22.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/30


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Općinski Sud u Rijeci (Kroatië) op 9 november 2017 — Anica Milivojević / Raiffeisenbank St. Stefan-Jagerberg-Wolfsberg eGen

(Zaak C-630/17)

(2018/C 022/42)

Procestaal: Kroatisch

Verwijzende rechter

Općinski Sud u Rijeci

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Anica Milivojević

Verwerende partij: Raiffeisenbank St. Stefan-Jagerberg-Wolfsberg eGen

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de artikelen 56 en 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de bepalingen van de Zakon o ništetnosti ugovora o kreditu s međunarodnim obilježjima sklopljenih u republika Hrvatskoj s neovlaštenim vjerovnikom (Wet op de nietigheid van in de Republiek Kroatië met een onbevoegde schuldeiser gesloten kredietovereenkomsten met internationale aspecten; Narodne novine [(publicatieblad)] nr. 72/2017), en met name tegen artikel 10 daarvan, dat bepaalt dat kredietovereenkomsten en andere rechtshandelingen die voortvloeien uit een overeenkomst die is gesloten tussen een schuldenaar (in de zin van de artikelen 1 en 2, lid 1, van voornoemde wet) en een onbevoegde schuldeiser (in de zin van de artikel 2, lid 2, van die wet), of daarop zijn gebaseerd, ook wanneer zij gesloten zijn vóór de inwerkingtreding van deze wet, nietig zijn vanaf het moment waarop zij zijn gesloten, hetgeen met zich meebrengt dat elk van de partijen bij de overeenkomst verplicht is om aan de wederpartij alles terug te geven wat deze op basis van de nietige overeenkomst heeft ontvangen en, als dit niet mogelijk is of, als de aard van hetgeen ter nakoming is verricht zich tegen de teruggave verzet, deze een passende financiële compensatie dient te betalen op basis van de prijzen die gelden op het moment van de rechterlijke beslissing[?]

2)

Moet verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), en met name de artikelen 4, lid 1, en 25 daarvan, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen de bepalingen van artikel 8, leden 1 en 2, van de Zakon o ništetnosti ugovora o kreditu s međunarodnim obilježjima sklopljenih u republika Hrvatskoj s neovlaštenim vjerovnikom (Narodne novine [(publicatieblad)] nr. 72/2017), volgens welke bij geschillen die verband houden met leningovereenkomsten met internationale aspecten, in de zin van die wet, de schuldenaar de niet-bevoegde schuldeiser kan dagen voor de gerechten van de staat waar die schuldeiser zijn zetel heeft, of, ongeacht de plaats van de zetel van de niet-bevoegde schuldeiser, voor de gerechten van de plaats waar de schuldenaar zijn persoonlijke woonplaats of maatschappelijke zetel heeft, terwijl de niet-bevoegde schuldeiser, in de zin van de voornoemde wet, de schuldenaar enkel kan dagen voor de gerechten van de staat waar de schuldenaar zijn persoonlijke woonplaats of maatschappelijke zetel heeft[?]

3)

Is er sprake van een consumentenovereenkomst in de zin van artikel 17, lid 1, van verordening nr. 1215/2012 en overige onderdelen van het juridisch acquis van de Unie, wanneer de kredietnemer een natuurlijke persoon is, die een kredietovereenkomst heeft afgesloten met de bedoeling om te investeren in vakantieappartementen, teneinde activiteiten uit te oefenen op het gebied van accommodatie en aan toeristen diensten in verband met privélogies aan te bieden[?]

4)

Moet het bepaalde in artikel 24, punt 1, van verordening nr. 1215/2012 aldus worden uitgelegd dat de gerechten van de Republiek Kroatië bevoegd zijn in een procedure over de vaststelling van de nietigheid van een kredietovereenkomst en de bijbehorende garantieverklaringen en over de uitschrijving van een hypotheek uit het kadaster, wanneer die hypotheek tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen uit de kredietovereenkomst is gevestigd op onroerend goed van de schuldenaar dat is gelegen op het grondgebied van de Republiek Kroatië[?]