijke beoordelingsfouten.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van het Statuut, met name artikel 24 ervan, en niet-nakoming van de zorgplicht.

3.

Derde middel, ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht, met name door schending van artikel 41, lid 2, derde streepje, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, van artikel 296 VWEU, van artikel 25 van het Statuut en van staatsredenen.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van het gewettigd vertrouwen en een kennelijke beoordelingsfout.

5.

Vijfde middel, ontleend aan schending van de normale uitoefening van de rechten van de verdediging, met name het recht om te worden gehoord, niet-nakoming van de verplichting tot onpartijdigheid, niet-nakoming van de verplichting tot eerbiediging van het vermoeden van onschuld en aan het ontbreken van zorgvuldigheid, met name de eerbiediging van de redelijke termijn.