15.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen) op 18 september 2017 — Mariusz Pawlak/Prezes Kasy Rolniczego Ubezpieczenia Społecznego

(Zaak C-545/17)

(2018/C 013/03)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Najwyższy

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Mariusz Pawlak

Verwerende partij: Prezes Kasy Rolniczego Ubezpieczenia Społecznego

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 7, lid 1, eerste volzin, juncto artikel 8 van richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (1) aldus worden uitgelegd dat een regel van nationaal procesrecht zoals de regeling in artikel 165, lid 2, van de ustawa z dnia 17 listopada 1964 r. — Kodeks postępowania cywilnego (wet van 17 november 1964 — Pools wetboek van burgerlijke rechtsvordering, geconsolideerde versie Dz. U. 2016, volgnr. 1822, zoals gewijzigd) een bijzonder recht is, omdat volgens deze regeling alleen de afgifte van een processtuk op een nationaal postkantoor van een aangewezen aanbieder, dus van een aanbieder die verplicht is tot het verrichten van universele diensten, gelijk moet worden gesteld met de indiening van dit stuk bij de rechterlijke instantie, maar niet de afgifte van een processtuk op een nationaal postkantoor van een andere aanbieder van universele postdiensten, die geen aangewezen aanbieder is?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 7, lid 1, eerste volzin, van richtlijn 97/67/EG juncto artikel 4, lid 3, VEU aldus worden uitgelegd dat voordelen die voor een aangewezen aanbieder voortvloeien uit het feit dat hem in strijd met artikel 7, lid 1, eerste volzin, van richtlijn 97/67/EG een bijzonder recht is toegekend, ook moeten worden gegund aan de overige aanbieders van postdiensten, met het gevolg dat de afgifte van een processtuk op een nationaal postkantoor van een andere aanbieder van universele postdiensten die geen aangewezen aanbieder is, gelijk moet worden gesteld met de indiening van dit stuk bij de rechterlijke instantie, en wel op grond van beginselen die overeenkomen met de beginselen uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 juni 2007 in de gevoegde zaken C-231/06 tot en met C-233/06, Jonkman (EU:C:2007:373)?

3)

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 7, lid 1, eerste volzin, van richtlijn 97/67/EG juncto artikel 4, lid 3, VEU aldus worden uitgelegd dat een procespartij die een lidstaat vertegenwoordigt, zich kan beroepen op de onverenigbaarheid van een nationale bepaling als artikel 165, lid 2, van het Poolse wetboek van burgerlijke rechtsvordering met artikel 7, lid 1, eerste volzin, van richtlijn 97/67/EG?


(1)  PB 1998, L 15, blz. 14, zoals gewijzigd.