10.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kúria (Hongarije) op 3 april 2017 — SH/TG

(Zaak C-168/17)

(2017/C 221/07)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Kúria

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster en verweerster in cassatie: SH

Verweerster en eiseres tot cassatie: TG

Interveniënte aan de zijde van verzoekster: UF

Prejudiciële vragen

1.

Vallen de volgende verplichtingen die strekken tot betaling van garantiekosten en die voortvloeien uit contragarantieovereenkomsten welke onderdeel zijn van een keten van overeenkomsten en zijn gesloten ter verstrekking van een bankgarantie aan de Libyan Housing and Infrastructure Board (hierna: „HIB”) binnen de werkingssfeer van verordening (EU) nr. 204/2011 (1), dan wel eventueel van verordening (EU) nr. 2016/44 (2) wanneer:

1.1.

een in de Europese Unie gevestigde bank op grond van een contragarantieovereenkomst verplicht is garantiekosten te betalen aan een Libische bank die op de verbodslijst van bijlage III bij verordening nr. 204/2011 staat;

1.2.

een in de Europese Unie gevestigde bank op grond van een contragarantieovereenkomst verplicht is garantiekosten te betalen aan een Libische bank die niet op de verbodslijst van bijlage III bij verordening nr. 204/2011 staat, maar de bankgarantie is afgegeven aan HIB en HIB wel op die lijst staat;

1.3.

verordening nr. 204/2011, na wijziging ervan bij verordening (EU) nr. 45/2014, directe of indirecte betalingen aan Libische organisaties verbiedt;

1.4.

de verplichting tot betaling van garantiekosten voortvloeit uit een contragarantieovereenkomst welke onderdeel is van een keten van overeenkomsten en in het kader van de verhouding tussen twee in de Europese Unie gevestigde banken is gesloten ter verstrekking van een bankgarantie aan HIB;

1.5.

de hoogte van de garantiekosten na het verstrijken van de garantieperiode in een gerechtelijke procedure en na de inwerkingtreding van verordening nr. 2016/44 wordt vastgesteld?

2.

Voor het geval de in de punten 1.1 en 1.2 genoemde verplichting tot betaling van garantiekosten binnen de werkingssfeer van de verordening valt, is dan sprake van tegoeden die direct of indirect worden gebruikt ten behoeve van de in bijlage III bij verordening nr. 204/2011 genoemde rechtspersonen, entiteiten en lichamen, bij de garantiekosten die aan een Libische bank — die ook enige tijd op de verbodslijst van bijlage III heeft gestaan — zijn betaald ter verstrekking van een vooruitbetalingsgarantie en een uitvoeringsgarantie aan HIB?

3.

Moet artikel 12, lid 1, onder b), van verordening nr. 204/2011, na wijziging van die verordening bij verordening nr. 45/2014 (vraag 1.3), aldus worden uitgelegd dat de door een Libische bank gevorderde en door een in de Europese Unie gevestigde bank op grond van een contragarantieovereenkomst betaalde kosten en uitgaven direct of indirect zijn aan te merken als garantievorderingen?

4.

Is als een persoon of entiteit in de zin van artikel 12, lid 1, onder c), van verordening nr. 204/2011, zoals gewijzigd bij verordening nr. 45/2014, dus als een persoon of entiteit, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) of b) van artikel 12, lid 1, van verordening nr. 204/2011 bedoelde personen, entiteiten of lichamen, aan te merken een in de Europese Unie gevestigde bank die op grond van een contragarantieovereenkomst welke onderdeel is van een keten van overeenkomsten en is gesloten ter verstrekking van een bankgarantie aan HIB, verplicht is garantiekosten te betalen aan een Libische entiteit (vraag 1.4)? Zijn de garantiekosten die deze bank vordert van een andere in de Europese Unie gevestigde bank, direct of indirect aan te merken als garantievorderingen?

5.

Heeft de in artikel 9 van verordening nr. 204/2011 opgenomen afwijking betrekking op alle betalingen?

6.

Is verordening nr. 2016/44 van toepassing op het geschil tussen partijen, aangezien de hoogte van de garantiekosten wordt vastgesteld na de inwerkingtreding van die verordening, waarbij verordening nr. 204/2011 is ingetrokken, maar waarbij in wezen sprake is van identieke bepalingen (vraag 1.5), en moet artikel 17, lid 1, onder b), van verordening nr. 2016/44 aldus worden uitgelegd dat de door een Libische bank gevorderde en door een in de Europese Unie gevestigde bank op grond van een contragarantieovereenkomst betaalde kosten en uitgaven direct of indirect zijn aan te merken als garantievorderingen? Is als een persoon of entiteit in de zin van artikel 17, lid 1, onder c), van verordening nr. 2016/44, dus als een persoon of entiteit, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de in punt a) of punt b) van artikel 17, lid 1, van die verordening bedoelde personen, entiteiten of lichamen, aan te merken een in de Europese Unie gevestigde bank die op grond van een contragarantieovereenkomst welke onderdeel is van een keten van overeenkomsten en is gesloten ter verstrekking van een bankgarantie aan HIB, verplicht is garantiekosten te betalen aan een Libische entiteit? Zijn de garantiekosten die deze bank vordert van een andere in de Europese Unie gevestigde bank, direct of indirect aan te merken als garantievorderingen?


(1)  Verordening van de Raad van 2 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (PB 2011, L 58, blz. 1).

(2)  Verordening van de Raad van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van verordening (EU) nr. 204/2011 (PB 2016, L 12, blz. 20).