24.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/6


Hogere voorziening ingesteld op 14 februari 2017 door TestBioTech eV, European Network of Scientists for Social and Environmental Responsibility eV en Sambucus eV tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 15 december 2016 in zaak T-177/13, TestBioTech eV, European Network of Scientists for Social and Environmental Responsibility eV, Sambucus eV/Commissie

(Zaak C-82/17 P)

(2017/C 129/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: TestBioTech eV, European Network of Scientists for Social and Environmental Responsibility eV, Sambucus eV (vertegenwoordigers: K. Smith QC, J. Stevenson, Barrister)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Monsanto Europe, Monsanto Company

Conclusies

punten 1 en 2 van het dictum van de beschikking van het Gerecht vernietigen;

een nieuw arrest wijzen waarbij de besluiten van de Commissie nietig worden verklaard zoals is verzocht voor het Gerecht of, subsidiair, de zaak naar het Gerecht terug verwijzen voor een volledig nieuw onderzoek; de beslissing hierover is afhankelijk van de vraag welke middelen in hogere voorziening slagen;

de Commissie verwijzen in de kosten van rekwirantes, en

alle andere maatregelen gelasten die passend worden geacht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirantes verzoeken het Hof het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 15 december 2016, TestBioTech e.a./Commissie (T-177/13, ECLI:EU:T:2016:736) (hierna: „arrest”), dat aan rekwirantes is betekend op 19 december 2016, te vernietigen. In het arrest heeft het Gerecht het beroep van rekwirantes tot nietigverklaring van de drie tot hen gerichte inhoudelijk identieke besluiten van de Europese Commissie verworpen. Volgens die besluiten waren hun bezwaren over uitvoeringsbesluit 2012/347 (1), waarbij op grond van verordening nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (2) (hierna: „GGLD-verordening”) aan Monsanto Europe SA een vergunning is toegekend voor het in de handel brengen van haar genetisch gemodificeerde soja „MON 87701 × MON 89788” (hierna: „soja”), ongegrond. Deze besluiten worden hierna „de besluiten van de Commissie” genoemd.

Samengevat heeft het Gerecht blijk gegeven van een verkeerde rechtsopvatting bij de afwijzing van de bezwaren van rekwirantes tegen de besluiten van de Commissie door:

a)

bepaalde delen van het verzoek tot nietigverklaring van rekwirantes niet-ontvankelijk te verklaren op grond dat het krachtens artikel 10 van de Aarhus-verordening (3) ingediende verzoek tot heroverweging niet alle precieze details en gronden bevatte die ter ondersteuning van de middelen voor het Gerecht zijn aangevoerd en/of dat niet was voldaan aan andere procedurele vereisten;

b)

een onjuiste en onmogelijke bewijslast te leggen op niet-gouvernementele organisaties („ngo’s”) die krachtens de artikelen 10 en 12 van de Aarhus-verordening ten behoeve van het milieu optreden;

c)

niet te erkennen dat de door de Europese Autoriteit voor de voedselveiligheid overeenkomstig haar juridische verplichtingen uitgevaardigde richtsnoeren een gewettigd vertrouwen wekken dat deze zullen worden nageleefd;

d)

vast te stellen dat de door de GGLD-verordening (en de richtsnoeren van de Europese Autoriteit voor de voedselveiligheid) vereiste veiligheidsbeoordeling in twee fasen niet hoefde te worden verricht; in plaats daarvan kon enkel de eerste fase — de vergelijking tussen het genetisch gemodificeerde gewas en het referentiegewas — voldoende zijn (en volstond deze fase in dit geval) om aan de verplichtingen van de GGLD-verordening te voldoen;

e)

zich op verordening (EG) nr. 396/2005 (4) („pesticideverordening”) te beroepen om bepaalde elementen af te wijzen van het bezwaar van rekwirantes dat de potentiële toxiciteit van soja niet toereikend is onderzocht en dat de effecten van soja na de toekenning van de vergunning niet worden gecontroleerd.


(1)  Uitvoeringsbesluit 2012/347/EU van de Commissie van 28 juni 2012 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde soja MON 87701 × MON 89788 (MON-877Ø1-2 × MON-89788-1) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2012, L 171, blz. 13).

(2)  Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB 2003, L 268, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB 2006, L 264, blz. 13).

(4)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van richtlijn 91/414/EG van de Raad (PB 2005, L 70, blz. 1).